24 december 2016

Succes in de duivensport.3 / Herman van Helmond – Vorselaar (B)

Vorig jaar schreef ik twee columns/minireportages over succes in de duivensport. De liefhebbers die in deze columns/minireportages aan het woord waren hebben de nodige successen geoogst zoals 2 nationale overwinningen (Amanuel Öz) en 1e nationale asduif jong + meerdere TT plaatsen (Cees van Panhuis). De liefhebber die deze keer centraal staat kan terugkijken op maar liefst 8 nationale overwinningen, tientallen provinciale overwinningen en honderden andere aansprekende successen in zijn ruim 65 jarige duivenloopbaan. Het betreft de 84 jarige Herman van Helmond, de Nederlandse Belg die zijn hart verpand heeft aan de grote fond en tot ver buiten de lage landen grote bekendheid geniet. In 1981 kwam ik voor het eerst in Vorselaar om een bon voor een jonge duif te verzilveren. Ik was zeer onder de indruk van wat ik daar aantrof en de manier waarop Herman met de duiven speelde. Hij had een paar weken daarvoor een 1e nationaal Pau gespeeld. Ik ben daarna nog verschillende keren terug geweest en heb van hem verschillende zaken geleerd en ook een paar zeer goede duiven gehad. Maar inmiddels was het alweer 30 jaar geleden dat ik Herman en zijn vrouw Cor een bezoek had gebracht. Afgelopen zomer hoorde ik dat het met Hermans gezondheid bergaf ging en besloot ik een bezoek niet langer uit te stellen. Ik trof Herman aan op de bank, die aangaf nauwelijks nog bij de duiven te kunnen komen. De verzorging van zijn duiven is momenteel dan ook geheel in de handen van Marijke de echtgenote van één van zijn kleinzoons. Dat de verzorging bij haar, onder supervisie van Herman, in goede handen is blijkt wel uit de successen die in 2015 nog zijn behaald, zoals onder andere de eerste jaarling op Narbonne (provinciaal). Dat was sowieso een hele mooi prestatie daar er die dag landelijk ook maar 1 jaarling doorkwam.  

In de vorige column over dit onderwerp gaf Amanuel Öz aan dat alles draait om de melker zelf. Dit werd ook aangegeven door een aantal liefhebbers die reageerden op die column/minireportage. De liefhebber bepaalt immers alles en is de sleutel tot het succes, wat voor Amanuel inhoudt dat hij zich enorm inzet om de top te bereiken. Dit betekent voor hem onder andere dat hij altijd scherp en opmerkzaam is. Ik deel die mening. Dit houdt overigens niet in dat je dag en nacht op je hok moet zijn, maar wel dat wanneer je er bent je veel tijd moet steken in het observeren van de duiven. Ik ken heel wat liefhebbers die veel tijd in en om het hok doorbrengen, maar hun duiven nauwelijks uit elkaar kennen. De tijd wordt dan voornamelijk besteed aan het hok poetsen bijvoorbeeld. Herman behoort tot dezelfde categorie liefhebbers als Amanuel. Ondanks dat hij gedurende zijn werkzame leven altijd weinig tijd voor zijn duiven had. Bij nacht en ontij was hij op pad, eerst in de bosbouw en later voor alles dat met bomen te maken had in de provincie zoals het weghalen van bomen die in een storm over een weg waren gewaaid of wanneer een auto tegen een boom was aangereden en deze direct moest worden weggehaald. Gelukkig kon hij altijd terugvallen op zijn echtgenote Cor die jarenlang een groot aandeel in de verzorging had. Observeren van iedere duif afzonderlijk is voor Herman altijd heel bepalend geweest. Hij kende het karakter van iedere duif op zijn hok. En met die kennis heeft hij tientallen jaren zijn duiven in een superconditie en tot op het bot gemotiveerd ingekorfd op de voor hem belangrijkste vluchten. Zo speelde Herman jarenlang met 7 duivinnen op een klein zolderhok die hij op een heel speciale manier voorbereidde. Deze duivinnen zaten in een hokje waarvan de broedbakken afgesloten waren tot vier dagen voor inkorving. Pas dan mochten die duivinnen voor het eerst terug in hun nestbak. Daar stond dan een nestschotel klaar met daarin jongen van 1-2 dagen oud. Deze duivinnen waren zeer blij met dit geschenk. Het azen is natuurlijk zonder pap niet mogelijk zodat deze jongen meerdere malen per dag omgeruild moesten worden met jongen uit het kweekhok. Een bewerkelijk klusje maar het resultaat mocht er zijn. Tientallen prijzen in het snuitje van de nationale uitslagen op Pau, St Vincent, Dax, Marseille, Lourdes, Cahors, San Sebastiaan en Barcelona werden op deze manier behaald, waaronder de 1e nationaal Pau en 1e nationaal St Vincent.

Herman heeft altijd een hekel aan veel duiven gehad. Hij heeft veel hokruimte maar deze hokken waren altijd dun bevolkt. Toen ik in 1981 voor de eerste keer bij Herman was, was ik stomverbaasd toen hij me mee nam naar het jonge duivenhok. Ik zag er maar een stuk of 8 jonge duiven zitten en vroeg hem waar de rest was. Hij had destijds immers wel 16 koppels kwekers. Dit waren echter alle jongen die hij over had van de voor hemzelf gekweekte jongen. De rest was niet goed genoeg, zei hij. Die waren al in het nest of na het spenen uitgeselecteerd en tijdens het africhten. Hij was er in die tijd ook niet bang voor om zijn jonge duiven die nog niet van huis waren geweest, in één keer naar een afstand van 200 kilometer te brengen. De sterken en doorzetters komen wel naar huis en alleen die heb ik nodig om met succes Barcelona te kunnen spelen en alleen met een zeer strenge selectie kan de top worden bereikt, zei hij me toen. Dat is me altijd bijgebleven en heb ik later nog menig groot kampioen horen zeggen zoals bijvoorbeeld Piter Beerda en recent nog Karel Meulemans en Jaak Nouwen. Zijn jonge duiven kregen dus een keiharde leerschool. En er werd en wordt zeer streng geselecteerd op gezondheid (een jong dat te klein is bij het ringen, of ligt te piepen in het nest of om wat voor reden dan ook Herman niet aanstaat, wordt verwijderd). Je hoeft echt niet bang te zijn dat je per ongeluk een super verwijderd want daar zijn er immers maar zo weinig van, zegt Herman. Dat deze methode zijn vruchten afwerpt is duidelijk want Herman verspeelt tegenwoordig nauwelijks nog een jonge duif, hetgeen opmerkelijk is in een tijd dat dit door de meerderheid van de duivenliefhebbers als een groot probleem wordt ervaren. Dat geldt niet voor Herman dus, die daarom dan ook maar weinig jongen voor eigen gebruik kweekt.

Ik sloot mijn vorige column over dit onderwerp af met de woorden dat ik een volgende keer in deze column aandacht wilde besteden aan de offers die veel kampioenen (moeten) brengen om jarenlang op hoog niveau te kunnen blijven presteren. Desgevraagd beaamt Herman dat succes zonder inspanning niet mogelijk is. Hij had het geluk dat zijn vrouw Cor net zo gek op duiven is als Herman zelf. “Als je ’s morgens om zes uur naar je werk vertrekt en regelmatig pas ’s avonds om 20.30 uur thuiskomt, zal je daar je verzorging/systeem op moeten aanpassen. Met de hulp van Cor is me dat goed gelukt.”

Op mijn vraag of hij veel geld in duiven heeft geïnvesteerd, antwoord Herman bevestigend, maar zegt hij hierbij; “Ik heb inderdaad gedurende mijn duivenloopbaan best veel geld aan duiven uitgegeven. Ik kocht ook bewezen goede vliegers en jongen daaruit, maar dit zijn niet de duiven die mij succes brachten. Integendeel ze brachten me in 9 van de 10 gevallen alleen maar teleurstellingen. Bijna al mijn topduiven stamden af van mijn oude Aardenstam waarmee het fundament al in het begin van de jaren 50 werd gelegd. Dit waren Aardenduiven van Jan Cools en Janus v.d. Wegen en ook van Jan Aarden zelf (een deel van de duiven van Jan Aarden werd tijdens de watersnood bij Herman ondergebracht) later aangevuld met duiven van liefhebbers die dezelfde basis hebben als Wim Muller, Jan Ernest, Kouters, Steketee, C. Musters en enkele anderen.”

Herman gelooft alleen maar in goede duiven, met een normale verzorging en de juiste motivatie. De rest is bijzaak volgens Herman. En met de rest bedoelt hij bijproducten, medische begeleiding en voersystemen. “Om op de fond goed te spelen moet je zoveel mogelijk van medicatie afblijven en alleen het noodzakelijkste aan bijproducten verstrekken. Geen spuitjes, pilletjes of drankjes! Natuurlijk heb ik zelf wel eens bepaalde bijproducten uitgeprobeerd en in het verleden kwam ik ook wel eens bij een duivendierenarts (Henk de Weerd) en gebruikte ik enkele van diens producten. Maar ik ben er wel achter gekomen dat je voor de fond duiven nodig hebt die geen hulp nodig hebben. Doordouwers met een grote natuurlijke weerstand en vitaliteit, die heb je nodig en verder geen flauwekul.”  

Tot zover Herman van Helmond over de wijze waarop hij meer dan 60 jaar het succes in de duivensport heeft afgedwongen.


15 december 2016

Henk Vink - Waddinxveen / De gewone liefhebber.8

De columns waarin de gewone liefhebbers vertellen hoe zij de duivensport beleven roepen veel herkenning op bij mijn lezers, zo hoor ik vaak. Onder de gewone liefhebbers versta ik hen die hun plezier vooral halen uit de omgang met hun duiven, het zien thuiskomen van hun duiven van de vlucht en het contact met hun duivenvrienden. Dat zijn meestal niet de mensen die je in deze tijd van het jaar vaak op een podium ziet staan, maar deze categorie moet het in de meeste gevallen van een dagsucces hebben. Dit geldt ook voor de gewone liefhebber die deze keer in de picture staat. Het betreft Henk Vink uit Waddinxveen. Henk is 62 jaar en is 40 jaar actief in de duivensport. Hij is via zijn vader Peet in de duivensport gerold. Deze had sinds 1931 duiven, maar kon op een gegeven moment vanwege een handicap zijn duiven niet meer verzorgen en toen heeft Henk het overgenomen. Zijn succesvolste jaren waren de jaren ’80 en ’90 toen hij met 12 weduwnaars regelmatig mooie prijzen won van Roosendaal tot en met Bergerac. In de zomer van 1997 wilde het echter ineens niet meer. Toen was Henk er op een gegeven moment helemaal klaar mee en ruimde hij alle duiven op. Maar hier had hij al snel spijt van en zes weken later zaten er alweer 25 late jongen op zijn hok, gekregen van Henny Metselaar. Dit waren duiven voor de overnachtfond en dus stapte Henk ook over naar die discipline. Na een kleine 20 jaar met wisselend succes op de overnacht te hebben gespeeld, besloot Henk na een paar voor hem zeer slecht verlopen vluchten, te stoppen met deze discipline. Dit was vorig jaar. Hij heeft het roer weer omgegooid en besloot om zich weer op het programmaspel te gaan richten.

Beginners en herstarters vertellen mij vaak dat zij de duivensport best wel ingewikkeld en moeilijk vinden. De wat oudere en geroutineerde liefhebbers die in de vorige columns/minireportages als “gewone liefhebber” aan het woord zijn geweest, gaven ook bijna allemaal aan dat zelfs zij als routiniers, door verschillende aspecten van de duivensport soms voor raadselen worden geplaatst. Dat betrof dan meestal het gezond houden van de duiven, de grote verliezen met de jonge duiven, het mislukken van de kweek, etc. Ik vroeg Henk naar zijn ervaringen en wat hij lastig of moeilijk vindt in de duivensport. “Er zijn géén echt moeilijke zaken in de duivensport. En als ze er zijn worden ze door de mensen zelf veroorzaakt. Het allerbelangrijkste is hoeveel je er zelf voor over hebt. Ook ik heb beslist te maken met verliezen van jonge duiven. Sommige jaren was dat wel tot 40% van de gekweekte jongen. Ik schroom echter niet om mijn hand in eigen boezem te steken. Ik ga proberen om in de toekomst meer aandacht aan mijn jonge duiven te besteden, wat gezien het feit dat ik nog in het arbeidsproces zit, misschien niet helemaal zal gaan lukken. Maar ik besef terdege dat onvoldoende tijd en aandacht aan de jongen besteden één van de oorzaken is van de vele verliezen.”

De meeste gewone liefhebbers stellen hun doelen niet erg hoog. Dit geldt eveneens voor Henk, hoewel hij aangeeft nog wel ambities te hebben. “Vroeger vond ik het 1e oude duiven kampioenschap van onze toenmalige zeer sterke vereniging de Sperwer het absolute hoogtepunt. En tijdens mijn jaren op de overnachtfond kon ik echt genieten van een mooie uitslag met slechts enkele duiven mee. Nu ik een herstart ga maken met het programmaspel wil ik toch proberen om een aansprekend kampioenschap te winnen met wellicht een dagsucces daarbij. Maar het omgaan met de duiven vind ik nog steeds het mooiste. Dus alles wat er - vooral thuis – bij komt kijken. Of dat nou het schoonmaken van het hok is, het uitwennen van jongen, trainende weduwnaars of jongen in de schotel. Ik kan overal van genieten, zeker als ik thuis kom van het werk.”

De gewone liefhebbers zijn over het algemeen niet de grote afnemers van de talloze bijproducten die er voor postduiven in de handel zijn. Ook aan Henk zullen deze producenten weinig verdienen. “Een goede zak voer, aangepast aan de seizoenen van hooguit € 16,00 voor 20 kg is voor mij de standaard. Ik voer op gevoel. Bijproducten zoals grit, roodsteen en een goed mineralenmengsel – samengesteld door een vriend - worden dagelijks ververst. Tijdens het vliegseizoen gebruik ik zo nu en dan biergist of een middel om het drinkwater wat aan te zuren. Ook heb ik wel eens een kruidendrank aan de duiven gegeven. Zij gingen er niet beter van vliegen. Dus het geld daarvoor houd ik voortaan in mijn portemonnee. Sinds kort doe ik regelmatig knoflook in het drinkwater.  Ik doe ook niets aan medische begeleiding. Een dierenarts bezoek ik enkel voor de verplichte entingen en zo nu en dan – als de dierenarts op de club komt – laat ik een keeluitstrijkje of mestonderzoek doen. De laatste jaren waren bij zo’n onderzoek alle meegebrachte duiven schoon.”

Omdat veel “gewone” liefhebbers nogal wat tijd doorbrengen op de vele duivenverkoopsites, soms uit nieuwsgierigheid, maar ook dikwijls om iets aan te schaffen, vroeg ik Henk hoe hij aankijkt tegen de hedendaagse duivenhandel. “Duivenhandel en specifiek via internet zal wel horen bij onze hedendaagse manier van leven. Kijk maar naar Marktplaats, Ebay, etc. Dat het ook in de duivensport ingeburgerd is geraakt is min of meer vanzelfsprekend. Ik heb er geen moeite mee. Zelf heb ik een enkele keer een duif via een verkoopsite gekocht, maar dat was geen succes. Dat doe ik dus nooit meer. Ik kan mij wel herinneren dat ik op onze verenigingstentoonstelling, ergens begin jaren tachtig, een laat jong kocht van de Gebr. de Wit uit Koudekerk a/d Rijn. Hier was bij de verkoop bitter weinig belangstelling voor, maar het werd mijn beste kweker ooit. Maar doorgaans kreeg of kocht ik goede duiven van een bevriend liefhebber, altijd voor een vriendenprijs. Goede duiven moeten je gegund worden, wordt vaak gezegd. Alhoewel voor geld alles te koop is onderschrijf ik die stelling volledig. Uit eigen ervaring weet ik dat de “gunfactor” zeer belangrijk is. Ik heb zeer regelmatig duiven geruild en samen gekweekt de afgelopen twintig jaar. Zonder die vriendschap was ik al heel lang duivenliefhebber af.”

In deze periode proberen veel liefhebbers nog iets extra’s aan te schaffen zoals een laat jong van een topper of een bewezen duif van iemand die er mee stopt. Er is nu aanbod genoeg. Velen laten zich helaas bij de aanschaf van duiven teveel laten leiden door mooie stamkaarten. Voor een minder goede lezer lijkt het allemaal wel goud wat er blinkt. Zodoende wordt er in deze periode veel geld uitgegeven aan waardeloze of in het gunstigste geval middelmatige duiven. Dit leidt uiteraard vaak tot grote teleurstellingen. Omdat Henk ook net een herstart heeft gemaakt vroeg ik Henk hoe hij hier tegenaan kijkt. “Ik heb me eigenlijk nooit zo met afstammingen van duiven bezig gehouden. Helaas hoor ik maar al te vaak dat er uit veel duiven met een mooie stamboom prullen van duiven worden gekweekt. Voor de overnacht had ik destijds alleen duiven van mijn vrienden, plaatselijke liefhebbers die goed speelden en waar ik de duiven van kende en soms ook verzorgde, dus dicht bij huis. Maar hoe dan ook, je moet goede duiven hebben. Ik ken niemand die kampioen geworden is met middelmatige duiven.

Tot zover Henk Vink, behorende tot het grote legioen van gewone liefhebbers, of zoals John Logemann het laatst treffend formuleerde in één van zijn columns; de zwijgende meerderheid die de ruggengraat is van onze sport.


27 november 2016

De Kleine Liefhebber.4 / Jaak Nouwen – Peer (B)

De kleine liefhebber die ik deze keer in mijn column aan het woord laat is Jaak Nouwen uit het Belgische Peer. Jaak benadert de duivensport echt als hobby en daar passen grote aantallen duiven niet bij. Hij heeft nogal wat hokruimte maar het merendeel daarvan staat al jaren leeg. Op dit moment heeft hij slechts 21 duiven in totaal. Toch leverde hij in het verleden mooie prestaties. Zo won hij o.a. een 1ste provinciaal Pau, een 1ste Nationaal Pau, een 2de provinciaal en 4de interprovinciaal Jarnac, een 2de provinciaal en 2de interprovinciaal St.-Vincent en twee maal een 5de provinciaal Brive. Hij was ook eenmaal kampioen fond van de KBDB-Limburg en speelde in 2015 voortreffelijk op Barcelona.

Jaak heeft altijd een duidelijke, uitgesproken en rechtlijnige mening die veel liefhebbers niet (willen) begrijpen en soms kwaad bloed zet. Omdat hij herhaaldelijk in conflict kwam met het in zijn ogen ouderwetse en dictatoriale optreden van de Belgische bondsleiders en een paar keer op het matje geroepen werd, speelt hij onder de naam van zijn vrouw Alfonsine Hanot.

In zijn regio is hij heel bekend omwille van zijn standpunten en zijn inspanningen voor de promotie van de duivensport. Hij gaf veel lessen over duiven op scholen en bij volwassenen. Op grote schaal is hij vooral bekend door zijn rubriek “Tips van de maand” in Duifke Lacht en het Franstalige Pigeon Rit. De meeste van zijn bijdragen worden ook gepubliceerd in het Duitse bondsblad. Hij schreef ook twee boeken: “Duivensport als hobby” en “Wat vrouwen niet (mogen) weten over de duivensport”. Beide boeken zijn uitverkocht.

Jaak is 81 jaar en is al 70 jaar duivenliefhebber. Als schrijver kruipt hij altijd in de huid van de gewone man. Hij is niet tegen grote hokken, maar zet zich af tegen de overdreven commercialisering van de duivensport. “Ik verdedig de duivensport als een echte hobby voor gewone mensen met een bescheiden of gewoon loon of pensioen. Tegenwoordig is postduiven houden veel te duur geworden voor tal van gewone mensen en dreigt de duivensport een hobby te worden voor een welgestelde elite.”

Jaak heeft jarenlang gekozen voor de grote fond. De belangrijkste reden voor deze keuze was, dat hij van mening is, dat de duivensport geen overdreven belasting mag worden voor zijn gezin. Jarenlang speelde hij niet meer na 31 juli, zodat er nog genoeg tijd overbleef voor vakantie en uitstapjes met het gezin in de zomermaanden. “Ik wil echt geen slaaf worden van mijn duiven en ook genieten van mooie dingen buiten de duivensport”.

Met het ouder worden wordt het fondspel hem stilletjes aan te zwaar en daarom wil Jaak het vizier gaan verleggen naar de vitesse. “Het inkorflokaal ligt bij fondspel verder van huis, het lange wachten en het vaak pas ’s avonds laat de klok lichten, dat alles valt me steeds zwaarder. Ik ga daarom nog beperkt fond spelen met mijn fondduiven die ik nog heb en er niet meer mee kweken. Ik schaf me 10 jonge snelheidsduiven aan van het kweekstation Natural. Elk van mijn 7 kleinkinderen krijgt een jonge duif die op mijn hok blijft zitten en waarmee ik vitesse ga spelen. Ik richt een kampioenschap in tussen mijn kleinkinderen. Op die manier wil in de duivensport beter bekend maken bij mijn kleinkinderen en hun vrienden.”

Jaak is in verschillende opzichten een liefhebber die door profs en semiprofs binnen de duivensport moedwillig als ouderwets wordt getypeerd, terwijl hij feitelijk ook heel modern is in zijn opvattingen. Iedereen weet dat de duivensport bedreigd wordt door een te veel aan medicatie, maar bijna iedereen blijft volop kuren. Jaak kiest radicaal voor duivensport zonder medicatie: “Mijn duiven krijgen al jaren geen medicatie meer, ik geef dus nooit iets tegen dikke koppen, het geel, enz. Het grootste plezier in mijn hobby is prijs spelen zonder medicatie. Men jut de liefhebbers op en geeft ze het idee dat succes alleen maar te bereiken is door de duiven vol te proppen met energiemiddelen, bezoeken aan de dierenarts en medicatie.” In zijn columns geeft Jaak meermaals aan, dat de liefhebbers zich op een hellend vlak begeven door hun duiven gezond te houden met medicatie. “Het is veel doeltreffender om duiven te verwijderen die zonder te kuren niet gezond kunnen blijven. Eén duif verwijderen is beter en goedkoper dan al je duiven te kuren. Jonge duiven moeten hun eventuele kinderziektes op eigen kracht overwinnen.” Is het ouderwets of modern als je je duiven eerder verse groenten voorschotelt dan je duiven met allerhande bijproducten vol te stoppen? “Groenten zijn vooral nuttig in de kweekperiode. Jonge duiven en kwekers eten graag groenten, omdat hun lichaam daar naar vraagt. Blijkbaar zit er in groenten iets wat ze niet vinden in de flesjes en poeders die door diverse fabrikanten worden aangeboden.”

Jaak is erg bezorgd over de toekomst van onze hobby. Hij schrijft: “De duivensport van tegenwoordig trekt bijna geen mensen meer aan. Wie met de duivensport wil beginnen zal moeilijk zijn weg kunnen vinden. Als je alleen een paar duifjes om het huis hebt en niet elke week wilt of kunt meedoen, dan word je niet serieus genomen. Gewone liefhebbers met een paar duiven hebben het erg moeilijk in de hedendaagse duivensport. Grote hokken kunnen met meer duiven deelnemen aan wedstrijden dan kleine hokken, zodat goed spelende kleine hokken zeer moeilijk kunnen opvallen op de uitslag. Beginnelingen en werkende mensen moeten het opnemen tegen profs en semi-profs. Medische begeleiding door een dierenarts is doorgaans veel te duur voor liefhebbers met een bescheiden pensioen of bescheiden maandloon. Goede voedingssupplementen en medicamenten kosten meer dan een gewone beurs kan betalen. Vooral het fondspel is veel te duur voor gewone liefhebbers.”

Jaak is van mening dat het plezier in de duivensport voor een heel groot deel bij de liefhebber zelf begint. “Om als kleine liefhebber overeind te blijven moet je eerst en vooral naar jezelf kijken. Verzorg je je duiven wel zoals dat hoort in de moderne sportbeoefening? Besef je, dat niet allerlei middeltjes uit flesjes en doosjes de basis van behoorlijke resultaten zijn, maar wel gezonde duiven? Hoe zit het met je eigen procent prijzen? Als je niet over voldoende geld beschikt voor veel duiven, voor een prima duivenhok, voor medische begeleiding en voor goede voedingssupplementen, dan moet je minder duiven houden en je verzoenen met minder prijzen en minder kopprijzen dan zij die veel meer duiven en veel meer geld hebben. Procentueel kan je zo misschien veel beter spelen dan de zogenaamde groten. Met minder duiven die je beter verzorgt en strenger selecteert, kan je als kleine en gewone liefhebber ook zonder medische begeleiding en zonder veel voedingssupplementen behoorlijk spelen.”

Jaak stelt vast, dat zijn artikels veel en graag gelezen worden, ook door zijn tegenstanders. Veel tegenstanders vertellen hem, dat ze niet akkoord gaan met zijn standpunten, maar zijn artikels toch altijd lezen, dikwijls als eerste artikel als Duifke Lacht in de brievenbus valt. Misschien zit er achter zijn woorden een droom die velen wensen maar niet durven realiseren.


 

 10 november 2016

Rinus Hendriks - Nunspeet / Duivensport Vroeger en Nu.2

In deze column komen liefhebbers die langer dan 60 jaar duiven hebben aan het woord over de oude en nieuwe “waarheden” binnen de duivensport. In de vorige column/minireportage over dit onderwerp, vertelde de 77 jarige fondmatador Hielko Postma uit Eenrum over zijn ervaringen. Deze keer laat ik de 82 jarige Rinus Hendriks uit Nunspeet aan het woord, die maar liefst ruim 68 jaar duiven heeft. Rinus is gepokt en gemazeld in de duivensport en houdt alle ontwikkelingen nog steeds nauwgezet bij. De juiste man dus om over dit onderwerp aan het woord te laten. Met Rinus raak je niet uitgepraat over de duivensport. Hij heeft overal wel een mening over en maakt van zijn hart geen moordkuil. Rinus heeft in 68 jaar duivensport vele groten ontmoet en vele avonturen beleefd. Ik kan moeiteloos 10 columns met zijn ervaringen vullen, maar beperk me hier tot een terugblik op zijn carrière als duivensporter en zijn visie op de moderne duivensport.

Op zijn 14e jaar liet zijn vader voor Rinus een duivenhok neerzetten door een neef die een timmerbedrijf had. Zijn vader had hiermee de bedoeling om Rinus wat meer bij huis te houden, wat overigens niet echt lukte want Rinus was als jonge jongen al door de natuur geobsedeerd en zwierf veel in de bossen van Vierhouten waar hij destijds woonde. Zijn eerste duiven kreeg hij van liefhebbers in de buurt waar hij de hokken schoon maakte. Het waren niet alleen duiven die zijn interesse hadden, want als jongen van 16 jaar bezat hij ook al twee paarden. Met allerhande klusjes, naast schilderen en stropen (wilde zwijnen) verdiende hij het geld bij elkaar om die paarden te kopen. Via die paarden kwam hij in contact met een zekere mevrouw Enkhof in Oosterbeek. En deze was in het bezit van een kolonie postduiven die hij tot dan toe nog nooit had gezien. We hebben het dan over de beginjaren 50 waarin de duivensport toch vooral een sport was voor de “gewone man”. Echter toen ook waren er liefhebbers die zich konden permitteren voor veel geld het beste dat er rondvloog te kopen in België en Nederland. Dat kon bijvoorbeeld iemand als Jo Wigmans uit Hoorn, die grote faam genoot in die tijd. Maar ook mevrouw Enkhof bezat dus in die jaren een kapitale kolonie kweekduiven die afkomstig was van beroemde liefhebbers uit die tijd zoals de gebroeders Jansen, Maurice Delbar, Jacq Tournier, Louis Vermeyen, etc. Het spreekt vanzelf dat er uit die kweekstal al snel jonge duiven verhuisden naar Vierhouten. En met de nakomelingen hiervan werden mooie successen geboekt. Een van de mooiste successen uit die tijd noemt Rinus de 2e nationaal Orleans jonge duiven. Dat was overigens met een rechtstreekse Delbar die Rinus gratis van Maurice had gekregen toen hij daar samen met een oudere liefhebber op bezoek was.

Zijn succesvolste tijd beleefde hij echter in Loosduinen (gemeente Den Haag) waar hij van de eindjaren 50 tot 1977 heeft gewoond. “Daar denk ik graag aan terug! Ik heb in de Haagse Bond uitslagen gemaakt van 1 t/m 10 en zelfs een keer van 1 t/m 17. Ik kan me een jaar herinneren dat ik van de 20 vluchten maar liefst 18 x de eerste won. Ook won ik in die tijd een keer de 1e nationaal Ruffec. In die jaren werd veel verdiend met de duiven aan poulegeld. Met mijn duiven zijn 9 auto’s verdiend. Het generaal kampioenschap van Zuid Holland was destijds mijn doel. Om dat te bereiken moest je alles spelen, zelfs Barcelona telde toen mee.” De duiven waar hij destijds deze successen mee behaalde waren hoofdzakelijk Tourniers uit de lijnen van de Valk, de Drinker en de Zolder. Dat waren in de jaren zestig zeer gewilde duiven. In 1973 brachten zijn duiven op een verkoping in Hilversum door de destijds bekende veilingmeester Lolkema 83.000 gulden op. Dat was voor die tijd een flink bedrag. In de jaren 80 is Rinus naar Nunspeet verhuisd, na daarvoor nog een paar jaar in Bunnik en Alphen aan de Rijn te hebben gewoond. In Nunspeet is hij zich helemaal op de grote fond gaan toeleggen, maar dan met name op de kweek.

Rinus heeft tussen de 300 en 350 duiven en is tegenwoordig veel meer een duivenverzamelaar en kweker dan speler. Hij heeft vooral de oude rassen op zijn hok als Wanroys, Aardens en Theelens waarvan de herkomst terug gaat naar de jaren vijftig en zestig. Een groot deel van zijn duivenbestand komt bij de gebroeders Kuypers en Jan Theelen vandaan met wie hij goed bevriend is. Al tientallen jaren gaat hij met deze kopstukken uit de Nederlands duivensport elk najaar op jacht. Logisch dat er uit die Limburgse tophokken dan ook in de loop der jaren vele duiven naar Nunspeet zijn verhuisd. En op de hokken uit Nunspeet zijn er verscheidene goede duiven geboren die veelal bij anderen successen oogsten, zoals bij Everhard van Pijkeren in Hierden. Ook de Pitbull van Arnold Kok komt bij Rinus vandaan en is de stamvader geworden bij Arnold.

In de zestiger en zeventiger jaren beleefde de duivensport zijn hoogtijdagen in Nederland en België. Ik vroeg Rinus naar het verschil in beleving van de duivensport tussen toen en nu. “De meeste mensen zijn te ver van de natuur afgeraakt. Voor de duivensport betekent dat een toename van ziektes en zwakkere duiven. Er is veel teveel medicijngebruik. Het is toch te gek dat je niet eens meer een duif mag opeten omdat je ziek kunt worden van de medicijnen die de duif zijn toegediend? Mijn duiven kun je echter gerust opeten want medicijnen krijgen ze nooit! Ik laat ze liever in de tuin scharrelen waar ze van alles oppikken dat goed voor ze is, dan dat ik een kuurtje ergens tegen geef. Bij de meeste liefhebbers is het precies andersom. Ik heb zelden zieke duiven en wanneer er toch eens een duif ziek is, gaat die er uit. Voorkomen is beter dan genezen, maar dat betekent niet dat je ze vol moet stoppen met voorbehoedende kuurtjes. Veel liefhebbers maken hun duiven hiermee juist ziek of vatbaar tegen ziektes. Je duiven houd je gezond door ze zo dicht mogelijk bij de natuur te houden. Zo ben ik wel een voorstander van bijproducten op natuurlijke basis, maar niet de producten die door de fabrikanten van voedingssupplementen worden aangeboden. Nee, ik geef alleen wat de natuur zelf voorbrengt. Je moet dan denken aan bosbessen, vlierbessen, hazelnoten, pinda’s en knoflook. Ook geef ik de vasthouders wel bietenblad en boerenkool, dat de losvliegende duiven zelf uit de tuin halen.”

Het spreekt bijna vanzelf dat een man als Rinus de schuld van de grote verliezen met jonge duiven geheel bij de liefhebbers zelf legt. “Men is veel te voorzichtig tegenwoordig. Code rood? Wat een flauwekul! Gewoon afharden en streng selecteren, de besten en sterksten blijven over. Net als in de natuur! Kijk naar het lossingsbeleid van de Friezen vroeger en tegenwoordig de Polen. In Polen kennen ze lang niet zulke grote verliespercentages als hier en toch houden ze nauwelijks rekening met de weersomstandigheden. Een voorbeeldje om aan te geven dat goede duiven wel tegen een stootje kunnen is het volgende; Een Oostenrijkse sportvriend haalde hier een duif. Deze had alleen losgevlogen hier en was nooit in de mand geweest. In de winter ontsnapt die duif. Er lag in Oostenrijk een pak sneeuw en ook hier vroor het stevig. Drie dagen later kom ik ’s morgens bij het hok en werd ik door deze duif opgewacht. Hij was sterk vermagerd uiteraard, maar dit zegt wel wat over het karakter en doorzettingsvermogen van zo’n duif. Ruim 1000 kilometer in zulke omstandigheden en nog nooit van huis geweest!! Zulke duiven moet je hebben en die krijg je niet door zo voorzichtig te zijn als tegenwoordig. Weet je hoe ik mijn jonge duiven vroeger africhtte? Op zaterdagochtend als de koppels duiven overkwamen die naar Noord Holland moesten en met oostenwind ook naar Friesland, dan gooide ik mijn jongen los. De eerste paar keer waren de hokken ’s avonds nog bijna leeg. Maar na een dag of drie was de meerderheid wel weer thuis. Op de vluchten raakte ik maar zelden een duif kwijt.”

Ook van verduisteren of bijlichten moet Rinus niets hebben. “Verduisteren en bijlichten brengt niets goeds. Je moet niet ingrijpen in de natuur. En nog zoiets waar ik met mijn verstand niet bij kan is dat sommige liefhebbers de hele dag een radio op het hok hebben aanstaan. Het is echt niet te geloven, wat een onzin!” De roofvogel is ook zo’n probleem wat de gemoederen bezig houdt tegenwoordig. Hoewel Rinus op de Veluwe woont waar het wemelt van de roofvogels laat hij zijn duiven de hele winter los. “Het barst hier van de roofvogels. Er is te weinig wild tegenwoordig, dus pakken ze een gemakkelijke prooi. Hier in de regio zijn er dit jaar wel 400 duiven opgevreten door voornamelijk de havik. Ik heb ze zelf de afgelopen winter elke dag los gehad. Voor de winter had ik er 145 en van het voorjaar waren ze er alle 145 nog. Elke dag los houdt ze actief. Ze blijven de havik voor. Ze blijven soms uren weg.”

Tot slot vroeg ik Rinus of er iets is wat hij nog graag eens zou bereiken, bijvoorbeeld het winnen van een bepaalde vlucht. “Ik ben altijd al een groot liefhebber van kweken geweest, maar de laatste jaren ligt hier vooral de nadruk op. De jaren gaan tellen en om op het hoogste niveau mee te willen draaien vergt veel fysieke inspanning. Het is niet realistisch om op mijn leeftijd nog grote wensen te hebben. En bovendien heb ik in het verleden bijna alles al gewonnen wat er te winnen valt. Maar als ik aankomend jaar weer eens op Teletekst kom te staan zou dat natuurlijk wel weer leuk zijn. Maar ik jaag het zeker niet na.”


28 oktober 2016

Anno Sportel – Hardenberg / Beginners.8

De titel van mijn column over dit onderwerp is vanaf heden “Beginners” zonder de toevoeging “bij de sport houden”.  Dat is met reden.  Een paar jaar geleden schreef ik dat ik rustig zou doorgaan met water naar de zee dragen als ik daarmee maar een aantal liefhebbers voor de sport kon behouden. Dit uitgangspunt  heb ik inmiddels laten varen. Enerzijds is dat omdat vanuit de coaching-gedachte het veel effectiever is om de liefhebber zoveel mogelijk zelf te laten doen en alleen over zijn schouder mee te kijken en zo nodig bij te sturen. Daarnaast is het aantal vaste klanten toegenomen tot zo’n 100 liefhebbers en is het soms woekeren met de tijd omdat ik naast de-duivencoach.nl nog een volledige baan heb. Het is dan wel wat wrang wanneer ik er dan (meestal later) achter kom, dat de tientallen uren die ik bijvoorbeeld in een koppeladvies heb gestopt, verspilde tijd is geweest. De betreffende liefhebber heeft dan  vrijwel geen enkel koppel zo gezet als dat ik heb beredeneerd, of heeft al zijn jongen hier uit verkocht. Dan haal ik meer voldoening met het op de rails zetten van beginnende liefhebbers die mijn adviezen wel opvolgen en steek ik daar ook liever meer tijd in. Hoewel een aantal beginnende liefhebbers die ik een paar jaar geleden heb geholpen in het zadel te klimmen inmiddels toch ook al weer gestopt zijn.  Dit heeft ook met de tijdsgeest te maken. Succes moet snel komen, anders geeft men het gauw op.

Recent kwam er weer een beginner op mijn pad. Dit keer was dat de 64 jarige Anno Sportel uit Hardenberg. Anno heeft al vanaf zijn 10e jaar sier- en postduiven, maar de postduivensport was voor hem tot vorig jaar een ver van zijn bed show. Totdat hij er op een zaterdagavond plotseling achter kwam dat hij geen duivenvoer in huis had en hij besloot om een duivenliefhebber die in de buurt woont om voer te vragen. Die liefhebber was Kees Jellema en deze maakte van deze gelegenheid gebruik om de postduivensport te promoten bij Anno en hij had succes. Een paar dagen later stond Kees bij Anno op de stoep met een zestal jonge duiven en daarna ging alles in een soort van stroomversnelling. Hij werd lid van de “Snelle Wieken”, het oude hok werd vervangen door een nieuw en de duiven die hij had (voornamelijk witte postduiven) werden op een paar na weg gedaan. Helaas waren de zes jonge duiven al weg voordat het nieuwe hok gereed was. Ze draaiden net hun eerste rondjes om het hok toen er op en zondagochtend een grote koppel duiven over kwam en ze daarin terecht kwamen.  Hij heeft er nooit meer wat van gezien of gehoord. Maar inmiddels staat het nieuwe hok van 1.70 bij 4,75 m. met 3 afdelingen er wordt dit bevolkt door 36 duiven.

Net als alle andere nieuwe duivensporters die in mijn column aan het woord zijn geweest, geeft ook Anno aan dat de duivensport niet eenvoudig is om te leren. “Je komt zo ontzettend veel nieuwe zaken tegen. Het begon al met de inrichting van het hok. Broedbakken, loketten, in/uitvliegraampjes, verluchting, spoetnik, enz. En toen er duiven in het hok zaten kwamen meteen de volgende vragen; hoe train je de duiven en wanneer, hoeveel en wat voer je aan je duiven. Wat moet je doen om ze gezond te houden en in conditie te krijgen voor de vluchten? Om antwoorden op deze vragen te krijgen heb ik een boekje gekocht en ben wat gaan googelen en natuurlijk ook veel gaan praten met de leden van de vereniging.” Anno geeft met het voorgaande tevens aan dat het een enorme tijdsinvestering betekent om zich die kennis eigen te maken. Dit aspect werd al eerder ook door onder andere Frank van den Dragt als grootste struikelblok ervaren. Anno is per 1 oktober met vervroegd pensioen zodat voor hem dit probleem niet zo speelt. Maar feit blijft wel dat hij zijn weg moet zien te vinden in het doolhof dat duivensport voor beginners vaak is. “Gelukkig kan ik er nu wat meer tijd in steken. En dat is beslist nodig. Van verschillende clubgenoten krijg ik veel informatie. Iedereen is bereid om je vragen te beantwoorden en je met raad en daad bij te staan. Dat vind ik wel heel fijn. Wel moet ik erg wennen aan het vakjargon.  Ik hoorde allerlei begrippen waar ik niets van snapte en alles moest ik vragen. Ik noem hier bijvoorbeeld begrippen als Fond, Mid-fond, Vitesse. Wist ik veel! En ook begrippen als een Asduif, Olympiade, natour, taartvluchten, afslaan, klok met antenne? Enz. enz. enz. Het was voor mij allemaal abracadabra. Ik heb het afgelopen jaar veel geleerd, maar er blijven steeds weer nieuwe vragen komen.”

Veel lezers van het bovenstaande, waarvan de meesten al tientallen jaren duiven bezitten, kunnen zich meestal nauwelijks voorstellen dat beginners met dit soort basale vragen worstelen. Zij zelf breken eerder hun hoofd over de mogelijke geheime middeltjes en medicamenten die de kampioenen volgens hen welhaast zeker moeten gebruiken, zoals ik vaak hoor en lees. Het is daarom ook niet vreemd dat beginners als Anno met veel van de goedbedoelde adviezen van deze categorie liefhebbers dikwijls weinig kunnen. Feitelijk kan een beginner niet zonder mentor zoals ik al eerder heb vastgesteld. En dan het liefste een mentor in de vorm van een door de wol geverfde melker die zijn sporen in de duivensport heeft verdiend.  Aan Kees Jellema kan Anno zeker een goede mentor hebben. Hij heeft Anno geadviseerd om pas met de natour mee te gaan vliegen en dat ging best redelijk. “Ik heb met de na-tour meegevlogen. Dat was best spannend. Ik begon met zeventien duiven, waarvan er nu, na 7 vluchten nog 13 over zijn waarmee ik volgend jaar kan vliegen.  Blij was en ben ik elke keer als de duiven weer thuiskomen. Want voor mij is het in eerste instantie het belangrijkste, dat ze terugkomen. Andere ambities of wensen heb ik nog niet. Natuurlijk is het mooi als jouw duif ook nog in de prijzen valt of ergens op een goede plek op de uitslaglijst staat, maar dat is niet wat ik op dit ogenblik het voornaamst vind. Of ik straks ook goede resultaten ga krijgen? Ik verwacht het niet, want er zijn binnen onze vereniging een aantal zeer ervaren liefhebbers waar ik tegenop moet boksen. Zij willen mij wel veel leren, maar ik ben toch zelf degene die er voor moet zorgen dat de duiven, het hok en de verzorging dusdanig zijn dat ik ook een kans ga maken. Het zal nog wel een aantal seizoenen duren voor ik mezelf een ervaren duivenmelker mag noemen. Hulp en adviezen kan ik van alle leden van onze vereniging voldoende krijgen, maar al die informatie moet bij mij “landen” en zal ik om moeten zetten naar handelen. Gelukkig heb ik een echtgenote die me niet afremt in het beoefenen van m’n hobby’s. Wel heeft zij de eis dat het niet zodanig wordt dat het ons leven gaat bepalen. Wij willen ook leuke dingen samen kunnen gaan doen. Dan moet en mag het nooit zo zijn dat de hobby’s van een van ons beiden dat in de weg staat. Ik zie wel of het echt iets voor mij is. Drie jaar ga ik het proberen en dan zien we wel weer”.

Recent heeft Anno een paar late jonge jongen uit de beste duiven van Bert Bloemert uit Staphorst gekregen en ook  de gebroeders Leideman hebben hem een paar duiven toegezegd. Dat zijn niet de minste liefhebbers van afdeling 10, dus wat mij betreft kan Anno zijn duivensport toekomst zonnig tegemoet zien. Ik wens hem veel succes voor het komende kweek en vliegseizoen en hoop dat hij de smaak te pakken krijgt en duivenliefhebber blijft.


14 oktober 2016

Vogelpark Walsrode / Tropische Duiven

Tot nog toe schreef ik slechts één keer over wilde c.q. oorspronkelijke duivensoorten. In mijn column/minireportage van 12 juli 2015, waarin Jan Woldendorp centraal stond als fokker van een viertal soorten vruchtenduiven, heb ik al aangegeven dat er wereldwijd ruim 300 oorspronkelijke duivensoorten bestaan. De postduif is slechts één van die soorten en is feitelijk slechts een nazaat van de Rotsduif net als de ruim 800 sierduivenrassen. De meeste postduivenliefhebbers kennen alleen de postduif en enkele van de meest voorkomende sierduivenrassen als Oud Hollandse Meeuwen, Kroppers en Pauwstaarten. Zij zijn niet of nauwelijks geïnteresseerd in andere duivenrassen en soorten. Toch is dat jammer want er leven zoveel prachtige duivensoorten op de wereld! In ons land komen naast de nazaten van de verwilderde postduif, ook wel stadsduif genoemd, verder ook nog de Houtduif, de Turkse Tortel, de Holenduif en de Zomertortel in het wild voor. Wil je andere duivensoorten zien, dan zal je naar een dierentuin of vogelpark moeten gaan of naar een fokker van wilde/oorspronkelijke duiven.

  

De meeste dierentuinen bezitten slechts enkele duivensoorten. De meest voorkomende zijn onder andere het Diamantduifje, de Groenvleugelduif, de Australische Kuifduif, de Senegalduif, de Guineeduif en de Kroonduif. Naast dierentuinen zijn er in Nederland en de ons omringende landen verschillende vogelparken die ook enkele meer zeldzamere soorten huisvesten. In Nederland zijn Avifauna, Vogelpark Ruinen, Taman Indonesia, Zoo Veldhoven en de Lorkeershoeve vogelparken waar je enkele soorten wilde duiven kunt zien. Opvallend vind ik zelf het vogelpark Ruinen dat in het bezit is van een paar in Europa zeer zeldzame grondduivensoorten zoals de Bare-faced Grondduif, de Blauwe Grondduif en de Passerine Grondduif. Van deze laatste soort zijn er maar twee exemplaren in Europa in een dierentuin of vogelpark te zien. Daarnaast zullen er misschien nog wel enkele exemplaren bij particuliere fokkers zijn, want zoals Jan Woldendorp vertelde, zijn de meeste tropische duivensoorten die in het bezit zijn van een dierentuin of vogelpark zeer waarschijnlijk door een particuliere fokker gekweekt.

      

De liefhebber van wilde/oorspronkelijke duivensoorten die een aantal in Europa zeldzame  soorten wil zien is dus aangewezen op een vogelpark. Een vogelpark met ruim 25 wilde/oorspronkelijke duivensoorten, waaronder soorten waarvan er maar 1 of 2 exemplaren in Europa te zien zijn, is het Wereldvogelpark in Walsrode (D). Dit vogelpark bezit meer dan 4500 vogels in ruim 650 soorten en is hiermee het grootste vogelpark ter wereld. In 1990 had ik vergevorderde plannen om een duivenboerderij/tuin annex museum op te zetten en in het kader van marktonderzoek bezocht ik toen een groot aantal vogelparken waaronder Walsrode. Destijds bezat Walsrode maar de helft van het tegenwoordige aantal duivensoorten. Recent bezocht ik Walsrode opnieuw en heb mijn ogen uitgekeken en genoten. Voor de meeste vogel en duivenliefhebbers zal een uitstapje naar dit vogelpark ook een schitterende ervaring zijn, denk ik. 

    

Wilde/oorspronkelijke duivensoorten die men in Walsrode aan kan treffen zijn onder andere vruchtenduiven als de Zwartkin vruchtenduif, Zwartnek vruchtenduif, Zijden Jufferduif en de Zwartkraagmuskaatduif, twee soorten Fazantduiven, drie soorten Kroonduiven, twee soorten Papegaaiduiven en nog een tiental andere duivensoorten die tot andere duivenfamilies behoren zoals de Manenduif, de Roodnek Zebraduif, de Bronsvleugelduif, enz. Ook bezit Walsrode een duivensoort die in het wild uitgestorven is, namelijk de Socorrotreurduif. Het mooie is ook dat veel van de duivensoorten los vliegen samen met honderden andere vogels in grote hallen en biotopen waar je op je gemak doorheen kunt slenteren. Je moet wel rustig de tijd nemen om te ontdekken wat er allemaal rondloopt en vliegt, want anders zal je een aantal vogels/duiven beslist niet te zien krijgen.  http://www.weltvogelpark.de/?gclid=CIyKsfb72s8CFQUq0wod5mUHpw  


21 September 2016

Duivensport in IJsland

Tijdens mijn vakantie in IJsland heb ik een bezoek gebracht aan de duiventuin in een buitenwijk van Reijkjavik en bezocht ik Gunnar Oli Erlingsson in deze stad. Bij deze duiventuin met ongeveer 10 duivenhokken kwam ik spontaan terecht, toen ik een dag een auto had gehuurd en de warmwaterbronnen van Seltún ging bezoeken op het schiereiland Reykjanes. Toevallig kwamen op dat moment net de duiven thuis van een wedvlucht en trof ik een aantal liefhebbers bij hun hokken. Deze hokken staan midden in een onbewoond gebied dicht bij Hafnarfjordur. Voorafgaande aan mijn bezoek had ik geen idee of de duivensport in IJsland wel of niet beoefend zou worden. Via Facebook kwam ik in contact met een duivenliefhebber die in IJsland heeft gewoond en hij bracht mij in contact met Gunnar Oli Erlingsson. Deze man is één van de motoren van de IJslandse duivensport. Naast dat hij verschillende functies in de IJsandse duivenbond heeft bekleed, verkoopt hij allerhande duivenproducten van voer en supplementen tot en met allerlei andere benodigdheden als waterbakken, voerbakken, manden en noem maar op. Aan Gunnar bracht ik de volgende dag een bezoek.

Tijdens mijn bezoek aan IJsland is mij duidelijk geworden dat je in IJsland heel wat obstakels moet overwinnen om met duiven te kunnen spelen. In veel buurten zal het niet geaccepteerd worden als er een duivenhok in de tuin wordt gezet en er duiven los vliegen. De mannen die ik sprak op de duiventuin gaven allemaal aan dat waar zij woonden geen duiven mochten worden gehouden. En dan is er de factor weer die hier in Nederland de laatste tijd ook veel roet in het eten gooit. Dat is echter niets vergeleken bij de weersomstandigheden die de duiven in IJsland te doorgaans te trotseren hebben. In IJsland komt de maximum zomertemperatuur doorgaans niet boven de 15 graden uit en de vele depressies zorgen voor vaak gure weersomstandigheden van regen (of sneeuw) in combinatie met een harde wind. Ook het landschap van IJsland kun je gerust ruig noemen en bestaat vooral uit lavavelden, bergen, rivieren, grind- en steenwoestijnen en gletsjers. Gemakkelijke vluchten zijn er dan ook eigenlijk nooit, ondanks dat de maximum afstand die wordt vervlogen zo rond de 400 km bedraagt. Hierdoor wordt er eigenlijk nooit op een vaste dag gevlogen. Afhankelijk van de weersverwachting wordt er hier op vrijdag, zaterdag of zondag gevlogen. Je moet als duivenliefhebber dus ook zeer flexibel zijn. De ene keer wordt op donderdag ingekorfd en een week later kan dat op zaterdag zijn. Maar je weet dat nooit lang van te voren. Ook wordt er regelmatig een vlucht afgelast. Het vliegseizoen start in de 2e week van mei en er worden 10 vluchten per jaar georganiseerd als het weer dat toelaat.

Buiten de hiervoor genoemde obstakels om postduiven te houden in IJsland zijn er nog een aantal factoren van grote invloed. In IJsland is het namelijk verboden om duiven te importeren. Zodoende is het moeilijk om aan duiven te komen. De postduiven in IJsland zijn dan ook grotendeels aan en elkaar verwant en stammen voornamelijk af van duiven die in de jaren 40 en 50 zijn ingevoerd. Natuurlijk is er in die jaren daarna wel eens een eitje gesmokkeld vanuit België en Nederland maar dat is zeer minimaal en de invloed van deze inbreng op het huidige postduivenbestand is te verwaarlozen. Ik heb een aantal duiven in handen gehad en mijn indruk is dat de inbreng van sterke dagfond- en marathonduiven een flinke kwaliteitsimpuls zou kunnen geven. En dat mag dus helaas niet. Soms komt er nog wel eens een verdwaalde duif met een boot mee, die dan gevangen wordt en ingekruist, maar ook dat mag geen naam hebben. Bovendien zie je sowieso vrijwel geen wilde of verwilderde duiven in IJsland. De reden hiervoor is dat een aantal jaren geleden alle wilde en verwilderde postduiven zijn afgeschoten.

In tegenstelling tot in Nederland en België zit de postduivensport in IJsland in de lift. Daar is echter niet zoveel voor nodig want in Reijkjavik zijn er zo’n 20 postduivenliefhebbers en in het noorden van IJsland in en rond de stad Husavik ongeveer een zelfde aantal. Er komen jaarlijks een aantal liefhebbers bij, maar het zijn natuurlijk kleine aantallen als je het afzet tegen de 16.000 duivenliefhebbers in Nederland. Dit moet je echter in het juiste perspectief zien want hoewel IJsland 3 x zo groot is als Nederland heeft IJsland slechts ongeveer 320.000 inwoners, wat vergelijkbaar is met het aantal inwoners van de stad Utrecht met zo’n 120 liefhebbers. En in dat perspectief gezien valt het verschil nog wel mee en zal IJsland wellicht over een paar jaar Utrecht wel inhalen voor wat betreft het aantal duivenliefhebbers.


 7 september 2016

Evert Antonides - Sappemeer / Specialisatie onvermijdelijk (5)

Evenals Peter Sannen die centraal stond in de vorige column over specialisatie, heeft ook de hoofdpersoon van deze column/minireportage zich op de overnachtfond gespecialiseerd. Het betreft de 57 jarige Evert Antonides uit Sappemeer, geen onbekende in de Noord Nederlandse fondwereld. Evert heeft vanaf 1975 postduiven, dus inmiddels al weer ruim 40 jaar, maar feitelijk al wat langer want vanaf zijn 10e hielp hij zijn opa Johannes al, die destijds een bekende keurmeester was en een grote naam in de Groningse duivenwereld had. Nadat Johannes was overleden ging Evert zijn vader Willy Antonides met de duiven door en deze was ook niet weg te slaan bij de keizer-generalen van de stad Groningen. Evert begon met het verzorgen van de duiven van zijn opa toen deze dit om gezondheidsredenen steeds minder goed zelf kon. Eerst bleef het bij voor wat zakgeld de hokken schoonmaken, maar op een gegeven moment werd hij ook ingeschakeld om de duiven te pakken wanneer ze moesten worden ingekorfd en bij thuiskomst te klokken. En zo werd er begin jaren zeventig een nieuwe duivenmelker opgeleid. Kort daarop kreeg Evert van zijn vader Willy de eerste 15 jonge duiven en werd hij lid van PV de Eendracht in Groningen. Tot 1999 was Evert een programma speler die er vanaf halverwege de jaren 90 wel een paar overnachtduiven bij had. Hij kon altijd goed mee komen op het programma en behaalde mooie resultaten zoals in 1992 de 10e beste liefhebber in de WHZB competitie en in 1995 13e nationaal vitessekampioen. Maar in 1999 besloot Evert om het roer om te gooien en zich op de grote fond te gaan toeleggen. “In dat jaar ben ik een huis gaan bouwen en kreeg daardoor wat minder tijd voor de duiven. Om die reden ben ik overgestapt naar de marathon. Om mee te kunnen komen op het programmaspel moet je er elke dag bovenop zitten qua training en verzorging en daar had ik toen de tijd niet meer voor.”

Evert is dus inmiddels ruim 15 jaar actief in de fondwereld en heeft zich in die jaren stevig genesteld tussen de grote namen in Noord Nederland. Ook buiten het noorden geniet hij overigens ook wel enige bekendheid. Zo stond zijn naam de afgelopen jaren regelmatig op teletekst en mistte hij al eens op een haar na een 1e nationaal op Perigeux. Hierop klokte hij binnen de neutralisatietijd ’s avonds om 23.57 uur en werd de volgende morgen vroeg verslagen door een liefhebber die 20 km verder woont en ’s morgens om 4.37 uur klokte. Dat was overigens niet de enige keer dat hij naast de overwinning greep, want ook op Bergerac 2003 en Limoges 2006 viel hem een 2e NPO/Nat. ten deel. Evert geniet overigens ook enorm van zo’n tweede plaats op een fondvlucht;  “Ik vind het prachtig als er een duif vroeg in de morgen arriveert, of als de wind mee zit zelfs midden in de nacht. Dat geeft een grotere kick dan een vlucht die in 5 minuten is afgelopen. Hoe mooi is het wel niet als je een 2e nationaal draait, ook al zit die een uur na de 1e duif? Dat is toch prachtig en zegt meer dan genoeg over de prestatie van die duif! Ik doe mijn best om mooie resultaten te behalen op de marathon en hierop een teletekstplaats te behalen. Om kampioenschappen maak ik me niet meer druk. Ik sla ook rustig een vlucht over. Om voor een kampioenschap te vliegen zal je een grote hokbestand moeten hebben dan ik. Ik wil geen honderden jongen per jaar hoeven te kweken om er genoeg over te houden om aan alle vluchten mee te kunnen doen. Om die reden ben ik gestopt met de ZLU vluchten. Er bleven daarop te veel “goede” duiven achter. Sowieso is het voor Noord Nederland erg moeilijk om in de top van de uitslag te komen op de ZLU vluchten. Die laatste 150 – 200 km zijn voor de duiven vaak erg zwaar. Het gaf me geen goed gevoel dat in het zuiden en midden van het land de prijzen weg gedraaid werden en wij in het uiterste noorden geen duiven thuis kregen. Daarom ben ik weer geheel overgestapt op de middaglossing en zie ik mijn naam weer op teletekst staan. Dat geeft mij toch een veel beter gevoel.”

Om je op de marathonvluchten toe te leggen wanneer je in Sappemeer woont met een afstand op St Vincent van 1212 km, zal je zeker met noordenwind echte krachtpatsers moeten hebben. Dat gaf de nestor van de noordelijke fondspelers Hielko Postma in één van mijn eerdere columns ook al aan. Zelf maak ik onderscheid op basis van het aantal uren vliegen dat een duif aankan. Het type duif dat op deze afstanden kop kan vliegen noem ik de 20+ uren duiven. En die zijn niet zo dik gezaaid. De meeste duiven die als fondduiven worden aangemerkt hebben hun limiet ergens tussen de 16 en 20 uur vliegen liggen. Voor een vlucht van 1200 km met een snelheid van 60 km (1000 mpm) zullen deze duiven dus te kort komen voor een vroege klassering. Hoe kijkt Evert hier tegenaan en vooral hoe is hij aan dit soort duiven gekomen? “Je moet hier in het noorden inderdaad hele sterke duiven bezitten. Ik selecteer al 20 jaar op duiven die deze afstanden aan kunnen. Toch vind ik het altijd weer moeilijk om de juiste keuze te maken bij de selectie van de duiven als jaarling en tweejarige. Maar onder zware omstandigheden met snelheden van soms ver beneden de 1000 mpm draai ik bijna altijd wel één of meerdere vroege duiven. Dus tot nu toe kan ik wel stellen dat ik de juiste duiven bezit om op de marathons te spelen hier in het noorden. Mijn eerste fondduiven heb ik rechtstreeks gehaald bij Martha van Geel. Sije Pijl uit Muntendam heeft mij met haar en andere topspelers op de grote fond in contact gebracht. Later zijn daar nog duiven bijgekomen van Hein Brasse uit Nuth (Ik bezit nog een doffer van hem van 2000 die dit jaar op 16 jarige leeftijd nog 4 jongen heeft groot gebracht) en van Jan Ernest (een doffer van hem werd vader van meerdere duiven die nationale kopprijzen wonnen). De inbreng van enkele Wanroys van Jan Lijnders en Anton van Haaren heeft ook zijn vruchten afgeworpen. Dit waren echte doorzetters op het allerzwaarste werk. Van Jan van Engelen kwamen ook twee goede kwekers wiens bloed nog door mijn stam loopt. Dat ik er in geslaagd ben om een fijn stammetje echte doordouwers op te bouwen is in het zuiden van het land en zelfs in België en Frankrijk bekend. Ik verkoop wel eens duiven aan Belgen en Fransen die dan zeggen bij mij terechtgekomen te zijn vanwege mijn uitslagen. Als iemand voor ons draait op een afstand van ruim 300 kilometer meer dan wij dan moeten we daar zijn voor versterking, krijg ik dan te horen als ik vraag naar de reden waarom ze zo ver van huis gaan om duiven aan te schaffen.”

Specialisatie op de marathons lijkt vaak een aantrekkelijke optie voor degenen die in een regio wonen waar je doorgaans niet of nauwelijks op de vitesse en midfond kans hebt op een overwinning of mooie uitslag. Toch blijkt deze discipline niet bij iedere liefhebber te passen. Regelmatig hoor ik dat liefhebbers die na zich een paar jaar op de overnacht te hebben toegelegd, daar weer mee stoppen omdat het ze niet bracht wat ze hoopten. Hoe ziet Evert dit? “Je kunt heel succesvol zijn op de marathon als je je hier op toelegt. Maar dan moet je je ook echt specialiseren en tevens werken aan een goed kweekhok. Ik zie verschillende liefhebbers die er te gemakkelijk over denken. Ze bezitten maar een paar goede fondduiven die er altijd zijn. Maar dan komt er onverwacht een slechte vlucht en verspelen ze die duiven en dan zijn ze terug bij af. Het lukt ze dan vaak niet om binnen een paar jaar weer enkele duiven van hetzelfde kaliber terug te kweken en dan hebben ze het gehad met de meerdaagse fond en gooien de handdoek in de ring. Op deze discipline en vooral op mijn afstanden zal je echt moeten zorgen voor een kweekhok met een aantal bewezen goede kwekers. Je kunt dan na een slecht seizoen je vliegploeg binnen een redelijke termijn weer aanvullen, zonder diep in je buidel te moeten tasten voor nieuwe duiven. Dit geldt uiteraard voor de gemiddelde liefhebber. Degenen die over veel financiën en een grote vliegploeg beschikken kunnen natuurlijk wel alles spelen en steeds weer nieuwe investeringen doen, maar dat is voor weinigen weggelegd. Ook moet je niet denken dat het bij de marathon allemaal vanzelf gaat. Ook op deze discipline moet je er tijd en energie in steken om resultaten te kunnen boeken. Het kan echter wel wat rustiger en steekt iets minder nauw. Je hoeft niet meer te verduisteren, dus spelen voor een kampioenschap jonge duiven doe je niet meer. Ook op de andere disciplines kun je een kampioenschap wel vergeten, want de fondduiven doen het wat rustiger aan. Geen gestress meer. Dit soort duiven hebben doorgaans ook meer weerstand tegen allerlei infecties, dus een keer niet schoonmaken maakt niet veel uit. Ook kan je op de overnacht gerust de droge mest methode hanteren. Dat scheelt heel veel tijd. En de duiven zullen er niet onder lijden.”

Daar Evert zijn sporen wel verdiend heeft in de duivensport is het interessant voor de wat minder ervaren duivensporter om te horen hoe hij aankijkt tegen zaken als voeding, bijproducten, medische begeleiding, selecteren, koppelen en het hok (klimaat en verluchting). Allemaal zaken die sommigen tot grote vertwijfeling kunnen brengen. Ik vroeg Evert naar zijn mening over bovengenoemde onderwerpen. “Er zijn geen geheimen meer in de duivensport. Er is in de media de afgelopen jaren zoveel over duiven verteld dat het me eigenlijk onmogelijk lijkt dat er nog geheimen zijn. Of het zou eventueel dopinggebruik moeten zijn. Het is logisch dat wanneer men zich met verboden activiteiten bezig houdt, men dit geheim zal houden. Maar jarenlang topprestaties neerzetten met behulp van doping daar geloof ik niet in. Natuurlijk zijn er trucjes en kleine ingrepen in bijvoorbeeld de voeding om de duiven zo gemotiveerd en zo goed voorbereid mogelijk aan de start te brengen. Maar dit soort zaken wordt uitgebreid beschreven in reportages op internet en in de duivenkranten of op de persoonlijke websites.”

Het hok:

Het hok moet goed zijn. Ook is het belangrijk hoe en waar het staat. Soms moeten er aanpassingen aan worden verricht. We gaan er van uit dat de standaardhokken goed zijn maar soms moet de ventilatierichting net andersom zijn omdat de wind uit een andere hoek waait. Een kleine wijziging kan soms wonderen doen, men moet er echt de tijd voor nemen om te onderzoeken of het hokklimaat goed is. Ik heb zelf ook verschillende wijzigingen aangebracht t.a.v. het plafond. Voor mij geldt dat wanneer ik in het hok sta het behaaglijk moet voelen en ik beslist geen tocht wil voelen. Ik heb zowel in de vlieghokken als de kweekhokken kunststofroosters op de vloer liggen. Ik vind het ideaal en maak het om de 2 maanden onder de roosters schoon.

Voeding:

Ik voer de exclusief mengelingen van Vanrobaeys. Dat is een fijn zakje voer waar veel soorten granen in zitten. Ik ben daar heel tevreden over en ze vliegen er goed op. Ik voer geen volle bak in tegenstelling tot veel marathonspelers maar hou de duiven toch wel wat kort. Het opvoeren de laatste 3 dagen voor inkorving bestaat eigenlijk alleen uit wat extra mineralen en een paar pinda’s. Gerst krijgen ze haast nooit, wel voeg ik af en toe (vooral bij de jongen) wat kippenkorrel toe aan de mengeling. Dus feitelijk komt het hier neer op een goed zakje voer en weinig extra’s.

Bijproducten:

De bijproducten zijn bij mij heel gewoontjes. Ik geef ze de gewone piksteen in potjes en verschillende multi-mineralen uit de bekende emmers. Dat eten ze graag. Ik ben daar heel nuchter in en ze krijgen dat niet in overvloed. Ook geef ik ze af en toe een krop sla en soms meng ik wat knoflookpoeder, dat ook aan paarden wordt verstrekt, door het mineralenmengsel.

Goede duiven/selectie/koppelen:

Ik hecht beslist waarde aan uiterlijke kenmerken van mijn duiven zoals goed gebouwd, goed gespierd, goed gekleurde ogen, goed verenpak enzovoort. Daarnaast wil ik een goed gevoel hebben wanneer ik een duif in de hand pak. Erg kleine duiven geven me dat gevoel niet. Ik heb jarenlang goed contact gehad met Myron Kulik een bekende ogenkeurder uit Amerika. Van deze man heb ik veel geleerd. Ik zet gewoonlijk de duiven tegen elkaar die het best gepresteerd hebben, maar als je het echt goed wil doen zal je op diverse kleine details moeten letten. Men roept vaak; “allemaal flauwekul, het gaat alleen om vroeg op de klep”, maar wat kennis van hoe een duif in elkaar zit en wanneer die er aan toe is om gespeeld te worden is wel noodzakelijk om het lang vol te kunnen houden. Ik denk dat heel veel liefhebbers dit niet zien en duiven spelen die niet geschikt zijn voor een bepaalde afstand of er lichamelijk nog niet klaar voor zijn. En als de duif dan te laat is krijg de duif de schuld terwijl de schuld echt bij hen zelf ligt.”

Tot slot geeft Evert aan dat hij ook elk jaar graag aan een aantal éénhoksraces mee doet. “Ik denk dat de éénhoksraces in de toekomst de overhand gaan krijgen. Men hoeft alleen nog maar jongen te kweken en die op te sturen. Geen dagelijkse trainingen en lapvluchten meer. Je hoeft alleen maar te zorgen voor een kweekhok. Je hebt uiteraard dan nog wel nog wel duiven te verzorgen en voor de meesten is de omgang met hun duiven het belangrijkste. Het geld dat je anders kwijt bent aan de kosten van de vluchten, steek je dan in de inleg. Op de hokraces zijn bovendien ook nog mooie (geld)prijzen te winnen. Iets dat tegenwoordig nauwelijks meer aan de orde is op de wekelijkse wedvluchten. Vroeger kon je mooie prijzen winnen als een tv, een wasmachine, een fiets of iets dergelijks. Dat is voorbij helaas, maar op de éénhoksraces zijn nog wel mooie prijzen te verdienen. De resultaten van de éénhoksraces zijn goed te volgen op internet. En als je duiven goed presteren op de éénhoksraces zorgt dit voor bekendheid over de gehele wereld. Na de eindrace worden de duiven weer verkocht en de kweker krijgt de helft van de opbrengst. Ik speelde de afgelopen jaren zelf op diverse éénhoksraces mee zoals in Portugal, Thailand, Duitsland, Roemenië en Gran Canaria. Op deze laatste race uit Gran Canaria (over zee) ben ik nog 2e beste liefhebber/team geworden over alle overzee vluchten. Ik hou van zware vluchten voor de duiven en de meeste van deze races zijn vrij zwaar. Dit omdat de weersomstandigheden daar veel extremer zijn en de duiven meestal wel gelost worden in moeilijke situaties. De regels ten aanzien van de duivensport zijn in de meeste landen niet zo streng als in Nederland.”

Tot zover Evert Antonides, in een veel uitgebreidere reportage dan men van mij gewend is. Deze man die al ruim 20 jaar laat zien dat ook zonder honderden duiven en met een eenvoudige verzorging heel veel mogelijk is, verdient het dat hij na drie keer aan een nationale overwinning te hebben geroken, nu ook eens het zoet van een (nationale) overwinning zal smaken.


23 Augustus 2016

Karel Meulemans – Arendonk / Grote namen in de duivensport.2

Na 4 jaar eindelijk weer een column over het onderwerp grote namen in de duivensport. De eerste schreef ik over/met Edmond Tournier en hierop kreeg ik veel positieve reacties. Ik heb me voorgenomen om vanaf heden twee maal per jaar een duivenberoemdheid te bezoeken. De meesten zijn al op leeftijd, dus als ik te lang wacht zullen er verscheidene van hen het tijdelijke met het eeuwige verwisseld hebben. De man die in deze column/minireportage in de schijnwerper staat is inmiddels ook al 82 jaar en een levende legende in de postduivenwereld. Vorig jaar is hij zelfs officieel gehuldigd als ‘grootste duivenmelker aller tijden’. Het gaat hier om Karel Meulemans uit Arendonk, een plaats die bij vrijwel alle duivenliefhebbers over de gehele wereld bekend is. Op de eerste plaats als woonplaats van de beroemde gebroeders Janssen, maar er zullen ook maar weinig duivenliefhebbers zijn die de naam Karel Meulemans nooit gehoord hebben. Vooral vanwege de Choco’s (recessief roden) die de laatste jaren erg geliefd zijn, maar ook zeker vanwege de prestaties die de nazaten van zijn beroemde koppel "Oude van den Bosch x Blauw Janssen" in vele landen ter wereld hebben behaald. Beroemde kinderen uit dit koppel waren o.a. de Kadet, de Merckx, de Piet, de Witneus, het Schoon Donker, de Prins en de Benjamin wiens nazaten naar Olympiades werden uitgezonden, nationale overwinningen behaalden en talloze kampioenschappen in groot verband binnen sleepten voor hun bazen. In het boek “Karel Meulemans” van Frank Daelemans staat de hele historie beschreven vanaf de opbouw van zijn ras eind jaren 60 t/m 2002. Inmiddels zijn we alweer 14 jaar verder na het verschijnen van dit boek en aan de reeks successen is tot op heden nog steeds geen eind gekomen. Zo won Karel die in combinatie met zijn dochter Linda en schoonzoon Walter onder de naam Meulemans-Damen vliegt, in 2014 nog de 1e Internationaal St Vincent en afgelopen jaar zowel de 1e provinciaal Marseille als de 1e provinciaal Perpignan.

De eretitel “grootste duivenmelker aller tijden” die hem naar aanleiding van de internationale overwinning op St Vincent gegeven werd is in mijn optiek terecht, want wie anders kan zo’n lange staat van dienst overleggen? Reeds in 1950 als zestien jarige jongen maakte hij al uitslagen waarvan menige oudgediende in die tijd al droomde. Door de jaren heen, heeft hij vanwege het vele werk op de boerderij lang niet altijd voldoende tijd gehad om er zelf alles uit te halen wat er in zat. Hij heeft om die reden dan ook van 1969 t/m 1975 en van 1976 t/m 1980 in combinatie gevlogen. De eerst genoemde periode met Adriaan Wouters en de tweede periode met Frans Mariën. Hierdoor heeft menigeen in de jaren zeventig/tachtig gedacht dat Karel meer kweker dan speler was. En dat beeld werd nog versterkt door de honderden hokken over de hele wereld die met de inbreng van de Meulemansduiven kampioen werden. Dat Karel zelf ook goed met duiven kan spelen is inmiddels iedereen wel duidelijk. Maar uiteraard heeft Karel het kweken zeer goed in de vingers. Bescheiden als hij is zegt hij hier zelf over; “Iedereen kweekt meer slechte dan goede duiven, dus ook hier wordt meer uitschot gekweekt dan me lief is. Om die reden kweek ik alleen uit duiven die me echt 100 % aanstaan en zal ik nooit alleen naar de vliegprestaties kijken. Ze moeten over erfkracht beschikken, dus in de 2e en 3e generatie ook goede jongen geven. Ik ben daar altijd heel streng in geweest. Als er alleen goede jongen uit bepaalde duiven komen maar deze zijn zelf slechte kwekers, dan gaan die duiven er allemaal uit. Ik ben alleen tevreden met het beste. Als ik ergens iets bijhaal moet dat altijd uit het beste zijn dat die liefhebber bezit. Ze moeten iets toevoegen, dus feitelijk beter zijn als wat ik al bezit. Het is immers al zo verschrikkelijk moeilijk om een echte topper te kweken. Het vertrekpunt voor de kweek moet dan ook altijd goed en liefst extra zijn. Het karakter is voor mij ook zeer bepalend. Ik zoek altijd naar slimme duiven. Het extra’s zit vooral in het koppie. Ze moeten de kortste/snelste weg kunnen kiezen. Vaak hebben zulke duiven iets aparts dat ze onderscheidt van de middelmaat. Echte toppers hebben volgens mij ook altijd een goed geheugen. Omdat ik veel tijd besteed aan het observeren van mijn duiven, heb ik die slimme duiven meestal snel in de gaten.”

De gemiddelde liefhebber denkt bij de naam Meulemans aan de Choco’s (recessief roden) en degenen die iets meer thuis zijn in rassen, zullen ook de blauw gehamerden als Meulemans nazaten aanwijzen. Vooral als deze ook nog een bruine gloed in de slag en broekpennen bezitten. Een aantal van deze duiven zal ongetwijfeld in de verte nog ergens een Meulemans voorouder hebben, maar het overgrote deel van deze zogenaamde Meulemansen heeft nog maar heel weinig van doen met de oorspronkelijke stam van Karel. Feitelijk wordt zijn naam misbruikt en geplakt aan vele waardeloze duiven van een bedenkelijke komaf. Ik vroeg Karel wat hij daar van vindt. “Ik heb zelf geen internet, dus er gaat gelukkig veel van die onzin aan me voorbij. Maar natuurlijk weet ik dat er veel misbruik wordt gemaakt van mijn naam. Ik maak me er echter niet druk om. Sommigen die met mijn duiven succesvol zijn (geweest) hebben zich daar wel kwaad over gemaakt. Maar wat kun je er aan doen? Voor wat betreft de vele Choco’s die er op de markt worden gebracht als zuivere Meulemans duiven, kan ik alleen maar zeggen dat een ieder toch begrijpen kan dat het overgrote deel daarvan waardeloze duiven zijn. Want sowieso kweek je maar een heel klein percentage echt goede duiven, laat staan dat je toppers in zo’n specifieke kleur kweekt die ook nog eens lastig vererft omdat ze recessief is. Zelf heb ik wel eens een enkele keer een Choco gekweekt die goed vloog en ook wel enkele goede Chocokwekers gehad, maar we hebben het dan wel over bijna 50 jaar op eigen hokken met deze duiven in verwantschap kweken. Dus de Choco kleur in mijn stam is van veel minder belang dan dat er aan wordt toegekend. Het spreekt vanzelf dat bijna alle door mij in de afgelopen 50 jaar gekweekte topduiven geen Choco’s waren.”

De basis van de Meulemansstam werd in 1969 gelegd met het koppel "Oude van den Bosch x Blauw Janssen". De Oude van den Bosch was door Karel zelf gekweekt uit twee duiven van Jos van den Bosch uit Berlaar en de blauwe Janssen kwam van Adriaan Wouters. Van 1969 tot en met 1979 werden uit dit wereldberoemde kweekkoppel tientallen duiven gekweekt die zonder te overdrijven superduiven genoemd kunnen worden. De erfkracht van dit koppel was enorm. Heden ten dage zijn er nog steeds liefhebbers uit de gehele wereld die de zogenaamd zuivere Meulemans duiven willen met op de stamboom zoveel mogelijk beroemde nazaten van het stamkoppel. Karel heeft een apart kweekhok met veelal ingeteelde nazaten van het stamkoppel voor deze kopers zitten. Er is vooral uit China veel vraag naar. Recent werd nog in China een éénhoksrace gewonnen met een rechtstreekse bij Karel aangeschafte uit de oude basislijn. Karel zelf over de oude basis; “Op mijn eigen kweek- en vlieghokken heb ik alleen nog nazaten van het oude koppel in de 4e generatie en verder weg. Voor de afstanden waarop ik nu tracht uit te blinken komen nazaten van dit koppel vaak net iets te kort. Ze kunnen bijvoorbeeld 1 keer zeer vroeg arriveren van een zware marathon, maar herhalen dat later meestal niet meer. En ik wil beslist alleen duiven op mijn vlieghok die meerdere jaren achtereen kunnen uitblinken op de zware fond. Ik leg de lat nu eenmaal zeer hoog. Dat is de enige manier om vooruit te komen. En ik wil ook zeker geen honderden duiven moeten kweken om een paar goede te kunnen overhouden. Er is veel meer vraag naar jonge duiven dan dat ik kweken kan, maar aangezien ik alles zelf doe en beslist geen hokverzorger wil, kweek ik alleen uit de besten en hou ik beslist geen probeersels aan, ook niet voor de verkoop. Wat ik zelf niet wil, is ook niet goed genoeg voor een ander.”

Tot zover Karel Meulemans. Mijn bezoek aan hem zal me nog lang bij blijven!


12 augustus 2016

Hans de Zwart - Steenwijk / Beroemde kweekkoppels 4 – Geelogers/Wonderkoppel

Dit is inmiddels de 4e column in deze serie over beroemde koppels die een grote stempel hebben gedrukt op vele hokken in binnen en buitenland. De naam van de liefhebber die het koppel bezat wat dit keer in de picture staat, wordt altijd in één adem genoemd met de nazaten van het betreffende kweekkoppel, want ik denk dat er weinig duivenliefhebbers zijn die nooit hebben gehoord van “de Geelogers van Hans de Zwart”. In de vele reportages die er over de nazaten van dit koppel verschenen vanaf de beginjaren 80 tot op heden, wordt Hans dikwijls een meesterkweker genoemd. Het koppel waarmee het voor Hans destijds is begonnen en waaraan hij met name deze titel dankt, bestond uit de Jonge Geeloger B 80-2452086 en het Blauwke, de Belg 80-2452198. Vele hokken zijn groot geworden met de nazaten van dit koppel. Uiteraard is een en ander inmiddels flink verwaterd en zijn er vele goede nazaten naar het buitenland verkocht, maar toch zijn er ook nu nog steeds verscheidene liefhebbers die een stam bezitten waarvan de fundamenten met nazaten van dit koppel gelegd zijn. De bekendste zijn wellicht Gerard van den Berg uit IJsselmuiden die met 1 jong uit het superkoppel een hok heeft opgebouwd waarmee hij jarenlang geweldig presteerde en Lindelauf en Zn uit Vijlen die uit alle toppers van Hans destijds jongen hebben gehad en jaren lang tot de beste liefhebbers van Nederland behoorden en onder andere in 1999 zowel de 1e als de 2e prijs wonnen op Nationaal Orleans tegen 130.000 duiven.

Hans is 71 jaar en heeft vanaf zijn 12e jaar met enkele kleine onderbrekingen postduiven. Hij woonde als kind in Zaltbommel en wanneer hij van school naar huis ging kwam hij altijd langs een kapper die uit zijn dakraam naar buiten hing om zijn duiven naar binnen te fluiten. Dat intrigeerde Hans en zo werd bij hem de interesse voor postduiven gewekt en dan met name voor het aspect kweken. Zo lang hij duiven heeft, heeft bij hem altijd de nadruk op het kweken gelegen. De wedvluchten zag en ziet hij als testvluchten. Hij heeft dan ook maar zelden een volledig seizoen meegespeeld. Veel kweken (4 tot 5 rondes per koppel) en ook veel duiven weg geven zodat de kweekwaarde van een duif of koppel snel zichtbaar wordt, dat is zijn grootste liefhebberij. Het is voor Hans altijd een uitdaging geweest om de zogenaamde kleine man met weinig financiële middelen aan goede duiven te helpen en hij geniet er van als deze met de door hem gekweekte en weggegeven duiven goed presteren. En de lijst met liefhebbers die dankzij de duiven die Hans weg gaf en die daarmee op de erepodia terecht zijn gekomen is zeer groot, dus zijn missie is beslist geslaagd. Na zijn totale verkoop in 1986 is hij twee jaar zonder duiven geweest en toen hij in 1988 een herstart maakte deed hij dit met nazaten uit zijn kweekkoppel die hij van een aantal liefhebbers terugkreeg die hij aan de nazaten van zijn wonderkoppel had geholpen. Zo kreeg hij van Bennie Steffens twee zonen uit het superkoppel terug. Ook werd hij zeer goed geholpen door Piter Beerda en zijn broer Willem, waarvan hij verschillende klasse duiven heeft gekregen uit diens Tournierstam. Ook Jan Kuiper uit Staphorst maakte in begin jaren 90 topuitslagen. Met duiven van Hans gekregen won hij verschillende eerste prijzen in de afdeling 10. Van hem kreeg Hans verschillende van deze winnaars terug.

Zoals gezegd heeft bij Hans altijd de nadruk op het kweken gelegen, echter van 1983 t/m 1985 heeft hij serieus werk gemaakt van het vliegen en dat met groot succes, totdat een zeer tragische gebeurtenis hem dwong om met de duivensport te stoppen. Topprestaties door hem al dan niet in combinatie behaald, zijn diverse afdelingsoverwinningen, soms zelfs met de eerste 5 of 6 tegen duizenden duiven. Ook kan hij terugkijken op een aantal NPO Overwinningen. Hoewel hij eigenlijk nooit echt voor een kampioenschap speelde, is hij toch wel een paar keer generaal kampioen van de vereniging geweest. En dat altijd met een handjevol duiven. In de jaren 90 heeft hij een jaar of zes met Bennie Steffens in combinatie gespeeld en met Olof Mulder in het begin van dit millennium ook een zelfde periode. Met beiden werden grote successen behaald. In het tweede jaar dat hij samen met Olof Mulder speelde werden ze bijvoorbeeld al 1e Keizer Generaal van de afdeling Friesland. Met het vliegen bemoeide Hans zich nauwelijks, dus de behaalde prestaties in combinatieverband zijn de verdiensten van de jongens zelf, geeft hij aan. Het kweken en de aanschaf van duiven daarentegen lag geheel in handen van Hans zelf.

Hieronder laat ik Hans zelf aan het woord over zijn kweekmethode, aan de hand van een aantal vragen die ik hem hierover heb gesteld.

Vanwaar je voorkeur voor kweken en niet voor het vliegen?

Allereerst omdat ik denk dat ik voor het beoordelen en herkennen van een goede duif een soort zintuig heb. Daarnaast geeft het me een goed gevoel als ik er in slaag om topduiven te kweken. Uiteraard geeft het behalen van een overwinning in groot verband dit ook, maar het vliegen gaf altijd veel stress. Daarbij komt ook dat als je hard vliegt je veel vijanden kweekt, de afgunst is groot, je wordt beticht van duistere praktijken, enz. Het moet wel leuk blijven en dat is het soms helemaal niet in mijn beleving. Zo heb ik wel wat teleurstellingen moeten slikken. Er zijn mensen geweest die zich achteraf negatief over me hebben uitgelaten terwijl ik die mensen goed geholpen heb. Ook was ik zeer teleurgesteld toen ik bij mijn herstart in 1988 bij de liefhebbers aanklopte die ik gratis aan goede duiven had geholpen en er verscheidene waren die me niet aan duiven wilden helpen of er zelfs grof geld voor vroegen.  Voor mij zijn de duiven altijd een hobby geweest en de commercie liet ik zoveel mogelijk aan me voorbij gaan.

Je wordt in verschillende reportages beschreven als meesterkweker. Wat vind je daarvan?

Dat vind ik zwaar overdreven. En het is ook niet terecht. Ik hecht geen enkele waarde aan zo’n titel. Door reportageschrijvers en verkopers wordt je dan ineens zo genoemd, maar ik vind het allemaal kwats. Het is gewoon verkooppraat en aan mij niet besteed. Het is voor de meeste liefhebbers moeilijk om te bepalen of iemand iets van duiven weet, dus op basis waarvan ben je een meesterkweker? En wanneer je zelf hierover spreekt of schrijft, dan klinkt dat al snel hoogdravend en zelfoverschattend. Ik ben vanwege het Geelogers/wonderkoppel de hemel in geschreven, maar stel dat ik dit koppel niet bezeten had? Ik ben overigens van mening dat selectie belangrijker is dan koppelen. Ik word regelmatig gevraagd om ergens te selecteren en vind dat ook leuk om te doen.

Heb je je verdiept in het kweken en kweektheorieën, erfelijkheidsleer?

Ja, dat heb ik zeker, maar toch heb ik het meeste gehad aan mijn intuïtie. Ik voel het meestal aan dat een duif iets extra’s heeft dat deze onderscheid van een doorsneeduif. Ook zie ik aan het oog en de uitstraling die de echte topduiven hebben, iets dat een doorsnee duif niet heeft. Maar wat dat precies is valt niet uit te leggen. Ik heb vele liefhebbers van naam op mijn hok gehad en hen het Geelogerkoppel laten zien. Er waren er echter maar zeer weinigen die de klasse van dit koppel ook zagen. Toen ik dit koppel zelf voor het eerst zag was het voor mijzelf echter meteen overduidelijk dat dit een kweekkoppel van bijzondere klasse was.  De eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat ik voor die tijd ook een paar keer hetzelfde zag in een bepaald koppel, maar daar kwam het dan achteraf niet uit. Althans, er kwamen dan wel goede duiven uit, maar niet van dit kaliber en ook zeker niet met dezelfde erfkracht. Een factor geluk komt er ook altijd bij.

Je grote bekendheid als kweker is ontstaan met het Geelogerkoppel. Kun je nog eens precies beschrijven hoe dit koppel precies is ontstaan en hoe je in het bezit kwam van deze duiven?

Ik heb dit koppel als jaarling bij Ton van de Lede uit Elst gekocht samen met de twee jongen die erbij in de schaal lagen. De doffer was maar een kleintje, maar wel een schrandere vogel die alles in de gaten had. De duivin was erg schuw, maar op het nest was ze zeer fel. Beide duiven hadden iets apart in hun karakter. In de hand waren het echter geen bijzondere duiven qua lichaamsbouw. Het koppel stond dus al op elkaar en ik zag er direct twee topduiven in die bij elkaar pasten als een sleutel in het slot. Dit was puur een kwestie van gevoel. Deze duiven hadden een enorme erfkracht die ik destijds direct voorvoelde. Ik had geen enkele twijfel over de kwaliteit en dat er nu ruim dertig jaar later in de stamboom van vele hedendaagse topduiven nog steeds het Geelogerkoppel zit, verbaast me dan ook niet. In de afgelopen vijfendertig jaar zijn er honderden duifkampioenen en vluchtoverwinnaars in groot verband uit kinderen en kleinkinderen van dit koppel gekweekt. Niet alleen in Nederland maar vooral ook in Duitsland en zelfs in Taiwan.

Wat maakt een koppel voor jou een superkoppel?

De erfkracht. Wanneer er meerdere generaties topduiven uit gekweekt worden die qua kwaliteit niet onder doen voor hun ouders. Uiteraard was niet alles wat uit dit koppel kwam van dezelfde kwaliteit. Toch was elke duif die er uit kwam wel in staat om een 1e te vliegen. Het is in die de jaren 83 t/m 85 zelfs een keer voorgekomen dat ik van 1 t/m 7 speelde in het rayon met slechts 10 duiven mee. Dit waren allemaal kinderen en kleinkinderen van dit koppel. Op de jongen uit dit koppel kon je een willekeurige duif zetten en toch kwamen er vrijwel zeker topduiven uit. Maar de fout die bij de meeste liefhebbers gemaakt werd, was dat ze niet terug kweekten in de lijn van de goede duiven uit dit koppel, maar er steeds meer vreemd bloed in gekruist werd van een veel mindere kwaliteit duiven. Iemand als Gerard van de Berg deed dat niet. Hoewel hij slechts één zoon uit het koppel bezat, heeft hij er meerdere generaties zeer goede duiven uit gekweekt.

Heb je er een verklaring voor waarom dit zo’n goed koppel was?

Ik heb er niet echt een verklaring voor, maar wijt het voornamelijk aan het karakter en de intelligentie van beide duiven die elkaar aanvulden. Het gevoel dat ik had dat deze duiven perfect bij elkaar pasten was zo sterk, dat ik het koppel dan ook nooit heb willen verbreken.

Ik neem aan dat je wel in goede kweekkoppels gelooft omdat je een dergelijk koppel zelf bezeten hebt?

Beslist. Overigens vind ik dat er wel erg snel gesproken wordt van superkoppels, maar dat er echter maar zeer weinig zijn. Prestaties van een aantal jongen van zo’n koppel worden dan bewust opgeklopt. Maar zeer zeker bestaan er superkoppels en ik streef het samen zetten van een dergelijk koppel na. Ik zou bijvoorbeeld nooit hengstenkweek toepassen. Daar geloof ik niet in. Ook niet in het zelf laten uitzoeken van een partner. En koppelen zonder de afstamming van een duif te weten doe ik beslist nooit. Ik ben een liefhebber van het kruisen met nauw ingeteelde duiven. Ik hou geen rekening met de oogkleuren in het vormen van koppels en heb goede duiven gekweekt uit alle mogelijke combinaties ogen. Wel is het een absolute voorwaarde voor mij dat de ogen zeer goed doorbloed zijn.

Waar let je speciaal op bij het koppelen?

Selectie vooraf is heel belangrijk. Goede duiven zijn peervormig. Ik zie niet graag korte gedrongen duiven, maar liever de wat langere types. Het zijn nooit duiven met grote fouten in de lichaamsbouw. Geen compensatiekweek! Altijd kweken in een lijn van kampioenen en daar naar terug kweken. Ik kweek vaak uit duiven die nooit de mand hebben gezien en heb daar in de loop der jaren honderden goede tot zeer goede duiven uit gekweekt. Het is beslist niet nodig om alleen uit de goede vliegers te kweken.

Tot zover Hans de Zwart, een man die van zijn hart geen moordkuil maakt en een fijne sparringpartner is die geen onderwerp in de duivensport uit de weg gaat.

 


 

30 juli 2016

Jos van Camp – Heist o/d Berg (B) / De Verzamelaar.2

In mijn vorige column over verzamelaars stond Anne Lenis uit Joure centraal. Anne verzamelt ringen en eigendomsbewijzen. De verzamelaar die deze keer in mijn column centraal staat is een verzamelaar van (post)duivenboeken. Het betreft Jos van Camp uit Heist o/d Berg in België. Met Jos kwam ik in contact nadat hij reageerde op mijn boekenlijst die op mijn website staat. Via hem heb ik mijn verzameling duivenboeken flink uit kunnen breiden want hij had nogal wat boeken dubbel die ik niet bezat.

Jos is 70 jaar en heeft ruim 54 jaar duiven, maar vliegt al jaren niet meer mee. Hij heeft nog maar drie koppeltjes duiven zitten voor zijn plezier om iets om handen te hebben. Als kleine jongen heeft hij het duivenmelkersvirus van zijn grootvader overgekregen en vele jaren met plezier met de duiven gespeeld. Maar Jos is een aantal jaren geleden op een punt gekomen dat hij er geen plezier meer aan beleefde. “Ik beleef er geen plezier meer aan. Ik kan er de moed niet meer voor opbrengen. Het is tegenwoordig allemaal te commercieel. Zelfs wanneer je als kleine man tegen de megahokken af en toe zeer goede uitslagen neerzet, dan nog wordt je niet gezien of erkend. Soms als het toch nog eens kriebelt zijn er vrienden genoeg waar ik de duiven kan gaan opwachten, maar dat doe ik tegenwoordig ook nog maar sporadisch.”  Zijn mooiste herinneringen aan de periode dat hij nog meevloog, bewaart Jos aan een vlucht vanaf Brive dat voor hem een pittige dagfondvlucht is. Hij korfde één duif in en werd door de aanwezige liefhebbers uitgelachen, die aangaven dat hij deze pure sprinter nooit meer terug zou zien. Ze kregen ongelijk want deze doffer speelde een 12e in de bond en de 125e provinciaal. Twee weken later verspeelde hij de duif alsnog, maar dan op een midfondvluchtje.  De jaren tachtig waren zijn beste jaren en in die tijd won hij menige eerste prijs op Quivrain en Noyon. Maar dat is verleden tijd en Jos houdt zich tegenwoordig alleen nog bezig met het verzamelen van duivenboeken.

Jos zijn hobby speelt zich vrijwel geheel achter de computer af. Daarnaast bezoekt hij een enkele keer een rommelmarkt. Hij is feitelijk nog maar een jaar actief bezig met verzamelen en in deze relatief korte tijd heeft hij inmiddels zo’n 300 Nederlandstalige postduivenboeken bij elkaar weten te sprokkelen. Het exacte aantal Nederlandstalige postduivenboeken dat is uitgebracht zolang de postduivensport bestaat, zullen er naar schatting zo’n 400 zijn. Inmiddels is Jos ook begonnen met het sparen van Franstalige duivenboeken. Het wordt uiteraard steeds moeilijker om de ontbrekende exemplaren te vinden zegt Jos. “Vooral de oudste boeken zijn moeilijk te vinden en als je ze vindt, dan zijn ze dikwijls vrij prijzig. De boeken die uitgekomen zijn tussen 1862 en 1930 zijn natuurlijk heel wat duurder dan de boeken die in de jaren 60 t/m 80 geschreven zijn. Die smijten ze bijna naar je hoofd voor een paar euro. Ik zoek dagelijks de mij bekende internetsites af. Daarnaast ken ik inmiddels een grote kring van verzamelaars waarmee ik boeken ruil. Naast dat het zoeken naar boeken een mooie tijdsbesteding is, geniet ik ook van de contacten met andere verzamelaars. Opvallend vind ik wel dat sommige verzamelaars die ik benader om te ruilen soms erg bot reageren. Dat vind ik op zijn zachtst gezegd vreemd. Want wat is er nou mooier om elkaar te kunnen helpen met je hobby? Maar het zal wel bij de huidige tijd horen. In de duivensport zelf zie je immers ook minder bereidheid om elkaar te helpen. Sowieso denk ik dat als er niets veranderd, zowel in de organisatie als aan de mentaliteit van de gemiddelde liefhebber, dan zie ik de duivensport niet rooskleurig tegemoet. Van hoog tot laag zouden er veel meer inspanningen moeten worden verricht om mensen bij de sport te krijgen en ze te behouden.”

Tot zover Jos van Camp die tot slot aangeeft dat ondanks dat hij zelf niet meer meevliegt, hij nog wel bij de duivensport betrokken is. Hij leest elke dag wel in één van zijn boeken en daarnaast leest hij ook het duivensportblad de Duif, bezoekt hij vele internetsites en kijkt hij naar duivenvideo’s.


18 Juli 2016

Max v.d. Zwaag – Zuidbroek / Saamhorigheid.3

Saamhorigheid d.w.z. het gevoel dat je bij elkaar hoort is in mijn optiek een belangrijk facet dat er aan kan bijdragen dat de duivensport niet verloren gaat. In de twee vorige columns/minireportages over dit onderwerp stond vooral het verenigingsleven, de sfeer en de gezamenlijke activiteiten binnen de club synoniem voor dit gevoel. Hoewel Johan Zomer en zijn vrouw Willy de hoofdpersonen uit de vorige column over dit onderwerp, dit aspect wel breder trokken dan alleen hun eigen club. Zo beleven zij ook veel plezier aan het bijwonen van de finales van éénhokraces waarbij ze in contact komen met postduivenliefhebbers uit heel Europa. De saamhorigheid waar ik vooral op doel is de betrokkenheid van de Nederlandse duivenliefhebbers bij elkaar, los van waar je woont of lid bent. Die betrokkenheid kan en moet mijn inziens veel beter. In gebieden waar de saamhorigheid onder de duivenliefhebbers groot is, gaat het relatief goed met de duivensport. Een van de liefhebbers die dit ook zo ziet en zich daarom de afgelopen jaren meer dan eens heeft ingezet voor het promoten van de duivensport, is Max van der Zwaag uit het Groningse Zuidbroek.

Max is 65 jaar en heeft ruim 50 jaar postduiven. In de 5e klas van de lagere school zat hij bij Henk Timmermans in de klas, een zoon van de destijds zeer sterk spelende Jan Timmermans. Max die de liefde voor dieren van huis uit met de paplepel ingegoten heeft gekregen, ging daar regelmatig naar de duiven kijken. Rond 1967 werd hij lid van PV Expresse in Groningen. Max heeft altijd leuk meegedraaid, maar de duivensport is en blijft voor Max bovenal een hobby. “Ik zie me zelf als een goede hobbyist. Lekker bezig zijn en weten wat je doet en daar goed over nadenken. Ik ben snel tevreden. Ik ben er natuurlijk dagelijks wel mee bezig, maar er is meer dan duiven. Het mooiste dat ik koester is een bekertje van 1971 voor het 1e en 2e duifkampioenschap jonge duiven. Verder heb ik het niet zo op met kampioenschappen. Een mooie uitslag of een teletekstvermelding, o.i.d. spreekt mij meer aan. Een eerste in de afdeling zou ook heel mooi zijn.” Max is al vanaf 1982 actief als keurmeester (GVK). Een leraar op de middelbare school had hem ooit dit advies gegeven en toen het moment daar was heeft Max dit advies opgevolgd. Als keurmeester zijnde heb je een groot podium om de duivensport op een positieve manier uit te dragen. In de loop van die kleine 35 jaar dat hij duiven keurt is hij dan ook in veel verenigingen, ook ver buiten de provincie Groningen geweest. Daarnaast is hij ook actief als bestuurs- en commissielid (geweest). “Het makkelijk praten zit een beetje in onze genen en daardoor ben ik al snel in allerlei bestuursfuncties beland. Tegenwoordig zit ik nog in de klokkencommissie en jeugdcommissie en in het bestuur van de Noordelijke Kampioenendag. Ik help daar waar ik kan in de duivensport/afdeling. Dat die ik erg graag. De sport op een positieve manier uitdragen is in het belang van het behoud van de duivensport en daar draag ik graag mijn steentje aan bij.”

Zoals ik in mijn inleiding al aangaf ben ik van mening dat het binnen de duivensport niet zo best gesteld is met de betrokkenheid bij elkaar. Ik ga in deze column geen grote opsomming geven van voorbeelden om mijn mening te onderbouwen, maar wil in dit verband wel een paar dingen benoemen. Zo zijn er nogal wat liefhebbers die nooit of zelden een jonge duif of een koppel eieren weg zullen geven, terwijl ze jaarlijks tientallen eieren weg gooien. Wanneer je aan hen vraagt of ze iets voor een beginner of melker met kleine beurs over hebben, krijg je antwoorden als; “Ik ga niet tegen mijn eigen duiven vliegen”, of “ik heb ze zelf ook duur moeten betalen”. Een ander voorbeeld is het verzorgen en of opgeven van verdwaalde duiven. Dat is lang niet voor iedereen vanzelfsprekend. Ik vroeg Max hoe hij tegen dit soort zaken aankijkt. “Iedereen zal de duivensport op een positieve manier moeten uitdragen. De cultuur binnen de duivensport moet omhoog. We moeten als het ware een team vormen. We moeten het immers met elkaar doen. Onruststokers en negatievelingen moeten een halt worden toegeroepen (ook op FB). Draag uit dat je plezier in je hobby hebt en gun ook een ander dit plezier. Met respect voor elkaar te hebben kom je al heel ver. Overigens is het niet alleen van deze tijd hoor dat er lieden zijn die elkaar het succes niet gunnen. Toen ik in 1967 lid werd van een duivenclub werd ik hier al mee geconfronteerd en ergerde ik me daar destijds al groen en geel aan.

Het aantal liefhebbers dat de duivensport de rug toe keert om wat voor reden dan ook varieert per regio/provincie, maar vrijwel nergens zie je meer leden komen dan gaan. In andere columns zoals over de toekomst van de duivensport ga ik dieper op oorzaken en oplossingen in. In deze column heb ik het slechts over het versterken van saamhorigheid wat door mij als één van de reddingsboeien wordt gezien. Ik vroeg Max of hij dit ook zo ziet/ervaart. “Ja zeker. In verenigingen zijn het meestal de zelfde mensen die iets doen of iets niet doen. De groep die niets doet erbij betrekken is het belangrijkste om de saamhorigheid te versterken. Daar moet je je voor inzetten alhoewel het met die grijze massa soms wel moeilijk is. Net zoals in de evaluatie van bijna alle sporten gaat het ook in de duivensport steeds meer om de knikkers, dan om het spel.  Ik stoor me er niet aan, alhoewel ik soms wel een beetje tegengas geef door aan te geven dat men soms een beetje te ver gaat. Er is natuurlijk ook een kleine groep professionals en dat waardeer ik ten zeerste en ik heb respect voor hun prestaties. Ze doen er heel veel voor en dat mag dan beloond worden. Maar ik vind het wel vervelend dat sommigen van hen naast hun schoenen lopen en zodoende weinig bijdragen aan het saamhorigheidsgevoel dat juist zo nodig is om de sport te behouden. Zoals gezegd ben ik zelf actief in het uitdragen van onze hobby en daar hoort sociale media ook bij. Ik heb een eigen pagina (privé) een duivengroep, een groep voor de jeugd en voor de NKD gemaakt op FB, met als (sub)doel meer voorlichting over onze sport te geven.”

Als je op Facebook in de verschillende duivengroepen de discussies volgt, zie je weinig saamhorigheid. De meningen over verschillende onderwerpen als bijvoorbeeld verdwaalde duiven opgeven en ophalen staan vaak haaks op elkaar. Zo zijn er mensen die het normaal vinden om verloren duiven op te (laten) halen ook al zou hen dat een paar honderd euro per maand kosten, terwijl die zelfde mensen vaak wel bezuinigen op duivenvoer, supplementen of een dierenarts. Dat mensen met weinig financiële middelen een andere keuze maken, begrijp ik goed. Een koerier inschakelen voor 35 euro of dit geld uitgeven aan benzine voor elke verloren jonge duif is een kostbare zaak voor de oudere liefhebber met een klein pensioentje. Toch vinden veel liefhebbers die op FB actief zijn dat je dit gewoon kunt verwachten van deze liefhebbers. Uitspraken als “Anders stuur je de dierenambulance er maar op af en zadel je ze met die kosten op” lees ik vrij regelmatig. Persoonlijk kan ik me erg druk maken om dit soort ongenuanceerde uitlatingen. Ik vroeg Max hoe hij hier tegen aan kijkt. “Ach, op Facebook kun je van alles kwijt en enkelen maken daar misbruik van. Dat is jammer maar het zij zo. Zelf ga ik nutteloze discussies uit de weg. Op de duivensites die ik beheer verwijder ik de uitlatingen van mensen die zich niet gedragen of ik blokkeer ze. Soms wordt het gedrag van enkelen in onze sport me wel eens teveel en overweeg ik zelfs om te stoppen, maar als ik dan in het duivenhok ben en met de duiven omga ben ik het al snel weer vergeten. Het gegeven dat mensen geen duiven weg willen geven omdat ze niet tegen hun eigen duiven willen vliegen, kom ik helaas ook tegen. Van mij kan een ieder krijgen wat ze willen, als ze geduld hebben. Ook een duifje ruilen doe ik zo nu en dan wel als er vraag naar is. In onze vereniging wordt nog wel eens onderling wat gegeven of geruild.

Tot slot vroeg ik Max hoe hij denkt dat de teruggang van het aantal duivenliefhebbers gestopt kan worden. “Dat wordt erg moeilijk. Er zal bij de jeugd een ommekeer moeten komen, maar die hebben al zo veel. Het is niet meer zoals vroeger. Toen hadden we weinig maar waren we wel snel tevreden. Jeugd/beginners/herintreders moeten we vooral benaderen via de sociale media. Ze moeten via een App allerlei zaken binnen de duivensport kunnen volgen en alles moet Up Too Date zijn. Het is daarom jammer dat velen behorende tot de grijze massa nog altijd denken "Vroeger deden we het zo en daarom doen we het nu ook niet anders". Het niet mee willen gaan met de ontwikkelingen van de huidige tijd zou onze hobby wel eens de kop kunnen gaan kosten. De eerste goede stap van ons nieuwe NPO bestuur is gratis entree NPO-dagen en deze open stellen voor iedereen. Ook voor diegene die niets heeft met de duivensport. En dan nog de media zo ver krijgen dat die er aandacht aan besteden willen.”


30 juni 2016

Hielko Postma - Eenrum / Duivensport Vroeger en Nu 

In boeken als “Kampioenen klappen uit de biecht”, “Methoden en geheimen”, “101 Methoden om kampioen te worden en te blijven” en nog tientallen andere boeken uit de hoogtijdagen van de duivensport, wordt door vele grote kampioenen uit de doeken gedaan hoe zij destijds hun successen behaalden. De afgelopen jaren zijn veel van deze methoden aangescherpt, geperfectioneerd en aangepast, maar ook zijn er nogal wat van deze methoden en inzichten volledig achterhaald. Door een aantal liefhebbers waaronder Gerhard Bolks uit Gramsbergen, werd aangegeven dat ze graag artikelen/columns lezen waarin de oude en nieuwe “waarheden” naast elkaar worden gezet en vergeleken. Zelf ben ik een speurneus die bepaalde zaken graag tot op de bodem uitzoekt, dus de vraag om een dergelijk onderwerp in mijn columns aan te snijden is niet tegen dovemansoren gericht. Onder de titel “Duivensport vroeger en nu” zal ik de oudere liefhebbers die op mijn pad komen en 60 jaar of langer duiven hebben, hierover aan het woord laten. In deze column/minireportage is dat de 77 jarige Hielko Postma uit Eenrum.

Hielko is op zijn 17e met duiven begonnen, dus is inmiddels 60 jaar duivenliefhebber. Een schoolkameraad die op een boerderij woonde had een paar duiven. Dat wilde Hielko ook wel. Zijn ouders hadden nog een klein kippenhok dat leeg stond en dus had Hielko niet veel later zelf ook duiven. Hij woonde destijds in Zuurdijk. Een jaar later werd Hielko samen met zijn vader lid van PV Hunsingo te Winsum. Tot halverwege de jaren zestig vloog Hielko in combinatie met zijn vader. Vooral op de dagfond konden ze goed meekomen. Een mooie overwinning van Orleans in groot verband en verschillende andere kopprijzen, alsmede kampioenschappen op de fond, werden in die periode binnengehaald. In 1966 verhuisde Hielko naar Eenrum waar hij op zichzelf opnieuw is begonnen. Tot en met 1975 werd door Hielko het programma gespeeld. Begin jaren zeventig ook nog een paar jaar in combinatie met R. Meijer eveneens uit Eenrum. Daarna is Hielko op de overnachtfond overgeschakeld. De belangrijkste reden hiervoor was dat zijn zoon wielrenner was en Hielko vaak met hem mee ging naar de wielerwedstrijden. Met duiven van onder andere Thei Degens, Jan te Pas, Ton Bollebakker, Gebr. Bruggeman, Peet Solleveld en Klaas Sturris werd een solide basis gelegd voor een sterke fondstam voor wie de grote overvlucht geen onoverbrugbare hindernis bleek, gezien de resultaten die Hielko de afgelopen 30 jaar heeft neergezet. Na zijn landelijke doorbraak in 1986 met een 4e nationaal op een loodzware St Vincent op een afstand van 1218 km en door op Nationaal Dax (1207 km) met 6 duiven mee 6 prijzen te spelen, deed Hielko vanaf die tijd met grote regelmaat van zich horen op de klassiekers. De uitslag van St Vincent in 2002 was bijvoorbeeld ook zo’n uitslag om in te lijsten. Hielko had 6 duiven mee en binnen 80 minuten waren zij alle zes weer thuis (In de Fondclub 13e, 29e, 33e, 52e, 54e en 56e). Nu nog een 1e nationaal, dat zou de kers op de taart zijn, zegt Hielko.

Hielko heeft 25 koppels vliegers en 7 koppels kwekers. Deze zijn gehuisvest in een vlieghok van 5 meter bij 2,80 meter, een jonge duivenhok van 2.50 bij 2.50 meter en zin kwekers zitten boven de vliegers in de nok van het hok. Het is woekeren met de ruimte, maar de ruimte die er is, wordt efficiënt benut.

Hielko bevestigt dat er veel veranderd is in de duivensport. “Zeker is er veel veranderd. Zo zijn er veel meer mogelijkheden om grote fond te spelen hier in het noorden. Toen ik overnacht ging spelen moest worden ingekorfd in Groningen bij de Luchtbode. Er waren maar 3 vluchten namelijk St Vincent, Dax en Bergerac. Nu kun je in deze regio zelfs inkorven voor vluchten als Marseille (1120 km), Perpignan (1213 km), Pau (1222 km) en Barcelona (1373 km). Daar moest men vroeger niet aan denken. Wij hadden toen echt wel genoeg aan drie overnacht vluchten. Als het wat tegen zat stond het concours dagenlang open. Dat is ook een groot verschil met nu. De prijzen zijn ook hier de dag na lossing vrijwel altijd wel verdiend. Zelf zal ik niet inkorven op de ZLU, ik vind het te zwaar voor mijn duiven.Andere grote veranderingen ten opzichte van de jaren zestig en zeventig noemt Hielko de verbeteringen van het vervoer, het aantal duiven per liefhebber, het aantal vluchten per weekeinde waarop ingekorfd kan worden, maar ook de keuze in voer en bijproducten. “Tegenwoordig zijn er diverse merken en soorten te verkrijgen aangepast aan het seizoen. Vroeger waren er maar enkele firma’s die duivenvoer op de mark brachten. Wij haalden ons voer meestal rechtstreeks bij de boer (Tarwe, Haver, Erwten, Lijnzaad en zomers dorsafval). Tegenwoordig voer ik ook de mengelingen die aan het seizoen zijn aangepast. ‘s Winters voer ik één keer per dag naar behoefte. Zomers voer ik volle bak die na een half uur weer wordt geleegd. De duiven die op een bepaalde vlucht mee moeten worden in hun nestbak bijgevoerd in potjes met veel vethoudende zaden en pinda’s. Op medisch gebied is tegenwoordig alles op zijn kop gezet. Het ene product is nog beter dan het andere. Men grijpt nu direct naar een pot of flesje wanneer er maar iets tegen zit. Wanneer de duiven vroeger last van het geel hadden werden hooguit middelen als Buisman (gebrande suiker) en jodium gebruikt. Ook werd af en toe het elixer van De Reiger (vitaminen, mineralen) en Aviol (mineralen en sporenelementen) aan het water toegevoegd. Bleven ze hiermee niet gezond, dan werd er geruimd. Ik ben zelf een voorstander van natuurproducten en gebruik al jaren Duo Kruiden Elixer van Jan Smit en BCS Clinee-Tril (mineralen en sporenelementen). Medicijnen worden door mij nauwelijks gebruikt. Alleen bij een ernstige E. coli uitbraak kuur ik wel. Dan gebruik ik de 4 in 1 mix van Belgica. De laatste jaren heb ik niet meer tegen het geel gekuurd. Ik druppel wel tegen luis.”

De gedachten over weduwschap zijn de afgelopen jaren flink veranderd. Waar men vroeger de ramen van de hokken van de weduwnaars afschermde met lakens of ze wit kalkte en men overdag nauwelijks bij de duiven durfde te komen om hun rust niet te verstoren, of hen zelfs opsloot in het broedhok, zie je dat nauwelijks meer tegenwoordig. Ook niet bij Hielko. “Bij mij worden de weduwnaars niet opgesloten in hun broedhok, zij hebben de vrijheid in hun hok. De ramen zijn voorzien van een soort matglas. Ze hebben geen uitzicht naar buiten, maar het zonlicht schijnt volop naar binnen. Mijn hok heeft een zeer gelijkmatige temperatuur. Het verschil tussen nacht en dag is zelden meer dan 6 graden. Ik vlieg de laatste jaren totaal weduwschap. Bij de invliegvluchten toon ik +/- 10 minuten. Zodoende kan ik de duiven rustig pakken voor het inkorven. Als er op dinsdag moet worden ingekorfd voor een overnachtvlucht laat ik vanaf 12 uur de duiven bij elkaar die mee gaan. De rest sluit ik dan op in hun broedbak. Ik gooi dan wat stro in het hok, waardoor ze meteen beginnen te nestelen. De duiven gaan maar één keer per dag los. De doffers laat ik rond 09.00 uur los en dan gaat hok dicht tot ik na de koffie de duiven ga verzorgen. Ik kijk daarbij niet op 10 minuten. De duivinnen gaan alleen ‘s avonds los. Dat kan de ene keer om 19 uur zijn en een andere keer pas om 21.00 uur. Voordat de duivinnen los gaan hebben ze al voer gehad en kunnen ze net zolang buiten blijven als ze willen. Als duivinnen onderling gaan paren worden zij opgesloten. Verder niet te veel poespas. Verduisteren doe ik nooit, ook de jongen niet. Ik wil de duiven niet uit hun natuurlijke ritme halen.”

In verschillende reportages uit de jaren zeventig wordt er op gewezen dat de duiven na een lange winter/rustperiode voorzichtig moeten worden voorbereid, met eerst gedwongen training rond het huis die steeds verder werd uitgebreid en vervolgd werd door oefenvluchtjes die qua afstand steeds verder weg waren. Tegenwoordig hoor en lees ik bijvoorbeeld regelmatig over het gebruik van magnesium om scheefvliegen in het voorjaar te voorkomen. Ik vroeg Hielko hoe hij daar tegenaan kijkt en sowieso tegen trainen in het algemeen. “Bij mij vliegen de duiven het gehele jaar los, ook in de winter. Ik kan mij voorstellen dat waar de roofvogels actief zijn, dat men hier rekening mee houden moet. Scheef vliegen komt hier niet voor daar de duiven zich het gehele jaar kunnen uitleven. Het gebruik van magnesium is mij overigens onbekend. Opleren doe ik maar mondjesmaat. Ik maak daar geen werk van. Ik breng ze één of twee keer richting Groningen (10 km). Dat moet voldoende wezen.”

Tot zover Hielko Postma die nog steeds veel plezier aan de duivensport beleeft en dit ook uitdraagt aan de jeugd in zijn club die hij met raad en daad bijstaat. Meer info over Hielko op  http://www.hielkopostma.nl/


8 juni 2016

Jeroen Kluinhaar – Harderwijk / Beginners bij de Sport houden.7

Medio april 2015 schreef ik de vorige column/minireportage over beginners. Hierin stond Frank van den Dragt centraal, toevallig een clubgenoot van de hoofdpersoon van deze column/minireportage. Behalve dat ze clubmaats zijn en beiden nu twee jaar actief zijn in de duivensport, zijn ze ook ongeveer even oud (Frank 37, Jeroen 34 jaar) en beide vaders van jonge kinderen. Anders dan Frank had Jeroen voordat hij met postduiven startte al een aantal jaren duiven, namelijk Takla’s (Turks tuimelaars ras) en Birmingham Rollers. De overstap naar postduiven was snel gemaakt toen hij van een liefhebber uit de buurt zijn eerste postduif kreeg. Zijn duiven heeft Jeroen in een omgebouwd tuinhuis /blokhut, die hij in eerste instantie eigenlijk voor zijn vrouw had gebouwd om tuinspullen in te zetten.  Dit hok is 5,5 x 2,2 meter groot en verdeeld in 3 kleine afdelingen met rennen. Inclusief jongen had Jeroen hier eind mei 45 duiven op zitten.  Net zoals het bij de meeste beginners gaat, was het voor Jeroen op zich niet moeilijk om een hok vol duiven te krijgen. Zeker in een vereniging als “De Eendracht” zijn er voldoende liefhebbers te vinden die een beginner aan duiven willen helpen. Maar Jeroen beseft inmiddels wel, dat wil hij aan de top meedraaien hij gericht duiven zal moeten aanschaffen en geen vreemdelingenlegioen er op na zal moeten gaan houden. “Ik vind het lastig om aan goede duiven te komen al heb ik best wel wat duiven bij bekende liefhebbers vandaan. Maar het is natuurlijk afwachten of het daadwerkelijk net zulke goede duiven zijn dan dat het op papier lijken.”

Ik adviseer beginners altijd om voor zichzelf eerst een duidelijk doel te bepalen m.b.t. wat ze in de duivensport willen bereiken. Er zijn nogal wat duivenliefhebbers die gewoon maar wat doen, zonder echt een doel voor ogen te hebben. Zo zie ik bijvoorbeeld regelmatig overnachtfondduiven op hokken bij liefhebbers die alleen vitesse en midfond spelen, of juist precies andersom. Dat er dan weinig succes geboekt zal worden spreekt vanzelf. Voor Jeroen is het inmiddels wel duidelijk wat hij met zijn duiven wil bereiken. Hij wil zich voornamelijk op de vluchten boven de 500 km richten, maar streeft geen hoger doel na dan zoveel mogelijk plezier aan de duiven te beleven. “De duiven zijn voor mij een vorm van ontspanning. Na een dag hard werken even het hok in, krabben en kijken hoe de duiven erbij zitten. Dan kom ik weer tot rust. Het mooiste van de duiven sport vind ik de omgang met de duiven en het wachten bij thuis komst van een vlucht. Ik vind het  altijd weer een bijzondere ervaring als ze thuis komen. Mijn doel is om met regelmaat op de uitslag te staan en het zou ook heel mooi zijn om op den duur ook eens een paar kopprijzen te winnen. Ik besef goed dat ik in prestaties nooit mee zal kunnen met de professionele liefhebber die voldoende geld, tijd en ruimte heeft om aan de duiven te besteden. Ik zie om me heen dat de druk om te presteren erg hoog ligt bij sommige liefhebbers en ook dat als je een leuk duifje wil gaan kopen, bij dat type liefhebber soms erg diep in de buidel moet tasten. Voor mij is en blijft de duivensport echter een hobby.”

Uit mijn vorige columns/minireportages over dit onderwerp blijkt wel dat met uitzondering van Jurgen Menkhorst (die ondanks zijn jonge leeftijd echter geen beginner is), vrijwel iedereen de duivensport moeilijk vindt om onder de knie te krijgen. Jeroen is hierop geen uitzondering. “Als beginner moet je zoveel leren. Er is heel wat kennis voor nodig om met postduiven succes te hebben. Ik vind het ook best moeilijk om ze goed gezond te houden en vooral om ze in top conditie te krijgen. Daarnaast is het een flinke tijdsinvestering. Ik ben het met Frank eens dat duivensport soms erg moeilijk te combineren is met een jong gezin en werk. Zelf ben ik vaak erg laat thuis van mijn werk. Ik vertrek meestal om 6.00 uur ’s morgens en ben dikwijls niet voor 18.00 uur thuis. In de winter kan ik dan ook niet anders dan ze volle bak te voeren. Een voordeel tijdens het vliegseizoen is wel dat omdat ik door het hele land werk regelmatig de duiven kan meenemen om ze te lappen.” Op mijn vraag op welke manier hij kennis opdoet geeft Jeroen aan dat hij regelmatig surft op het internet en dat hij van een clublid een stapel duivenboeken heeft gehad. “Naast het lezen van boeken en op internet, heb ik het meeste geleerd van de gesprekken met liefhebbers en ook door gewoon met de duiven bezig te zijn. Ik heb niet echt een leermeester, maar ik heb Nico (de-duivencoach.nl) als vraagbaak achter de hand en daarnaast vraag ik met name tijdens de inkorf avonden van alles en nog wat aan ervaren liefhebbers. De hulpvaardigheid in onze club is groot. Nieuwe leden wachten bij ons in de club een warm welkom. Er heerst saamhorigheid. Wat dat betreft heeft onze club de juiste naam (PV de Eendracht). In Harderwijk en omstreken heeft de duivensport dan ook zeker nog wel toekomst.”

Een aspect waarover ook veel beginners struikelen zijn de financiën. De duivensport is geen goedkope hobby. Vooral oudere liefhebbers die rond moeten komen van een klein pensioentje, geven aan dat de kosten van hun hobby soms nauwelijks op te brengen zijn. Dat er om die reden misschien minder aanwas van nieuwe leden komt uit de groep gepensioneerden dan dat je logischerwijs zou verwachten, hangt m.i. met dit aspect samen. Ook Jeroen geeft aan dat de sport op zich niet echt goedkoop is. “Persoonlijk vind ik de duivensport niet erg duur, maar beslist ook niet goedkoop. Het hangt wel van jezelf en je doelstellingen af. Hoeveel duiven wil je houden? En hoeveel wil je er wekelijks inkorven? En wil je de top bereiken en de daarbij behorende investeringen doen of ben je met minder tevreden? Ik heb zelf ook een paar duiven gekocht die niet echt goedkoop waren, maar ik ben ook erg gematst door mij totaal onbekende duiven liefhebbers. Zo plaatste ik een oproep op Duivenmarktplaats voor jonge duiven. Er reageerde een man uit Limburg (Ron Merry) en deze heeft mij 2 prachtige  jongen geschonken van zeer goede afkomst en ook kreeg ik er 2 oudere duiven bij om uit te kweken. Dit soort ervaringen maken voor mij de hobby wel bijzonder leuk.”

In de column met Frank van de Dragt gaf ik aan dat ik grote overeenkomsten zie tussen de beginners die zich met weinig moeite weten te plaatsen tussen de gevestigde namen. Een van deze overeenkomsten is dat deze beginners een mentor hebben in de vorm van een door de wol geverfde melker die zijn sporen in de duivensport heeft verdiend. Bij Marc Flap is dat de marathonspeler Evert Antonidus die zich op één van de verste afstanden van het land regelmatig weet te klasseren op de klassiekers en Frank van de Dragt heeft een schoonvader die als voormalig lid van de combinatie Beelen grote successen heeft behaald op de overnachting waaronder 2 x een NPO overwinning. Voor Jeroen zou zo’n mentor ook een uitkomst zijn, regelmatig even een blik in het hok, even over de schouder meekijken, bijsturen waar nodig, etc. Volgens mij lopen er in Harderwijk wel een paar liefhebbers rond die deze rol best op zich zouden kunnen/willen nemen. Een andere overeenkomst die ik zie bij de meeste liefhebbers die een bliksemstart maken, is dat ze veel steun ondervinden van hun levensparter/gezin. Bij Frank en Marc zijn hun vrouwen bijna net zo enthousiast als zij zelf en springen ze in de verzorging bij als dat nodig is. Op mijn vraag hoe zijn vrouw staat ten opzichte van de duivensport geeft Jeroen het volgende aan; “Mijn vrouw staat achter mijn hobby zolang ze zelf maar niet het hok in hoeft. Ze weet dat het een stuk ontspanning is voor me en dat doet haar ook weer goed om te zien. Zelf heeft ze niets met duiven. Ik heb sowieso weinig mensen in mijn directe omgeving die geïnteresseerd zijn in de duivensport.”

Tot slot vroeg ik Jeroen of er zaken zijn binnen de duivensport waar hij zich aan stoort. Hierop gaf hij aan dat hij slecht tegen mensen kan die die elkaar de overwinning niet gunnen. “Verliezen hoort bij een wedstrijd en natuurlijk is het wel een teleurstelling als je duiven naast de prijzen of soms zelfs pas de volgende dag aankomen, maar aan de andere kant is de vreugde nog groter als je een volgende keer zelf een vroege duif hebt.”  Tot zover Jeroen Kluinhaar. Ik hoop dat hij nog lang mag genieten van de duivensport.


23 mei 2016

Jan Luchtmeijer - Drachten / Duiven door de eeuwen heen

De titel van deze column heb ik geleend van Steven van Breemen die op zijn website een interessant hoofdstuk aan dit onderwerp heeft gewijd. Zoals uit een aantal van mijn eerdere columns blijkt is mijn interesse voor de duif veel breder dan alleen voor de postduif. Rond 1990 had ik daarom het plan opgevat om een duivenboerderij op te gaan zetten en hier aan gekoppeld diverse activiteiten te ontplooien. Dit betrof activiteiten als het kweken van zeldzame tropische rassen en sierduiven, een postduivenkweekstation, een koeriersdienst (bestond destijds nog niet), het wegvangen en beheren van verwilderde duiven op plaatsen waar ze overlast bezorgen, een duivensportwinkel, een educatief centrum met expositieruimte, etc. Ook een duivenmuseum waarin de duif belicht zou worden in al zijn facetten zou onderdeel gaan uitmaken van de duivenboerderij. In de periode waarin mijn ondernemersplan gestalte kreeg bezocht ik in binnen en buitenland dierentuinen, vogelparken, duivenhandelaren en duivenmarkten, tentoonstellingen, duivenfokkers en kweekcentra. Maar ook bezocht ik diverse musea waar iets over duiven te zien was, zoals bijvoorbeeld oorlogsmusea waar ik veel leerde over de duif als boodschapper en oorlogsheld. Mijn bewondering voor de duif nam hierdoor steeds meer toe. Helaas heb ik mijn plannen door persoonlijke omstandigheden destijds niet uit kunnen voeren, maar de opgedane kennis en contacten komen me met de-duivencoach.nl absoluut goed van pas.

Op één van mijn vorige columns kreeg ik als reactie de vraag of ik ook eens aandacht zou willen schenken aan het verleden van de duif en de duivensport. Al googelend kwam ik vervolgens o.a. op de site van Steven van Breemen (die ik overigens regelmatig bezoek) en de titel van een nieuwe column was geboren. Toevallig had ik kort daarvoor kennis genomen van het boek “Kijk een duif” van Jan Luchtmeyer en besloot ik om deze man een bezoek te brengen en met hem als hoofdpersoon van deze minireportage een boompje op te zetten. Jan is 68 jaar en gepensioneerd KNO arts. Als kind kwam hij voor het eerst met duiven in contact toen hij logeerde bij zijn oom Johannes Antonides, een bekende postduivenliefhebber en keurmeester. Diens kleinzoon Evert Antonides is heden ten dage nog steeds een bekende grote fondspeler. Hierdoor werd de liefde voor de duif geboren. Die jeugdliefde pakte hij pas veel later weer op. Het werden echter geen postduiven maar sierduiven. Vanwege zijn werk was er voor het dagelijks laten trainen van de duiven geen tijd en daarnaast wilde hij graag iets bijzonders fokken. “Toen mijn kinderen klein waren kocht ik voor hen in eerste instantie Nederlandse Helmduiven. In de loop der tijd werden er steeds meer duiven en rassen aangeschaft. Inmiddels fok ik zo’n 30 jaar sierduiven. In de afgelopen jaren fokte ik onder andere Engelse Nonduiven, Damasceners, Voorburgse Schildkroppers, Oudhollandse Kapucijnen, Rshewer tuimelaars, Kalugaer tuimelaars, Wolga tuimelaars, Noordkaukasische tuimelaars Tsjeljabinskser tuimelaars, Kazanse tuimelaars en Sherazi tuimelaars. Maar het langst van allen de Oudduitse en de Oudoosterse meeuwen en de Seltsjoekse tuimelaars. Deze drie rassen heb ik nu nog steeds op het hok en hier ga ik ook mee door.” Op de vraag of Jan een doel voor ogen heeft met de fok van sierduiven geeft hij aan dat hij voornamelijk fokt voor zijn eigen plezier. “Ik behoor meer tot de liefhebbers dan tot de topfokkers. Showen van de dieren is niet het belangrijkste voor mij. Het dagelijks verzorgen van de dieren, de kweek en wat daar allemaal bij komt kijken vind ik het aardigst. Wel ga ik de laatste jaren iets meer naar shows, omdat je dan toch beter naar je dieren gaat kijken om te beoordelen of ze aan de standaard voldoen, het maakt je scherper. Ik doe mee aan de jongdierendagen in het noorden en de SNN-show (Sierduivenshow Noord Nederland). Ik ben wel van plan dat uit te breiden. Dat een volière met Seltsjoekse tuimelaars van mij 96 punten (F) kreeg was leuk om mee te maken.”

Jan is ruim 20 jaar lid van de Friesche Sierduiven Club en sinds kort penningmeester. “Het lid zijn van een duivenvereniging en daar ook actief in mee draaien vind ik erg verrijkend. Vooral de vergaderingen waar een spreker steeds weer wat interessants weet te brengen doet je weer bewuster met je hobby bezig zijn. Maar ook de onderlinge gesprekken over hoe het met de fok en dergelijke gaat, zijn erg leerzaam. Deze gesprekken vinden dan ook uitgebreid plaats tijdens de hokbezoeken die leden van onze vereniging afleggen bij leden van andere duivenverenigingen. Ik was eigenlijk geen verenigingsmens. Maar het contact met de duivenvrienden van de Friesche Sierduiven Club ervaar ik als zeer plezierig en positief.”

Zoals gezegd heeft Jan net als ik een grote interesse in de rol van de duif in de cultuur. Op mijn vraag hoe dat zo is gekomen, van waaruit die interesse is ontstaan, gaf Jan het volgende antwoord; “Voordat ik met iets begin, wil ik altijd meer weten over de achtergrond hiervan. En omdat de duif in het heden en verleden een grote rol speelt en speelde in allerlei facetten van het dagelijks leven, stuitte ik op een geweldige hoeveelheid gegevens. Die ontzettend leuke en interessante gegevens te ordenen tot één geheel is ook een hobby van me geworden. Zodoende schreef ik meerdere malen een artikel over de culturele achtergrond van de duif, maar ook over zijn gedrag, schreef ik het boek "KIJK EEN DUIF" en houd ik 2 tot 4 keer per jaar een lezing voor sierduivenverenigingen van Groningen in het Noorden tot Oirschot in het Zuiden. (zie ook mijn website http://www.luchtmeijer.com/presentaties ) In zijn boek en lezingen worden door Jan onder andere de volgende thema’s behandeld; de duif als boodschapper (van zowel een fysieke boodschap als overbrenger van een gedachte of idee), de duif als prooi (van mens en dier), de duif als vlees en mestproducent, de duif in de Godsdienst, de oorsprong en ontwikkeling van de (sier)duivensoorten, de reis van de duif (laat zien hoe de duif door verschillende culturen zijn weg naar ons land heeft weten te vinden), duiventorens in binnen en buitenland, de straatduif en de duif als huis- en lievelingsdier (sierduiven, vliegduiven en duiven met bijzonder gedrag). Om input te verzamelen voor zijn boek en lezingen heeft Jan samen met zijn vrouw veel gereisd. Zo werden de Cycladen (Griekenland) bezocht voor de fraaie duifhuizen en werd een bezoek gebracht aan de duivenvallei in Cappadocië (Turkije).

Tot slot vroeg ik Jan of het uitgeven van een boek als “Kijk een duif” niet een heel kostbare zaak is omdat er steeds minder boeken worden gekocht in dit digitale tijdperk.

“Dat klopt. Ik heb het boek in eigen beheer uitgegeven omdat het meer dan 400 afbeeldingen bevat, die lang niet allemaal van mijzelf zijn. Waar ik de oorsprong van weet heb ik dat duidelijk vermeld. Om het door een uitgever te laten uitgeven zou ik waarschijnlijk ontzettend veel officiële toestemmingen moeten vragen. Dat zou een heidense klus zijn; zo veel dat het boek er nooit gekomen zou zijn. Het uitbrengen in eigen beheer betekent wel veel minder bekendheid en lage verkoopcijfers. Er zijn nu nog geen 100 exemplaren verkocht, terwijl het inderdaad een kostbare zaak was om het boek te laten drukken. Die kosten zijn er nog niet uit.”

Tot zover Jan Luchtmeijer. In een vervolg op deze column zal ik aan de hand van de thema’s die Jan heeft benoemd liefhebbers bezoeken die zich specifiek in één van deze thema’s hebben verdiept.


7 mei 2016

Berend en Corrie Super - Musselkanaal / De Vereniging.2

Overal in het land houden duivenverenigingen er mee op te bestaan. Dit is uiteraard erg jammer, want de vereniging wordt als de verbindende factor binnen de duivensport beschouwd. Deze ontwikkeling is helaas moeilijk tegen te gaan, daar het aantal duivenliefhebbers immers elk jaar minder wordt. Daardoor komt er in kleine verenigingen steeds meer druk op steeds minder schouders te liggen. Tel daarbij op dat de leeftijd van de gemiddelde duivenliefhebber veelal boven de pensioengerechtigde leeftijd ligt, dan mag duidelijk zijn dat het tij alleen gekeerd zou kunnen worden wanneer er nieuwe en jongere duivenliefhebbers bij zouden gaan komen. Het heeft er echter alle schijn van dat de nieuwe aanwas van jonge leden bij de meeste verenigingen zeer minimaal blijft. Dus zullen er steeds meer verenigingen worden opgeheven of gedwongen worden om te fuseren. In 2014 was ik bij Henk de Vrieze van vereniging De Trouwe Duif die dat jaar zijn 60 jarig bestaan vierde. Inmiddels zijn we 2 jaar verder en lijkt het er op dat zijn vereniging binnen niet al te lange tijd vermoedelijk op zal gaan in een nieuw op te richten vereniging. Eind vorig jaar zijn er namelijk plannen ontwikkeld voor een fusie van 6 verenigingen uit de kanaalstreek. Dit betreft de verenigingen uit Borger, Nieuw Buinen, Stadskanaal, Valthermond, Tweede Exloërmond en Musselkanaal. In het laatst genoemde dorp wonen de liefhebbers die centraal staan in deze column/minireportage, namelijk Berend en Corrie Super. Bij hen en nog een aantal oudere liefhebbers uit genoemde dorpen zijn de plannen voor deze fusie niet goed gevallen. Hun vereniging de Skymasters wordt dit jaar opgeheven en de leden van deze club zijn inmiddels al naar diverse verenigingen in de omgeving overgegaan. Ook Berend en Corrie. Zij zijn inmiddels lid geworden bij PV de Trekkers in Sellingen. Het zijn vooral de mensen die in het verleden veel tijd en energie in hun vereniging hebben gestoken en voor wie die vereniging een belangrijk deel van hun leven uitmaakt, die moeite hebben met deze fusie. Het is heel begrijpelijk dat zij een afscheid van de hun zo dierbare club als een groot verlies ervaren, aldus Berend en Corrie in een gesprek dat ik met hen hierover had.

Berend is 73 jaar oud en heeft vanaf zijn 15e jaar duiven. Berend is destijds met de duivensport in contact gekomen door zijn broer Willem. Van zijn 15e tot zijn 47e vloog hij samen met zijn broer in combinatie tot diens overlijden in 1990. Er werd destijds gestart met duiven van zijn opa en ooms en ook kwamen er duiven van Gerrit Zomer. Deze laatste kon het zich destijds (begin jaren 60) als één der weinige duivenliefhebbers in de regio Zuid Oost Groningen permitteren om duiven bij de toppers te kopen. Dit was ook de tijd dat voor jonge duiven kon worden gespaard middels bonnen die op zakken voer zaten. Zo kwamen er ook duiven in Musselkanaal op voerbonnen van Mariman. Later zijn daar nog duiven bijgekomen met veel Delbarbloed van de heer Velema uit Ter West. De nakomelingen van deze duiven zitten nog steeds op zijn hok. Berend en zijn vrouw Corrie behoren tot de categorie hobbyliefhebbers die de duivensport op een eenvoudige manier beoefenen. Gewoon op tijd los, goed voer en af en toe wat bijproducten als karnemelk, zuurkool, babypoeder, sla en boerenkool en daar moeten ze het mee doen. Bij een dierenarts komen ze nooit, alleen de verplichte inentingen worden gedaan. De fondvluchten genieten hun voorkeur, maar feitelijk genieten ze van elke vlucht. Voor een kampioenschap wordt niet echt gespeeld, de grootste voldoening beleven ze wanneer ze een steenvroege duif draaien van hun eigen oude stammetje, dan kan hun dag niet meer stuk. Na het overlijden van zijn broer ging Berend dus alleen met de duiven verder, maar gaandeweg kreeg Corrie ook steeds meer schik in de duiven. Corrie; “Op een gegeven moment werd ik gevraagd om de voorzitter van de club te assisteren. Aanvankelijk voelde ik daar niet zoveel voor, de duiven waren immers de hobby van mijn man en ik had het al druk genoeg. Ik werkte destijds in de zorg met veel onregelmatig werk en vooral ’s nachts. Toch heb ik ja gezegd en heb daar geen spijt van gehad, want het is een prachtige wereld. Ik ben de vergaderingen gaan bezoeken en heb genotuleerd.  En zo werd ik de duivenwereld ingezogen en met de duivenbacil besmet. Ik heb veel verhalen gehoord. Iedereen heeft zijn eigen visie en waarheid. En er zijn nogal wat geheimen in dit wereldje.”

Zoals gezegd viel het afscheid nemen van hun vereniging, waarvan Berend 50 jaar lid is geweest, hun zwaar. Toen de Voorzitter met in zijn kielzog nog enkele leden overstapte naar een andere club, had de Skymasters geen bestaansrecht meer en moesten ook zij met pijn in hun hart hun vereniging verlaten om nog met hun duiven te kunnen blijven spelen. Gevraagd naar wat het voor hen zo moeilijk maakte; “We hadden een gezellige club met een groot saamhorigheidsgevoel. Daarvoor hebben we ons altijd actief ingezet. Zo hielden we het clublokaal schoon, stonden achter de bar, organiseerden we vroeger in de wintermaanden een tentoonstelling, bingoavonden en hadden we een kaartclub. En tijdens het vliegseizoen waren we lid van de inkorfcommissie. Het idee van de fusie en om de krachten te bundelen in de Kanaalstreek vinden wij zeker geen slecht idee. Maar de manier waarop dit gecommuniceerd is met de liefhebbers, had veel beter gemoeten. Er is niet echt geluisterd naar de oude liefhebbers en hun bezwaren. Het lijkt er nu teveel op dat de belangen en wensen van de oude leden ondergeschikt zijn aan die van liefhebbers met meer geld en macht. Het zijn echter niet alleen de oude liefhebbers die al dan niet een slechte gezondheid hebben, of geen vervoer hebben naar een verder weg gelegen clubgebouw. Ook zijn in deze regio de gevolgen van de recessie goed merkbaar, werkeloosheid en daardoor geen tot weinig financiële draagkracht, maakt dat ook sommige jongere leden de dupe kunnen worden van deze fusie. Maar wie zijn wij? Wij zijn Jan met de Pet. We hebben geen naam, geen geld, geen belangen, maar alleen een hobby die ons dierbaar is en waar we nog van hopen te kunnen blijven genieten zo lang dat nog kan.” Tot zover het verhaal van Berend en Corrie dat volgens mij model staat voor een grote groep liefhebbers die tussen nu en 10-15 jaar hun duivenjas aan de wilgen zullen hangen.


25 april 2016

Roelof van Looy – Zuidveen / voersystemen/supplementen en medische begeleiding.2

De afgelopen periode heb ik weer veel gelezen over voersystemen en medische begeleiding. De aanleiding hiervoor waren de vele vragen naar een bepaald product. De meeste van de producten waar men mij naar vroeg kende ik niet, maar ik ga dan wel altijd op onderzoek uit. En elke keer verbaas ik me weer over het grote aantal bijproducten/voedingssupplementen dat op de markt wordt gebracht voor de duivensport. En nog verbaasder ben ik wanneer ik lees wat er allemaal voorgeschreven wordt als onderdeel van de diverse voersystemen. Naar mijn mening is 80 tot 90 % van de voorgeschreven producten namelijk volstrekt overbodig. En als er door de betreffende liefhebber die zo’n systeem volgt ook nog een ander product naast gegeven wordt, zie ik vaak dat het de duiven zelfs meer slecht dan goed doet. Recent sprak ik zelfs iemand bij wie meer dan de helft van de eieren van de eerste ronde onbevrucht waren. Achteraf bleek dat hij zijn duiven vergiftigd had door twee producten te verstrekken die in combinatie met elkaar giftig zijn. Ik begrijp best dat mensen soms houvast zoeken en dat zo’n voersysteem van voerfabrikanten en/of duivendierenartsen die houvast kan bieden. Maar ik ben stellig van mening dat je niet tot in detail kunt voorschrijven wat een duif nodig heeft of waar die goed op reageert. Elke duif/soort heeft zijn eigen behoeften, net zoals dat iedere duif/soort meer of minder gevoelig is voor bepaalde ziektes. In plaats van een systeem van een ander na te volgen kun je dus beter je eigen systeem ontwikkelen en de duiven uitselecteren die het met jouw verzorging niet doen. Op deze manier bouw je een kolonie/stammetje op dat bij jou en jouw verzorging past.

Vorig jaar sprak ik met Harold Zwiers over het bovenstaande. Harold heeft zijn sporen verdiend in de duivensportwereld. De man die deze keer centraal staat in mijn column, timmert heel wat korter aan de weg dan Harold, maar gezien de bliksemstart die deze liefhebber maakt, zou het mij ten zeerste verbazen als hij niet een soortgelijke carrière gaat maken. Ik heb het over de 54 jarige Roelof van Looy uit Zuidveen die in 2011 zijn eerste stappen in de duivensportwereld heeft gezet, na in zijn kinderjaren ook een paar jaar duiven te hebben gehad. Woonachtig op een steenworp afstand van de internationaal bekende fondkampioenen gebroeders Limburg, heeft hij een goed voorbeeld van wat er in de duivensport te bereiken is. Andere voorbeelden met landelijke bekendheid uit zijn directe omgeving zijn Dik van de Berg en Herman Brinkman uit Tuk. Om met dergelijke mannen de strijd aan te gaan moet je van goede huize komen. En dat realiseert Roelof zich terdege. Hij legt zijn oren goed te luisteren en leest alles dat los en vast zit over de duivensport. Van de hiervoor genoemde Dik van de Berg (clubgenoot en leermeester) heeft hij veel opgestoken en ook een andere grote naam uit het noorden namelijk Henri Hoeks, komt regelmatig even langs. Van beiden heeft hij ook zijn startmateriaal verkregen. Het mooie is zegt Roelof, dat ze allebei heel anders naar de duivensport kijken, maar wanneer je goed naar ze luistert zijn er op essentiële punten grote overeenkomsten, al zou je dat in eerste instantie niet zeggen. Dat de adviezen van deze kampioenen door Roelof niet in de wind geslagen worden, blijkt wel uit de successen die hij in zijn korte duivenloopbaan al behaald heeft. Naast een 2e nationaal Orange (sector 4) werden in de paar jaar dat hij nu bezig is al diverse mooie uitslagen behaald zoals bijvoorbeeld de 3e, 5e en 10e op Ruffec in de Afdeling in 2013.

Roelof zijn vader had vroeger ook duiven dus kwam hij als kind al vroeg in contact met de duivensport. Roelof speelde zelf tot 1990 en is destijds gestopt toen er kinderen kwamen en daarnaast trok ook zijn andere passie (wielrennen) erg aan hem. Heel succesvol was hij in de duivensport tot die tijd niet geweest. Over die periode zegt Roelof o.a. “Ik wilde altijd winnen maar dat lukte niet, vooral niet met Dik van de Berg in de club, die vloog destijds zo hard met zijn duiven, daar was niet tegen te spelen. Maar toen dachten we allemaal dat we kampioenen in het hok hadden. Ik weet nu dat dit niet zo was. Vandaar dat ik mij na mijn herstart in 2011 eerst ben gaan verdiepen in de duif en afstamming.” Roelof is zich vanaf zijn herstart in 2011 direct op de grote fond gaan richten. Dit was het beste te combineren met zijn werk als accountmanager bij Agri Trader, een handelsblad voor landbouwmachines. Daarnaast geniet hij van de spanning die langzaam opgebouwd wordt tijdens het moment tussen inkorving en thuiskomst van de duiven. Roelof streeft naar het behalen van vroege klasseringen op nationale en NPO vluchten, het liefst de overwinning uiteraard, maar die 2e plaats op nationaal Orange was voor Roelof ook beslist een hoogtepunt waar hij enorm van heeft genoten. (zie foto van de duif).

Desgevraagd geeft Roelof aan hoe hij aankijkt tegen voersystemen. “Ik volg geen vast voersysteem omdat ik vind dat je door het observeren van je duiven leert hoe je moet voeren en dat dat kan iedere keer weer verschillend zijn. Wel houd ik me vast aan twee merken voer, namelijk Matador en Versela Laga, waar ik in de winter veel gerst aan toe voeg. Tijdens het vliegseizoen krijgen ze ook nog wel wat gerst maar niet zo veel.” Ten opzichte van de trend om de duiven zo dicht mogelijk bij de natuur te houden met zo min mogelijk medicatiegebruik, staat hij positief “Ik probeer zo weinig mogelijk medicijnen te gebruiken maar af en toe ontkom je daar niet aan. Vier weken voor de eerste overnachtvlucht verstrek ik een geelkuur van 5 dagen en drie dagen voor de inkorving ornispecial tegen infecties van de luchtwegen. Ik ben van mening dat een sportman gezond aan de start moet verschijnen en zo ook onze duiven, die immers ook atleten zijn.“ Bij Roelof zal je geen kasten vol bijproducten vinden. Ook experimenteert hij niet met natuurlijke middelen. Maar het is ook weer niet zo dat hij zijn duiven alleen op graan en water laat vliegen. Zo wordt er naast vers grit en de bak allerhande ook regelmatig biergist, Forte Vita, Omegaolie en Octa 2000 van Nanne Wolf verstrekt en ook af toe knoflook. Daarnaast geeft hij ze enkele dagen voor de inkorving een vetrijke mengeling plus pinda’s en Tovo en na een zware vlucht krijgen ze extra eiwitten om snel te herstellen. “Ze moeten niets te kort komen, ook niet in de winter en in de aanloop naar het vliegseizoen. Liever heb ik ze in het begin van het seizoen wat dikker, want wat ze in het voorjaar tekort komen wreekt zich later in het seizoen. Ze moeten straks veel trainen en kilometers maken, dan mag er wel wat in.”    

Tot slot nog enkele vragen.

Droge mestmethode of krabben?

Twee keer per dag gaat hier de krabber door het hok.

Streng selecteren maakt de kampioen is mijn mening. Ben je het daarmee eens?

Ja zeker. Maar als je net begint dan valt dat niet mee. Dan moet je wel even geduld hebben voordat je selecteert, anders hou je wel erg weinig duiven over. 

Let jij op uiterlijke kenmerken bij de selectie en met het koppelen? Zo ja waarom en zo nee waarom niet?

Ik let er nog niet zo op. Ik wil dat wel onder de knie krijgen en doe daar ook mijn best voor. Ik baseer me nu bij het koppelen vooral op de stambomen.

Uit het oog van de duif valt veel over de kwaliteit van de duif af te lezen. Dat zeiden grote kampioenen 60 jaar geleden al. Wat is jouw mening?

Dat is misschien wel zo, maar alvorens daar een mening over te hebben moet je je daar wel in verdiepen. En dan heb ik nog niet.


6 april 2016

Jan de Jonge – Veenoord / Een herstart maken.6

Met enige regelmaat komen er herstarters op mijn pad. Vooral als ze er een lange tijd uit zijn geweest zitten deze meestal met veel vragen. Zo ook de hoofdpersoon van deze column/minireportage, de 52 jarige Jan de Jonge uit Veenoord, bijgestaan door zijn 20 jarige dochter Sharon. Tussen 1990 en 1995 heeft Jan in dezelfde club (Vol Spanning) de duivensport beoefend. Hij constateert dat er in die 20 à 25 jaar erg veel veranderd is. “Toen vlogen ze nog op alleen water en voer.” Een kampioenschap behalen is dan ook geen doel dat door Jan wordt nagestreefd. Zo reëel is hij wel. “Ik wil er gewoon weer lol in krijgen en dat lukt me tot nu toe vrij aardig. Uiteraard doe ik wel mijn best om een leuke uitslag neer te zetten met die paar duiven die ik bezit en mijn bescheiden hokje.” Zelfs dat zal mijn inziens al een hele kluif voor hem zijn. Jan behoort immers tot de categorie liefhebbers met weinig financiële middelen. Dit is de categorie liefhebbers waarvan ik er helaas steeds meer zie afhaken. Ik vind dat jammer want de duivensport zou voor veel oudere gepensioneerden en anderen die leven van een uitkering een geweldige hobby kunnen zijn. Naast de omgang met je duiven (dus iets om handen hebben en dus voorkomen van verveling) is de duivensport ook beslist een probaat middel tegen de eenzaamheid (nieuwe vriendschappen opbouwen en onderhouden en een bijdrage aan het verenigingsleven leveren). Maar deze doelgroep kan zich niet permitteren om een nieuw duivenhok te laten zetten, van een goed presterend hok duiven aan te schaffen en bezuinigt noodgedwongen vaak op voer en voedingssupplementen. Hoe je het ook wendt of keert, als je van een uitkering rond moet komen is de duivensport een dure sport. Zo las ik bijvoorbeeld in een onderzoek van Rian Talen dat de gemiddelde prijs voor een jonge duif rond de honderd euro ligt. Een dergelijk bedrag kan deze categorie liefhebbers zich absoluut niet permitteren. Dat geldt ook voor Jan wiens hokbestand volledig bestaat uit krijgertjes. Op voer wordt door Jan overigens niet bezuinigd hoewel hij niet het allerduurste voer koopt, maar dat is mijn inziens ook helemaal niet nodig. Ook kunnen de duiven mijn inziens buiten het overgrote deel aan dure bijproducten waarvan de verkopers ons willen laten geloven dat die onmisbaar zijn om goed te kunnen presteren.

Jan is via zijn broer de duivensport ingerold. Na een aantal jaren sierduiven te hebben gehad waaronder Norwich kroppers en Italiaanse meeuwtjes, ging hij met zijn broer die postduiven had, samen vliegen. Een mooie ervaring uit zijn sierduiventijd is het behalen van het predicaat mooiste van de tentoonstelling met een Italiaanse meeuw die hij nota bene op de markt in Barneveld voor een habbekrats had gekocht. En opmerkelijk genoeg herhaalde de geschiedenis zich toen hij een paar jaar later met postduiven was begonnen. Hij kocht namelijk op dezelfde markt in Barneveld van een oude liefhebber wiens naam hij niet meer weet, een paar duiven en daar bleek een echte topper tussen te zitten namelijk de 673. Hier heeft Jan een aantal jaren erg veel plezier van gehad want deze duif mistte vrijwel nooit. Deze duif was er mede verantwoordelijk voor dat Jan zijn duivensportcariëre in 1995 afsloot als 2e keizergeneraal van zijn club.

In de periode nadat hij met de duivensport gestopt was, was Jan actief sporter totdat hij in 2003 tijdens een trainingsrondje op de fiets door een vrachtwagen werd geschept. Hier heeft hij blijvend letsel en dagelijks veel pijn aan overgehouden waardoor hij in de WAO is beland. Tijdens een ritje naar het ziekenhuis zat hij bij Ep Poelman uit Erica in de taxi en deze porde het sluimerend vuurtje voor de duivensport bij Jan weer aan. En zo begon Jan in 2014 weer met postduiven. Met een door vrienden gemaakt hokje van sloophout van 3 ½ x 2 meter en drie overgewende duiven van Jan Tip plus enkele jongen van de combinatie Poelman en een kweekkoppel van Dirk Verleun, begon Jan afgelopen jaar aan seizoen 2015 en slaagde er tot zijn grote blijdschap in om eerst met die overgewende duiven en later met de jongen regelmatig op de uitslag te komen. Zoals gezegd is Jan dus een kleine liefhebber met maar ruimte voor 6 koppels vliegers en zo’n 20 jonge duiven. Aankomend jaar zal hij met 12 duiven starten en wanneer hij net als afgelopen jaar (met de jongen) er in zal slagen om elke vlucht op de uitslag te komen dan is zijn seizoen 2016 al geslaagd. Het allermooiste zou zijn dat er dan ook nog een 1e prijs zou worden behaald. Afgelopen jaar zat hij al een keer 2e dus dat die 1e ook nog een keer gevlogen zal worden is zeker niet onmogelijk. En zeker niet wanneer hij een beetje hulp krijgt. En die hulp is er. Bevriende liefhebbers als Ep en Harco Poelman, Sip de Jonge en Max v.d. Zwaag staan gelukkig voor hem klaar met raad en daad en wie weet komt er van hun hokken wel een toekomstige eerste prijswinnaar naar Veenoord.


21 Maart 2016

Henk Ouderdorp – Lunteren / Toekomst van de duivensport.5

Vorig jaar in mei schreef ik mijn vorige column over het onderwerp “toekomst van duivensport” en daarin gaf Jurgen Menkhorst uit Drogeham, zijn visie daar op. Jurgen werkt sinds mei 2014 parttime op het kantoor van de NPO in Veenendaal. De hoofdpersoon van deze column/minireportage, de 68 jarige Henk Ouderdorp heeft eveneens bij de NPO gewerkt. Tussen 1989-1996 was hij directeur van het bureau. Net als nu was het een periode waarin het onrustig was in duivensportland. Zo heeft bijvoorbeeld de fraude van de gebroeders Bisseling en de hele nasleep daarvan flink wat impact op hem gehad. Henk geeft aan dat deze periode in zijn werkzame leven hem sowieso veel geleerd en gebracht heeft. “Eigenlijk was het een harde maar goede leerschool. Als je directeur van de NPO bent geweest kun je in elke organisatie werken. In de duivensport spelen namelijk heel veel belangen en die staan vaak haaks op elkaar. Het aansturen van vrijwilligers is veel ingewikkelder dan het aansturen van mensen in loondienst. Maar ik heb er met plezier gewerkt en bewaar hele goede herinneringen aan de samenwerking met de medewerkers van het bureau NPO.”

Henk heeft vanaf zijn 12e jaar duiven. Eerst is hij begonnen met sierduiven, maar toen een buurman die één van zijn sierduiven had opgevangen tegen hem zei; “ik zal je eens aan een paar echte duiven helpen”, was hij al snel met het duivensportvirus besmet. Hoewel hij zeker ook genieten kan van de wedvluchten, beleeft Henk het meeste plezier aan de kweek. Hij heeft een lange periode samen gevlogen onder de naam Top-Ouderdorp en behaalde ooit een mooie klassering in het Fondspiegel klassement. Sinds een paar jaar is hij nu zelfstandig lid en heeft hij zich op het kweken toegelegd van een goede stam fondduiven. Als anderen met door hem gekweekte duiven goed presteren schenkt dat hem net zoveel plezier als wanneer hij zelf een mooie prestatie neerzet.

Ik sprak met Henk over de grote daling van het aantal leden. In zijn tijd bij de NPO waren er nog meer dan 55.000 duivenliefhebbers bij de NPO aangesloten, nu is dat nog maar ongeveer een derde van dit aantal. Volgens Henk past een intensieve hobby als de duivensport minder in deze tijd. “Duivensport is een tijdrovende sport. De mensen kunnen veel meer kiezen en ze willen minder gebonden zijn. Ook is de duivensport bij vooral jonge gezinnen dikwijls lastig te combineren met werk en gezin. Man en vrouw werken vaak beiden en dat legt sowieso al veel druk op jonge gezinnen. Als ik in mijn omgeving kijk dan zal het aantal liefhebbers nog verder afnemen. Het aantal 65 + is heel groot. En er komt weinig jeugd bij. Hoewel er in bepaalde gebieden van het land (zoals in Staphorst) nog wel relatief veel jonge liefhebbers zijn. Ik ben benieuwd hoe dat komt. Zelf heb ik 4 zoons, maar geen van hen heeft belangstelling voor de duivensport.” Omdat ik er dichtbij woon denk ik wel te kunnen verklaren waarom er in een dorp als Staphorst veel jeugdige liefhebbers zijn. Allereerst is het een landelijk gebied waar mensen vaak voldoende ruimte hebben rondom het huis. Verder wonen er relatief veel duivenliefhebbers, dus de kans om hier mee in contact te komen is veel groter dan bijvoorbeeld in een grote stad als Zwolle waar nog maar enkele tientallen liefhebbers zijn. En ik constateer in Staphorst ook een grote bereidheid om elkaar te helpen. Er wordt veel samen gekweekt, geruild en met elkaar opgetrokken om zo elkaar op een hoger niveau te tillen. In zo’n sfeer gedijt een jeugdige liefhebber uiteraard veel beter dan in een vereniging waar een nieuw lid het voornamelijk zelf moet uitzoeken. Helaas zijn er ook veel verenigingen waar veel afgunst heerst en er geen tot nauwelijks bereidheid is om elkaar te helpen. In zulke verenigingen komen er geen tot nauwelijks nieuwe leden bij. Ik vroeg Henk hoe hij daar tegenaan kijkt. “We verliezen te veel leden door onderling gedoe in verenigingen. Ook de samenwerking tussen verenigingen verloopt vaak moeizaam. En toch is samenwerking noodzakelijk door het teruglopen van het ledental. Ik denk wel dat er nog voldoende liefhebbers zijn die klaar staan om nieuwe liefhebbers te begeleiden en te helpen. Ik ben een overnachtfondspeler en binnen deze discipline kom ik weinig afgunst tegen. Ik heb veel goede vrienden onder hen. Specialisatie is onvermijdelijk. Voor de samenhang in kleine verenigingen kan het echter een ramp zijn.”

In mijn vorige column over dit onderwerp gaf Jurgen Menkhorst aan dat naar zijn mening de duivensport vrij gemakkelijk onder de knie te krijgen is. Ik kreeg een aantal reacties van beginnende liefhebbers die het volstrekt oneens met Jurgen waren. Zelf zie ik dat er onder de grootste groep duivenliefhebbers veel kennis ontbreekt van heel essentiële zaken. Wanneer ik hier dan over door vraag krijg ik vaak als antwoord dat de duivensport zo ingewikkeld is. Hoe kijkt Henk hier tegenaan? “De duivensport is beslist geen eenvoudige hobby. Er zijn enkele liefhebbers die het gemakkelijk afgaat. Dit zijn echter de witte raven.”

Tot slot nog enkele vragen.

Wat trekt mensen nog aan in de duivensport volgens jou?

Het plezier in het verzorgen van en het omgaan met de duiven.

Wat zie jij als het grootste gevaar voor het behoud van de duivensport?

Medicalisering van de sport en de roofvogels.

Er wordt erg veel in ziektes gedacht is mij opgevallen. Jurgen Menkhorst ziet zelfs de resistentie tegen de werkzame middelen van duivenziekten welke in antibiotica zitten, als één van de grootste bedreigingen van de duivensport. Hoe kijk jij hier tegenaan?

Daar ben ik het mee eens. Ik lees graag de artikelen die Jaak Nouwen in Duifke Lacht over dit onderwerp schrijft.

De invloed van dierenbeschermingsorganisaties op onze hobby lijkt steeds groter te worden. Hoe kijk jij daar tegen aan?

Een goed PR beleid voor de duivensport is noodzakelijk. We moeten de duiven zorgvuldig vervoeren en lossen. De dierenbeschermingsorganisaties letten goed op ons.


10 Maart 2016

Henk Storm - Surhuisterveen / Postduivenfotograaf

Een onderwerp dat nog niet voorbij is gekomen in mijn columns is postduivenfotografie. Wel heb ik begin 2010 een bezoek gebracht aan Henk Wassink in Doetinchem die zich ook met duivenfotografie bezig houdt, maar destijds linkte ik nog geen column aan een minireportage dus kwam dit onderwerp niet echt ter sprake. Met de hoofdpersoon uit deze column/minireportage zoom ik nu wel wat dieper op dit onderwerp in. Die hoofdpersoon is ditmaal de 37 jarige Henk Storm uit Surhuisterveen die onder de naam Postduiven-fotograaf.nl een eigen bedrijfje heeft naast zijn dagelijks werk als timmerman. Henk heeft inmiddels zo’n 23 jaar duiven. Hij is met de duivensport in contact gekomen door een buurman van een kameraad. Het plezier aan de duivensport haalt Henk vooral uit het sociale gebeuren en dan met name de gezelligheid in de vereniging. De resultaten met de duiven zijn niet om over naar huis te schrijven. “Elk jaar begin ik weer met volle moed, maar vaak sta ik maar net op de uitslag. Ik heb geen idee wat hiervan de oorzaak is, maar ik blijf gewoon mijn best doen en dan zal het toch ooit eens beter gaan.” Hoge doelen v.w.b. prestaties met zijn duiven stelt Henk zichzelf dan ook niet. Met in de nabije toekomst een paar mooie uitslagen zou hij al heel tevreden zijn. Henk kan wel terugkijken op een aantal successen als bijvoorbeeld een 1e in de ACG maar deze prestatie dateert al weer van 5 jaar geleden. Het wordt dus hoog tijd dat er ook weer plezier uit mooie resultaten wordt gehaald. Met recente nieuwe aanschaf van de Combinatie Mantel uit Bergum en duiven van Geertje Reinders (soort van Gebroeders Scheele) plus aanpassingen aan zijn hok aan de hand van adviezen van Bennie van Dijk hoopt Henk dit te gaan bewerkstelligen. Henk realiseert zich terdege dat de rol van de liefhebber, c.q. de verzorging ook heel belangrijk is en geeft aan dat hij zonder een slaaf van zijn duiven te willen zijn er best een schepje bovenop wil doen. Of dit ook gaat lukken als vader van een jong gezin en met zijn fotobedrijfje naast een fulltime baan zal de tijd leren.

Voor wat betreft zijn bezigheden als duivensportfotograaf kun je Henk gerust een zeer gedreven jongeman noemen die continu streeft naar het beste resultaat. Hierin doet hij geen concessies. Hij streeft voortdurend naar nog beter en daar slaagt hij naar mijn mening ook zeker in. Vooral wanneer je je realiseert dat Henk geen opleiding in deze branche heeft en zichzelf alles eigen heeft gemaakt door middel van zelfstudie, kan hij op deze prestatie mijn inziens terecht trots zijn. Henk is in 2009 begonnen met het fotograferen van duiven. Dit ging hem zo goed af dat hij in 2011 besloot om postduiven-fotograaf.nl op te starten. “Het leek me een mooie nieuwe uitdaging om weer iets anders te doen en me daarin te verdiepen en te verbeteren. Eerst ging dit natuurlijk moeizaam, maar met doorzettingsvermogen kom je een heel eind.” Henk richt zich met zijn activiteiten niet specifiek op de Nederlandse duivenliefhebbers, maar omdat hij zelf maar weinig op pad gaat om de liefhebbers thuis te bezoeken, komen de meeste klanten wel uit Nederland. En niet alleen uit het noorden. Er zijn er genoeg die voor een foto een lange autorit over hebben. Hoewel er vrij veel concurrentie is, heeft Henk over klandizie niet te klagen. Henk probeert zich te onderscheiden middels de kwaliteit van zijn foto’s, de duif zo natuurlijk mogelijk op de foto te zetten en de ontwerpen van de achtergrond. Ook ontwerpt hij sinds kort ook logo’s. Zijn opdrachtgevers zijn in de wintermaanden vooral liefhebbers die een verkoping op een veilingsite hebben. En in januari komen vaak de liefhebbers met hun kampioensduiven en kwekers. Deze zitten dan weer mooi in de veren en dat toont natuurlijk het mooist op een foto.

Vooral bij de ogenfoto’s zie ik grote verschillen tussen de verschillende duivenfotografen. Henk zijn ogenfoto’s zijn de laatste jaren kwalitatief sterk verbeterd, is mij opgevallen. Ik vroeg Henk wat hij er voor doet om de ogen zo goed op de foto te krijgen. “Voor het fotograferen van de ogen heb je een goede lamp nodig en natuurlijk de juiste lens. Hier ben ik dan ook continu mee bezig om het nog beter te krijgen. Er wordt hier ook vaak getest met nieuwe lampen. Ik ben altijd op zoek naar beter. Dat geldt ook voor de manier van fotograferen. Hier ben ik zeer nauwkeurig in, want ik wil er zo weinig mogelijk nawerk van hebben. De duiven wil ik goed van de zijkant fotograferen zodat de koplijn zuiver blijft. Een goede camera is daarbij wel belangrijk, maar de lens en de instellingen maken het verschil. Zelf fotografeer ik met het merk Canon. Ook moet elke foto met dezelfde belichting gemaakt worden, omdat de nabewerking daaraan is aangepast. De bak waarin ik de duif fotografeer heb ik zelf gemaakt. Daar is in de loop van de jaren heel wat aan gesleuteld en verbeterd. Hierbij was het vooral zoeken naar de standaard, de manier die mijzelf het gemakkelijkste af gaat. Ook de grootte van de bak heb ik al eens veranderd. En overal moet de bak juist belicht zijn.”

Tot slot nog enkele vragen.

Met een goed fotobewerkingsprogramma kun je van de meest slechte foto een prachtig exemplaar maken en van de grootste voddebaal een duif met uitstraling, maar toch besteed jij veel tijd aan het maken van de foto zelf. Waarom?

Als je een goede foto maakt heb je minder werk van de nabewerking, want daar gaat wel de meeste tijd in zitten.

Welk fotobewerkingsprogramma gebruik je en waarom die?

Adobe Photoshop. Dat is een uitgebreid programma waar je echt alles mee kunt. Van fotobewerking tot ontwerp.

Wat voor eisen stel je aan computer/beeldscherm/randapparatuur?

Het beeldscherm heb ik het liefst zo groot mogelijk. De computer moet snel genoeg zijn om het programma te draaien.

Maak je ook foto’s van huldigingen etc. of alleen van duiven?

Voor onze vereniging, rayon en samenspel maak ik de foto van de generale kampioenen. Voor de rest hou ik me alleen bezig met foto’s van duiven.

Heb je nog wensen?

Elk jaar wil ik een stapje beter worden en mijn nieuwe website moet eind 2016 of begin 2017 online.


24 februari 2016

John Laan - Beverwijk / Schrijvers over de duivensport.5

Er zijn sinds de komst van internet heel wat meer schrijvers over de duivensport dan in de jaren dat de duivensport in Nederland nog hoogtij vierde. Ook zijn er nogal wat verschillen tussen de schrijvers en schrijfproducten van toen en nu. Alles wat destijds gepubliceerd werd, verscheen in een duivensportblad of een boek. Duivenboeken worden er tegenwoordig nog maar nauwelijks geschreven en het aantal duivenbladen dat in het Nederlands taalgebied wordt uitgegeven is meer dan gehalveerd. Daarentegen struikel je tegenwoordig bijna over de internetwebsites m.b.t. de duivensport. Ook moest je je als schrijver over de duivensport destijds in de Nederlandse taal goed kunnen uitdrukken en je schrijfproducten moesten logisch opgebouwd en duidelijk geformuleerd aangeleverd worden. Alvorens ze werden geplaatst of uitgegeven werden de teksten door een redacteur geredigeerd en soms zelfs deels herschreven. Je hoeft geen Neerlandicus te zijn om vast te stellen dat het merendeel van hetgeen er vandaag de dag over de duivensport op internet geplaatst wordt, vol zit met spel-, stijl- en grammaticafouten, inconsistenties en haperende of onduidelijk geformuleerde zinsconstructies. Talent of geen talent voor schrijver zegt uiteraard niets over de inhoudelijke kwaliteit van het geschrevene, maar ook wat dat betreft zijn er mijn inziens grote verschillen tussen vroeger en nu. In een volgende column over dit onderwerp kom ik hier wel weer eens op terug. Met de persoon die in deze column/minireportage centraal staat, sprak ik onder andere over het vorenstaande. Dit betreft John Laan uit Beverwijk die behalve dat hij aansprekende prestaties neerzet met zijn duiven, ook bekend is als schrijver van reportages. Zo schreef hij o.a. voor Fondclub Noord Holland, NIC 1425, Stichting Marathon Noord, de Fondkrant en Het Spoor der Kampioenen.

John is 51 jaar en zit vanaf zijn 13e levensjaar in de duivensport. Hij is met de duivensport in contact gekomen door zijn oom Pé Laan (van kweekcentrum Westwood Pigeons). Samen met zijn broer speelde hij in de jaren 80/90 onder de naam Gebr. Laan al niet onverdienstelijk. Zij wisten het zelfs te schoppen tot generaal kampioen van de afdeling Haarlem tegen in 1983 nog circa 700 leden. Ook wonnen ze de 1e NABvP Etampes tegen ruim 100.000 duiven. John was destijds nog maar 18 jaar oud. Nadat hij op zichzelf is gaan wonen en een gezin had gesticht, besloot hij zich in de jaren negentig, mede vanwege zijn werk in ploegendienst, volledig te gaan richten op de overnachtfond. Vanaf die tijd heeft John voornamelijk op de middaglossingen gespeeld, met een enkele keer een ZLU vlucht. Mooie resultaten van de afgelopen jaren zijn onder andere een 1e NABvP Chateauroux, 1e NPO Salbri, 9e nat. Pau, diverse malen Teletekst en bij de eerste 100 nationaal. Ook had hij al eens de beste ZLU duif van Noord Holland en won hij diverse kampioenschappen in groot verband zoals de 2e overnachtfond van afdeling 6 in 2004. Wanneer je je realiseert dat dit alles is behaald op een hokje van 1.5 meter breed bij 1.8 meter diep, dwingen zulke prestaties nog meer respect af. Voor de jonge duiven heeft hij nog minder ruimte namelijk 1,3 m x 1,8 m. Dus veel nieuwe aanwas kan er niet geplaatst worden. Dit zegt wel iets over de gemiddelde kwaliteit van zijn duiven. Er is alleen plaats voor het beste. In het puntdak van zijn schuur heeft hij nog een kweekhokje voor 6 koppels kweekduiven. John start in 2016 met circa 30 vliegduiven (doffers/duivinnen). Per vlucht worden meestal maar vier duiven gespeeld. De Cahors van afgelopen jaar waarop hij 18 jaarlingen mee had was dan ook een uitzondering.

In deze column ligt het accent op het schrijven over duiven en de visie die John hierop heeft. Zelf ben ik van mening dat de meeste reportages erg op elkaar lijken, qua opbouw, het type vraagstelling, enz. Ik vroeg John of hij dat herkende en zo ja of hij daar zelf rekening mee houdt. “Ja dat is zo. Het is wel eens moeilijk om een verhaal te schrijven over een top melker waar al veel over geschreven is. Maar ik probeer er dan op de één of andere manier wel zo’n draai aan te geven dat het voor een ieder toch weer interessant is om te lezen. Wat mij opvalt, is dat men al gauw spreekt en schrijft dat er vele toppers op een hok zitten. Ik ben echter van mening dat dit voor 90% onzin is. Op elk tophok zijn er maar enkele duiven die zich als echte topvliegers c.q. kwekers laten zien. Het geschrevene is niet altijd wat het lijkt. Wanneer iemand een geweldige prestatie op nationaal niveau speelt en dit is voor deze persoon de eerste keer, is het niet nodig om zijn spelmethode uitgebreid te omschrijven zoals dikwijls wel gebeurt. Beschrijf dan vooral de duif en hoe deze tot die geweldige prestatie kwam. Ik lees liever een uitgebreide rapportage van iemand als Cor de Heijde uit Made. Deze speelt al jaren lang keihard en dan is het leuk om te doorgronden hoe zo’n man tot zulke buitengewone prestaties kan komen met zijn duiven. Ik vind dat de betere reportages.” Op mijn vraag of hij zelf ook veel leest over duiven, geeft John aan daarin selectief te zijn, ook al vanwege tijdgebrek. Er zijn echter wel een aantal sites die hij regelmatig bezoekt en hij leest de reportages over topduivenmelkers. John geeft aan dat hij door het bezoeken van - en schrijven over topmelkers ook veel heeft opgestoken. “Omdat ik op vele hokken heb mogen kijken, heb ik uiteraard diverse dingen gezien waar ik ook iets mee kan. Van het luisteren naar topduivenmelkers en kwekers kun je veel leren. Enkele toppers waar ik veel van heb opgestoken zijn o.a.: Jos Pepping, Gebr. Jacobs, Gerrit Veerman, Cor Schermer, Leo Kouters en Ton Vertelman. Iedereen zou eigenlijk contact moeten zoeken en onderhouden met goed spelende duivenmelkers en deze volgen in de manier waarop zij hun duiven houden. Lees ook de reportages van diverse kampioenen en kijk of je hiermee iets kunt op je eigen hok. Maar ga vooral ook uit van je eigen gevoel. Laat je niet beïnvloeden door liefhebbers die zeggen dat ze topduiven hebben en die je bij nader onderzoek nauwelijks terug kan vinden in de uitslagen. Kijk ook de uitslagen na! Een topspeler heeft een hoog prijs percentage en vliegt regelmatig kop en teletekst met niet te veel duiven. Dus kijk niet naar de liefhebbers die met 100 duiven mee één of twee kopprijzen spelen en er tien in de prijzen draaien. Maar zoek de liefhebber die met 10 duiven mee eveneens één of twee kopprijzen wint, maar er van de 10 minstens 6 of meer in de uitslag draait.”

Tot slot nog enkele vragen over dit onderwerp:

Door het schrijven heb je vast geregeld contact met groten in de duivensport (gehad). Aan wie bewaar je de beste herinneringen of wie heeft het meeste indruk als duivenmelker/mens op je gemaakt? 

Ik vond en vind het nog steeds wonderlijk hoe Cor Schermer uit Castricum zijn duiven houdt. Zeer open hokken en de duiven zijn nooit ziek. Ook was dit het geval bij Jos Pepping. Bijzonder allemaal.

Welke overeenkomsten zie jij tussen de liefhebbers die jij de afgelopen jaren hebt bezocht?

Ze zijn allemaal even gretig als dat ik zelf ben en ze willen maar een ding, dat is winnen, en zo goed mogelijk met hun duiven spelen. Er zit, als het goed is, in iedere duivenmelker een drang om ook de top te halen.

Er is mijn inziens een te grote link tussen de reportages in de duivenkranten en veilingen/verkopingen. Ben jij het daarin met mij eens?

Tsja, als een duivenmelker goed speelt en er wordt vlak voor een verkoop over hem geschreven vind ik dat op zich prima. Maar dan moet men niet aankomen met prestaties uit de jaren 90. Of met teksten als “de broer van de nicht van de oom die in 1995 de 1e speelde op …..” Commercie is niet meer weg te denken in de duivensport. Dit kan ook niet anders met het internet en alles wat daarop komt te staan. Maar waar je als duivenmelker wel voor moet waken is dat je jezelf niet laat misleiden en op laat fokken om mee te gaan in een hype van een verkoop. Dan kan je beter de duivenmelker persoonlijk benaderen om eens te kijken of je wat rechtstreeks bij hem kan bemachtigen. De prijzen die worden betaald op veilingen zijn vaak zo hoog dat het voor de gewone liefhebber niet meer te betalen is. Ik zie ook dat er veel duiven voor zeer grote bedragen verkocht worden en als je dan kijkt waarom, dan is het meestal alleen de naam die verkoopt en die de nieuwe eigenaar koopt!!!! Als je al iets wilt kopen op een veiling, koop dan uit bewezen kwekers en/of vliegers. Maar let op: de duivenmelker die zo goed presteert koop je er niet bij. Met andere woorden: deze duiven moeten wel bij jou passen!!

Tot zover John Laan die aangeeft dat hij vanaf volgend jaar alleen nog maar ZLU gaat spelen. Het is niet denkbeeldig dat gezien de kwaliteit die hij op zijn hok heeft, een collega schrijver van John op korte termijn een reportage aan John zal wijden.


13 februari 2016

Daan van der Spek – Zevenhuizen / Eenvoud in de duivensport.2 

Vorig jaar schreef ik mijn eerste column/minireportage over eenvoud in de duivensport met Mustar (Moes) Effendi uit Assen. In de columns over dit onderwerp staat de echte hobbyist centraal. Dit is de duivenliefhebber die meestal meer hobby’s heeft dan alleen maar duiven en/of vanwege zijn/haar werkzaamheden niet in staat is om veel tijd en energie in de duivensport te steken. Zij hebben geen luxe hokken met klimaatbeheersing in de vorm van vloerverwarming/warmtepanelen, luchtbevochtigers of ontvochtigers en mechanische ventilatie. Door deze liefhebbers worden geen periodieke bezoekjes aan een dierenarts gebracht. Medicijnen worden niet of alleen maar verstrekt als het echt niet anders kan. Ook de verkopers van bijproducten worden van dit soort liefhebbers niet rijk. Veel duiven hebben deze liefhebbers in de meeste gevallen ook niet. Er worden niet vaak duiven gekocht en als er al eens iets bij gekocht wordt, is dat voor een kleiner bedrag dan dat je kwijt bent aan een duivenkoerier om een verdwaalde duif op te laten halen. Het zijn de liefhebbers voor wie wekelijks meedoen geen must is, voor een kampioenschap wordt niet gespeeld en verduisteren en/of bijlichten is er ook meestal niet bij. Het is bijna vanzelfsprekend dat deze categorie duivenliefhebbers mij als de-duivencoach.nl maar zelden zal inschakelen. Ze hebben immers geen ambities. Toch kruist zo nu en dan een dergelijke hobbyist wel mijn pad. Dit keer was dat de 48 jarige Daan van der Spek uit Zevenhuizen.

Daan heeft vrijwel zijn hele leven al duiven. In zijn kindertijd landde er op een zekere dag in de tuin van zijn ouderlijk huis een verdwaalde duif. Deze werd door Daan verzorgd totdat die op een gegeven moment weer vertrok. Vermoedelijk weer terug naar zijn eigenaar. In die jaren woonde er in de buurt een duivenmelker en daar ging de kleine Daan toen regelmatig even kijken. Het duurde niet lang voordat hij een eigen hokje in de tuin had. Via een collega van zijn vader kwamen de eerste paar jonge duiven en vanaf die tijd zijn er altijd wel duiven in Daan zijn leven geweest. Wel is hij tussendoor soms een paar jaar gestopt met vliegen in verband met zijn werk. Successen zijn er ook zeker wel geweest, vooral in de periode dat hij in combinatie speelde met een jeugdlid (André Paul) die een groot deel van de verzorging op zich nam. Er werden in die periode verschillende malen topuitslagen neergezet, zoals met 15 jonge duiven mee ze alle 15 in de prijzen spelen waarvan een groot aantal in de kop van de uitslag. De laatste jaren gaat het een stuk minder al werd het afgelopen jaar toch nog wel een 1e gevlogen op Pont-Sainte-Maxence wat tevens ook de 1e was in de regio.

Vanwege zijn werk als vrachtwagenchauffeur en als vader van opgroeiende kinderen die ook hun hobby’s hebben, legt Daan de lat niet zo hoog en zijn de duiven meer hobby en ontspanning dan sport voor hem. “Het spel en het sociale aspect vind ik ook mooi, maar de omgang met de duiven vind ik toch het allermooiste. En als dan alles ook nog een beetje mee zit tijdens het vliegseizoen, is het echt genieten. Ik vind dat je realistisch moet zijn en kijken naar wat in jouw situatie mogelijk is. Voor mij is dat af en toe een mooie uitslag maken. Ik ga voor een dagsucces.” Daan is een man met de kleine korf. Hij korft met de ouden meestal een stuk of tien duiven in en start met plus minus 25 jongen.

De midfondvluchten vind hij het mooiste, maar recent heeft hij besloten er een klein schepje bovenop te doen en ook op de dagfond met een paar duiven te gaan spelen. Hij hoopt dan wel op die discipline af en toe een mooie uitslag te kunnen gaan maken. Om die reden heeft hij met de-duivencoach.nl contact opgenomen. Daan; “Vooral het selecteren en koppelen heb ik niet echt goed in de vingers. Met als gevolg dat ik de afgelopen jaren in plaats van een stapje vooruit, steeds een stapje terug deed. Ik was op het punt beland dat ik nog maar enkele duiven had die de kar konden trekken tijdens het vliegseizoen. Ik heb er de afgelopen jaren wel wat bijgehaald, zowel eieren als jonge duiven. Maar ook daarmee ben ik tot nu toe niet echt gelukkig geweest. Ik zag mezelf langzaam weg zakken met mijn prestaties en ook vond er nauwelijks aanvulling met jonge duiven plaats. Ondanks dat ik mezelf geen hoge doelen stel, moet je op een gegeven moment toch een keuze maken als je niet wilt dat je helemaal nooit meer op de uitslag staat. Daarom heb ik het afgelopen jaar drastisch ingegrepen. Ik heb contact gezocht met Nico van Veen, heb door hem alles laten selecteren en wat de selectie doorstond, ook door hem laten koppelen. Om de kwaliteit een extra impuls te geven heb ik toen ook besloten tot de aanschaf van een paar kweekkoppels voor de dagfond. Ik vertrouw er op dat ik nu weer een paar stapjes vooruit zal gaan doen.”

Zoals gezegd is de duivensport voor Daan op de eerste plaats een hobby en een vorm van ontspanning. Hij is tevreden met af en toe een mooie uitslag en zijn duiven krijgen een eenvoudige verzorging zonder al te veel poespas. Dit betekent dat er wel een goede voermengeling en de gangbare bijproducten (grit en mineralen) worden verstrekt, maar dat je bij hem geen dure poeders en drankjes zult vinden. Ook medicijnen worden nauwelijks gebruikt. “Blind kuren doe ik helemaal niet, dat heeft volgens mij geen zin. Ik grijp soms wel in bij een ernstige coli-uitbraak maar verder word er weinig aan gedaan. Ik heb in het verleden één maal een paratyfusuitbraak gehad en heb toen wel ingegrepen. Maar daarna heb ik daar nooit meer last van gehad. Duiven die vaak in de problemen komen, worden verwijderd. Maar mocht er iets aan de hand zijn, kijk ik het meestal wel even aan. Ze moeten de kans krijgen om er uit zichzelf weer bovenop te komen. Het maakt dan niet uit of dit tijdens het vliegseizoen is, de duif is voor mij belangrijker dan de wedstrijden.” In tegenstelling tot veel andere pure hobbyisten heeft Daan wel een klein kweekhokje met vasthouders. Hier heeft hij ruimte voor 6 kweekkoppels. Pas aankomend jaar gaat hij daar gericht gebruik van maken. Op dit moment zijn al zijn duiven vasthouders, want ’s winters kunnen zijn duiven in verband met de roofvogels niet los. Feitelijk is 2016 voor Daan een herstart. Met de nieuw aangeschafte duiven en de geselecteerde koppels zal aankomend jaar flink gekweekt worden. De overgebleven vliegers zullen als voedsters gebruikt worden. Als Daan er dan ook nog in slaagt de problemen m.b.t. de klimaatbeheersing onder controle te krijgen vermoed ik dat deze hobbyist binnen afzienbare tijd er in zal slagen om jaarlijks weer een paar mooie uitslagen neer te gaan zetten. 


28-01-2016 

Tafelkeuring.2 / PV de Koerier - Steenwijk 

Regelmatig word ik benaderd om een tafelkeuring in een vereniging te doen. Een paar maal per jaar ga ik op zo’n uitnodiging in. Het is altijd een plezierige ervaring en daarnaast levert het weer een aantal leuke contacten op. Mijn voorkeur gaat uit naar kleine verenigingen van tussen de 15 en 30 leden. De reden hiervoor is dat ik het educatieve aspect belangrijk vind en dat gaat meestal verloren wanneer de groep te groot is. Daarnaast vind ik het voor een grote groep zitten of staan en een verhaal vertellen voor tientallen tot honderd of meer liefhebbers, meer het karakter hebben van een voorstelling/lezing en dat is niet mijn ding. Het één op één contact ligt mij het beste. Vandaar ook dat het coachen van de individuele liefhebbers mijn hoofdactiviteit is. Wanneer zo’n tafelkeuring mij de mogelijkheid biedt om beginnende liefhebbers en herintreders een kans te geven om hun kennis bij te spijkeren, neem ik zo’n uitnodiging aan. Wanneer ik vermoed dat er voornamelijk liefhebbers komen om een gezellige middag of avond te hebben, neem ik zo’n aanbod niet aan. Ook zogeheten jaarlingenkeuringen waarbij een voorspelling wordt gedaan hoe de te keuren duiven zullen gaan presteren, laat ik aan me voorbij gaan.

Eind december 2015 was ik te gast bij PV de Koerier in Steenwijk. Er waren zo’n honderd duiven van 15 liefhebbers die men door mij liet beoordelen. Wat mij daarbij op viel was de saamhorigheid onderling. Een sterk clubgevoel en het blij zijn voor elkaar als een duif van een sportvriend in de prijzen valt. Van verschillende kanten verzekerde men mij dat dit tijdens het vluchtseizoen net zo gaat. Dat vind ik altijd fijn om te horen. Aan het sociale aspect van de duivensport wordt naar mijn mening nog wel eens te gemakkelijk voorbij gegaan. In een sport als de duivensport met veel oudere leden die niet meer aan het arbeidsproces deelnemen, vervult de vereniging vaak de behoefte aan betekenisvolheid (ergens bij/thuis horen). De Koerier maakt op mij in ieder geval de indruk een vereniging te zijn waar de leden zich thuis voelen. Volgens Albert Timmerman van de Koerier; “Bij ons in de vereniging is weinig verloop. De leden respecteren elkaar, zijn wel elkaars concurrenten natuurlijk. Toch is het clubgevoel wel belangrijk. Wat je vaak ziet is dat de toppers niet meer geïnteresseerd zijn in het spel in de vereniging. Dat is in onze vereniging niet het geval. De hoogste eer blijft het generaal kampioenschap in de vereniging.” Op mijn vraag waarom de Koerier een dergelijk gebeuren als een tafelkeuring organiseert geeft Albert het volgende aan; “Er is geen animo meer voor de traditionele tentoonstelling. Bij dergelijke tentoonstellingen is er te weinig contact tussen de duivenliefhebbers en de keurmeester en de meeste duivenmannen zoeken prestatieduiven, geen mooie duiven. Zolang ik me kan herinneren (zeker 25 jaar) hebben we dit in de vereniging gedaan. Eerst lieten we het ene jaar een officiële keuring doen op de standaard door een gediplomeerd keurmeester van de GvK en het jaar erna een tafelkeuring. De laatste jaren is er echter weinig belangstelling voor de standaard keuring. Daartegenover staat echter dat de leden erg graag wat willen leren en zijn dan ook zeer gretig wanneer er een duivenkeurder komt met een eigen mening. De kans daarvoor is er met een tafelkeuring, dan is direct contact tussen de keurder en de eigenaren van de duiven.”

Het competitieve element zie ik lang niet altijd in de mate als waarin ik dat nu in Steenwijk zag. Aan deze tafelkeuring was een competitie verbonden waarmee prijzen waren te verdienen in de vorm van een flink aantal vleespakketten. In tegenstelling tot de tafelkeuring van PV de Snelvlucht te Klazienaveen waarover ik in 2013 schreef, hadden de meeste liefhebbers een paar van hun beste duiven meegebracht. En dat was duidelijk merkbaar. Maar liefst 8 van de 15 deelnemers konden één of meerdere vleespakketten mee naar huis nemen. Naar mijn mening is de gemiddelde kwaliteit van de duiven bij de Koerier vrij hoog. Dat blijkt ook wel uit het feit dat hun club diverse leden heeft die zich op afdelingsniveau en ook landelijk (hebben) onderscheiden. Ik vroeg Albert naar zijn verklaring. “Bij ons in de vereniging zijn er veel duiven binnen de vereniging van de goed vliegende leden naar de andere leden gegaan. Dat betekent dan niet dat succes verzekerd is, want er blijft een groot verschil in het managen van een kolonie per liefhebber. De één maakt gewoon meer fouten dan de ander. Maar in de basisduiven van bijna alle leden zitten goede duiven.” De Koerier heeft 20 leden. Net als bijna overal nemen er meer leden afscheid dan dat er bij komen. Toch heeft de Koerier ook een echte beginner onder haar leden van rond de 20 jaar (Peter Soer) die sinds een jaar met duiven speelt. Ook hij is goed opgevangen door zijn clubgenoten en heeft van verschillende goede liefhebbers binnen de club duiven gekregen. Volgens Albert is hij fanatiek en leert snel.

Volgens Albert voorzien tafelkeuringen in een behoefte. Er is in de wintermaanden wel behoefte aan een gezellige dag van de liefhebbers onder elkaar. Het met elkaar een Chinese maaltijd nuttigen is ook zoiets dat er in Steenwijk dan ook echt bij hoort. Albert; “Zo’n dag is tijdens de winterperiode het enige moment dat iedereen weer aanwezig is in de vereniging. Het is dus een goede opfrisser voor het clubgevoel. Op die dag worden dan tevens de kampioenen gehuldigd. Een tafelkeuring geeft dan een extra dimensie aan zo’n dag. De liefhebbers willen erg graag leren hoe het fysiek van een goede duif er uit moet zien. Daarbij hopen de meesten dat er een keurder komt die de koppeling kan leggen tussen goed in de hand en vroeg op de klep. Dat dit laatste niet altijd mogelijk is maakt het altijd spannend. Wat we in het verleden erg vaak gezien hebben is dat de keurders niet consequent waren gedurende het keuren. Dat varieerde dan van veel aandacht aan de eerste duiven maar van latere duiven kon geen goede mening meer gegeven worden. Dat was bij deze keuring duidelijk anders.” Tot slot vroeg ik Albert of een dergelijke dag een mogelijkheid is om de clubkas te spekken of dat het hen juist geld kost. “We spelen meestal kiet met dit soort dagen. De liefhebber betaalt wat voor de keuring en we doen een bonnenverkoop onder de leden, dan kost het meestal niet veel. Maar ook al zou het een paar honderd euro kosten, dan nog vinden we zo’n dag belangrijk!”


15 Januari 2016

Wim Buwalda – Steenwijk / Selecteren.3 

Hoewel selecteren één van de kernactiviteiten van de-duivencoach.nl is, heb ik daar tot nu toe nog maar twee keer een column over geschreven. Er is natuurlijk door anderen al heel veel over gezegd en ik wil mezelf of anderen ook niet te vaak herhalen. Ik schreef de vorige keer al dat zo lang de duivensport bestaat door velen (meestal kampioenen) het belang van streng selecteren wordt benadrukt. En toch lijkt deze oproep vaak aan dovemans oren gericht. Wat ik dan zelf interessant vind is de reden hiervoor. Niemand vind het toch leuk als zijn/haar duiven zich niet op de uitslag weten te klasseren en iedereen vind het toch prachtig om een mooie uitslag te maken of de eerste te vliegen? Waarom blijven dan op veel hokken zoveel duiven zitten die er geen plaats verdienen? Uiteraard is er een (kleine) categorie die de duiven puur voor de liefhebberij heeft en voor wie de duiven bijna huisdieren zijn. Deze korven vaak maar sporadisch in en vinden het al een prestatie als hun duiven thuiskomen. Het merendeel van de duivensporters doet echter wel mee om prijs te vliegen. En op die mensen doel ik als ik me afvraag waarom zij veel te veel duiven op hun hok laten zitten die daar niet op horen. Ik kan niet begrijpen waarom sommige liefhebbers soms honderden euro’s per jaar aan benzine of koeriersdiensten besteden in plaats van dit geld uit te geven aan betere duiven. Uiteraard heb je als duivenliefhebber een morele plicht en de verantwoordelijkheid om voor je duiven te zorgen, ook als ze de weg kwijt zijn geraakt. Maar dat is een andere discussie. En ook wil ik niet ontkennen dat er tussen die verdwaalde duiven soms ook goede duiven kunnen zitten. Iedereen kent wel zulke voorbeelden. Percentagegewijs heb je het dan misschien over 0, 5 procent en misschien nog wel minder. Wil je vooruit komen in de duivensport moet je je hoofdzakelijk richten op je beste duiven en daar vooral uit kweken. De goeden komen vrijwel altijd uit de goeden.

De kern uit het voorgaande is; zoek het vooral in goede duiven en probeer deze zelf te kweken uit een goede basis. En heb je eenmaal één of meer goede duiven op je hok wees daar dan zuinig op. Ik hoor, zie en lees regelmatig van goed presterende liefhebbers waar elk jaar de beste duif van het seizoen op de kweek gaat. Op deze manier bouwen ze zonder al te grote uitgaven in een paar jaar tijd een goed kweekhok op. Je moet uiteraard wel met een goede basis starten. En die mazzel hebben lang niet alle beginners of herstarters. Recent kwam er echter iemand op mijn pad die deze mazzel wel had. Het betreft Wilm Buwalda uit Steenwijk die met zijn 65 jaar een late starter is. Hij is namelijk 5 jaar bezig is en had als beginneling het geluk dat hij via zijn huidige clubgenoten de gebroeders Ter Heide, meteen bij zijn start in het bezit kwam van goed materiaal. De betreffende liefhebbers hebben een kwalitatief zeer sterk hok met een groot aantal rechtstreekse duiven van Gaby VandenAbeele. Zelfs zo’n goede kolonie dat de meester zelf er regelmatig komt om uit zijn bijhuis weer duiven terug te halen. Toen Wim bij hen aanklopte voor een paar duifjes omdat hij voor de aardigheid wat duiven om de deur wilde laten vliegen, boden ze hem 23 stuks late jongen aan. De voorwaarde was dat hij dan wel lid van de Koerier moest worden. En zo zette Wim zijn eerste schreden op het duivenmelkerspad. Wim had nooit eerder postduiven gehad, wel heeft hij in zijn jonge jaren Birmingham rollers gehad van de toenmalige wereldkampioen Hennie Bijker uit Zwaagwesteinde. Maar dat postduiven wel heel iets anders is, daar is hij inmiddels wel achter.

Wim is een echte liefhebber die van alle aspecten van de duivensport ten volle geniet. Hij brengt heel wat uurtjes tussen zijn gevleugelde vrienden door. “Ik steek behoorlijk veel tijd in mijn duiven. Niet omdat dit beslist nodig is, maar ik geniet ervan om bij de duiven te vertoeven. Ook nu in de winter zit ik minstens minstens 3 uur per dag op het duivenhok. Zomers tijdens het vliegseizoen komen daar nog een paar uurtjes bij.” Het thuis komen van de duiven vindt hij het allermooiste. Maar ook de bemoediging, vele hulp en de complimenten die hij krijgt vanwege zijn goede prestaties, zijn dingen waar hij erg van genieten kan. Wim heeft er door de duivensport een aantal goede vrienden bij gekregen die hem in zijn startfase geweldig geholpen hebben. Zo heeft Bennie Steffens het tweedehands hok dat Wim kreeg, geheel vertimmerd. Het hok werd destijds gratis aangeboden op de website van afdeling Friesland en werd opgemerkt door Jacob ter Heide. Samen met Bennie werd de eigenaar bezocht en vervolgens werd dit hok dat oorspronkelijk 10 meter lang was, naar Steenwijk gehaald en keurig verbouwd tot het huidige hok van 5 ½ meter. Zonder hulp is een start in de duivensport wanneer je er helemaal niets van weet, vrijwel ondoenlijk. Dat heeft ook Wim wel ervaren. Naast de hulp van Bennie en de gebroeders Ter Heide heeft hij ook Gert Jan Beute ingeschakeld, die de duiven destijds voor hem geselecteerd heeft en koppeladvies heeft gegeven. Dit alles heeft er in geresulteerd dat Wim inmiddels een leuk ploegje duiven heeft dat de afgelopen jaren voor mooie resultaten heeft gezorgd. Zo heeft hij al 2 keer op Teletekst gestaan met een 2e tegen 12.000 duiven en een 8e tegen 11.500 duiven. Daarnaast heeft hij verschillende kopprijzen in zijn club gewonnen. Afgelopen jaar won hij o.a. het vitesse kampioenschap van zijn club, maar had hij ook de 23e nationale duifkampioen vitesse. Hier had zeker niet bewust voor gespeeld, maar was een leuke verrassing. De vader van die duif was overigens mijn favoriet tijdens een tafelkeuring die ik vorig jaar deed bij de Koerier in Steenwijk en is één van de duiven die hij van de gebroeders ter Heide heeft gekregen.

Selecteren is voor een liefhebber als Wim, die nog maar een paar jaar bezig is, best lastig. Dat geeft hij zelf ook aan. “Voor het koppelen en selecteren vraag ik mensen die daar verstand van hebben zoals Nico (de-duivencoach.nl) en GJ Beute. Het is mij wel duidelijk geworden dat selecteren erg belangrijk is en dat dit door velen zwaar wordt onderschat. Voor mijzelf geldt daarbij ook nog dat ik enorm slecht afscheid kan nemen van mijn meerjarige duiven. Ik heb daar gewoon een band mee. In eerste instantie ben ik liefhebber, doch vanwege mijn geringe accommodatie moet ik wel strenger worden en dus zal de lat hoger gelegd moeten worden. Om die reden heb ik de-duivencoach.nl ingeschakeld heb om mij hiermee te helpen. Hij heeft me aangegeven alleen nog maar uit mijn beste duiven te kweken en de rest als voedsters te gebruiken totdat de kwaliteit in de breedte zodanig is dat uit elke duif die op mijn hok zit gekweekt kan worden, met de kans op een goede of minstens bruikbare duif. Dat ga ik zo doen. Dat anderen hier wellicht anders over denken, daar heb ik geen boodschap aan. Een ieder moet doen wat hij of zij denkt dat goed is. Ik heb hiervoor gekozen en koop zelf nauwelijks duiven bij. Goede duiven moeten je gegund worden en doorlopend op zoek gaan naar betere duiven daar hangt een prijskaartje aan en is daarom niet voor iedereen weg gelegd.” Tot zover Wim Buwalda, die als ik me niet vergis, de komende jaren nog wel eens voor grote verrassingen zou kunnen gaan zorgen. 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl