29 december 2014

William Zegers - Maastricht / Selectief Lezen.2

Op mijn vorige column/minireportage over dit onderwerp waarin ik Jack Brouwer aan het woord liet over zijn ervaringen als beginner, kreeg ik verschillende reacties over de herkenbaarheid van zijn verhaal. Een van de mensen die aangaf het verhaal van Jack heel herkenbaar te vinden, is de 49 jarige William Zegers uit Maastricht. Deze man benaderde me afgelopen zomer met de vraag of ik hem wilde begeleiden op het duivenmelkerspad. Hij was een kleine twee jaar bezig inmiddels, maar had het gevoel niet vooruit te komen. Net als de herstarter Tom Engelmoer over wie ik in september schreef, heeft ook William in zijn jeugd duiven gehad en is hij na 35 jaar zonder duiven, weer terug in de club waar hij als jeugdlid zijn eerste stappen op het duivenmelkerspad heeft gezet. De grootvader van William (L. Gorissen) was degene die hem destijds met het duivenvirus heeft besmet. Ook hij speelde destijds vooral op de fond. Zijn Oude Witte was een begrip destijds. William heeft tijdens zijn jeugd ongeveer een jaar of vier à vijf duiven gehad. Toen hij verkering kreeg en ging samenwonen op een appartement is hij met de duiven gestopt. Zijn vader die er inmiddels ook aardigheid in had gekregen is toen nog een paar jaar zelfstandig doorgegaan maar moest om gezondheidsredenen eveneens zijn duivenjas aan de wilgen hangen. Zijn vader is inmiddels 87 jaar en hoopt het nog te beleven dat zijn zoon een vroege duif zal pakken op een mooi concours.

Net als Jack en Tom heeft ook William van veel essentiële zaken betreffende de duivensport weinig kennis en heeft hij moeite om die essentiële informatie te schiften uit de grote hoeveelheid die beschikbaar is. William zegt hier onder andere het volgende over; “Als je pas begint heb je zo ontzettend veel vragen. Vooral vragen over basale dingen als hoeveel voer moet ik ze geven, is mijn hok wel goed, hoe kom ik aan goede duiven, welk systeem kan ik het beste spelen, en nog veel meer. Wanneer je begint met het zoeken naar antwoorden op deze vragen op het internet dan krijg je een lawine van heel veel tegenstrijdige informatie over je heen. Om hier het voor jou beste antwoord uit te halen is eigenlijk ondoenlijk. Misschien moet ik binnenkort ook maar eens beginnen met een paar duivenboeken te lezen. Tot nu toe heb ik alleen nog maar reportages en columns op internet gelezen. Ik heb wel een aantal goed spelende liefhebbers benaderd, maar de meeste duivenliefhebbers hebben of nemen niet de tijd om je wat te leren, dus de informatie die ik kreeg was hoewel goed bedoeld, veel te summier. Uiteindelijk heb ik met veel doorvragen van een aantal liefhebbers wel bruikbare informatie en zelfs ook duiven gekregen, maar ik ben er nog lang niet. Ik zit nog vol met vragen. Een van die liefhebbers die mijn vragen beantwoordde stuurde mij een link van de website van de-duivencoach.nl door met de opmerking daarbij; “Nico kan je vast wel helpen”. Zo gezegd, zo gedaan. Ik ben blij dat ik die stap heb gezet. Je hebt me geholpen structuur aan te brengen in mijn plannen. En vooral ook met het schiften van informatie.”

Met deze laatste opmerking benoemt William waar het in mijn ogen vooral om gaat. Het schiften van informatie wordt vaak onderschat. Dit is bepalend om op het juiste moment de juiste keuzes te maken. Om binnen de duivensport te slagen draait het continu om het maken van keuzes en het is juist hiermee dat het verschil tussen winnen en verliezen wordt gemaakt. Hoe komt iemand tot een bepaalde keuze? De zogenaamde groten (in prestaties) staan voor precies dezelfde keuzes als de kleine man en degenen die nauwelijks papier kunnen raken. Het verschil tussen de eersten en de laatsten is in de meeste gevallen dat de eersten de juiste keuzes maken en de laatsten dus een verkeerde keuze of zelfs helemaal geen keuze maken, maar gewoon ergens aan beginnen en wel zien waar het schip strandt. Die verkeerde keuze is overigens ook meestal een snellere keuze of uit gemakzucht gemaakt. De keuze t.a.v. de juiste informatie kiezen begint al bij de vragen zoals William zich stelde toen hij besloot om weer met postduiven te beginnen, zoals welke spelsoort zal ik kiezen, welke duiven passen daar het beste bij, hoeveel duiven wil en kan ik houden, bouw ik zelf een hok of koop ik een bestaand hok, enz. William hierover aan het woord; “Een aantal keuzes heb ik inmiddels gemaakt. Aangezien ik weinig ruimte achter het huis heb, heb ik op de zolder van mijn huis een hok gemaakt. Het is veel uitzoekwerk en geëxperimenteer geweest om er een optimaal klimaat te creëren. Droog is het er uiteraard, maar al snel kwam ik er achter dat er meer eisen aan een goed duivenhok worden gesteld. Droog en toch stofvrij, de duiven niet ruiken, voldoende daglicht en frisse lucht zonder tocht, zijn allemaal eisen die mij flink aan het denken en werken hebben gezet. Inmiddels is het me gelukt om met allerlei aanpassingen als verluchtingspannen, extra ramen, windbreekgaas en mechanische afzuiging in de nok een behaaglijk hokklimaat te scheppen dat aan alle eisen voldoet. Voor wat betreft de keuze voor de spelsoort blijkt de grote fond het beste bij mijn omstandigheden te passen en heb ik op advies van Nico een bezoek gebracht aan Ludo Verstraeten van wie ik een aantal zeer bruikbare tips heb gekregen over de verzorging en die me ook aan goed materiaal zal helpen. Met mijn bescheiden budget kan ik me geen dure aankopen veroorloven, maar door mijn huidige duivenbestand als voedsters te gebruiken en eieren aan te schaffen van Ludo en enkele liefhebbers uit het netwerk van de-duivencoach.nl, hoop ik binnen een paar jaar wel een aantal bruikbare en hopelijk ook goede duiven op mijn hok te hebben.

Terugkerende naar het onderwerp selectief lezen heb ik William gevraagd wat hij zoal ondernomen had om aan duiven te komen toen hij twee jaar geleden startte. Ik was vooral benieuwd naar welke sites hij bezocht op internet. Of hij uitslagen bestudeerd had, of zich alleen baseerde op veilingsites en websites van liefhebbers die duiven te koop aanbieden. William hierover; “Dat was best moeilijk. Ik heb veel veilingsites bezocht en op forums de vraag gesteld waar ik het beste duiven zou kunnen aanschaffen. Ook heb ik informatie over kweekcentra opgevraagd. Ik las geregeld over miskopen en waardeloze duiven die voor veel geld waren aangeschaft en schrok enorm van de prijzen die er op veilingsites worden betaald. Hoe kun je nu als beginner de juiste keus maken want iedere duif is een kampioen als je de beschrijvingen moet geloven? Inmiddels geloof ik wel zeker te weten dat er onder de oude duiven die worden aangeboden maar weinig goede zijn, tenzij het duiven zijn afkomstig van een totale verkoop. Wie doet immers zijn beste duiven weg? Voor mij dus alleen maar jonge duiven of eieren van een goede en betrouwbare liefhebber.”

Duivensport leer je vooral met vallen en opstaan wordt vaak gezegd en ik denk dat dit voor de meesten ook zeker zal gelden. Van fouten moet je leren en het is in mijn optiek dan ook geen enkel probleem als je in de beginfase sommige dingen verkeerd doet. Als er maar iemand is die je daar op kan wijzen en ook kan aangeven hoe je die fout kan vermijden. Voor William geldt dat hij zonder al te grote brokken te maken en teleurstellingen te incasseren inmiddels al wel wat basisprincipes onder de knie heeft gekregen. Dit is hem gelukt dankzij advies en duiven van o.a. Gert Cirkel en Harrie van Boxmeer en niet te vergeten de rubriek “Vraag het Martijn” op duivenmarktplaats van Martijn Oomen. Hij beseft echter maar al te goed dat hij nu pas heeft leren staan en dat het leren fietsen nog moet komen. Ik heb er echter wel vertrouwen in dat hij die volgende fase ook zonder al te grote kleerscheuren kan doorkomen. De kritische geest die hiervoor nodig is, om niet alles voor zoete koek te slikken wat anderen je vertellen, bezit hij in ieder geval.


13 december 2014

Marcus Beck – Bad Liebenstein (Dld) / Schmalkaldener Moorkoppen

Als de-duivencoach.nl richt ik me voornamelijk op het coachen en begeleiden van postduivenliefhebbers. Dat betekent echter niet dat ik alleen in postduiven ben geïnteresseerd. Alles wat duif is heeft namelijk mijn interesse. Naast de ruim 300 wilde duivensoorten zijn er meer dan 500 sierduivenrassen en als er zich een mogelijkheid voor doet om een fokker van een soort of een ras te bezoeken dat ik nog niet of slechts zelden heb gezien, grijp ik die kans aan. Zo was ik in september enkele dagen te gast in het hotel voor duivenliefhebbers van Gernot Jager in Schmalkalden. Tijdens mijn verblijf aldaar heb ik een bezoek gebracht aan de 34 jarige Marcus Beck in Bad Liebenstein de voorzitter van de Duitse speciaalclub voor fokkers van de Schmalkaldener Moorkop. Dit is een sierduivenras dat oorspronkelijk afkomstig zou zijn uit de Oeral en vanaf 1850 in Schmalkalden en omgeving verder is ontwikkeld/veredeld. Momenteel zouden er wereldwijd nog zo’n 100 fokkers van dit mooie en zeldzame sierduivenras zijn, voornamelijk in Europa en Amerika, hoewel er vanuit een aantal Arabische landen ook veel belangstelling voor dit ras is. In deze landen (met name de Golfstaten) worden deze duiven echter niet door fokkers, maar voornamelijk door verzamelaars van sierduivenrassen gehouden.

De Schmalkaldener Moorkop is een combinatie van een kleur en structuurduif en is een mooie verschijning met de grote kap, kraag en veren aan de poten. Het is een moeilijk te fokken ras zodat vele sierduivenliefhebbers zich hier maar niet aan durven wagen. Het is Sowieso is het erg moeilijk en kostbaar om aan goed fokmateriaal te komen. In Duitsland, Nederland en België samen zijn er maar zo’n 40 fokkers van dit ras en de kwaliteit laat bij de meerderheid te wensen over. Marcus die zelf vanaf zijn 6e jaar al duiven heeft, geeft aan het een enorme uitdaging te vinden om Schmalkalderner Moorkoppen te fokken van een hoge kwaliteit. Naast dat hij het erg mooie dieren vindt is het juist die moeilijkheid om een kampioensduif van dit ras te fokken die hem aanspreekt en waarom hij zich sterk maakt voor de instandhouding van dit ras. Schmalkaldener Moorkoppen worden gefokt in de kleuren zwart, blauw, rood en geel. Het zit al in de naam besloten dat in de zwarte kleurslag de beste dieren te vinden zijn. Echter Marcus heeft zich toegelegd op de kleuren rood en geel. Een extra uitdaging dus. Hij is er sinds 2002 mee bezig en is er tot nog toe nog niet in geslaagd om een topkolonie op te bouwen. Hij geeft aan dat hij het fanatisme en de hoeveelheid tijd die er mee gepaard gaat om de top te bereiken, niet bezit. Naast zijn duiven heeft hij een drukke baan en een jong gezin en nog andere bezigheden.

 

Wanneer je als leek de eisen ziet die op shows aan deze duif gesteld worden, kan ik me goed voorstellen dat er maar weinig nieuwe fokkers bij komen. Er worden hoge eisen gesteld aan het type van de duif (horizontaal gesteld, vleugels moeten de rug afdekken, staart vrij van de grond gedragen en vorm van het kopje lang gerekt met een gevuld voorhoofd). Daarnaast worden er eisen gesteld aan de structuur (de veerstructuur van de hals goed gesloten, de hoed moet zo ver naar voren rijken dat de ogen van opzij zichtbaar blijven, volle goed geronde voetbevedering, enz.) Verder worden er nog eisen gesteld aan de tekening en de kleur, evenals aan de kleur van de ogen en oogranden. Je moet nogal wat kennis van erfelijkheidsleer in huis hebben om een Schmalkaldener Moorkop te kunnen kweken die aan al deze eisen voldoet. Wanneer je er dan ook nog in slaagt om een kampioen te kweken zal je daarnaast ook over heel veel geduld en doorzettingsvermogen moeten beschikken. Het zijn er maar enkelen in deze huidige tijd waarin alles snel moet en er liefst direct succes geboekt moet worden, die zoveel geduld en toewijding kunnen opbrengen. En dat geldt niet alleen voor het kweken van deze mooie duiven, maar ook om deze duiven te kunnen exposeren moet je al weken van te voren beginnen met ze voor de show geschikt te maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het trekken van beschadigde veren aan de poten en het modelleren van de halsbevedering. Ik heb veel respect voor mensen als Marcus die er voor zorgen dat een dergelijk sieraad van de sierduivenliefhebberij voor de toekomst bewaard blijft.


29 november 2014

Kapelaan Bert Breuer - Evertsoord / Schrijvers over de duivensport.4

Er is en wordt heel wat geschreven over de duivensport. In mijn columns probeer ik met regelmaat een schrijver van columns of boeken voor het voetlicht te brengen. Meestal komen deze schrijvers vanzelf wel op mijn pad, maar dit maal heb ik de hoofdpersoon van deze column bewust een bezoek gebracht. Enerzijds omdat ik graag kennis met deze bekende schrijver wilde maken en anderzijds omdat hij zoals hij het zelf zegt, al in de blessuretijd zit van zijn bestaan op aarde. Reeds toen ik startte met de duivensport in 1971 kwam het eerste boek van Kapelaan Breuer getiteld “Zo vader, zo zoon” uit en was dit één der eerste duivenboeken die ik gelezen heb. Ik was destijds zelf nog een jeugdlid van 14 jaar bij de Wassenaarse Vriendenclub en kreeg het boek te leen van een clubgenoot. Ik kon toen niet vermoeden dat ik 43 jaar later nog eens met de schrijver hiervan een boompje op zou zetten over duiven, maar ook over de dingen des levens. Dat laatste is overigens logisch wanneer je met een kapelaan aan tafel zit.

Bert is in 1933 geboren en heeft dus een aantal jaren van zijn jeugd in de oorlog doorgebracht, een periode die van grote invloed is geweest op de rest van zijn leven. Dat niet in de laatste plaats, omdat zijn oudere broer Evert aan de gevolgen van wat hij heeft doorgemaakt in een werkkamp in Polen, op 20 jarige leeftijd is overleden. In Bert zijn leven zijn tot enkele jaren geleden, altijd postduiven geweest. Zijn vader had al duiven en nam hem als peuter al mee het hok in. Hij herinnert zich nog goed dat hij al heel jong met zijn vader mee mocht naar het inkorflokaal en ook dat hij soms mee mocht met paard en wagen om de manden met vluchtduiven naar het station brengen en dat hij dan naast de koetsier mocht zitten. Toen hij later als tiener op het seminarie in Haaren (NB) zat (de priesteropleiding) bouwde hij samen met 3 studievrienden zijn eerste duivenhok dat gemaakt was van het rustaltaar, dat op zolder lag opgeslagen. De eerste de beste vlucht won hij met 5 minuten los de 1e prijs! Een vliegende start op een “gewijd” hok! In 1960 werd Bert benoemd tot kapelaan te Malden bij Nijmegen. Daar was net een modern kerkgebouw gebouwd naast de oude dorpskerk, die nog gesloopt moest worden. Van het hout dat hij van de sloper kreeg werd meteen een duivenhok gebouwd. Met de jonge duiven werd dat jaar daarop een 1e prijs op Orleans gewonnen. Duivensport was soms moeilijk te combineren met zijn werk, want als jeugdpastor was hij zeer actief en richtte hij verschillende verenigingen op, zoals de scouting, hobbyclub, volleybal, gym, ballet, carnaval etc. De nog steeds bekende liefhebber/keurmeester Piet Roelofs was destijds altijd bereid om bij te springen als Bert zijn duiven niet kon klokken omdat hij een kerkdienst moest voorgaan.

Tussen 1964 en 1969 was Bert als kapelaan werkzaam en woonachtig in Eindhoven. Behalve dat hij daar ook weer actief was met duiven en onder de naam de Zwartbonte columns schreef in het NP Orgaan, heeft hij daar ook zelf gevoetbald en was 2 seizoenen topscorer van de club en daarna scheidsrechter. Als docent godsdienst-maatschappijleer was hij verbonden aan de leraressen-opleiding. Omdat hij er veel volleybaltalent aantrof besloot hij om de volleybalvereniging Evoluon op te richten en werd hij daar trainer. Met zowel het 1e als het 2e team werden grote successen behaald, waaronder meerdere malen het Zuid-Nederlands kampioenschap, zodat ze een aantal malen naar Spanje mochten afreizen om daar tegen de bekende club Medina uit Barcelona te spelen. Toen Bert in 1969 kapelaan in Nuenen werd, zei de pastoor tegen het kerkbestuur: “Wat ik nou voor een kapelaan krijg? Hij houdt postduiven en traint damesvolleybal”. In de Nuenense periode had Bert nauwelijks tijd om met zijn duiven te spelen. Alle gekweekte jonge duiven gingen naar sportvrienden, die met deze duiven goed presteerden, zoals Piet Loefen met o.a. de 1e Nationaal Orleans en Piet Bras die maar liefst 7 zondagen op rij de eerste vloog met door Bert gekweekte duiven. Zijn eigen grootste succes in die periode was de 1e prijs op de Olympiade-vlucht op München in 1972. In deze periode schreef Bert ook zijn eerste twee boeken. Het eerste “Zo vader zo Zoon” uit 1971 was feitelijk een bundeling van de verhalen die hij voor het NPO Orgaan had geschreven onder het pseudoniem de Zwartbonte. Dit boek had hij opgedragen aan zijn vader van wie hij immers de duivensport met de paplepel had binnengekregen. Omdat hij wegens tijdgebrek om te spelen voornamelijk alleen kweekte, schreef hij in 1974: “Zo moeder zo zoon”. Dat boek was bestemd voor de meer ervaren liefhebber. In 1976 toen de zoveelste verhuizing een feit werd, besloot hij al zijn duiven te verkopen. Met de onverwacht grote opbrengst legde hij de basis voor zijn droom om als pastor een jeugdboerderij op te starten in de Peel. Hij begon daar opnieuw met duiven, maar tijdgebrek maakte het vliegen met duiven op zondag nog steeds moeilijk. Hij moest vaak een dienst leiden, onder andere in de gevangenis waar hij pastor was. De laatste jaren bracht het elektronisch constateren hiervoor echter een uitkomst. Tot 2011 heeft Bert duiven gehad, de laatste periode als coach/mentor van zijn buurmeisje.

            

Bert is dus bekend als de vliegende kapelaan en tevens duivenboekenschrijver en columnist. Behalve als schrijver van de boeken Zo vader zo zoon, Zo moeder zo zoon en Moderne duivensport, schreef hij vele artikelen in het NP Orgaan, de Vredesduif en het Spoor der kampioenen. Het zal dus geen verbazing wekken dat Bert van mening is dat lezen en goed luisteren naar de betere liefhebbers een absolute must is wil je verder komen in de duivensport. Hij wil beginnende liefhebbers en herstarters graag het volgende meegeven; “Lees je slim, onthoud het goede, dat bij jou past. Zet een plan op en volg dat. Niet meteen gaan veranderen, als het even tegen zit. Zorg vooral voor goede duiven. Een goede kweekvijver is ontzettend belangrijk. Mijn Supercrack (zomerjong Janssen-Klak) vloog slechts 4x wedstrijden: 1e Heverlee en 7e Houdeng (natoer) en het volgende jaar: 7e Heverlee en 1e Houdeng. 100% prijs! Vanaf dat moment is hij nooit meer in de mand geweest, maar heeft hij wel tot op 10 jarige leeftijd geweldige nazaten voortgebracht. Voornamelijk als hengst met diverse duivinnen. Wees ook voorzichtig met inteelt. De grootste fout, die ik zelf gemaakt heb, is te veel intelen. Ik had gemakkelijk toegang tot de toppers en kreeg zodoende prima materiaal, dat ik op elkaar zette en ging vervolgens met het jonge spul vliegen. Met als resultaat veel verliezen! De resultaten van de kruisingen echter gaven vele goede nazaten. Ik heb van verschillende beroemde hokken duiven gehaald zoals bij de gebroeders Janssen, Jacq Tournier, de Klak, de Prut, Borgmans, Lei Kurvers, Gebrs.van Doorn en vele anderen. Maar alle nieuwkomers moesten wennen aan mijn streng regime. Te weten droge mestmethode, het hele jaar door open hok, nooit op bezoek bij een dierenarts (uitgezonderd voor de verplichte paramixo enting) en altijd een wisselend percentage gerst. Duiven die zich aan dit regime niet konden aanpassen werden verwijderd. Selecteer streng! De meeste besmetting vind in de reismand plaats. Heb je niet het voordeel dat je eigen duiven bij elkaar in de mand zitten, maar bij duiven van veel verschillende liefhebbers en korf je wekelijks maar een paar duiven in, dan zal het erg moeilijk worden om het helemaal zonder medicijnen te doen. Want te vaak worden ongezonde duiven ingemand, helaas!”

Het stemt Bert enigszins weemoedig om te moeten constateren dat het aantal duivenliefhebbers in rap tempo afneemt. Hij geeft aan dat hij hier 20 jaar geleden het toenmalige NPO bestuur al voor waarschuwde. “Zonder jeugd geen toekomst! Ik ken geen sport, die oneerlijker is, dan onze duivensport. Daar hoeven we niet trots op te zijn. We zeuren er wel over, maar er gebeurt niks. Er liggen legio dossiers en er zijn nieuwe in de maak. Lange lijsten met voorstellen. Maar zo krijg je nooit een draagvlak. De stemmen blijven verdeeld. Als we 20 jaar geleden elk jaar 1 of 2 aanpassingen hadden gedaan, dan was de duivensport nu anno 2014 heel wat eerlijker en gezonder geweest. Niet praten, maar doen!”

Tot slot geeft Bert aan dat bekendheid helaas ook een keerzijde kent, namelijk het bezoek van ongenode gasten. In totaal werden bij hem 5 maal duiven gestolen. In Eindhoven 1x, In Nuenen 2x en op zijn huidige adres in Evertsoord ook 2x.


16 november 2014

Ronny Schoemaker - Kloosterhaar / Kleurpostduiven.2

Er zijn in ons land enkele tientallen liefhebbers/fokkers van kleurpostduiven. In 2011 heb ik Toon en Barry Croes uit Ulft voor het voetlicht gehaald. De uiterst zorgvuldige manier waarop zij duiven houden had grote indruk op me gemaakt. Naar aanleiding van die reportage ontvang ik nog regelmatig mails en chats met vragen over kleurpostduiven. Met name over vererving van de kleuren. Ik ben me daar wat meer in gaan verdiepen en zodoende kwam ik in contact met de 46 jarige Ronny Schoemaker uit Kloosterhaar die een Facebookpagina heeft onder de naam Kleurpostduiven.

Ronny heeft inmiddels 35 jaar duiven. Hoewel hij met postduiven is opgegroeid (zijn vader speelde jarenlang niet onverdienstelijk bij PV de Stormvogels in Sibculo), heeft hij zelf nooit met postduiven aan wedstrijden deelgenomen. Ronny heeft jarenlang Birmingham rollers gefokt. Dit zijn duiven die geclassificeerd worden onder de acrobatische duivenrassen. Birminghamrollers draaien achterover met grote snelheid over een aanzienlijke afstand als een wervelende bal. Ronny was zeer fanatiek in deze tak van duivensport. Zo heeft hij ooit de oude duiven competitie gewonnen met een zeer goede vlucht. Hierdoor mocht hij deelnemen aan het WK, waar hij als 6e eindigde. Verder bezocht hij fokkers van deze duiven in Denemarken, Engeland en Ierland. Maar net als met postduiven is het laten trainen in deze tak van de vliegduivensport erg belangrijk en daarvoor had hij vanwege een andere baan vanaf 2011 te weinig tijd. Omdat hij niet helemaal zonder duiven kon, kwamen er min of meer toevallig een paar kleurpostduiven op zijn hok. Inmiddels is hij hier weer net zo fanatiek me bezig als destijds met de Birmingham rollers. Maar het verzorgen van kleurpostduiven is wel beter met zijn werk te combineren.

Het gaat bij Ronny vooral om het kweken van mooie kleurpostduiven die alle kenmerken van postduiven bezitten inclusief een goed oriëntatievermogen. Daarom komen zijn duiven los en richt hij ze ook af, op een enkele duif na van een zeldzame kleur waarmee hij niet het risico wil lopen dat deze slachtoffer wordt van een roofvogel. Hij wil beslist geen showduiven en is om die reden dan ook geen lid van De Schoonheidspostduivenclub (SPC,) een Nederlandse speciaalclub voor de fokkers van de diverse schoonheidspostduivenrassen waar de kleurpostduif is onder gebracht. Ronny hier zelf over; “Ik wil graag dat op den duur al mijn duiven kwalitatief op het zelfde niveau zijn als de gemiddelde wedstrijdpostduif. Ik streef naar een het kweek hok gevuld met kleurpostduiven die ik allemaal zelf heb gekweekt. Wanneer ik op den duur voldoende duiven heb die aan mijn maatstaven voldoen, wil ik een aantal door mij gekweekte jongen door anderen laten uittesten op de vluchten. Dat is nu nog niet mogelijk omdat bij de meesten waarschijnlijk een goed oriëntatievermogen ontbreekt. Ik heb niet de illusie dat mijn huidige kleurpostduiven prijzen kunnen winnen op de vluchten.”

Ronny is dus geen gemiddelde kleurpostduivenkweker maar onderscheidt zich doordat hij zich niet door de kleur en door uiterlijke kenmerken die voor shows belangrijk zijn laat leiden in de kweek, maar bovenal postduiven wil kweken in de door hem gewenste kleuren die zich kunnen meten met de gemiddelde postduif in een gewone kleur. Echte vliegtoppers kweken en dan ook nog in een bijzondere kleur is een ander verhaal. Dat doel is te hoog gegrepen realiseert Ronny zich terdege. Wel heeft Ronny minstens 5000 km gereden om in het bezit te komen van goed fokmateriaal. Hij is vooral goed geslaagd bij Rainer Krebs http://www.brieftaubenfarben.de en Jens Stinner http://www.seltenfarbige-brieftauben.de in Duitsland. Deze mannen zijn echte autoriteiten op dit gebied. Ik heb een link naar hun websites opgenomen omdat het zeker de moeite waard is om op deze websites te grasduinen als je geïnteresseerd bent in bijzonder gekleurde postduiven.

Ronny vindt veel kleuren mooi maar richt zich voornamelijk op de fok van Almonds. Duiven in deze kleurslag veranderen na elke rui van kleur. Die eigenschap maakt het fokken van postduiven in de kleur Almond voor Ronny net weer interessanter dan het fokken van de meeste andere kleuren. Hij denkt niet dat hij ooit zelf gaat deelnemen aan wedvluchten. Voorlopig is de kweek van goede Almonds in de juiste kleurslag die beschikken over een goed oriëntatie vermogen al uitdaging genoeg.


23 oktober 2014

Gernot Jager - Schmalkalden / Een hotel voor duivenliefhebbers

Enige tijd geleden las ik in het boek “Voedingsadviezen voor uw postduiven” van Willem Mulder, dat hij gelogeerd had in een hotel in Duitsland in de plaats Schmalkalden dat eigendom is van een duivenliefhebber. Omdat dit hotel is gelegen in een prachtig natuurgebied en er in de nabije omgeving belangrijke historische/toeristische plaatsen liggen als Eisenach met zijn Wartburg en het Bachhuis, Erfurt en Weimar, had ik al langer plannen om eens die kant op te gaan. En dan te logeren in een hotel waar veel duivenmelkers komen leek me ook wel wat. Dus zo zat ik met mijn vrouw op een mooie septemberdag aan tafel met Gernot Jager, de eigenaar van Hotel Jägerklause, terwijl om ons heen verschillende duivenliefhebbers uit vooral Duitsland, maar ook uit Oostenrijk en België zich te goed deden aan de Thuringer specialiteiten die er werden geserveerd.

     

Gernot is 73 jaar en heeft vanaf zijn 6e jaar al duiven. Zijn grootvader had ze ook al. Hij heeft het grootste deel van zijn leven keihard moeten werken om van het hotel een succes te maken. Het hotel heeft hij in 1965 overgenomen toen Schmalkalden nog in de vroegere DDR was gelegen. De duiven kwamen vaak op de tweede plaats, want het hotel werd in de loop van de jaren steeds verder uitgebreid. Toch heeft hij altijd wel goed mee kunnen komen. Naast postduiven heeft hij ook Baardkrielen (een kippenras) gefokt waarmee hij ook vele prijzen heeft gewonnen. En hij heeft zich ook jaren gericht op het fokken van standaardpostduiven waarmee hij eveneens succesvol was op de tentoonstellingen. Sinds zijn zoon het hotel bestiert is hij zich wat fanatieker met de wedvluchten bezig gaan houden. Dat is echter niet zo gemakkelijk te midden van de uitgestrekte bossen van het Thüringer Woud waar het wemelt van de roofvogels. Elk jaar worden verschillende van zijn beste vliegers door deze rovers te grazen genomen. Mede om die reden is het aantal duivenliefhebbers in dit gebied de afgelopen jaren enorm afgenomen. Gernot zelf peinst er echter niet over om te stoppen met de actieve duivensport, want zoals hij zelf zegt; “Een leven zonder duiven is voor mij onmogelijk”.

 

Het belangrijkste aspect van de duivensport is voor Gernot het sociale contact. Hij geeft aan dat hij enorm geniet van het contact met duivenliefhebbers uit allerlei landen. Iets dat een groot deel van zijn leven vrijwel onmogelijk was. Tussen 1950 en 1990 was reizen vanuit de DDR naar westerse landen immers maar zeer beperkt mogelijk. Inmiddels is zijn hotel is een ontmoetingsplek voor duivenliefhebbers uit vooral Duitsland, Nederland en België. Dit is het gevolg van het feit dat Gernot in zijn hotel sinds halverwege de jaren negentig bijeenkomsten, seminars en symposia rond een bepaald onderwerp organiseert, waarin deskundigen op het gebied van ziektes, voeding, enz. via workshops en lezingen hun kennis met elkaar delen. Gernot is hiermee begonnen op verzoek van duivenliefhebbers uit zijn regio. Toen Oost-Duitsland in 1990 herenigd werd met West-Duitsland hadden de Oost-Duitse duivenliefhebbers een grote drang naar het vergaren van meer kennis over postduiven. Kennis die in het oosten niet, maar in het westen wel aanwezig was. Gernot had, doordat hij een tiental postduiven- olympiades had bezocht, een flink netwerk opgebouwd van in postduiven gespecialiseerde dierenartsen, vertegenwoordigers in duivenvoer en bijproducten en topspelers uit verschillende Europese landen. Zodoende kon hij inspelen op de behoefte van de voormalig Oost-Duitse sportvrienden, gebruik makend van zijn contacten.

De afgelopen jaren waren vele bekende namen uit de duivenwereld zijn gast zoals Henk de Weerd, Theodor Backs, Erhard Panke, Willem Mulder, enz. Tijdens mijn bezoek logeerde er een 15 tal duivenliefhebbers onder wie één van de grootste kampioenen van Oostenrijk. Ook sprak ik er een Duitse lossingscoördinator die aangaf dat hij overwoog om hier mee te stoppen daar hij de spanningen en de druk die dit met zich meebracht nauwelijks meer aankon. Interessante ontmoetingen dus! Ik kan het iedere duivenliefhebber aanraden om een korte vakantie in Schmalkalden door te brengen in het hotel voor duivenliefhebbers.


12 oktober 2014

Jack Brouwer - Wijster / Selectief Lezen

Op mijn nachtkastje ligt een stapel duivenkrantjes van enkele tientallen centimeters hoog. Hoewel ik elke avond enkele artikelen lees, groeit de stapel harder dan dat hij slinkt. De belangrijkste reden hiervoor is dat ik veel van wat ik lees niet voor zoete koek slik maar een en ander vaak na check oftewel controleer. Daar gaat soms heel wat tijd in zitten, maar levert daarentegen ook heel veel op. Goed lezen kost meer tijd dan men gemiddeld hiervoor neemt. En dat is jammer want men zou zich veel grote teleurstellingen en ook veel geld kunnen besparen als men meer tijd zou nemen om goed te lezen. Neem bijvoorbeeld de artikelen van Antoon Coolen in het Spoor onder de titel “Vliegensvlug”. Hieruit is veel informatie te halen en zeker als je die info naast de uitslagen legt die je eenvoudig via Compuclub of Pigeonvillage kunt raadplegen. Als iedereen dat zou doen zouden er veel minder waardeloze duiven op internet worden aangeschaft, zoals nu gebeurt op basis van reportages en het vluchtig lezen van uitslagen. Toevallig schreef de hiervoor aangehaalde Coolen in het Spoor van 20 juni van dit jaar hier ook over. Zo schreef hij over winnende duiven op aansprekende concoursen; “Of het altijd de beste duiven zijn is de vraag. Wie straks de reportages gaat lezen, zou de indruk krijgen van wel. Alles wat die liefhebber deed en doet is nieuws terwijl hij eigenlijk maar een gewone duivenmelker is die mogelijk eens een keer heel veel geluk heeft gehad.” En Coolen heeft hier zeker een punt, want ik hoor inderdaad vaak mensen iets napraten of zie ze iets nadoen wat in zo’n reportage heeft gestaan van een in de kern heel gewone, vaak zelfs matige liefhebber. Ik begrijp dat echt niet! Het is immers zo simpel. Luister alleen naar die mensen die weten waar ze over praten. Door goed door te vragen ben je er zo achter of dat inderdaad zo is. Op zich is er meer dan genoeg kennis en informatie over postduiven en hun verzorging te vinden, maar toch zie je dat in de praktijk de gemiddelde beginnende liefhebber door de bomen het bos niet ziet. Ze weten niet naar wie ze moeten luisteren of wat ze het beste kunnen lezen. Selectief luisteren en lezen is mijn inziens absoluut noodzakelijk om verder te komen. Een van de dingen die ik mijn klanten voorhoud is dat ze moeten doorvragen naar het waarom van iets dat iemand zegt te doen. Dan blijkt namelijk heel vaak dat de meesten (waaronder ook veel toppers) zo maar iets doen. Er zit in de meeste gevallen geen enkele visie of kennis achter hun uitspraken of zienswijze.

Een liefhebber die al een paar jaar druk doende is om zijn weg in “het doolhof” te zoeken is de 48 jarige Jack Brouwer uit Wijster die sinds een jaar of zes postduiven heeft, na in zijn jeugd een paar jaar allerlei soorten duiven (voornamelijk sierduiven) te hebben gehad. Op Vaderdag in 2008 kreeg hij van zijn vrouw en kinderen 3 postduiven, omdat het zijn vrouw (zelf een grote dierenvriend) opgevallen was dat hij vaak in de lucht naar overvliegende duiven keek. Dat was een goede zet van zijn vrouw, want Jack was in die periode hard toe aan een hobby/afleiding naast zijn enerverende werk in de zorg. De rust en ontspanning die de duiven hem boden hebben er toe bijgedragen dat hij moeilijke situaties destijds goed het hoofd kon bieden. Jack geeft aan dat in de eerste jaren, de omgang met de duiven en het zien thuiskomen van de duiven na een wedvlucht, voldoende voor hem was en hij geen hoger doel nastreefde. Maar nu hij inmiddels aan het succes heeft geroken kijkt hij hier anders tegenaan. “Ik wil graag tegengas bieden aan de gevestigde orde, alhoewel dat niet vanzelf gaat en ik daar veel tijd in moet steken en ik nog niet op de hoogte ben van alles dat nodig is om goed te presteren. Maar ik wil net zoals de meeste andere duivenmelkers meedoen met de kampioenschappen en een NPO overwinning is natuurlijke de ultieme kick. Maar ik realiseer me terdege dat op dat moment alles wel moet kloppen.”

Toen ik met Jack in gesprek raakte viel het mij al snel op dat hij van veel essentiële zaken onvoldoende wist. Dit is hem absoluut niet aan te rekenen omdat hij op een enkele liefhebber na, geen duivenliefhebbers met een duidelijke visie op zijn pad getroffen had, die bereid waren om hem stap voor stap door het doolhof te leiden. Jack zegt hier onder andere het volgende over; “Ik schafte in eerste instantie bij een opkoper van duiven een aantal kleurpostduiven aan. Het was een mooi gezicht al die verschillende kleuren, maar achteraf was dat geen goede start en de eerste teleurstellingen dienden zich al vlot aan. Het was mooi geweest als ik door andere liefhebbers op mijn beginnersfouten zou zijn gewezen, maar dat gebeurde helaas niet. Natuurlijk waren ze dat niet aan mij verplicht, maar ik denk dat het zeer zinvol zou zijn als nieuwe leden binnen een vereniging begeleid zouden worden. Je voorkomt hiermee dat deze beginners vroegtijdig en onnodig stoppen. Er is nooit iemand geweest die mij heeft gevraagd of ik enige kennis had van duiven en wedvluchten. Misschien had ik mezelf brutaler moeten opstellen. Toch heb ik wel heel veel vragen gesteld aan misschien wel net zoveel melkers. En wat ik hiervan geleerd heb is dat er vele wegen naar Rome leiden. Ik heb er achteraf wel spijt van dat ik niet wat meer tijd heb genomen om me ergens in te verdiepen.”

Feitelijk is het selecteren van de grote hoeveelheid informatie net zo belangrijk als het selecteren van de duiven. En ook dit is een aspect wat vooral beginnende liefhebbers dikwijls moeilijk afgaat. Dit geldt ook voor Jack. “In het begin hield ik veel oude duiven aan, want stel je voor dat hun jongen goed zouden gaan vliegen. Wil je echter verder dan moet je alleen de besten overhouden. Dat kan wel betekenen dat je hok dan bijna leeg is en dat is geen leuke aanblik. Geleidelijk aan lukt het mij steeds beter om onderscheid te maken tussen slecht, matig en goed. Dat geldt ook voor het onderscheid maken in resultaten. En dat maakt het selecteren dan al gemakkelijker. Toch blijf ik het lastig vinden om duiven uit te selecteren die me op het oog goed aanstaan. Er zullen vast meer mensen zijn die net als ik tegen beter weten in hopen dat die ene mooie duif volgend jaar hopelijk toch wel prijs gaat vliegen en zo menige duif op hun hok laten zitten waar ze nimmer kampioen mee zullen worden.”

Jack geeft aan dat hij geabonneerd is op vier duivenkranten en daarnaast op internet een aantal columns op de bekende duivenwebsites volgt. Ook heeft hij een aantal bekende duivenboeken aangeschaft. Tot nog toe heeft hij het meeste geleerd uit de rubriek “Vraag het Martijn” op duivenmarktplaats waar Martijn Oomen antwoorden geeft op vragen van allerlei aard. Jack had vooral de eerste jaren veel vragen over voeding, bijproducten, medicatie, kuren, ontsmetten, etc. en zocht de antwoorden vooral in de reportages in de duivenbladen en op internet. Inmiddels leest hij bijna alleen nog maar reportages van mensen uit de regio of die hij kent omdat bijna iedereen een ander systeem of soort van verzorging heeft en hij zich, inmiddels door schade en schande wijs geworden, niet meer van de wijs wil laten brengen. Zeker niet omdat hij vooral met de jonge duiven de eerste successen al heeft binnengehaald en op deze voet wil doorgaan. Jack zegt hier onder andere het volgende over; “In het begin wilde ik zo snel mogelijk met de besten mee vliegen. Ik dacht dat dit vooral met het verstrekken van allerlei producten goed te realiseren zou zijn. Maar er is zo’n grote verscheidenheid aan zogenaamde bijproducten in de handel dat je elke dag van het jaar wel iets anders geven kan. Ik ben wel een voorstander van natuurlijke producten waaronder verse groente. Verder laat ik de duiven regelmatig door een bekende duivendierenarts controleren en verstrek alleen medicatie als er iets aan ze mankeert. Voerschema’s hanteer ik echter niet meer. Ik probeer mijn eigen systeem te ontwikkelen en wil het zo eenvoudig mogelijk houden. Dankzij de hulp en het advies van in eerste instantie Piet Gils uit Beilen en daarna van Gert Jan Beute, De-Duivencoach.nl en Bennie van Dijk kijk ik tevreden terug op het jonge duivenseizoen 2014 en ga ik met vertrouwen seizoen 2015 in. Maar ik blijf ook wel op zoek naar steeds betere duiven.”


28 september 2014

Toni Taskovic - Apeldoorn / De gewone liefhebber.5

Over een maand ben ik 5 jaar actief als de-duivencoach.nl. In die 5 jaar heb ik vele nieuwe contacten opgedaan en bijzondere mensen ontmoet. Niet zo zeer bijzonder vanwege hun prestaties als duivenliefhebber (die zitten er uiteraard ook onder), maar vooral als mens. De meerderheid van hen valt onder de categorie gewone liefhebber, dat wil zeggen de gewone c.q. traditionele liefhebber die tevreden is met het verzorgen van zijn duiven en blij is met een mooie uitslag of vroege duif. Zo kwam ik afgelopen voorjaar in contact met de 47 jarige Toni Taskovic uit Apeldoorn. Toni is afkomstig uit voormalig Joegoslavië. Als jongen van een jaar of tien kwam hij via zijn neven voor het eerst in contact met duiven. Dat waren de Macedonische Doneks (rollers/duikvluchtduiven). Tony woonde destijds in Skopje (in het huidige Macedonië). Later verhuisde hij met zijn ouders naar Servië en daar is hij in 1982 gestart met Servische hoogvliegers. Tot zijn verhuizing naar Nederland in 1987 heeft hij zich met de fok van - en het vliegen met Servische hoogvliegers bezig gehouden en was daarmee succesvol. In 1995 heeft hij een paar hoogvliegers uit Servië gehaald maar dat was voor korte duur. Twee jaar later schakelde hij over op postduiven en werd hij lid van een postduivenvereniging. Een beginner kun je Toni dus zeker niet noemen, maar toch behoort hij wel tot het grote legioen duivenliefhebbers dat door allerlei oorzaken (nog) niet is doorgebroken tot de selecte groep die jaarlijks op de podia worden gehuldigd. Ik laat Toni in deze column/minireportage aan het woord en verwacht dat er vele lezers zijn die zich net als in de vorige column over Tom Engelmoer, in een aantal van zijn ervaringen zullen herkennen.

Toni is getrouwd en is vader van 4 kinderen. Hij is zelfstandig ondernemer (Toni heeft een bedrijf in natuurstenen vloeren). Zowel zijn bedrijf als zijn gezin gaan als vanzelfsprekend voor de duiven. Tijd is voor hem een kostbaar goed. Dit heeft uiteraard zijn weerslag op het presteren met de duiven. Toni zegt hier onder andere het volgende over; “De duivensport is voor mij vooral een bron van ontspanning en rust. Als kleine zelfstandige ontbreekt het mij nu eenmaal aan de tijd om de duiven goed voor te bereiden, te observeren, te lappen, enz. Aan de jonge duivenvluchten kan ik al helemaal niet mee doen daar deze vluchten midden in de schoolvakantie vallen en ik er in die periode voor mijn gezin moet zijn. Mijn gezin mag voor mij absoluut niet onder mijn hobby lijden. Op zich vind ik het best wel jammer dat ik niet met de jongen kan spelen. Wanneer het jonge duivenseizoen drie weken later zou starten zou mij dat veel beter uitkomen. En dat zeg ik niet alleen voor mijzelf. Ik denk namelijk dat dit een belangrijke reden is waarom vooral mensen met jonge gezinnen afhaken of niet eens beginnen met duiven.”

Voor Toni is het belangrijkste van de duivensport dus vooral de ontspanning en de rust die hij bij de duiven vindt. Uiteraard hoopt hij bij het opwachten van zijn duiven er wel op dat hij een vroege duif zal zien vallen en gelukkig komt dit ook wel regelmatig voor, vooral op de eendaagse fond. Toni geeft aan dat zijn doel vooral het plezier hebben aan de duiven is. “Zoals gezegd geven de duiven mij rust in mijn drukke bestaan. Het rond vliegen tijdens de dagelijkse training, het zien opgroeien van de jonge duiven en het schoonmaken van het hok bezorgen me veel plezier. Volgens mij draait het daar vooral om. Maar als ik echter sommige liefhebbers hoor praten of over hen lees, staat niet de duif centraal maar is de duif eerder een middel om zelf in de schijnwerpers te staan. Je hoort en leest veel “ik” in de duivensport. Zelf kan ik ook erg genieten van de spanning van het wachten op een eventuele vroege duif en de blijdschap die je voelt wanneer die duif een 1e speelt, zoals die keer dat een duif van mij een 1e op Ruffec speelde in groot verband.”

Toni is het met mij eens dat het om drie zaken in de duivensport draait, namelijk een goed hok, goede duiven en een goede melker. Is het met één aspect niet in orde dan zal er niet goed worden gepresteerd. Toni geeft aan dat het bij hem naast het gebrek aan tijd (dus de melker) vooral ook het hok is dat er de oorzaak van is dat zijn duiven niet zo presteren als dat hij graag zou zien. “De duiven in vorm te brengen en te houden vind ik het moeilijkste van de duivensport. Ik wijt dit vooral ook aan mijn hok. Ik heb er van alles aan laten doen en heb er afgelopen jaar ook een paar deskundigen bij gehad. Hopelijk zullen de aanpassingen die ik aan de hand van hun advies heb doorgevoerd in 2015 voor betere resultaten zorgen. Voor mij komt een goed hok op de eerste plaats, dan goede duiven en op de derde plaats een uitgebalanceerde verzorging. Mijn duiven zijn van goede komaf. Het merendeel is afkomstig van Ferry van Loo uit zijn beste duiven, naast duiven van Roger Lismont (B) en dhr. van Buren uit Dieren. Het ontbreekt het me zoals gezegd aan de tijd om veel werk van de verzorging te maken. De duiven krijgen goed voer (Versele Laga), mineralen en grit. Soms ook kaas en pinda’s. Aan medische begeleiding doe ik niet veel. Alleen de verplichte Paramyxo enting en een geelkuur tijdens het broeden. Als ik denk dat er wat aan scheelt ga ik naar de dierenarts (Kaspering). Verder staat Ferry van Loo dag en nacht voor me klaar met advies. Mijn duiven worden niet verduisterd of bijgelicht. Mijn jonge duiven worden op de navlucht ingespeeld en soms op de taartvluchten. ’s Winters heb ik mijn duiven niet los vanwege de vele roofvogels hier op de Veluwe.”


14 september 2014

Tom Engelmoer / Een herstart maken.4

Ik krijg meestal verbaasde blikken wanneer ik zeg dat ik regelmatig benaderd wordt door beginnende duivenliefhebbers of mensen die overwegen om te starten met duiven. Bij hen in de vereniging zijn er al jaren geen nieuwe leden bijgekomen hoor ik dan en zelf kennen ze ook niemand die overweegt om met de duivensport te beginnen. Op zich is deze verbazing niet onbegrijpelijk, want er zijn in tegenstelling tot de periode dat de duivensport een grote bloei kende, tegenwoordig toch wel wat hindernissen te nemen in de startfase. De hoofdpersoon van deze column/minireportage kan daar over mee praten. Hoewel deze niet helemaal een groentje is, maar een herstarter die in zijn jeugd al besmet is geraakt met de duivensport, wordt uit zijn relaas wel duidelijk dat beginners en herstarters vaak wel over veel doorzettingsvermogen moeten beschikken om de duivenjas niet al binnen een paar jaar voorgoed aan de kapstok te hangen.

Tom is 49 jaar en is in 2012 (opnieuw) begonnen met de duivensport na een periode van een kleine 30 jaar zonder duiven. Hij was ongeveer 12 jaar oud toen hij belangstelling voor duiven kreeg. Hij woonde destijds in Lutten tegenover een vroegere aardappelmeelfabriek, waar veel verwilderde postduiven rondvlogen. Een gedeelte van deze fabriek werd verhuurd en van de huurders mocht hij op de zolder de duiven proberen te vangen. Dat waren zijn  eerste postduiven die gehuisvest werden in een door zijn vader gemaakt hok(je) en een nieuwe duivenmelker was geboren. Al snel werd de jeugdige Tom lid van PV Snelle Wieken in Hardenberg (gelijktijdig met de landelijk bekende gebroeders Leideman) en kwamen er steeds meer postduiven op zijn hokje in Lutten. Na ongeveer 2 jaar verhuisde hij met zijn ouders naar Hardenberg en werd begonnen met het deelnemen aan de vluchten. Helaas zonder al te veel succes. Op zijn 17e werden de duiven weg gedaan en volgde een periode van ruim 28 jaar zonder duiven. De aanleiding om weer te beginnen met duiven was toen hij iemand trof die net als Tom in dezelfde periode als jeugdlid duiven had gehad, die vertelde dat hij kort daarvoor weer met duiven was begonnen. Hierdoor begon het bij Tom ook weer te kriebelen en toen hij een tijdje later een jonge duif op zijn werk ving van een liefhebber uit Uden, besloot hij om de draad weer op te pakken. Het was een heel bijzondere ervaring om na al die jaren weer lid te worden van de vereniging waar hij als jochie van 11/12 jaar als jeugdlid is begonnen, zegt hij.

Tom geeft aan dat zijn herstart in de duivensport niet zonder slag of stoot gaat. Allereerst woont hij in een buurt waar nogal wat mensen wonen die een hekel aan duiven hebben. Er hebben dan ook al verschillende aanvaringen met buren plaatsgevonden. Daarnaast werkt hij op onregelmatige tijden en heeft hij een gezin met drie opgroeiende jongens, waarmee duivensport niet altijd even eenvoudig is te combineren. Het is voor hem niet gemakkelijk om een bepaalde regelmaat/structuur in de verzorging te hanteren. Hier noemt Tom een obstakel dat ik heel vaak hoor (het gebrek aan tijd en regelmaat). En als je dan zoals hij, ook nog in een omgeving woont waar je moet opboksen tegen een aantal professionele liefhebbers die bepaalde concoursen bijna geheel oprollen, moet je erg goed tegen je verlies kunnen, dat wil zeggen accepteren dat je naam vaker niet dan wel op de eerste helft van de uitslag staat. Tom zegt hier zelf het volgende over; “Door het grote aantal duiven wat de professionals inkorven plus het geld en de tijd die ze aan hun duiven kunnen besteden, hebben deze in mijn ogen een te grote voorsprong op de gemiddelde (kleinere) liefhebber zoals ik. Dit is volgens mij geen goede ontwikkeling voor de duivensport, omdat er veel meer kleinere liefhebbers zijn. Deze voelen zich vaak niet gehoord, verliezen hun plezier en interesse voor de sport en haken uiteindelijk af. Zelf heb ik het afgelopen jaar ook een paar keer op het punt gestaan om te stoppen. In de bijna 2 ½ jaar dat ik nu weer duiven heb, heb ik al veel tegenslagen gehad. Veel verliezen, zieke duiven en tegenwerking vanuit de buurt. Daarnaast gaat er veel tijd en energie in de duiven zitten. Wanneer je dan weinig tot geen resultaten behaalt, is het mijn inziens vanzelfsprekend dat je je soms afvraagt waar je het allemaal voor doet. De moed zakt je soms echt in de schoenen. Gelukkig heb ik doorgezet (op advies en met hulp van mijn vrouw, liefhebbers uit de vereniging en de-duivencoach.nl Nico van Veen) en krijg ik er steeds meer vertrouwen en plezier in.”

Op mijn vraag wat hem aantrekt in de duivensport ondanks de tegenslagen en het feit dat hij nog maar weinig van het succes heeft kunnen proeven, geeft Tom het volgende antwoord; “Het omgaan met de duiven en het plezier dat ik daarvan beleef staat bij mij voorop. Zoals bij het laten trainen. Maar het mooiste is toch wel wanneer de duiven terugkeren van een vlucht en dan zo vanuit het niets op de klep landen. Dan hoeven ze voor mij nog niet eens heel vroeg te zitten. Maar natuurlijk wil ik ook graag mooie en goede uitslagen behalen tijdens het vliegseizoen. Daar ga ik ook zeker mijn best voor doen binnen mijn mogelijkheden. Mijn grootste succes tot nu toe was vorig jaar op St.Quentin toen ik de 1e won in de vereniging, wat een 2e plaats in het rayon en een 15e plek in de afdeling was. Ik was toen zelf bij een concert van Bruce Springsteen en heb die duif dan ook Bruce genoemd. Een ander mooi aspect van de duivensport is het contact met andere liefhebbers. Ik heb inmiddels al veel leuke contacten op gedaan. Onder andere via het opgeven van een aanvlieger en ook heb ik nu contact met een liefhebber via de-duivencoach.nl die mij wil voorthelpen met enkele speciaal voor mij gekweekte late jongen. Dit zijn voor mij de elementen die de duivensport zo mooi maken.”

Tom geeft aan dat hij de duivensport best ingewikkeld vindt. Ondanks dat hij veel andere liefhebbers spreekt, veel leest en regelmatig videobanden bekijkt over de duivensport, blijven er nog heel veel raadsels en onduidelijkheden voor hem bestaan op allerlei gebied zoals de dagelijkse verzorging, training, voeding, motivatie, ziektes, enz. “Omdat er zoveel verschillende meningen, methodes en systemen zijn, was het voor mij niet eenvoudig hier daadwerkelijk wat mee te doen. Ik zag door de bomen het bos niet meer. Persoonlijk ben ik dan ook erg blij dat de-duivencoach.nl (Nico) op mijn pad is gekomen. Hij helpt me om een plan te maken dat bij mij en mijn mogelijkheden past. Ik heb van hem inmiddels al veel geleerd. Hierdoor heb ik het zelfvertrouwen en plezier in de duivensport terug gekregen.” Ook met mijn hulp die grotendeels op afstand plaats vindt, blijven er voor liefhebbers als Tom echter nog verschillende hobbels te nemen. Zo geeft Tom aan dat hij het erg moeilijk vindt om duiven uit te selecteren. Het beoordelen doe ik voor hem en de mand moet de rest doen, maar afstand van die duiven doen die zowel niet in de hand als in de mand voldoen, blijft hij vooralsnog erg moeilijk vinden. Toch zal hij dat moeten wil hij vaker op de uitslag komen te staan en dat realiseert Tom zich ook wel.

Ik hoor regelmatig dat de vrouw en/of kinderen niets van de duiven van pa moeten hebben. Ook is dat voor potentiële duivenliefhebbers een reden om er niet aan te beginnen. Ik zie, lees en hoor dat best wel vrij veel. Gelukkig voor Tom is dat bij hem totaal niet aan de orde. “De dagelijkse verzorging en wat daar bij hoort doe ik alleen. Mocht ik een keer de duiven niet kunnen verzorgen of hulp nodig hebben, dan helpt mijn vrouw of één van de kinderen. Ook zijn er liefhebbers in de vereniging waar ik altijd een beroep op kan doen. Mijn vrouw staat gelukkig erg positief achter mijn hobby. Ze toont veel belangstelling en wacht vaak met mij de duiven op. Ook brengt ze de duiven regelmatig voor mij naar het clubgebouw voor het inkorven.”

Tot slot geeft Tom aan dat er wat hem betreft heel hard aan het imago van de duivensport moet worden gewerkt. “Toen ik weer met postduiven ging beginnen, kreeg ik verschillende opmerkingen in de trant van “vieze beesten die alles vervuilen” en dergelijke vooroordelen. Ik kan me er best aan storen hoe negatief er soms naar de duivensport wordt gekeken. Overigens zie ik op de sociale media van duivensporters zelf ook regelmatig opmerkingen staan die de duivensport geen goed doen. Onze vereniging heeft nog zo’n 10 leden die actief meedoen aan de wedvluchten. Voor een plaats als Hardenberg met ruim 20.000 inwoners als je de omliggende dorpen meetelt, is dat toch wel erg weinig!”


31 Augustus 2014

Gerard Dekker – Assendelft / Kweekcentra.5

Het onderwerp kweekcentra is zoals ik al eerder schreef een veel gelezen onderwerp. Een paar keer per jaar komt dit onderwerp dan ook wel voorbij in mijn columns/minireportages. Er valt nog heel veel over te schrijven en vooral als je zoals ik dit doe, de liefhebbers ook zelf veel aan het woord laat. Zoveel mensen zoveel meningen immers?!? Zo heb ik de afgelopen jaren verschillende liefhebbers met een kweekcentrum voor het voetlicht gebracht. Dit waren Willie Bronkhorst met zijn Meulemans duiven, Karel Rudolph met zijn van Geel (Aarden) duiven, Simon Kuipers met specifieke overnachtduiven van rassen/kolonies die al tientallen jaren bestaan en recent Dick Blaauwendraat die vooral midfond en dagfond duiven kweekt van hedendaagse vooral Belgische rassen. Vier heel verschillende kweekcentra die zich richten op verschillende doelgroepen.

De hoofdpersoon van deze column/minireportage is de 65 jarige Gerard Dekker uit Assendelft de eigenaar van Kweekhok Gemade. Gerard spreekt vanwege de kleinschaligheid niet over een kweekcentrum maar over een kweekhok. In 2004 ontstond bij hem het idee voor een kweekhok/kweekcentrum. Hij vloog destijds samen met Andre v.d. Herik. Andre speelde voornamelijk de overnacht en Gerard de rest van het programma. Vanwege een verhuizing van Gerard en ook omdat beiden van baan veranderden, bleef er voor de duivensport niet veel tijd meer over en werd de combinatie in 2005 ontbonden. Omdat Gerard niet helemaal wilde stoppen met de duivensport, besloot hij om al zijn succesvolle vliegduiven op het kweekhok te plaatsen en voor anderen te gaan kweken. Het vliegen kwam vanaf die tijd op de tweede plaats. Dat kostte Gerard niet zoveel moeite want sowieso voelde hij zich altijd al meer aangetrokken tot de kweek. Hij noemt het kweken zijn grote liefde binnen de duivensport. Op het moment dat hij het kweekhok opzette was hij 4e nationaal kampioen dagfond en bezat hij de 3e nationale duifkampioen dagfond. Nadat er mooie successen met de door hem gekweekte jongen werden behaald werd hem geld geboden voor jongen uit bepaalde koppels en zo ontstond het kweekhok Gemade.

Gerard was 5 jaar oud toen hij drie maanden doorbracht in een bio vakantieoord om aan te sterken. Zijn vader bracht hem daar op zijn 6e verjaardag als cadeautje een jonge Turkse tortel. Dat doffertje kreeg de naam Koertje en zou uiteindelijk 18 jaar oud worden. Deze Koertje kreeg al snel gezelschap van een gewonde postduif, een duivin. En niet veel later kwamen daar steeds meer duiven bij. Dit waren verschillende soorten sierduiven maar ook verdwaalde postduiven. Vanaf zijn 8e a 9e jaar werd de kleine Gerard wegwijs gemaakt in de postduivensport door zijn buurman Klaas van Unen die ervoor zorgde dat er steeds meer postduiven kwamen. Hij kon toen vanwege zijn leeftijd echter nog geen lid worden van een vereniging, maar op zijn 15e werd Gerard dan eindelijk lid van PV Zaanstreek-Noord. Toen hij begin jaren zeventig trouwde en in een nieuwbouwwijk kwam te wonen werd de duivenjas voor een jaar of zeven aan de kapstok gehangen.  In 1979 maakte hij weer een herstart en vanaf die tijd zijn er altijd duiven geweest.

Zoals hiervoor al beschreven heeft Gerard vele successen gekend in zijn duivenloopbaan. Het echt grote succes is begonnen in 1990. In dat jaar werd de jonge Benson geboren, de 610. Van jongs af aan vloog deze duif van voren. Zo werd hij in zijn geboortejaar 2e kampioensduif in kring 2 van de afdeling Noord Holland en als jaarling vloog hij 2x de 1e prijs provinciaal en eindigde hij in de competitie WHZB en de Vredesduifcompetitie als 2e beste midfondduif. De afgelopen 10 jaar werd niet meer voor een kampioenschap gespeeld. Zijn duiven kwamen soms zelfs een week niet los, toch werden er nog 1e prijzen en kampioenschappen in groot verband gewonnen. Zo werd zijn 732 in 2013, ondanks dat ze maar 1x per week los kwam, de 3e kampioensduif middaglossing van Marathon Noord. Zoals gezegd lag de nadruk in die periode op de kweek en daardoor vooral op successen die met zijn duiven en hun nazaten bij anderen werden behaald. En successen behaald met zijn duiven zijn er genoeg. Zo won Hans Knetsch een 1e nationaal Narbonne en 5e nationaal Marseille, Ger Bijenhof een 5e nationaal Montauban, Walter van der Meulen een 11e nationaal Barcelona en daarnaast is de vader van de beste doffer van Portugal van Mario Oliveira, die werd afgevaardigd naar de Olympiade voor Portugal, afkomstig van Gerard.

Gerard zijn klanten komen behalve uit Nederland ook uit Engeland en Portugal. Hij kweekt zo’n 150 jongen per jaar waarvan er zo’n honderd worden verkocht aan veelal een trouwe klantenkring met zo nu en dan een nieuw gezicht. Verder worden er jaarlijks zo’n 50 bonnen geschonken en wordt er met diverse liefhebbers geruild. Voor de programmavluchten is er vooral veel vraag naar de lijn van de Benson 610 die als een rode draad door de hedendaagse kolonie van Gerard heen loopt. Voor de overnachtfond zijn de duiven van zijn vriend Hans Knetsch erg gewild. De afgelopen jaren zijn hier duiven bijgekomen van Hans van Vliet uit Nijkerk (kleinzoon van de Las Vegas van Gebr. van Toor), de Combinatie van Panhuis (o.a. een kleinzoon van de Ché van Eijerkamp) en voor de overnachtfond is het soort van Hans Knetsch uit Katwijk aangevuld met een aantal duiven van de Gebroeders Brugemann Assendelft en Ger Bijenhof uit Middenmeer.

Gerard is afgelopen jaar met pensioen gegaan waardoor hij nu in de gelegenheid is om zijn duiven weer elke dag los te laten. Dat betekent ook dat hij zelf weer serieus aan het spelen is gegaan. En dat dit prima gaat blijkt wel uit de behaalde resultaten met in de club de 1e aan-en onaangewezen midfond plus de eerste 2 duifkampioenen en op de dagfond 2e onaangewezen en 1e aangewezen. In groot verband was dat voor de midfond 3e aan-en onaangewezen en 2e onaangewezen dagfond. Ook werd dit jaar 2 x Teletekst behaald (4e en 5e plaats).

Tot slot heb ik Gerard een aantal vragen voorgelegd m.b.t. zijn kweekhok Gemade.

Wat is voor jou belangrijk om een kweekcentrum hebben? Aan welke voorwaarden moet dat voldoen?

Mijn kweekhok is uit nood geboren, te weinig tijd en succesvolle duiven doe je niet weg. Voor mij was het belangrijk om het stammetje dat ik had opgebouwd vast te houden om “later” als ik weer tijd zou krijgen te kunnen voortborduren op eerder behaalde successen. Daar hebben mijn duiven me niet in teleurgesteld. Om je kweekhok te bevolken met duiven waar mensen wat aan hebben moet je veel kweken en spelen. Ik was daar zelf niet toe in staat, maar door veel duiven uit te zetten en veel informatie terug te krijgen is aan de belangrijkste voorwaarde voldaan, namelijk kwaliteit vasthouden en verbeteren.

Wat is je doel met het kweekcentrum?

Ik streef geen groter doel na, mijn kweekhok betaalt mijn sport en met de centen die overblijven kan ik nog wat andere leuke dingen doen. Ik heb ook bewust altijd dezelfde prijs gehanteerd ongeacht de koppels waar ze uit komen. Hierdoor moeten sommige mensen lang wachten op de door hun gevraagde duiven. Maar een duivin legt nu eenmaal maar 2 eieren per keer.

Het is natuurlijk altijd mooi om iets terug te horen over de resultaten die met jouw duiven en hun nazaten worden bereikt. Dan kun je die informatie immers weer gebruiken bij het in stand houden en/of verbeteren van je kweekhok. Hoe gaat dat bij jou?

Iets terug horen is bijna van levensbelang voor een kweekhok. Ik noteer daarom altijd alles van een bonnenkoper, of van een schenking of een koop. Veel mensen kopen om weer met die gekochte duiven te kweken, volgens mij is dat de enige goede weg. Gelukkig word ik meestal wel geïnformeerd over de prestaties die anderen met de duiven of de nazaten daarvan behalen. Die informatie gebruik ik weer bij het samenstellen van de koppels. Het is een handvat dat je aangereikt krijgt. Ik geloof niet in vaste koppels. Soms heb je daar veel succes mee, maar vaak ook niet. 

Probeer jij je te onderscheiden van andere kweekcentra?

Ik geloof best dat je je moet onderscheiden, maar ik kan een duif alleen op zijn exterieur beoordelen. Ik heb er geen verstand van maar weet wel wat ik in mijn handen wil hebben en heel vaak (achteraf gezien) vergis ik me niet. Belangrijk is dat je duiven aflevert die uitstekend gebouwd zijn, een prima spierenstelsel hebben en een hele zachte pluim.

Wat is je kweekmethode?

Goed x goed. Stamkaarten zijn een noodzakelijk maar belangrijk kwaad. Er kan namelijk teveel op staan dat je afleid en of er altijd de juiste informatie op staat vraag ik me ook wel eens af. Ogentheorie, vleugeltheorie, geef mijn portie maar aan fikkie. Ik zoek goedgebouwde, goed presterende super zachte duiven of minimaal broers of zusters daarvan. Ik bestudeer de stambomen van voor naar achter, van boven naar beneden en ik neem meestal ook mee wat er allemaal niet of wel op staat. Ik heb een hekel aan stambomen waarbij de successen van de voorgaande generaties bij elke generatie opnieuw wordt vermeld. Daarmee strooi je zand in een koper zijn ogen en dat moet je niet doen vind ik. Voor mij is het namelijk heel belangrijk dat je het vertrouwen wint van je kopers.


6 augustus 2014

Rick de Palm – Noordwijkerhout / Duiven aanschaffen.4

Over het onderwerp aanschaffen van duiven zou ik met gemak elke column kunnen vullen. Er gaat geen dag voorbij of dit onderwerp komt wel op één of andere manier voorbij tijdens mijn activiteiten als de-duivencoach.nl. Op 31 oktober 2013 liet ik Gosse Agema uit Dokkum hierover aan het woord. Gosse heeft het in mijn ogen goed aangepakt toen hij de overstap maakte naar de overnacht. Goede voorbeelden doen volgen dus ik liet hem graag zijn verhaal doen zodat anderen zijn voorbeeld mogelijk zullen volgen. Maar ook van fouten kun je leren en niet alleen van je eigen fouten, maar ook van die van anderen. Vandaar dat ik nu iemand aan het woord laat die door schade en schande wijs geworden is. Nu loopt niet iedereen te koop met zijn fouten, maar de 48 jarige Rick de Palm uit Noordwijkerhout is iemand die zich daar niet voor geneert en juist blij is dat hij anderen kan behoeden de zelfde fouten te maken als dat hij gedaan heeft. Rick is een nieuweling binnen de duivensport. Hij heeft pas zes jaar duiven. Net als veel nieuwkomers heeft hij in de startperiode zijn neus een paar keer flink gestoten bij de aanschaf van duiven. Rick is destijds aangestoken met het duivenvirus door Hans Broekhof uit Katwijk. Van hem kreeg hij zijn eerste duiven en Hans was in het begin ook zijn mentor die hem veel vertelde over de duivenwereld. Helaas is Hans een paar jaar geleden aan een slopende ziekte overleden. Hans Broekhof stond er om bekend dat hij een kwalitatief zeer sterk hok voor de overnachting had met de zogenaamde oude Hollandse fondrassen (Aarden, v.d. Wegen, Wanroy) van de bekende tophokken. Rick betreurt het dat hij van die eerste duiven die hij van Hans kreeg niets meer over heeft. De meeste van die duiven van Broekhof zijn door de kat van de buren gepakt waar hij destijds veel last van had. En eentje heeft hij terug gegeven aan Menno Broekhof de zoon van Hans, die inmiddels één van zijn beste duivenvrienden is.

Nadat de duiven die hij van Hans had gekregen zo goed als allemaal verdwenen waren, is Rick zelf op speurtocht gegaan naar andere duiven. Dat je goede duiven moet hebben was hem vanaf het begin wel duidelijk, maar hoe kom je er aan en wat zijn goede duiven? Hij ging bij de veilingsites op internet kijken en bezocht een paargrote namen. Dat hij daarbij soms flink in de geldbuidel moest tasten is vanzelfsprekend. Op deze manier heeft Rick een flink aantal duiven aangekocht. Rick hier zelf over; “Ik ging in het begin teveel af op de stamboom en bekeek de duiven zelf niet goed of zelfs helemaal niet. Ik wist ook niet goed waar ik op moest letten. De meeste van deze aankopen waren geen succes. Ik wil een ieder dan ook aanraden om niet lukraak te kopen en helemaal niet alleen op basis van een stamkaart. Kijk eerst goed wat voor duiven je wilt hebben en lees je goed in. Neem contact op met iemand die meer weet dan jij en je kan begeleiden zonder er eigenbelang bij te hebben. Het is precies zoals John Hazeleger zegt in één van de vorige columns; “dat de meeste duiven worden aangeschaft zonder dat men zich afvraagt of deze duif wel geschikt is voor hun hok en hun eigen situatie”. Ik ben me er nu van bewust dat John hier helemaal gelijk in heeft, ik heb namelijk diezelfde fout gemaakt. Ik had mijn huiswerk niet goed gemaakt. Volgens mij zijn veel duivenliefhebbers stronteigenwijs, ze denken het altijd beter te weten. Dat dacht ik dus ook.”

Feitelijk is Rick afgelopen winter weer opnieuw begonnen nadat hij mij had ingeschakeld. Hij zegt hier zelf over; “Ik kwam niet verder en ik wist ook niet hoe ik uit dit dal moest klauteren. Enerzijds ontbrak het me aan kennis en daarnaast had ik ook niet veel tijd om me die kennis eigen te maken want ik had tot voor kort twee banen. Ik wilde vooruit maar wist niet goed hoe. Ik ben blij dat ik de-duivencoach.nl ontdekte en kon overhalen om langs te komen. In korte tijd ben ik van hem een heel stuk wijzer geworden.” Zoals Rick zijn er velen en dat is precies de reden waarom ik 5 jaar geleden met de-duivencoach.nl ben gestart. Vooral de jongere generatie nieuwelingen ontdekt de veilingsites en ziet de prijzen die daar geboden worden en nemen aan dat bedragen van 500 euro en meer normale prijzen zijn als je iets goeds wilt aanschaffen. Recent sprak ik ook iemand die een koppel jaarlingen had aangeschaft met een zogenaamde super afstamming. De beste man had er 1800 euro voor betaald. Een bedrag waar hij lang voor had moeten sparen. En het trieste was dat hij ook nog in de veronderstelling verkeerde dat hij met dit koppel binnen een paar jaar tijd een topkolonie zou kunnen opbouwen. Ik heb hem maar in die waan gelaten. Mocht hij mijn advies en hulp nog eens vragen hoop ik toch dat hij mij een paar presterende nazaten kan laten zien. Uiteraard heb ik wel begrip voor de andere kant van de zaak. Als de duivensport één van je belangrijkste en soms zelfs de enige bron van inkomsten is, zal je je zakelijk moeten opstellen anders komt er geen brood op de plank. Voor mij is dat echter wel een reden om zelden of nooit te bemiddelen voor commerciële hokken of handelaars. De prijzen die daar betaald moeten worden voor onbevlogen jonge duiven zijn in mijn ogen altijd te hoog. Je betaalt vooral voor de naam. Rick hierover; “De hedendaagse duivenhandel is echte handel. Als je niet goed weet waar je moet zijn dan kom je nergens. Goede duiven worden je gegund zeggen ze, maar alleen moet je dan wel de juiste persoon tegenkomen. Er zijn grote verschillen tussen duivenmelkers. Er is een categorie die gunt je het licht in de ogen niet en daar kun je helemaal geen duiven van krijgen of kopen. Dan zijn er mensen die zoveel mogelijk aan je willen verdienen en geen gewetensbezwaren hebben om je veel geld te vragen voor hun slechtste duiven. En er is gelukkig ook een categorie die met een ander is begaan en wil dat je groeit en vooruit gaat en ervan geniet als zijn duiven het bij jou goed doen. Naar die laatste categorie duivenliefhebbers moet je op zoek gaan. Door goed de reportages te lezen en natuurlijk de uitslagen te bestuderen ben ik inmiddels al heel wat wijzer geworden. Ik ben inmiddels ook anders naar stambomen gaan kijken. Ik kijk nu meer naar het aantal echt goed presterende duiven op de stamkaart. Ook weet ik nu dat ik het beste duiven kan bijhalen die een zo groot mogelijke natuurlijke weerstand bezitten. En het is maar zeer de vraag of je die vindt op de grote commerciële hokken.”

De omgang met de duiven en vooral ook het kweken zijn voor Rick de mooie kanten van de duivensport. Het vliegen heeft hij nog niet zo in de vingers. Vooral de duiven naar de vorm toe brengen op het juiste moment, vind hij erg moeilijk. Net als iedere duivenliefhebber hoopt Rick nog eens mooie aansprekende successen te behalen. Een 1e op Barcelona, daar droomt hij van al beseft hij inmiddels heel goed dat zoiets maar voor zeer weinigen is weggelegd. Ik hoop voor Rick dat hij die droom ooit nog eens verwezenlijkt of dat hij een andere grote overwinning behaalt.


24 juli 2014

Duiven houden in Litouwen

Enkele weken geleden ben ik op vakantie naar Litouwen geweest. Tijdens mijn vakanties in het buitenland probeer ik altijd in contact te komen met postduivenliefhebbers in het desbetreffende land. Meestal lukt dat vrij gemakkelijk en zeker met Facebook tegenwoordig. Duivenliefhebbers uit de hele wereld heb ik inmiddels als Facebookvriend en via hen leg ik dan meestal contact. Echter ondanks vele pogingen lukte het mij dit keer niet om voorafgaande aan mijn vakantie in Litouwen in dat land contact te leggen. Geen probleem dacht ik, ik zie wel ergens duiven vliegen. Dit bleek een misrekening. Gedurende de 9 dagen in Litouwen heb ik geen enkele duif in de lucht gezien. Zelfs maar sporadisch een verwilderde of stadsduif. Maar twee dagen voor ons vertrek was het geluk met mij. Ik zag bij een huwelijksvoltrekking het bruidspaar twee witte duiven loslaten. Ik liep daar direct op af om te zien of ik iemand met een mandje zag en zowaar wilde er net een oude man met een klein mandje het terrein aflopen. Gelukkig sprak de man een beetje Duits en kon ik hem uitleggen wat ik van hem wilde. We maakten een afspraak voor de volgende dag om hem te bezoeken. En zo stonden mijn vrouw en ik de volgende dag op de stoep van een klein appartement in het stadje Palanga. We werden daar ontvangen door de oude man die Stanlovas Ciapas bleek te heten en de voorzitter van de regionale duivenvereniging genaamd Reinoldas Liaudanskas. We bezochten hun beider hokken en ze vertelden ons over hun sportbeleving. Het bleek dat beiden zowel postduiven als Memeler hoogvliegers fokten en ze naast elkaar hielden, wel in een aparte afdeling.

 

Memeler Hoogvliegers

Palanga is een klein toeristisch stadje niet ver van de stad Klaipeda (vroeger Memel geheten). Memel was vroeger een belangrijke Duitse havenstad. Rond 1700-1750 zouden de voorouders van de Memeler hoogvliegers onder andere door Nederlandse zeelieden naar deze stad zijn gebracht. Daar heeft dit ras zich verder ontwikkeld totdat de 2e wereldoorlog daar een eind aan maakte. Tijdens de 2e wereldoorlog vluchten vele inwoners van Memel naar Duitsland en enkelen namen hun duiven mee. Vanuit Duitsland vond dit ras zijn weg naar sierduivenliefhebbers over de hele wereld. Ook in Nederland wordt dit ras gefokt. Memeler hoogvliegers zijn vliegduiven die drie tot vier uur op grote hoogte vliegen. Ze zijn er in diverse kleurslagen. In Palanga, Klaipeda en omliggende plaatsen worden vrijwel alleen maar witte Memelers gefokt. Zo ook door Stanlovas en Reinoldas. In een Duits artikel over de Memeler hoogvlieger las ik dat er in Klaipeda na de oorlog geen Memeler hoogvliegers meer over waren. Dat is niet waar vertelde men mij. Een zeker Gustav Greinus, die in 1921 de oprichter van de Memeler hoogvliegers fokkers club was, heeft dit ras voor Litouwen behouden.

 

Postduiven in Litouwen

In heel Litouwen dat ongeveer 2x zo groot is als Nederland zijn maar 6 vliegduivenclubs, dus voor liefhebbers van postduiven en hoogvliegers gezamenlijk en 7 postduiven-verenigingen. Alles bij elkaar telt Litouwen zo’n 600 mensen die op één of andere manier actief met duiven bezig zijn. De postduivensport zoals wij die in Nederland beoefenen is voor de gemiddelde duivenliefhebber in Litouwen te duur. Wekelijks vliegen met de daarbij komende kosten zoals de benzinekosten voor 150 kilometer enkele reis te rijden om in te kunnen korven en klokken af te slaan is in een land waar het gemiddelde inkomen ongeveer 1/4 is van dat in Nederland, iets dat maar weinigen zich in Litouwen kunnen veroorloven. Toch worden er een paar maal per jaar nationale en internationale wedstrijden met postduiven georganiseerd.

Reinoldas Liaudanskas

Reinoldas is sinds 2013 de voorzitter van de Palanga duiven fokkers club, een regionale  vliegduivenclub waar zowel liefhebbers van postduiven als van hoogvliegers lid zijn. De club heeft leden uit Palanga, Klaipeda, Kretinga, Gargždai en Vilnius. Feitelijk is het zelfs een internationale club want ze hebben ook een paar leden uit Liepaja in Letland. Deze vereniging onderhoudt tevens goede vriendschapsbanden met de Memeler Hoogvlieger Fokkers Vereniging in Duitsland. Reinoldas heeft de duiven voor zijn hobby. Hij doet niet mee aan wedstrijden. Op het moment dat ik hem bezocht had hij 38 duiven te weten 9 Memeler hoogvliegers, 13 Hannover hoogvliegers, 5 Liepaja hoogvliegers en 12 postduiven. Ik was onder de indruk van een krasbonte postduifdoffer die ik inschatte als een echte krachtpatser en was benieuwd hoe hij aan deze duif kwam. Het bleek een geschenk te zijn van Rimvydas Lenauskas. Deze liefhebber is lid van de Palanga duiven fokkers club en is eveneens de vice-president van de Litouwse sportduiffederatie. Zijn duiven doen het goed op nationale vluchten van rond de 800 kilometer. Lenauskas doet ook mee aan Europese en Wereldkampioenschappen (éénhoksraces). Zo won deze liefhebber in 2005 de 3e plaats bij de World Cup en in 2008 tijdens de Europese Kampioenschappen een 4e plaats. Als ik het goed begrepen heb stammen zijn duiven uit hokken van bekende fondspelers uit Nederland en Duitsland.

  

Reinoldas heeft in het verleden wel eens deelgenomen aan shows met sierduiven. Zijn mooiste prijs was een 3e plaats tijdens een regionale tentoonstelling. Maar het meeste plezier beleeft hij echter aan het fokken en in stand houden van de Memeler hoogvliegers. Daarnaast is hij een verwoed verzamelaar van duivenbeeldjes. Hij bezit 118 duivenbeeldjes uit 12 landen van over de hele wereld. Reinoldas bezocht ooit het duivenmuseum in Neurenberg. Ooit nog eens zoiets opzetten is een droom voor hem.

Reinoldas doet als bestuurslid veel om de duivensport te promoten. Zo had hij een belangrijk aandeel in het organiseren van de feestelijkheden die de gemeente Palanga organiseerde ter gelegenheid van  de verkiezing van Palanga als de zomer hoofdstad van de Baltische staten. Bij dit evenement waren vertegenwoordigers van de parlementen van de landen Litouwen, Letland en Estland aanwezig. Hierbij werden drie honderd witte duiven losgelaten. Ook werden grote aantallen duiven gelost bij de opening van verschillende grote culturele evenementen. Zoals op 16 mei 2009 toen er 1000 postduiven werden gelost vanaf de bekende Palanga Pier. Dit was ter gelegenheid van de  viering van de 1000 verjaardag van Litouwen (vanaf de eerste historische vermelding). Op dezelfde dag werd ook een grote internationale duivententoonstelling georganiseerd.

Stanlovas Ciapas

Stanlovas heeft al vanaf zijn kinderjaren duiven. Hij heeft eveneens voor zijn plezier duiven en doet net als Reinoldas niet aan wedstrijden mee. Hij heeft 15 Russische Nikolajev hoogvliegers, 6 Russiche Kursk hoogvliegers, 25 Memeler hoogvliegers en 12 postduiven. In totaal dus 58 duiven. Zoals gezegd verhuurt Stanlovas zijn witte duiven ook aan bruidsparen. Dat gebeurt ongeveer één keer per maand. Er is niet zo veel vraag naar. Hij heeft concurrentie van professionele  bedrijfjes die hier hun werk aan hebben (bruiloften, doopfeesten, jubilea, etc.).

Wat mij vooral opgevallen is dat beiden echt liefhebbers van duiven zijn. Ze genieten echt van de omgang met hun duiven. Ze geven aan dat de omgang met duiven goed is voor hun ziel. Duiven verbeteren je stemming en in je hok zijn werkt kalmerend zo zeggen ze. Dat laatste kan ik beslist beamen.


15 juli 2014

Dick Blaauwendraat - Renswoude / Kweekcentra.4

Het is al ruim een jaar geleden dat ik over kweekcentra schreef. Er valt veel over te schrijven en daarnaast is het een onderwerp dat tot mijn meest gelezen columns behoort. Afgelopen voorjaar bezocht ik een tweetal kweekcentra. Het eerste kweekcentrum dat ik dit jaar bezocht was Kweekcentrum Blaauwendraat in Renswoude. De eigenaar hiervan is de 67 jarige Dick Blaauwendraat.

Dick heeft vanaf zijn 11e jaar duiven. In 1959 werd hij samen met twee broers lid van PV de Luchtpost Scherpenzeel in Scherpenzeel. Zijn oudste broer Evert haakte al snel af omdat hij ging studeren. Met broer Kees werd, met een kleine onderbreking van twee jaar, in combinatie doorgevlogen totdat deze in 1988 kwam te overlijden. Daarna heeft Dick nog zelfstandig doorgevlogen t/m 1998 toen hij vanwege reuma steeds meer moeite kreeg met het duiven pakken, inkorven, manden sjouwen, etc. Van 1999 t/m 2003 heeft Dick in combinatie gevlogen met Ad Inkenhaag uit Scherpenzeel. De vliegduiven werden door Ad verzorgd en Dick had de kwekers bij huis. In 2004 is Dick gestopt met vliegen en is hij gestart met het kweekcentrum wat inmiddels dus 10 jaar bestaat.

Dick heeft door de jaren heen mooie prestaties neergezet waaronder het behalen van verschillende kampioenschappen zoals het generale en keizerkampioenschap van de club, diverse duifkampioenschappen in de vereniging, maar ook in groter verband. Ook werd er een aantal malen teletekst gevlogen op NPO vluchten. Verder kijkt Dick met voldoening terug op een aantal superuitslagen zoals in de kring met jonge duiven de 2e t/m 35e plaats met uitzondering van de plaatsen 15 en 25. Er vielen toen 33 duiven tegelijk van de 66 hij mee had. Ook die keer in 1997 dat hij 14 jonge duiven mee had en ze allemaal prijs vlogen staat hem nog helder voor de geest, evenals een fondvlucht van Bourges waarop hij 6 duivinnen mee had die alle 6 in de kop van de uitslag vlogen.

 Het kweekcentrum is voor Dick van grote waarde om bij de duivensport betrokken te blijven. Zoals hij van zichzelf zegt is hij een beetje duivengek en kan hij zich een leven zonder duiven niet voorstellen. Behalve dat hij erg veel plezier beleeft aan het kweken van jonge duiven, zijn de contacten die hij op deze manier heeft met andere liefhebbers voor hem erg belangrijk. Hij heeft inmiddels een grote klantenkring opgebouwd die uit geheel Nederland en zelfs uit België afkomstig is. Dat de meeste klanten elk jaar weer terugkomen voor aanvulling op hun hok is voor Dick het bewijs dat hij goed bezig is. Hij streeft er naar om zoveel mogelijk goede en mooie gezonde jonge duiven te kunnen leveren voor een betaalbare prijs. Omdat de mensen veelal terugkomen blijft hij ook goed op de hoogte van de prestaties van de door hem geleverde jonge duiven. Het gebeurt ook wel dat hij van duiven die elders goed presteren weer jongen terug haalt of ruilt. Op deze wijze kan hij een bepaalde lijn zo goed mogelijk in stand houden. De duiven die zijn kweekhok bevolken zijn Klakken via Krouwel Pollman, Gaby Vandenabeele, Heremans-Ceusters en duiven van Voets en Engels van Marcel Mermans via voorheen Comb. Verhoeven & v/d Berg uit Puttershoek. Ook heeft Dick recent een ruil gedaan van 12 jongen met Dirk Huyck uit Baasrode in België. Deze bezit duiven van Flor Engels, David Vermassen en Johan Vandamme. Deze laatste had de beste dagfondduif van België in 2009 en 2010. Enkele liefhebbers die succesvol zijn met duiven gekweekt op kweekcentrum Blaauwendraat zijn; Piet Stam uit Tiel, combinatie De Jong-Gombert uit Almelo, Comb. Muller de Wijse uit Bemmel en Rinus Rieder uit Amsterdam.

Ik schreef al eens dat wanneer je succes wilt hebben met een kweekcentrum dat je je zal moeten onderscheiden, omdat het een kleine markt is met veel spelers. Dick geeft aan dat hij zelf niet weet of er iets is waarin hij zich onderscheidt van zijn collega’s, andere eigenaren van kweekcentra. Daar is hij ook eigenlijk niet zo mee bezig. Zijn hoofddoel is het kweken van topduiven en tevreden klanten. En in beide doelen is hij geslaagd. Maar hij blijft er wel naar streven om nog beter te worden, d.w.z. nog meer goede duiven te verkopen. Laatst zei iemand tegen hem dat hij het gevoel had in een snoepwinkel rond te lopen, zo genoot hij van de kwaliteit van de duiven. Dat soort opmerkingen vind Dick geweldig; “De mooiste ervaringen met mijn kweekcentrum zijn de reacties van de liefhebbers die tevreden naar huis gaan. Dat is ook mijn reclame. Ik zorg dat de kwaliteit van mijn kweekstal steeds hoger wordt door gerichte aankopen, waarvan de jongen bij mijn klanten goed worden uitgetest. Ik ben er van overtuigd dat mijn kweekhok met de laatste aanwinsten via Dirk Huyck een flinke kwaliteitsimpuls krijgt. Ze zijn immers zeer nauw verwant aan de duiven waarmee David Vermassen in 2013 Algemeen Nationaal Kampioen KBDB werd. En natuurlijk heb ik ook grote verwachtingen van de duiven van Johan Vandamme (de Rauw-Sablon) waaronder kleinkinderen van de "Locco" 1e Nat. Brive en tevens beste dagfondduif 2009 en 2010.”

Tot slot nog enkele vragen:

Hou je de verkopingen bij op veilingsites?

Nee grote verkopingen volg ik niet. De prijzen die op Pipa en andere grote veilingsites betaald worden vind ik echt te zot voor woorden. Op Duivenmarktplaats snuffel ik wel eens wat rond om te kijken wat er zoal aangeboden wordt en een enkele keer bied ik er zelf ook wel eens wat aan.

Heb je ook negatieve ervaringen met het kweekcentrum?

Gelukkig maar hoogst zelden. Zo was er eens een man die bestelde jonge Klakduiven bij me. Toen deze speenklaar waren en hij ze zou ophalen constateerde hij dat er veel blauwbandjes tussen zaten. Die moest hij niet. Hij gaf aan dat hij zich bedonderd voelde want een echte Klak kon nooit een blauwband zijn, zei hij. De man vertrok zonder de duiven en mij met een heel naar gevoel achter latend.

Hoe belangrijk zijn stambomen voor je?

Toch wel belangrijk. Ik mag stambomen graag helemaal uitpluizen. Ook stel ik de koppels samen aan de hand van de stamboom.


29 juni 2014

Jelle Hooikammer - Staphorst / Jeugd en Duivensport.5

Bij het schrijven over de jeugd in de duivensport komen er vaak allerlei herinneringen bovendrijven over de tijd dat ik me zelf als kleine jongen met duiven bezig hield. Deze keer betrof dat mijn eerste kennismaking met postduiven. In de Schulpstraat in Wassenaar waar ik tot mijn 15e heb gewoond, zaten rond 1970 enkele postduiven die gevoerd werden door de overburen. Het was begonnen met een Duitse doffer van 1964. Hier kwam een steeds groter wordend aantal nazaten van hem bij, waar geleidelijk aan ook steeds meer verdwaalde postduiven zich bij aansloten. Ik wilde graag weten waar deze duiven vandaan kwamen en ontdekte dat ze nestelden in een oude schuur nabij een bollenveld op een paar honderd meter van mijn ouderlijk huis. Toen ik van een postduivenliefhebber uit de buurt het adres van de NPO kreeg, heb ik op een gegeven moment samen met een vriendje die duiven gevangen en de geringde duiven, waaronder ook de Duitse doffer, aangemeld via een opvangkaart om de eigenaren te achterhalen. Hierdoor kwam ik in contact met andere duivenliefhebbers en werd ik enthousiast gemaakt voor de duivensport. Die opvangkaarten heb ik bewaard en laatst nog eens opgezocht. Sommige eigenaren van die duiven hebben nu bijna 45 jaar later nog steeds duiven.

 

Jelle Hooikammer trof ik voor het eerst samen met een groepje andere jeugdleden tijdens de tentoonstelling van de Streekvliegers in Staphorst. Hij viel me meteen al op door zijn spontane houding en gedrag. Hij sprak me aan en vroeg wie ik was, toonde me zijn duiven en vroeg me het hemd van mijn lijf. Dat deed mij denken aan mijn eigen gedrevenheid en nieuwsgierigheid toen ik die leeftijd had. Zoals mijn inleiding al illustreert wilde ik in mijn jeugd ook zo veel mogelijk te weten komen over duiven en ploos ik alles uit. In Jelle herken ik dus wel iets van mezelf. Nadat ik mijn column/minireportage over de jeugd in Staphorst geschreven had en een link op Facebook plaatste, kreeg ik een chatbericht van Jelle met de vraag wanneer ik zijn duiven eens wilde komen beoordelen. Net voor het vliegseizoen bracht ik hem een bezoek en beoordeelde ik zijn duiven. Ik was verbaasd over de kwaliteit die hij op zijn hok had en hoe netjes verzorgd alles er bij zat. Omdat hij afhankelijk is van anderen zoals zijn vader was hij wel blij met mijn aanbod om zijn doffers even te lappen. We zijn vervolgens naar een mooie plek gereden tussen Zwolle en Dalfsen aan de Vecht en daar gingen ze linea recta op huis aan. Ze stonden er goed op en waren al thuis toen ik Jelle weer in Staphorst afzette.

Jelle is 11 jaar en inmiddels 3 jaar actief met duiven bezig. Zijn vader heeft hem met het duivenmelkersvirus besmet. In het hok van zijn vader heeft hij een eigen afdeling met 8 weduwnaars en een afdeling met 26 jonge duiven van vier meter totaal en daarnaast nog een klein hokje voor zijn duivinnen. De verzorging doet hij geheel zelfstandig. Uiteraard met ondersteuning van zijn vader vooral wat betreft het financiële aspect. Zoals gezegd is Jelle een fanatiek en leergierig baasje en wil hij de beste zijn. Hij heeft ook nog een tijdje gevoetbald maar daar is hij mee gestopt omdat het presteren met de duiven bij hem voorop staat. Zoals hij zelf zegt; “Ik wil een hele goede duivenliefhebber worden en doe mee om te winnen”. Ik denk dat hem dit zeker zal gaan lukken als hij zo gedreven en leergierig blijft. Leergierigheid, ambitie en gedrevenheid zijn immers zeer belangrijke ingrediënten om ergens succesvol in te worden. Hij steekt veel tijd in zijn duiven; “Als ze in de schaal liggen ben ik er al veel mee bezig. Verder vind ik het verzorgen en het kijken hoe ze trainen erg mooi. En natuurlijk vind ik alles wat met het vliegen te maken heeft zoals het lappen en het thuiskomen van de vlucht op zaterdag ook prachtig.” Jelle is gek met zijn duiven en ze zijn dan ook zeer mak, vooral zijn jongen. Zijn lievelingsduif heeft hij Blue Power genoemd. Deze heeft hij bijna altijd voorop en vloog al eens een 10e in het rayon. Gevraagd naar wat hij moeilijk vindt van de duivensport zegt Jelle dat hij graag meer zou willen weten over het laten trainen van de duiven en hoe hij ze zo goed mogelijk kan motiveren.

 

Jelle treft het in Staphorst wel met de aandacht die er is voor de jeugdleden en het grote aantal jeugdleden. Hij heeft dan ook verschillende vriendjes met duiven. Hieronder zijn helaas geen klasgenoten zegt Jelle en hij denkt ook niet dat daar potentiële duivenliefhebbers onder zitten. Jelle gaat veel op bezoek bij clubleden en er zijn er genoeg die hem wel willen helpen met raad en ook met jonge duiven. Hij heeft het meeste geleerd van zijn vader en van Appie Dunnink. Deze laatste is overigens een enorme aanjager van al het nieuwe talent in de club. Dit jaar is tot nu toe al een heel succesvol duivenseizoen voor Jelle met een paar keer kop in de vereniging en een 10e in het rayon. De meeste weken zit hij wel bij de top 3 van de jeugd. Maar het moet nog beter zegt hij. Hij hoopt op een 1e en wie weet lukt hem dat wel met de jongen. Dat zal niet gemakkelijk zijn, want PV de Streekvliegers is een zeer sterke club waar zeker in het begin wekelijks wel zo’n 1000 of meer jonge duiven worden ingekorfd. Maar dat die 1e prijs zeker nog eens gewonnen zal worden staat voor mij vast.


4 juni 2014

Chris Schonewille - Elim / De gewone liefhebber.4

De gewone c.q. traditionele liefhebber die tevreden is met het verzorgen van zijn duiven en blij is met een mooie uitslag of vroege duif, heeft bijna altijd wel een verhaal dat op zichzelf toch ook weer bijzonder is. Ik heb ooit eens iemand horen zeggen dat het bijzondere verborgen ligt in het gewone. Ik weet het niet zeker meer, maar volgens mij was het Simon Carmiggelt, de schrijver en columnist die jarenlang op de buis met een treurig gezicht zijn verhalen vertelde. Hij had als geen ander oog voor het speciale achter het gewone en schreef daar korte verhalen over. Een van zijn bundels heeft zelfs als titel “duiven melken”.  Ook ik probeer in mijn columns/minireportages het bijzondere/aparte achter de liefhebber en/of zijn manier van duiven houden te achterhalen. De hoofdpersoon van deze minireportage heeft zo’n verhaal wat op zichzelf uniek is maar waarin verschillende duivenliefhebbers zich waarschijnlijk ook (ten dele) in zullen herkennen. Het is de 52 jarige Chris Schonewille uit Elim. Chris die inmiddels 40 jaar duiven heeft, beleefde in de duivensport zowel diepe dalen als hoogtepunten. Onder de hoogtepunten uit zijn lange carrière verstaat hij het winnen van vele hoofdprijzen in grote concoursen. Maar ook was hij in het verleden al eens 3e nationaal vitesse kampioen en 3e nationaal kampioen eendaagse fond. Dat is vergane glorie zegt Chris, maar natuurlijk zijn het mooie herinneringen. Maar er zijn zeker niet alleen maar mooie herinneringen. Tegenslagen bleven Chris ook zeker niet bespaard. Zo is het hem twee keer overkomen dat hij al zijn goede duiven op een z.g. rampvlucht verloor en weer helemaal opnieuw moest beginnen. Een ander vervelend voorval was het vergeten te draaien van een loze afslag na de eerste duif, waardoor een hoofdprijs zijn neus voorbij ging. Van die twee rampvluchten heb ik wel geleerd. Een typisch geval van alles te willen en het deksel op je neus te krijgen zegt Chris. “Die tijd is voorbij. Er komt hier met slecht weer geen duif de mand meer in. Ik heb mijn lesje wel geleerd.”

 

Chris is met sierduiven begonnen, maar al snel moesten de sierduiven plaatsmaken voor via kennissen verkregen postduiven en daar is hij zijn hele leven aan blijven hangen. Zoals gezegd behoort hij tot de categorie liefhebbers die zichzelf geen doel (meer) stelt, maar tevreden is met een goede uitslag. Hij neemt geen risico’s meer en korft niet in wanneer de weersvoorspellingen slecht zijn. Een eventueel kampioenschap zegt hem niet zoveel meer. Duivensport is voor Chris vooral ontspanning. Hij behoort niet tot de bloedfanatieke liefhebbers die met duiven opstaan en er weer mee naar bed gaan. Hij zegt hier zelf het volgende over; “Kijk, ik hou van postduiven en vind het een erg leuke hobby. Ik kan ook goed tegen mijn verlies. Natuurlijk heb ik ook momenten dat ik bij mezelf denk; waar doe ik het voor? Zeker wanneer ik zelf het gevoel heb dat ik er alles aan gedaan heb en mijn verwachtingen hoog gespannen zijn, valt het soms niet mee om de teleurstelling van een slechte uitslag te accepteren. Echter, zoals door een kleine groep commercieel ingestelde fanatieke liefhebbers de sport wordt beoefend, is voor de grootste groep (waaronder ikzelf) niet te doen. Tegen deze zogenaamd grote mannen die met grote aantallen duiven spelen en door de weeks vaak nog honderden kilometers (laten) rijden, kan ik niet op. En ik ben lang niet de enige. Laat ze hun gang maar gaan. Ik geniet op mijn manier van de duiven. En dat is wanneer er een vroege duif op de plank valt en ook beleef ik veel plezier aan de gezelligheid in het clublokaal.”

De duivensport is geen gemakkelijke sport vindt Chris. Ondanks dat hij al veertig jaar duiven heeft zit de duivensport voor hem nog vol geheimen. En dat vindt Chris geen probleem. “Ik ben een eenvoudige man en neem niet alles altijd even serieus. Ik hou van een geintje en til niet te zwaar aan het leven en dat geldt ook voor de duivensport. Van zaken als het hokklimaat, voersystemen en medische begeleiding kun je hele studies maken, maar dat is aan mij niet besteed. Net zo min als de duiven continu observeren en overal aantekeningen van maken. Ik laat één ander op zijn beloop. Verduisteren en bijlichten van de oude duiven doe ik niet. Ook probeer ik niet op andere manieren de rui of pennenstand te beïnvloeden, bijvoorbeeld door hier bij het koppelen al rekening mee te houden. Ik koppel altijd in februari en let nooit op de pennenstand. Ik hou het graag simpel. Naast een goede zak voer wordt grit, roodsteen en dergelijke verstrekt en daarnaast alleen af en toe wat Tovo. Verder niets bijzonders. Ik maak twee maal per dag de hokken schoon. Ik weet wel dat het ‘m daar niet in zit, maar dat is mijn natuur. Ik kom graag in een schoon hok.”

Chris is het met mij eens dat de basis van succes begint bij goede duiven. “Mijn duiven komen van oorsprong van goede hokken. Daarmee zijn het echter lang niet allemaal goede duiven hoor! Ik mag graag een duifje kopen op internet. Ik beschouw dat als een soort verslaving die vergelijkbaar is met roken. Op beide manieren gaat je geld de lucht in. Natuurlijk heb ik op die manier veel rommel gekocht. Ik ben misschien ook wel te goed van vertrouwen. Ook hecht ik misschien wel te veel waarde aan een mooie stamkaart. Zodoende kwam er in het verleden menige duif op mijn hok terecht die nog geen pijp tabak waard was. Maar goed, het is gebeurd. Ik kan de tijd niet meer terugzetten. Wel kan ik het roer nog omgooien en daar ben ik nu mee begonnen. Ik wil niet verder de berg af, maar juist de berg weer op.” 


23 mei 2014

René Dalmolen - Mussel / Sparringpartners

Zonder de moderne communicatiemiddelen als internet, email, What’s App, Facebook en SMS zou ik naast mijn energieverslindende baan in de vreemdelingenwereld, mijn activiteiten met de-duivencoach.nl niet kunnen uitvoeren. Sowieso zit ik elke avond achter de pc vele mails te versturen en vaak tussendoor ook nog te chatten en WA berichtjes te beantwoorden. Wanneer ik ’s morgens wakker word zet ik als eerste de Iphone aan en stromen er vrijwel direct diverse mailtjes en berichten binnen via What’s App en Facebook Messenger. Overdag tijdens mijn werk komt er meestal ook van alles binnen waarop ik dan ‘s avonds reageer. Simpele vragen beantwoord ik meestal al direct in de lift op het werk, tijdens het lopen naar de parkeerplaats, bij een stoplicht, benzinepomp of als ik elders even moet wachten. Een ieder die veel gebruik maakt van de moderne communicatiemiddelen zal dit herkennen. Op deze manier wissel ik vaak met meerdere personen in een paar minuten tijd veel informatie uit (soms bijna gelijktijdig). Dit heeft echter ook zijn keerzijde. Het gaat erg snel en je denkt daardoor soms wat minder goed na over een antwoord/reactie. Dit kan wel eens leiden tot misverstanden. Recent overkwam mij dit toen ik via mijn Iphone een chat beantwoorde die bij de ontvanger in het verkeerde keelgat schoot en die mij liet weten min of meer klaar met me te zijn. Het betrof iemand die ik tot dan als een goede sparringpartner had ervaren. Een sparringpartner zie ik als iemand die mee denkt, maar ook tegen denkt, vraagt, luistert, duwt, trekt, gas geeft, afremt, stimuleert en inspireert. Ik hecht veel waarde aan mijn netwerk van sparringpartners, dus vind zoiets dan wel weer jammer, maar aan de andere kant is zo’n negatieve ervaring ook weer leerzaam en een goede aanleiding om kritisch naar mijn communicatie te kijken.

Het bovenstaande bracht mij er toe deze keer in mijn column/minireportage één van mijn sparringpartners voor het voetlicht te brengen. Het betreft René Dalmolen uit Mussel. René is 32 jaar en speelt vanaf zijn 11e jaar met duiven. Ondanks zijn voor duivenmelkersbegrippen vrij jonge leeftijd doet hij dus inmiddels al weer 20 jaar mee en heeft hij in die periode al heel wat mooie successen gekend. Zo won hij een aantal jaren terug met de jonge duiven in de noordelijke helft van de afdeling een 1e met 5 minuten los op de 2e duif die ook van hem was. Tegen 9.000 duiven speelde hij toen 1-2-7-9-10-13-16-25 etc. Deze uitslag staat hem nog goed voor de geest. Het was een warme dag en er stond een stevige N.O. wind. Dit soort successen zijn de afgelopen jaren niet meer behaald, maar dat betekent niet dat er nu slecht wordt gespeeld. Beslist niet! Het fanatisme is er echter wel een beetje af en René geeft aan dat hij het moeilijk vindt om een heel seizoen gemotiveerd te blijven. Als voorbeeld geeft hij aan dat hij vorig jaar in de cc na het oude duivenseizoen bovenaan stond en toch na twee jonge duivenvluchten niet meer inkorfde, maar naar Frankrijk vertrok met een stel vrienden om een vriend die daar met pech gestrand was, op te gaan halen. “Veel mensen konden niet begrijpen dat ik zo’n positie zomaar liet schieten maar ik heb daar geen moeite mee. Ik heb de jongen ook niet weer gespeeld en heb een aantal weken andere dingen gedaan. Ik heb heerlijk gefietst op de vrije zaterdagen en heb de jongen weer gespeeld op de natour. Ik weet dat er naast duiven nog zoveel andere dingen zijn die de moeite waard zijn en als duivenmelker lever je ook wel veel in op dat gebied. Zeker als je speelt voor een generaal kampioenschap.”

Ik vind het erg prettig om met René te sparren. Je kunt met hem moeiteloos uren over allerlei zaken filosoferen. Ondanks zijn relatief jonge leeftijd heeft hij over vele aspecten rondom de duivensport goed nagedacht. Net als ik heeft hij de meeste duivenboeken meerdere keren gelezen. “Ik ben helemaal gek van duiven dus ik lees er graag over. Ik lees bijna alle duivenbladen en zie veel Dvd’s over duiven. Mijn speciale interesse gaat vooral uit naar de goede duiven en hoe die gekweekt zijn. Ik denk dat daar een bepaalde logica achter schuil gaat. Er zijn lijnen/duiven die sterk vererven en dat zie je vaak terug in de stambomen. Ik vind het veredelen van een dier een hobby op zich zelf. Ik heb ook konijnen en over die dieren kan ik samen met mijn vader en broer uren filosoferen hoe we een bepaald aspect kunnen verbeteren. Als je dat doortrekt naar duiven dan is dat nog veel uitgebreide. De kweek is niet alleen gebaseerd op exterieur en karakter maar ook de sportieve eigenschappen moet je indien mogelijk verbeteren, of in ieder geval behouden. Dat laatste is al lastig en verbeteren van eigenschappen is de grootste opgave. Het kweken heeft duidelijk mijn voorkeur maar ook het spelen met de duiven vind ik erg leuk. De juiste verhouding zoeken tussen voeding en training, maar eigenlijk speel ik om de gekweekte duiven uit te testen.”

Ik zelf ben er van overtuigd dat de basis voor succes begint met goede duiven en roep dat dan ook regelmatig van de daken. Volgens René zullen de meeste liefhebbers die goed spelen of hebben gespeeld, het met mij eens zijn. Inclusief hijzelf. Hij zegt hier onder andere het volgende over: “Je moet naar mijn idee de focus hebben op het kweken van goede en extra duiven. Zonder die één of twee bijzondere duiven maak je ook leuke uitslagen, maar pak je niet die extreem vroege prijzen. Vaak zijn die goede duiven ook nog verwant aan elkaar en komen ze uit een bepaald koppel. Met het verdwijnen van dit koppel of de lijn van duiven hieruit verdwijnen ook de prestaties. Daarom moet je die goede duiven koesteren en de eigenschappen daarvan proberen vast te leggen. Ik ben er de laatste jaren wel achter gekomen dat je zonder die extra’s maar een gewone liefhebber bent. Ik heb in het verleden zo’n goed koppel gehad, bestaande uit een doffer van Roel van Houten uit Marum en een duivin van Ton van der Walle uit Beerta. Met de nazaten van dat koppel heb ik jarenlang goed gespeeld en ook bij anderen presteerden ze erg goed. Maar op een gegeven moment wilde ik duiven die goede stambomen hadden en ging ik duiven bij liefhebbers van naam aanschaffen. Ik was vergeten hoe goed mijn eigen duiven waren. Gelukkig kwam ik vroegtijdig tot inkeer en tegenwoordig heb ik weer succes met de duiven uit de lijnen waarmee ik ooit begon. Door inteelt met de goede duiven probeer ik mijn eigen aanvulling voor het kweekhok te kweken. Zo heb ik nu een aantal lijnen die presteren en die houd ik deels zuiver voor de kweek en de betere vliegers breng ik ook weer vrij snel op het kweekhok. Ik ben geen megaliefhebber en ik heb dus geen hokken vol goede duiven. Daarom moet ik er zuinig op zijn. Ik haal gericht duiven bij voor de eigenschappen waarvan ik vind dat die beter moeten bij mijn eigen duiven. Ik doe ook regelmatig aan samenkweek en het liefst ook met duiven waar al een deel van mijn eigen soort in zit. Een paar jaar geleden heb ik duiven bijgehaald uit een doffer die 3 x kop vloog op de zwaardere NPO-vluchten/dagfond. Ik kocht meerdere jongen uit het koppel waar die doffer uit geboren werd en kocht ook een dochter van die goede duif zelf. Ik ben die duiven eerst onderling gaan koppelen om te kijken wat erin zit. De meest belovende van deze kweek heb ik apart gezet. De duiven waarvan ik denk dat ze passen bij mijn duiven en een aanvulling zijn op mijn eigen “soort” heb ik nu gekoppeld. Het is natuurlijk afwachten wat ze gaan doen en over twee jaar weet ik pas of het geslaagd is. Het hebben van een eigen lijn van duiven heeft veel voordelen en je bent daardoor ook constanter in je prestaties. Je kent ze en heel belangrijk; ze passen bij jou! Ik zei al dat ik zelf mijn aanvulling voor het kweekhok probeer te kweken. Hierdoor ben je kritischer op je eigen kweek en je wordt niet gehinderd door de prijs die je er voor betaald hebt. In een eigen stam kun je bepaalde goede eigenschappen vastleggen en fouten eruit proberen te kweken. Als je veel duiven bijhaalt dan krijg je er ook allerlei slechte eigenschappen bij. Daarom denk ik dat veel ellende achterwege blijft als je het veelal probeert te halen uit je eigen stam. Je kunt dan gericht bijhalen op onderdelen waarin jouw stam tekort schiet. Het is mooi werk om je hier mee bezig te houden en het geeft mij uiteindelijk ook meer voldoening dan een goede duif die ik kweekte uit twee duiven die ik heb bijgehaald van twee verschillende hokken.”

 

Tot slot nog enkele vragen.

Ik zie zelf als één van de redenen waarom sommige mensen die ondanks dat ze hun best lijken te doen, toch niet slagen in de duivensport, ze niet genoeg luisteren/observeren, maar een eigen (meestal) verkeerde koers varen. Hoe zie jij dat?

Echt kritisch naar je eigen functioneren kijken is ook heel lastig. Maar ik vraag mij af of mensen echt weten waarom het bij hen juist niet wil vlotten met de sport. Dat kun je deels met luisteren en observeren ondervangen, maar veel mensen raken in paniek als het niet lukt en dan is goed analyseren wel lastig. Vaak kiezen ze een andere methode of zelfs andere duiven en als het dan beter of slechter gaat. Waar lag het dan aan? Zelfs op hokken waar het voorheen altijd crescendo ging is het wel eens een jaar minder en dan moet je analyseren wat de oorzaak kan zijn. Heb je de goede duiven nog of is er iets veranderd in de omgeving of in de verzorging? Verder denk ik dat mensen vaak te veel duiven hebben. Dat is één van de dingen die mensen vaak doen om beter te gaan spelen, ze nemen er een ploegje bij. Het wordt dan alleen maar lastiger om te managen. Duiven moeten best nauwgezet verzorgd worden en je moet steeds het gevoel hebben dat je grip op de zaak hebt. Het mooiste is als je genoeg tijd hebt dan kun je een stapje bijzetten als het wat minder gaat. Duivensport is een hobby waar je veel over moet praten, je moet een aantal eerlijke vrienden hebben die met je meekijken. Ook veel topspelers hebben vaak hun twijfels en bellen onderling erg vaak als het niet wil. Soms is het advies rustig blijven maar andersom kan ook, je moet nu wel ingrijpen want met dit weer had je vroeg moeten zitten.

Je hebt jaren een website bijgehouden en daarop het wel en wee beschreven van je sportbeleving. Hoe lang en waarom ben je er mee gestopt?

Hoelang ik dat precies heb gedaan dat weet niet maar zeker een aantal jaren. Ik schreef toen ook voor het NP-orgaan en een aantal websites publiceerden mijn wekelijkse “stukjes”. Ik dacht dat ik er wat mee kon bereiken en wilde mensen graag vertellen hoe ik de sport beoefende en wat ik er voor deed. Achteraf waren er best veel mensen die de site bezochten maar ik kon het op den duur niet meer opbrengen. Wat moet je steeds vertellen? En ik was bang dat het veel van hetzelfde zou worden. Mijn website ga ik overigens binnenkort wel weer bijwerken http://www.duivensites.nl/heerkes-dalmolen/default.asp?ContentId=1569

Hoe zou jij het nu oppakken als je weer helemaal opnieuw moest beginnen (aanschaf van duiven, waar en waarom daar, waarop zou je letten?)

Ik zou duiven kopen bij mij in de buurt. Bij kleine liefhebbers die grote prijspercentages spelen met veel kopprijzen in groot verband. Ik zoek het dus bij kleine melkers, die moeten streng selecteren en zullen relatief gezien een hoger percentage bruikbare duiven hebben. Je moet wat geluk hebben dat die verschillende duiven op elkaar passen maar ook met duiven van één hok kun je prima slagen. Ik zou vragen om laatjes uit hun beste koppels en proberen om een band op te bouwen met deze mensen om zo naast de duiven ook van hun kennis wat mee te krijgen. Ik zou ze laten uitgroeien en streng selecteren op gezondheid en vitaliteit en dan veel kweken. Met wat voedsterkoppels erbij heb je dan snel een flinke ploeg jongen en dan moet de mand de rest doen.

Wat vindt je van de hedendaagse duivenhandel?

Als beginner zou je bijna gaan denken dat het nodig is om dure duiven te kopen. Er zijn ook veel liefhebbers die denken dat ze kansloos zijn omdat zij niet van die dure duiven hebben, dat is natuurlijk onzin. Het is best jammer dat de duivensport in het algemeen niets van dit geld meekrijgt. De landelijke duivensport zou eigenlijk een percentage moeten ontvangen van de enorme bedragen die voor duiven betaald worden. Ik heb nu wel eens het idee dat we de koe leegmelken en er wordt niet gedacht aan de toekomst van onze mooie hobby. De grote verdieners hebben de kleine mannen bitter hard nodig, maar die verhouding is volledig zoek naar mijn mening. Je ziet nu wel een kentering in de handel. De prijzen zakken behoorlijk maar het is nog steeds absurd wat er betaald wordt voor een duif die alleen goede ouders had, maar zelf nog geen 90 dagen oud is.

Hoe zie jij de toekomst van de duivensport?

De duivensport blijft vast bestaan maar de sport zal wel gaan veranderen. De kortere vluchten zullen straks meer opleervluchten worden. Ik verwacht dat we pas vanaf de midfond een eerlijker spel gaan krijgen. Er vallen veel liefhebbers weg en de onderlinge afstanden per hok zullen toenemen. Ik vind het jammer dat ik niet 30 jaar eerder geboren ben want ik had graag nog gespeeld in de tijd dat ieder dorp 50 melkers had. Ik denk dat het proces onomkeerbaar is en zie het ook niet meteen gebeuren dat gepensioneerden massaal de sport op zullen gaan pakken. De dagfond, de meerdaagse fond en de éénhoksraces zullen de toekomst zijn. Ik probeer ieder jaar iemand enthousiast te maken voor de duivensport. We zijn in mei van dit jaar verhuisd en ik heb de man die ons huis gekocht heeft aan de duivensport gekoppeld. Hij speelt nu met mijn voormalige ploeg vliegduiven. Ik hoop dat hij er lol aan blijft houden en probeer hem met adviezen wat bij te staan. Iedereen met liefde voor dieren is in principe een potentiële duivenmelker. Er is in mijn optiek geen hobby mooier dan de duivensport. Naast de dagelijkse verzorging en de kweek heb je ook nog de sportieve kant van het geheel.

Verder denk ik dat de sfeer op de verenigingen van belang is. Het is voor de mensen die het werk doen een hele belasting en daarom hoop ik dat de techniek nog verder zijn intrede gaat doen. Het is nu al mogelijk om een elektronische klok te laten communiceren met de rekenaar. Dat zouden we meteen moeten doorvoeren dan hoef je niet meer perse naar een club om de klokken af te slaan. De mensen die dat nog wel willen kunnen dat natuurlijk nog wel doen maar geen verplichtingen meer. De inkorfdag is de dag waarop we elkaar spreken en voor de rest zou het vrijblijvend moeten zijn. Ik weet zeker dat dit voor veel mensen meer rust zou geven en het is een hobby die in de eerste plaats voor ontspanning moet zorgen.


5 mei 2014

Henk de Vrieze - Nieuw-Buinen / De Vereniging

Al jaren wordt er veel geschreven over de vereniging als belangrijke schakel binnen de duivensport. In het document “Vlucht naar de Toekomst” waarin vier jaar geleden de contouren voor een moderne duivensport werden beschreven wordt dit eveneens genoemd. En uit ditzelfde document kan tevens tussen de regels door worden opgemaakt dat er nogal wat druk ligt op steeds minder schouders om de duivensport mogelijk te blijven maken. Dat is ook logisch want de leeftijd van het gemiddelde lid in veel verenigingen ligt veelal boven de pensioengerechtigde leeftijd. Dat betekent niet alleen minder leden die in staat zijn tot fysieke inspanningen, maar voor een deel van die oudere liefhebbers geldt ook dat computers en automatisering aan hen niet besteed is. Het mag duidelijk zijn dat nieuwe en ook jongere aanwas verschillende verenigingen zou kunnen redden. Dat is hard nodig, want het aantal verenigingen loopt steeds verder terug. Van de vijf verenigingen waarvan ik zelf lid ben geweest, bestaan er inmiddels twee niet meer en een derde is omgevormd tot een landelijke vereniging waarvan de leden niet aan de wedstrijdsport deelnemen. Ik weet niet hoeveel postduivenverenigingen er landelijk nog zijn. Ik schat zo’n 800. Het onderwerp heeft in ieder geval de aandacht van de NPO. Op de NPO ledenvergadering van 28 april stond het onderwerp “(te) kleine verenigingen” geagendeerd. Het bestuur van de NPO stelt dat verenigingen zo lang mogelijk moeten kunnen functioneren. Het is het bestuur gebleken dat de overgrote meerderheid van de duivenliefhebbers veel waarde hechten aan een vereniging in de onmiddellijke nabijheid. Ze stellen hierbij terecht dat er wel grenzen zijn aan het bestaansrecht van een vereniging. Samen met de afdelingsbesturen en kantoormedewerkers worden er de komende tijd plannen ontwikkeld om het bestaansrecht van de kleine verenigingen onder de loep te gaan nemen en te waarborgen. Denk hierbij aan het voorkomen van fraude en controle op de  juiste wijze uitvoeren van werkzaamheden. Ik ben erg benieuwd wat voor plannen hiervoor zullen worden ontwikkeld.

De NPO buigt zich verder al jaren over de vraag hoe er meer nieuwe leden kunnen worden geworven. In de Taakopdracht van de Werkgroep PR, Communicatie en Ledenontwikkeling worden onder andere vragen gesteld als hoe verenigingen van elkaar kunnen leren, wat er goed gaat en wat nog niet, wat er zou moeten gebeuren om nieuwe leden binnen te halen dan wel huidige leden goed te informeren en te behouden. Het streven is een educatief programma te ontwikkelen voor afdelingen en verenigingen gericht op het behoud van de sport. Ook naar deze plannen ben ik erg benieuwd. En met mij vele liefhebbers die zich al jaren inzetten voor hun vereniging. Zo’n liefhebber is bijvoorbeeld Henk de Vrieze, de hoofdpersoon van deze column/minireportage. Henk is 65 jaar oud en heeft 53 jaar duiven. En hij is ook al net zo lang lid van PV de Trouwe Duif uit Nieuw Buinen, het dorp waar hij zijn hele leven al woont. Het duivenlokaal is 50 meter vanaf zijn huis. Henk kan dus lopend zijn duiven inkorven. Hopelijk kan hij dat nog heel lang doen, want ook deze vereniging kampt met een flink teruglopend ledental. Van de 60 leden in de jaren 80/90 zijn er inmiddels nog maar 10 vliegende hokken over.

De Trouwe Duif viert dit jaar zijn 60 jarig bestaan. Dat zal zeker gevierd gaan worden onder het genot van een hapje en een drankje. Het zou mooi voor hen zijn als ze nog vele jubilea zouden kunnen vieren. Daarvoor is nieuwe aanwas van leden ook zeker hard nodig. Op hun website http://pvdetrouweduif.weebly.com die onderhouden wordt door E.J. Tammenga, staat een leuk stukje over de geschiedenis van deze club. De vereniging organiseert met regelmaat bingoavonden die niet alleen door leden worden bezocht, maar iedereen is er welkom. Op de foto’s van deze bingoavonden kun je wel zien dat het er een gezellige boel is. Verder zijn er de afgelopen jaren ook diverse andere activiteiten georganiseerd zoals de jaarlijkse barbecue, de jaarlijkse feestavond met prijsuitreiking en natuurlijk vele tentoonstellingen. Daarnaast doen ze elk jaar op 1e pinksterdag mee aan de markt/ braderie die gehouden wordt tijdens het Pinkstertoernooi van de Voetbalvereniging Nieuw Buinen (één van de grootste jeugdtoernooien van Noord-Nederland). Bij het verenigingsgebouw speelt dan een bandje en iedereen is daarbij welkom. Dit gebeuren wordt door Henk zijn vrouw Corry, haar zus en een aantal vrijwilligers georganiseerd en is de grootste inkomstenbron voor de vereniging. Henk zelf is bij alle evenementen betrokken, zo ook bij alle werkzaamheden rondom het inkorven.

Henk is in 1961 met de duiven begonnen en door zijn vader in de duivensport terecht gekomen. Sindsdien is hij nooit meer zonder duiven geweest. Hij is een echte programmaspeler en vooral een liefhebber van de vitesse en midfond. Hierop draait Henk zo lang hij duiven heeft altijd wel goed mee. Elk jaar worden er wel een aantal eerste prijzen gespeeld. Zijn mooiste succes is een 2e plaats op een NPO vlucht. Zoals gezegd maken het verenigingsleven en de daarbij horende sociale contacten voor Henk de duivensport aantrekkelijk. Maar ook van de omgang met zijn duiven, de kweek en de vluchten kan hij enorm genieten. En vooral als hij op de zaterdagen een mooie uitslag draait is het plaatje voor hem compleet. Maar om er elke week mooi bij te zitten is niet zo gemakkelijk. Als het goed gaat dan weet je het allemaal het beste, maar gaat het wat minder, dan slaan de twijfels of je het wel goed doet toe en dat geldt ook zeker voor Henk. Henk bekijkt het allemaal vrij nuchter. Zo weinig mogelijk medicatie en de oude duiven worden gedurende het seizoen niet gelapt. Hij is tevreden zoals het nu gaat. Ook dit seizoen heeft hij al weer een eerste in de club gespeeld. Hij maakt zich verder geen illusies over overwinningen en kampioenschappen in groter verband. Tegen de grote jongens die wekelijks tussen de 100 en 200 duiven inkorven kunnen wij als gewone liefhebbers toch niet op zegt hij. Kortom op alle fronten is Henk een echte verenigingsman!


23 april 2014

Theo de Gruyter - Nieuwlande / Schrijvers over de duivensport.3

Ruim een jaar geleden schreef ik mijn vorige column over dit onderwerp met als hoofdpersoon de vorig jaar overleden Hans van Rossum. Ik vond het dan ook wel weer eens tijd worden om iemand voor het voetlicht te brengen die de pen over de duivensport regelmatig ter hand heeft genomen. In dit geval ook letterlijk, want typen heeft de hoofdpersoon van deze minireportage nooit onder de knie gekregen en ook de computer heeft voor hem nog vele geheimen. Het betreft de 78 jarige Theo de Gruyter. Tegenwoordig (vanaf 2002) uit het Drentse Nieuwlande en daarvoor 65 jaar in Sliedrecht woonachtig. Theo is in 1949 als 13 jarige met de duivensport begonnen. Toen hij in dienst ging moesten de duiven weg en in 1967 maakte hij een herstart. Sindsdien is hij niet meer zonder duiven geweest. Theo heeft 50 jaar in de fruithandel gezeten en had zodoende weinig tijd voor de duivensport. Vooral de noodzakelijke regelmaat ontbrak, zodat er zeker niet uitgehaald werd wat er in zat.

Theo speelt tegenwoordig slechts met een paar duiven op de overnachtfond. Door de goede contacten die hij tijdens het schrijven van reportages heeft opgedaan is hij in het bezit van een klein hokje goede duiven voor de overnacht. Er zitten hier duiven die afkomstig zijn van bekende fondspelers als onder andere Jan Peters uit Bemmel en Verbeek uit Naaldwijk. Vanaf 2008 wordt Theo geplaagd door longproblemen, dus is hij gedwongen om de actieve duivensport op een laag pitje te zetten. Sowieso wordt het spelen met de duiven vanwege de roofvogelplaag ook erg lastig. In 2013 werden maar liefst 13 van zijn 20 oude vliegduiven door de roofvogel gepakt. Theo; “Roofvogels zijn een grote bedreiging voor het behoud van de duivensport, maar ik zie dat toch te weinig op de agenda’s van bestuurders staan. Ik schat dat er jaarlijks 15.000 jonge duiven verloren gaan door de roofvogels. Toch vreemd dat hier zo weinig aandacht voor is.”

Schrijven en opletten/luisteren is voor Theo vanwege het beroep dat hij 50 jaar heeft uitgeoefend een soort tweede natuur geworden. ”Ik ging nergens heen zonder een blocnote en pen op zak”. Theo heeft ongeveer 400 reportages geschreven. Hij is destijds begonnen bij “de Duif”. Later bij de Fondkrant en tegenwoordig schrijft hij zo nu en dan nog voor “Duifke Lacht”. In zijn loopbaan als duivensportjournalist is hij uiteraard op vele beroemde hokken geweest zoals Kouters, Batenburg, Sprenkels, Jan Ouwerkerk, Theo de Jong, Jan Theelen, enz. Wanneer je met hem praat over deze hokbezoeken komt er een stortvloed van anekdotes over zijn lippen. Theo verdeelt de hedendaagse duivensportjournalistiek in twee categorieën. De ene helft bestaat uit wat hij noemt ”Ik-reporters” en de andere helft uit journalisten met hart voor de sport. Zelf reken hij zich tot de laatste categorie. De “Ik reporter” schrijft veelal langdradige verhalen en herhaalt zich steeds weer. Die herhalingen zijn uit commercieel oogpunt belangrijk. De namen moeten immers blijven hangen en dat is hun doel. Deze reporters dringen zich op de voorgrond en bezitten meestal een groot ego, terwijl bescheidenheid hen volgens Theo meer zou sieren. De reporters met hart voor de sport gaan niet van zichzelf uit, maar van de lezer en willen informatie verstrekken waar de lezer iets aan heeft. Ze zullen dan ook zeker geen pagina’s vullen met uitslagen en kampioenschappen. Die ellenlange lijsten uitslagen en kampioenschappen hebben alleen een commercieel doel en dienen vooral om de lezer te imponeren. En indirect om de lezer te verleiden daar duiven aan te schaffen, zegt hij. Ik denk dat Theo hiermee niet zo ver naast de waarheid zit.

Commercie is de doodsteek voor de duivensport vindt Theo. Echt belangrijke zaken worden volgens hem ondergeschikt gemaakt aan geld zoals het investeren in goede relaties. Hier noemt Theo in mijn ogen beslist een belangrijke reden waarom de nadruk op geld de duivensport geen goed doet. Het sociale aspect van de duivensport is minstens zo belangrijk, zo niet wellicht belangrijker. Sociale relaties zoals het deelnemen aan verenigingsactiviteiten en het contact met vrienden en clubgenoten is goed voor de gezondheid en het ervaren van gevoelens als geluk en tevredenheid. Dat zal niemand tegenspreken. Vanuit de clubs zal meer in activiteiten moeten worden geïnvesteerd om een saamhorigheidsgevoel te versterken. Dan zullen “de kleintjes” hier van profiteren. Wanneer er door de gevestigde orde meer wordt geïnvesteerd in het helpen van nieuwkomers en kleinere liefhebbers zodat zij niet afhaken, komt dat de hele duivensport ten goede. Maar ook van bovenaf moet hier meer aandacht voor zijn zegt Theo. Vele bestuurders denken alleen zelf te weten wat goed is, maar daarmee stagneren ze de vooruitgang. Menigeen ontbreekt het aan de ruimte, tijd en het geld om zich te kunnen meten met de professionele hokken. Waarom dan geen speciale divisies voor de grote hokken die in het verenigingsspel toch meestal niet geïnteresseerd zijn? Hier zouden bestuurders zich sterk voor moeten maken, zegt hij.

Sinds 2009 is Theo actief voor Natural. Hij houdt zich vooral bezig met het werven van nieuwe leden voor hun blad “Duifke Lacht”, dat ook in Nederland veel gelezen wordt.

Over de toekomst van de duivensport is Theo niet positief. “Mensen hebben geen geduld meer. Alles moet snel en is gericht op korte termijn succes. Dat staat haaks op de duivensport. Verder lijkt het wel of duiven verkopen het hoofddoel is geworden. Al bij de aanschaf van duiven wordt er gekeken of er wel een verkoopbare stamboom bij zit. Er wordt maar weinig via uitslagen naar hard spelende melkers en goede duiven gezocht. Men laat zich bij de aanschaf veelal leiden door de bekende “grote” namen. Dat er uit deze duiven meer afval wordt gekweekt dan goede vliegers is vanzelfsprekend, maar dat schijnt niemand te interesseren of erg te vinden. Niet voor niets wordt er op grote verkoophokken en z.g. kweekcentra heel vaak niet met duiven gespeeld. Want deed men dat wel, dan zouden veel kopers weg blijven vanwege de magere resultaten die met deze duiven behaald zouden worden. Het is toch van de zotte dat stambomen de prijs van de duif bepalen in plaats van de kwaliteit van de duif zelf? Met zo’n aankoopbeleid vraagt men om teleurstellingen. Eveneens wordt men teleurgesteld wanneer men duiven koopt die niet geschikt zijn voor de discipline die men het liefst en meest speelt. Vooral beginnende liefhebbers zie je soms op bonnen bieden van overnachtspelers terwijl ze daar nimmer een duif op zullen inkorven.”

Tot zover Theo de Gruyter die een duidelijke mening heeft over veel zaken in de duivensport en daar niet over uitgepraat raakt. Het was een gezellige en leerzame middag in Nieuwlande!


9 april 2014

Jan Rutten - Tubbergen / De gewone liefhebber.3

Gerhard Bolks sprak in mijn vorige column over drie categorieën duivenliefhebbers. Dat zijn de traditionele liefhebber die tevreden is met het verzorgen van zijn duiven en blij is met een mooie uitslag of vroege duif, de fanatieke duivensporter die altijd met zijn duiven bezig is, die er heel veel voor over heeft om op rayonniveau bij de top 10 te behoren en de commerciële vaak grote liefhebbers die menig concours oprollen. Het mag duidelijk zijn dat ik me met mijn activiteiten vooral richt op de 1e en 2e categorie duivenliefhebbers. De liefhebber die deze keer centraal staat in mijn column c.q. minireportage behoort tot de eerst genoemde categorie.  Het betreft de 61 jarige Jan Rutten uit Tubbergen.

Jan heeft vanaf zijn 17e postduiven, dus inmiddels al weer 44 jaar. Hij is destijds door een buurman en collega met de duivensport in contact gekomen en sindsdien zijn de duiven niet meer uit zijn leven weggeweest. Het mooiste van de duivensport vindt hij het zien thuiskomen van zijn duiven van de vlucht. Het liefst ziet hij een vroege duif thuiskomen uiteraard, maar ook een duif die te laat is, krijgt bij Jan de zelfde zorg en aandacht als een vroege. Zelfs als die twee dagen later thuis komt. Voor een kampioenschap spelen doet Jan niet, wat niet wil zeggen dat Jan geen ambities heeft, maar die liggen meer op het gebied van een vroege duif draaien op een groot concours. Zo hoopt hij ooit nog eens een NPO overwinning op een eendaagse fondvlucht te behalen. In 2004 zat hij daar dicht bij in de buurt met een 9e NPO op Bourges. Op deze vlucht had hij 2 duiven mee en won hij in de vereniging de 1e en 6e. Ook in de jaren 90 heeft hij meerdere overwinningen in groot verband behaald waarvan een aantal malen ook een dubbele overwinning. Jan speelt met 16 doffers traditioneel weduwschap en soms met een enkele losse duivin. Hij heeft 3 kweekkoppels en kweekt gemiddeld 40 jongen. Hij houdt het zo eenvoudig mogelijk. De oude duiven worden niet verduisterd en ook niet bijgelicht. Het programmaspel van vitesse t/m eendaagse fond wordt gespeeld. Ook de jonge duiven gaan het hele programma mee, maar die worden wel verduisterd. Met de jonge duiven worden elk jaar mooie resultaten behaald en hij eindigt in deze discipline de meeste jaren in de vereniging wel bij de eerste 5 onaangewezen en eerste 3 aangewezen.

Jan zijn duiven stammen hoofdzakelijk af van duiven van Heremans Ceusters via verschillende liefhebbers, een zeer goede vlieger uit de kruising van Geel x de Baere, nazaten van een Belgische doffer afkomstig van de duivenmarkt te Lier (duivenmarkt) en duiven van Mulder en Zn uit Markevelde. Geen dure aankopen en veelal niet bij de grote namen aangeschaft. Wel is zijn uitgangspunt dat je met goede duiven moet starten. Hij zegt hierover; “Begin je met goede duiven dan is de kans groter dat je goede duiven behoud of later na kunt kweken. Aan goede duiven is moeilijk te komen en je bent ze wel snel kwijt doordat een goede duif vaker mee moet met de vluchten. Op elk hok zitten veel meer slechte duiven dan goede.” Ook voor wat betreft voer en bijproducten houdt Jan het simpel. Een gewoon standaard merk voer aangevuld met wat hennep, snoepzaad, gewoon grit, roodsteen en een bak allerhande. Wel geeft hij ze als extraatje de door hemzelf gemaakte z.g. fles van Gust, een kruidenmengsel. Zijn medische begeleiding bestaat uit de verplichte inenting tegen Paramyxo en een jaarlijkse inenting tegen pokken. Verder wordt er geen medicatie verstrekt tenzij de duiven ziek zouden zijn en de dierenarts dat voorschrijft. Ook tegen het geel is al drie jaar niet meer gekuurd. De hokken van de weduwnaars worden dagelijks schoongemaakt en in de andere hokken liggen roosters, maar ook die hokken worden regelmatig schoongemaakt omdat Jan longproblemen heeft. Zijn duiven komen het gehele jaar los, als de weersomstandigheden dat toelaten.

Uit het bovenstaande valt op te maken dat bij Jan eenvoud troef is. Met bescheiden middelen blaast hij zijn partijtje mee en hij geniet met volle teugen van zijn duiven.

“Ik vind het mooi om elke duif als het kan zo vaak mogelijk in de handen te houden. Mijn duiven zijn daardoor erg mak. Dit doe ik al vanaf dat de jonge duiven gespeend worden. Ik kan met het inkorven de duiven dus ook zo van de schappen pakken zonder dat ze weg vliegen. Ik hoef ze daarom niet te verduisteren voordat ik ze in de mand stop. Ook kunnen er andere mensen voor het hok of achter het huis staan/zitten als ze terug komen van de vlucht. Hier trekken ze zich niets van aan.” Ook het verenigingsleven is een aspect dat voor Jan beslist bijdraagt aan zijn sportplezier. “Ik zit ik in de tentoonstellingscommissie en dit doe ik al jaren met veel plezier, ook heb ik de verslaggeving op mijn naam staan, dit wil zeggen dat ik de uitslagen door geef aan iemand die het op teletekst vermeld en ik zorg ook dat er elke week een stukje in het weekblad van de gemeente komt te staan. Verder doe ik alle voorkomende karweitjes zoals: aansluiten moederklokken en kleine reparaties. Verder korf ik de duiven mee in. Bij ons in de vereniging moeten alle duivenliefhebbers die mee doen met de vluchten ook helpen met het inkorven.”

Tot slot nog een paar vragen aan Jan.

Hoe belangrijk is voor jouw het hokklimaat? Doe je er wat aan om de temperatuur/luchtvochtigheid op het hok te beheersen?

Het hokklimaat is zeker belangrijk. Helaas staat mijn hok op het westen waardoor het niet genoeg zon krijgt. Daarom heb ik in één hok verwarming met een hygrostaat. Als de luchtvochtigheid hoger komt dan 70% slaat hij aan. De verwarming gebruik ik ook nog wel eens als de duiven thuis zijn gekomen van een vlucht onder koude weersomstandigheden.

Wat doe je aan voorbereiding op het vliegseizoen?

Niets bijzonders. Gewoon zorgen dat ze gezond zijn, jongen kweken en dan op weduwschap zetten. Vervolgens een paar maal per week zelf africhten. De oude duiven kennen het klappen van de zweep wel, maar de jaarlingen moeten nog wat leren. Mijn duiven worden daarom geregeld een aantal kilometers weg gebracht. Ik zet dan ook het kloksysteem aan om te kijken in welke volgorde ze terug komen. Normaliter hou ik ook geen rekening met de pennenrui v.w.b. het tijdstip van koppelen. Dit jaar heb ik echter vroeg gekoppeld en de weduwnaars staan nu al op 9 pennen. Dat is mij nog nooit gebeurd en vind ik ongewenst. Volgend jaar koppel ik dus weer gewoon rond 10 februari.


26 Maart 2014

Gerhard Bolks – Gramsbergen / Toekomst van de duivensport.3

Het is inmiddels al weer vier jaar geleden dat iedere duivenliefhebber het ambitiedocument “Vlucht naar de toekomst” in de brievenbus vond. Ik heb dat met het oog op deze column/minireportage weer eens even uit de kast gehaald. Mijn oog viel daarbij op de zin “Een ieder wordt uitgedaagd om mee te doen aan de vernieuwde duivensportbeweging in Nederland”. Als ik zo hier en daar mijn oor eens te luisteren legde de afgelopen jaren, krijg ik toch sterk het idee dat de meeste duivensporters zich helemaal niet uitgedaagd voelen. Er zijn er velen die zich het hoofd niet zullen breken over de toekomst van de duivensport, maar denken “het zal mijn tijd wel duren”. En dat kan ik me gezien de leeftijd van de grootste groep duivenliefhebbers ook wel voorstellen. De meesten hebben immers een leeftijd waarop de gemiddelde mens zich niet meer zo druk overal om maakt. Velen lopen tegen de zeventig of zijn nog ouder. Maar er is ook een categorie liefhebbers die zich wel regelmatig afvraagt of - en hoe het tijd te keren is. Een van die mensen is de 60 jarige Gerhard Bolks uit Gramsbergen. Gerhard die inmiddels zo’n 45 jaren meeloopt in de duivensport, onder andere als convoyeur, voorzitter van het Tucht – en Geschillencollege, en als bestuurslid/secretaris van de Vechtevliegers te Gramsbergen heeft een duidelijke visie op dit onderwerp.

Gerhard maakt onderscheid in drie groepen duivenliefhebbers:

Het overgrote deel bestaat uit liefhebbers die al jarenlang aanzien hoe het steeds verder bergafwaarts gaat en de moed niet kunnen opbrengen om te willen/kunnen veranderen. In feite zijn dit de liefhebbers die tevreden zijn met het verzorgen van hun duifjes en zo nu en dan een redelijke uitslag op verenigingsniveau of eens een vroege duif in het rayon. Die ook veel prijs stellen op de gezelligheid van het verenigingsgebeuren en de uurtjes na het inkorven en na de uitslag aan de bar. Het zijn de hobbyisten die naast de duiven ook nog andere liefhebberijen hebben en oog hebben voor hun partner/gezin. Zeg maar de traditionele duivenmelker.

De tweede groep is de duivensporter die altijd met zijn duiven bezig is. Waarvoor de duivensport de ultieme vrije tijdbesteding is en die er heel veel voor over heeft om op rayonniveau bij de top 10 te behoren. Die veel leest, DVD’s kijkt, naar forums gaat enz. en binnen zijn mogelijkheden africht en aan medische begeleiding doet, maar uiteindelijk toch moet ervaren dat alle competitiedrift ten spijt er toch nog professionele liefhebbers zijn die hem declasseren. Hij of zij ziet zijn clubgenoten niet als collega-duivenmelkers maar als concurrenten voor de beste klassering. En die op een bepaald moment toch afhaakt omdat hij die laatste stap naar de echte top net niet kan maken. Iets wat vooral nieuwe aanwas regelmatig overkomt. Diegene die de geest van de moderne tijd uitstraalt waarbij presteren voorop staat en alle inspanning in verhouding moet staan met de beloning die kan worden verkregen. En zodra dat niet meer aan de orde is, andere mogelijkheden gaat zoeken om zijn behoeften te kunnen bevredigen.

De derde groep is de kleine groep die het beeld van de duivensport bepaalt. Dat zijn de mensen die grote bedragen betalen voor die enkele topduiven, degene met de mega-hokken die menig concours oprollen. Voor wie slechts de eerste prijs in groot verband nog telt en teletekst commercieel aantrekkelijk is. Zij die alles weten over medicijnen en "boosten" en voor wie dierenliefde een vreemd woord is en het ultieme presteren bittere economische noodzaak is geworden. Diegene waarvan men vroeger al zei; "die wacht niet op zijn duiven maar op zijn geld". Dit zijn veelal ook degenen die in vergaderingen en verenigingen elke keer weer de beste omstandigheden voor eigen succes weten te realiseren.

Gerhard is van mening dat het onmogelijk is om alle drie de groepen tegelijk te bedienen. Waar je ook voor kiest, iedere keuze zal de andere groepen liefhebbers benadelen, zegt hij. Vandaar dat hij enkele jaren geleden zitting heeft genomen in een commissie van afdeling 10 N.O. Nederland, wat er uiteindelijk toe heeft geleid dat in deze afdeling een systeem van 3 divisies wordt gehanteerd in de vorm van een pilot. Wel is nu nog het “oude systeem” bepalend voor de kampioenschappen. De afdeling 10 is bezig met de verwerking van een enquête onder haar leden waarvan de eerste resultaten aan de verenigingen zijn gepresenteerd. De definitieve uitwerking vindt op termijn plaats. Het laatste initiatief is het instellen van een commissie die zich gaat buigen over de rayonindeling en de grensproblematiek.

Uit het bovenstaande blijkt dus wel dat Gerhard het niet alleen bij woorden laat maar ook daadwerkelijk actief is om iets te veranderen om zo’n groot mogelijke groep duivenliefhebbers voor de sport te behouden. Uiteraard is het fantastisch dat mensen als Gerhard hier hun schouders onderzetten. Daarnaast zullen er ook initiatieven ontplooid moeten worden om nieuwe leden te werven. Ik vroeg Gerard hoe hij zelf in de duivensport terecht gekomen is. “Ik heb al sinds ik me kan herinneren duiven. Mijn vader had bij de boerderij van zijn ouders al sierduiven. Ik ben nog jeugdlid bij de DZOH Coevorden geweest samen met 3 andere jongens uit Gramsbergen.” Om je als organisatie tot potentiële nieuwe leden te kunnen richten zal je moeten weten wat iemand nu zo aantrekt in de duivensport. Ik stelde deze vraag daarom ook aan Gerard. Hij zegt hier het volgende over; “Het feit dat je eigenlijk overal zelf verantwoordelijk voor bent. Jij bepaalt de kweek, wie mee gaat met welke vluchten, wanneer en hoe afgericht wordt, hoe gevoerd wordt enz. Je bent duivenmanager en meestal kun je dus de schuld als er iets mis gaat dus ook bij je zelf zoeken. Dat spreekt mij het meeste aan van de duivensport.”

Gerhard heeft wel een idee waarom de duivensport niet zo veel jeugd meer trekt als vroeger. “Ik ben jeugdtrainer bij de voetbal geweest en zie daar ook dat ze afhaken, zodra er echt iets voor ingeleverd moet worden. Vakken vullen bij de plaatselijke supermarkt levert meer op voor het uitgaan in het weekend en er zijn zo veel mogelijkheden om uit te kiezen voor simpel vermaak zonder dat je er veel inspanning voor hoeft te leveren. Van het optillen van een bierglas word je niet zo snel moe. De jongere generatie voor de duivensport interesseren is niet zo eenvoudig. Dat kan door ze al vroeg mee te nemen, er kennis mee te laten maken via schoolbezoeken en dergelijke en natuurlijk als ze in een gezin met duiven opgroeien. De aanwas moet komen uit die groep mensen, eerder volwassen en oud dan jong, met voldoende middelen, die op zoek zijn naar een uitdaging en die ook zich bewust zijn van de mogelijkheden en onmogelijkheden van deze hobby. En dat zijn er niet veel. Daarnaast is het zo dat de duivensport niet gemakkelijk is. Je moet veel (willen) zien, maar er ook tijd insteken en een inspanning voor leveren. Maar dat geldt ook voor andere hobby’s/sporten. Alleen is het wel zo dat het wel erg veel tegelijk is om aan te beginnen. Een hok bouwen/kopen, duiven kopen/krijgen, kweken, africhten/trainen/voeren, wedvluchten, rui enz. Om te starten eigenlijk veel te veel. Daarom zie je ook vaak dat een beginnend liefhebber die alleen jonge duiven heeft, vaak wel goed start, maar het jaar er op niet mee komt en daarna met enkele jaren de stofjas aan de wilgen hangt. De opgave is gewoon te groot. Eigenlijk zou je je de eerste jaren moeten beperken in je spel en niet alles tegelijk willen. Zijn advies aan een beginnend liefhebber is; Vooraf duidelijk bepalen wat je wilt en je aan kunt onder jouw omstandigheden. Laat je vooral niet gek maken. Begin simpel en probeer het dan langzamerhand uit te bouwen. Niet direct investeren, leer eerst maar eens duiven verzorgen en als je echt slim bent loop je eerst een jaartje met een liefhebber mee.”

Gevraagd naar zijn eigen duivensportbeleving geeft Gerhard aan dat kampioenschappen hem niet zo veel zeggen en dat hij er het nut niet van inziet om de strijd aan te gaan met de mega-hokken. “Mooie uitslagen maken en dat graag op het moment dat ik het zelf ook heb gepland. En wat vind ik dan mooie uitslagen? De diverse afdeling/rayonoverwinningen van de afgelopen jaren, het winnen van het “Harrie Luinge” concours, een 2e NPO Ablis en een 9e NPO Morlincourt. Ik beleef ook veel plezier aan de omgang met mijn duiven. Ik hou dan ook niet van wilde duiven. Op zondag pak ik doorgaans al mijn duiven in de hand en kijk ze na. De jonge duiven wen ik aan de mand en daar worden ze ook mak van. Daarnaast mag ik ook graag, als ze dat willen, even met een duif stoeien. Dat hoeft niet, maar voor me weg vliegen is niet acceptabel.”

Tot slot nog enkele vragen:

Wat zie jij als het grootste gevaar voor het behoud van de duivensport?

Hetzelfde gevaar dat alles bedreigt wat een inspanning vergt. Er is nu zoveel diversiteit in het aanbod van vermaak dat geen inspanning maar enkel geld kost, dat het in deze tijdgeest van snel, snel consumeren steeds moeilijker wordt om een voortdurende inspanning te leveren gericht op de lange termijn behoeftebevrediging. En daar staat de duivensport echt niet alleen in. Bovendien vergt het omgaan met dieren toch al een extra inspanning en het investeren in een persoonlijke band en vaak de gebondenheid aan huis en verplichtingen. Daarom zie je ook steeds minder kleindierverenigingen e.d.

Vindt je het belangrijk dat het gezin/vrouw achter de sport staat en ook iets met duiven heeft? Hoe zit dat bij jou?

Gelukkig is mijn vrouw ook dierenliefhebster. We hebben samen politiehonden getraind. Ik kon in de tijd dat ik convoyeur was dan ook met een gerust hart de duiven aan haar en mijn vader en later aan mijn jongste zoon over laten.

Duivensport is een tijdrovende sport en soms lastig te combineren met werk en gezin. Geldt dat ook voor jou?

Ik ben ook getroffen door de wetgeving m.b.t. het uitstellen van de AOW-leeftijd. Ik had graag na mijn 60e meer tijd voor de duiven gehad, maar moet nu door tot mijn 66e. Je kunt heel beperkt tijd investeren en toch redelijk vliegen, maar zowel voor de prestaties als het hobbygevoel is het bij elke omgang met levende wezens van belang dat je tijd hebt voor een individuele benadering. Nu moet het nog te vaak via een systeem dat is gericht op de ploeg en niet op het individu.

Is specialisatie onvermijdelijk? Wat is daar het nadeel van?

Voor specialisatie geldt dat dit mijn inziens vooral te maken heeft met voor welke beleving je zelf kiest. Wil je mee doen met de besten dan kun je niet anders. Maar daar geldt dan ook weer dat het enkel om de prestatie gaat en mijn inziens zijn er nog veel meer leuke kanten aan de postduivensport dan enkel die prestatiegerichtheid.


05-03-2014

Marc Flap – Hoogezand / Beginners bij de Sport houden.5

In mijn vorige column over dit onderwerp stond een jonge liefhebber van begin 20 centraal, namelijk Harmen Faber. Ook deze keer laat ik weer een jonge liefhebber aan het woord. Het verschil met Harmen is dat deze ondanks zijn jonge leeftijd toch al 16 jaar actief is in de duivensport. Marc Flap, de 23 jarige hoofdpersoon in dit verhaal heeft echter nog maar één jaar duiven. Voor hem heeft de duivensport veel meer geheimen dan voor jongens als Harmen die er mee zijn opgegroeid en in de beginjaren konden terugvallen op een ouder die hen behoedde voor de grootste blunders. Beginners als Marc hebben vooral veel vragen over de basale dingen van de duivensport. Hij brengt dan ook heel wat uurtjes door op het internet, zoekende naar antwoord op zijn vragen en daarnaast heeft hij veel DVD’s over de duivensport bekeken. Maar de duivensport kent veel vakjargon en er wordt ook nogal wat mist opgeworpen in de zin van menige tegenstrijdigheid. Gelukkig heeft hij van Gert Cirkel, de man achter het grootste Nederlandse bedrijf in Witte Duiven verhuur, niet alleen een paar goed presterende jonge witte duiven gekocht, maar ook waardevolle adviezen gekregen omtrent de verzorging. Hierdoor maakte Marc met de jonge duiven een mooie start, ondanks dat hij ze niet verduisterd had.

Marc kwam in contact met de duivensport toen hij bij de buren van zijn vriendin een duiventil zag met een paar witte duiven. Dat leek hem ook wel leuk, dus kwam er snel een duiventil. Die til werd spoedig te klein, dus werd er een tweedehands hok via Duivenmarktplaats gekocht. Vervolgens kreeg hij de totale ploeg van 20 oude duiven van Egbert Mulder die bij hem in de straat woonde. Die stopte met de duivensport. Nadat deze waren over gewend werd Marc lid van de vereniging de Vredesduif met zo’n 35 vliegende leden. De oude overgewende duiven lieten hem nog wel eens in de steek, maar met hun jongen die aangevuld werden met een 10 tal witten van Gert Cirkel, ging het heel wat beter. Zeker wanneer je weet dat ze niet verduisterd werden en hij met 27 jonge duiven het seizoen begon en met 25 eindigde na alle jonge duivenvluchten te hebben meegespeeld. Dat doen hem niet zoveel al jaren spelende liefhebbers na. Zijn hoogste klassering is een 9e in het rayon op 1971 jonge duiven. Door nu wel te gaan verduisteren en omdat hij er inmiddels iets meer kijk op heeft gekregen hoopt Marc dit jaar nog mooiere uitslagen te maken met zijn lichting van 2014.

Net als bij veel beginners zie je bij Marc ook dat hij nogal eens twijfelt of hij het wel goed doet. Vooral als zijn duiven niet helemaal fit lijken te zijn. Om dan te zien wat er aan zijn duiven mankeert vindt hij knap lastig. Op zulke momenten hebben dit soort jongens een ervaren liefhebber nodig die wel meteen ziet wat er aan scheelt en ook weet wat er aan te doen is. Gelukkig kan hij in een dergelijke situatie wel raad vragen bij de al tientallen jaren goed spelende liefhebber Evert Antonidus, een oudere clubgenoot met wie hij goed kan opschieten. Marc zegt hierover; “Eigenlijk is het bijna niet mogelijk om zonder enige kennis met de duivensport te beginnen, als je geen hulp hebt. De duivensportwereld is niet erg toegankelijk voor mensen die helemaal niets van een duif weten. De meeste liefhebbers staan niet te trappelen om je te helpen en je kennis bij te brengen. Het lijkt wel of sommigen bang zijn voor meer concurrentie, in plaats van dat ze blij zijn dat er nieuwe liefhebbers bij komen. Ik ben pas een jaar bezig, maar ben toch al verschillende malen tegen zaken aangelopen die ik niet zo mooi vind, zoals oneerlijkheid, jaloezie en afgunst. Dat vind ik wel jammer, want de sport op zich vind ik prachtig. Gelukkig hebben we een vrij grote vereniging, dus is er altijd wel iemand te vinden als ik het echt niet meer weet.”

Er zijn grote verschillen binnen de duivensport in doelstelling en beleving. Op zich is dat natuurlijk helemaal geen probleem zolang je maar niet wilt dat de ander de dingen op dezelfde manier bekijkt als jij. En juist daar zit volgens mij in de duivensport het pijnpunt. Men begrijpt elkaar vaak niet en doet ook meestal geen moeite om elkaars standpunt te begrijpen en richt zich dan vooral op zijn eigen individuele sportbeleving. Dat vooral een beginnende liefhebber als Marc hier tegenaan loopt is begrijpelijk. Zij zijn immers erg afhankelijk van hulp. Hij is niet de enige die opmerkt dat er veel jaloezie en afgunst is binnen de duivensport. Ik heb al verschillende malen mensen gesproken die om die reden na een paar jaar er weer de brui aan hebben gegeven. En dat is jammer. Maar gelukkig zijn er ook heel veel positievere geluiden. Een voorbeeld is de vereniging de Streekvliegers in Staphorst waarover ik eerder schreef. Die hebben een jeugd en beginnerscommissie die de beginners en jeugdleden stimuleren en helpen. Dat zou je eigenlijk in iedere vereniging moeten hebben. In die kleine verenigingen waar men nauwelijks voldoende liefhebbers heeft en alles al steeds op de schouders van dezelfde mensen terecht komt is zoiets natuurlijk lastig te organiseren, maar misschien moet je zoiets in rayonverband organiseren. Het zal de sport ten goede komen, daar ben ik wel van overtuigd.


18-02-2014

Geert van Dijk – Nijmegen / Duiven houden op een balkon

Vanaf mijn start met de-duivencoach.nl word ik behalve door duivenliefhebbers of mensen die met de duivensport willen beginnen, ook door allerlei mensen benaderd die zelf geen duiven hebben. Dat betreft de meest uiteenlopende vragen. Zo heb ik de afgelopen jaren vragen gehad over het verminderen van overlast door verwilderde duiven, word ik (vooral in de zomer) regelmatig benaderd om gevonden duiven bij hun eigenaar terug te krijgen, krijg ik vragen over de beste manier om een gevonden jonge duif groot te brengen, enz. Bijna overal zit wel een interessant verhaal achter. Inmiddels heb ik honderden leuke mailwisselingen gehad waarvan ik de inhoud meestal in mijn columns verwerk. Daarnaast zijn er ook mensen met een bijzonder verhaal dat ze aan me kwijt willen en waaraan ik soms een hele column besteed. Zo werd ik afgelopen zomer benaderd door de 71e jarige Geert van Dijk uit Nijmegen. Hij stuurde me een epistel van vier A-viertjes en vroeg me of ik hier iets in zag voor een column. Omdat ik in die periode een paar keer naar Brabant moest en dan vrijwel langs Nijmegen kwam, maakte ik met Geert een afspraak en bracht ik op een zaterdagmorgen een paar genoeglijke uurtjes bij hem door waarin hij mij zijn verhaal vertelde.

Geert was een jaar of negen toen hij met de duivenbacil besmet raakte. Hij woonde met zijn ouders in een volksbuurt waar maar liefst 12 duivenmelkers woonden in een blok van 30 woningen. Elke zondag was het druk in de straat als de duiven thuis moesten komen. Jongens als Geert renden met de gummiringen heen en weer naar liefhebbers die een klok hadden, want lang niet iedereen had in die tijd een eigen klok. En natuurlijk wilde Geert op een gegeven moment ook zelf duiven houden. In een schuurtje mocht hij wel een stukje afschermen met gaas en plankjes, waar een paar ongeringde krijgertjes in gehuisvest werden. Dat waren overigens soms duiven die wel een ring om hadden gehad, want destijds waren er ook al jongens die vreemde duiven vingen en hun ringen afknipten. En ook toen werden er nog wel eens duiven gestolen. Dat is van alle tijden en niet alleen zoals ik soms in reportages of op internet lees, een verschijnsel van deze tijd. De jonge Geert is dat destijds ook een keer overkomen, maar de dader werd toen gelukkig betrapt. Een paar jaar later mocht Geert een hokje in de tuin zetten. Geld om duiven aan te schaffen was er niet, maar in die tijd kreeg je wel wat gemakkelijker dan tegenwoordig van goed spelende liefhebbers uit hun betere duiven een paar jongen. Ook kwamen er van Natural jonge duiven op gespaarde voerbonnen. Ook een mooi gebaar was dat degene die de manden schoonmaakte, geen contributie voor de duivenvereniging hoefde te betalen. En zo lukte het Geert om in de jaren zestig met zeer bescheiden middelen de duivensport uit te oefenen en daar veel plezier aan te beleven. De successen uit die tijd waren vooral dagsuccessen zoals 3 jaar achtereen de eerste in de club op Nationaal Orléans, wat ook in de kring Nijmegen vroege prijzen waren. Na zijn diensttijd werd Geert lid van de bekende Nijmeegse vereniging Prins Hendrik. De Kring Nijmegen bestond in die jaren uit 14 verenigingen. Inmiddels telt deze kring nu nog maar zeven clubs.

Na zijn huwelijk in 1967 volgden binnen een paar jaar enkele verhuizingen. Veelal was het woekeren met de ruimte om een duivenhok neer te zetten. Het ruimteprobleem werd begin jaren 70 opgelost door met zijn broer Wil in combinatie te gaan vliegen, waarbij bij zijn broer de vliegers werden gehuisvest en bij Geert de kwekers. Het vlieghok werd van kistenhout gemaakt dat hij gratis kreeg van een fabriek. Het was blijkbaar goed hout, want het hok staat nu na 40 jaar nog steeds bij zijn broer. Via bonnen werd aan betere duiven gekomen van o.a. Wout Smeulders uit Nuenen en Jos Leuris uit Ulicoten. Dat resulteerde ook in betere prestaties. Zo werd drie maal een 1e van de kring Nijmegen gevlogen met jongen uit een doffer van Wout Smeulders en werd het 2e generale kampioenschap in de club behaald. Geert heeft tot 2000 met zijn broer in combinatie aan de wedvluchten deelgenomen. Daarna verhuisde hij naar een appartement. Nadat zijn vrouw in 2010 overleed begon de eenzaamheid en leegte aan hem te knagen. Geert gaat nog wel regelmatig bij zijn broer de duiven opwachten en bezoekt ook nog geregeld de club. Maar hij wilde toch ook zelf weer een paar duiven om zich heen hebben en besloot op het balkon een hokje neer te zetten met ruimte voor twee koppels. Al tijdens het plaatsen van dit hokje op zijn balkon, gaven de buren aan niet gek te zijn op het geluid van koerende duiven. Twee weken later kwamen er vragen van de vereniging van eigenaren. Nadat Geert het bestuur geantwoord had dat het maar om vier duiven ging die nooit zouden loskomen, heeft hij niets meer gehoord. Om klachten te voorkomen haalt Geert wel elke avond de twee doffers uit het hok die hij in huis laat overnachten. Hij heeft even geprobeerd om ze ’s nachts in het hok te laten maar toen hij ’s morgens zelf wakker werd van het vrolijke gekoer, haalde hij ze maar weer snel naar binnen.

  

Zoals gezegd heeft Geert twee koppels in zijn balkonhokje. Deze duiven zijn op bonnen gehaald. Het was nog wel even puzzelen toen de jongen volwassen werden, omdat van de 6 duiven die hij gehaald had (bij Falco Ebben, Nico Jan Koenders en W. Geurtz) er slechts 1 een duivin was. Maar de familie Geurtz wilde wel een doffer omruilen voor een duivin en kreeg daarbij nog één van de doffers mee. Een andere doffer, een prachtige witte die hij van Falco Ebben had, heeft Geert aan Esther Bultman (Duivendirect) cadeau gedaan omdat deze bij hem te dominant was. Ester heeft daar op haar blog vorig jaar nog een leuk verhaal over geschreven. De duif is Witje gedoopt en siert de profielfoto op haar Facebookpagina. Ze heeft hem nog steeds en ik begreep van Esther dat hij op dit moment twee witte jongen in zijn broedschaal heeft liggen. De jongen die Geert kweekt gaan naar zijn broer en soms ook naar bevriende liefhebbers. Vorig jaar won zijn broer op de eerste jonge duiven vlucht de 1e prijs in de Kring Nijmegen en de 2e in regio 4 van de Afdeling 8 met een jonge doffer die op het balkonhokje bij Geert geboren was. Helaas werd hij twee weken later verspeeld. Zijn broer heeft twee jongen overgehouden die dit jaar als jaarling de baan op zullen gaan. Hopelijk gaan ze voor een herhaling zorgen! Dan zal Geert waarschijnlijk meer lawaai maken dan zijn duiven. Maar daar zullen zijn buren dan vast niet over klagen.


08-02-2014

Gerard Bekhuis – Balkbrug / Kweken.4

Naar aanleiding van mijn vorige column over dit onderwerp ontving ik verschillende reacties. Onder andere over de door mij gevolgde methodiek bij het koppelen. Zoals ik in mijn vorige columns over dit onderwerp al heb aangegeven geeft “de kunst van het kweken” van professor Anker en Steven van Breemen in mijn optiek een zeer bruikbare richtlijn bij het samenstellen van de koppels. Ik weet echter ook dat er genoeg critici van Steven van Breemen zijn methode zijn om een goed hok duiven op te bouwen, maar tot nog toe zie ik alleen maar voordelen en geen nadelen van deze methode. Daarnaast pakken mijn adviezen (grotendeels gebaseerd op deze methode) in de praktijk doorgaans goed uit. Dat houdt niet in dat er nu ineens grote aantallen superduiven worden geboren op de desbetreffende hokken, maar de gemiddelde kwaliteit en daarmee ook het prijspercentage en het aantal prijzen 1 op 10 neemt flink toe. En daar gaat het immers om! Maar nogmaals, ik heb het al vaker gezegd. Men is baas in eigen hok en ik zal zeker niet beweren dat ik de wijsheid in pacht heb.

Verder werd er door een lezer aangegeven dat de methode van goed x goed zonder bij te halen en verder nergens op te letten bij het koppelen, vrijwel zeker tot een neerwaartse spiraal zal leiden. Van steeds minder toppers kweken tot uiteindelijk helemaal geen meer. Wanneer goede spelers het kweken niet in de vingers hebben zal hun succes van korte duur zijn, tenzij ze constant blijven bijkopen schreef deze liefhebber. Hier sluit ik me volledig bij aan en ik ken hiervan vele praktijkvoorbeelden. Ik heb vele goede en slechte hokken bezocht en mijn ogen daarbij altijd goed open gehad. En wat ik in ieder geval zeker weet is dat de topliefhebbers die er in slagen om tientallen jaren in kampioensstijl te vliegen, met door hen zelf gekweekte duiven van meerdere generaties, op een enkele uitzondering na, liefhebbers zijn die goed weten wat ze doen. Op deze hokken zie je bijna alleen maar goed gebouwde duiven uit presterende ouders en grootouders, met goede rijkgekleurde ogen, goede spieren, goede vleugels en veelal zachte pluim. Op de hokken die niet presteren ligt de gemiddelde kwaliteit t.a.v. genoemde eigenschappen bijna altijd veel lager. Hoewel het bij die sommige slecht presterende liefhebbers ook voorkomt dat ze een hok prachtige duiven hebben die aan alle eisen voldoen. Hier speelt echter een ander aspect en dat is dat er niet op prestaties wordt geselecteerd, maar op stambomen. Daarover een andere keer meer.

Ruud Wienen, de liefhebber die centraal stond in mijn vorige column/minireportage, is een fondspeler en koppelt pas als de dagen al weer flink aan het lengen zijn. Deze keer breng ik een liefhebber voor het voetlicht die al tijdens de derde week van november koppelt, dus als de dagen nog korter worden. Het betreft de 59 jarige Gerard Bekhuis uit Balkbrug. 

 

Gerard is in 1977 met duiven begonnen van een liefhebber uit Vriezenveen, die bij Gerard vlees haalde, die destijds slager was en daarvoor met duiven wilde betalen omdat hij krap bij kas zat. Gerard ging hiermee akkoord en werd zodoende besmet met het duivenvirus. In die periode woonde hij in Tubbergen. De eerste successen kwamen begin jaren 80 met onder andere het jonge duiven kampioenschap van de toenmalige afdeling G, de huidige afdeling 9. Dit is tot nu toe een hoogtepunt in Gerards duivenloopbaan, althans v.w.b. zijn vliegcarrière. Want in de jaren 90 is Gerard overgeschakeld naar het showgebeuren. In de wintermaanden werd aan vele tentoonstellingen meegedaan. Zijn grootste succes met de showduiven was het winnen van maar liefst 22 halve varkens in één tentoonstellingsseizoen. Daarna volgde een periode van 15 jaar zonder duiven. In 2004 is Gerard in Dedemsvaart neergestreken en heeft daar een korte periode in combinatie gevlogen. Na een verhuizing startte hij in 2009 te Balkbrug opnieuw. Bij zijn huidige woning heeft hij weinig ruimte, dus moet hij zichzelf realistische doelen stellen. Gerard heeft slechts 18 duiven en bezit geen kweekkoppels. Hij speelt met deze bescheiden ploeg in principe vrijwel alleen op vitesse/midfond, maar zo nu en dan kan hij het niet laten om ook op de dagfond een paar duiven te spelen.

Gerard heeft zich in de periode dat hij zich met de showpostduiven bezig hield wel een klein beetje verdiept in het kweken. Dit betrof echter voornamelijk het kweken op de standaard. Hij raadpleegde hiervoor destijds het boek “Moderne inzichten in de postduivensport” van wijlen dokter Stam. Dit boek heb ik zelf destijds (in 1984) als aspirant keurmeester ook gebruikt om me op het theorie examen van de GvK voor te bereiden. Van erfelijkheidsleer wordt alleen de basis uitgelegd, overigens net als van de meeste in dit boek beschreven onderwerpen. Hoewel er dus niet veel over selecteren en koppelen wordt geschreven, raad ik dit boek wel iedere beginnende liefhebber aan, daar bijna alle onderwerpen de duivensport betreffende in begrijpelijke taal aan bod komen. Behalve dus middels het boek van dokter Stam, heeft Gerard zich niet echt verdiept in het koppelen en de kweek c.q. in erfelijkheidsleer. Hij onderscheidt zich hiermee niet van de doorsnee liefhebber en is daarom de juiste persoon om over dit onderwerp te bevragen.

Ik vroeg Gerard hoe hij doorgaans te werk gaat bij het koppelen. Of hij er veel werk van maakt of juist niet, of hij beredeneerd koppels samen stelt of juist niet, en indien beredeneerd wordt gekoppeld waar dan op gelet wordt. Dit was samengevat zijn antwoord; “Hoewel ik de koppels wel beredeneerd samen zet, maak ik er ook weer niet zo veel werk van. Ik heb geen kweekhok en ik geloof ook niet zo in goede kweekkoppels. Ik denk dat die er erg weinig zijn, hoewel de veilingsites ons anders willen doen laten geloven. Ik heb door de jaren heen net zoveel goede duiven gekweekt uit door mij bewust samen gezette koppels als uit toevalstreffers. Mijn beste duif ooit kwam uit een opvanger. Achteraf bleek deze wel een nazaat van de Kleine Dirk van Koopman te zijn. Het gaat er in de eerste plaats om dat je goede duiven moet hebben om goede jongen te kunnen laten voortbrengen. Maar zelfs dat is geen garantie voor succes, want ook uit goede duiven worden minderwaardige duiven gekweekt. Verder ben ik er zeker van dat wanneer je alleen maar goed x goed koppelt, zonder op andere zaken te letten, je beslist duiven zult kweken waarmee je op kampioensniveau kan meekomen. Echter, je zult het geen jaren volhouden als je er dan niet steeds duiven bijhaalt. Hoeveel hokken zie je niet na een paar jaar van zeer sterk spel weer terugvallen? Fouten komen altijd weer terug! Zeker als er dan ook nog in bloedverwantschap wordt gekweekt, dan boeren zulke liefhebbers zeer hard achteruit. Uit duiven die zichtbare lichamelijke tekortkomingen hebben wordt bij mij niet gekweekt. Omdat ik maar een paar duiven heb, ontkom ik er niet aan om duiven met dezelfde kleur ogen op elkaar te zetten, maar als het even kan doe ik dat niet. Ik probeer ook altijd zoveel mogelijk te compenseren en heb een voorliefde voor kleine compacte duivinnen. Ik ben geen liefhebber van te nauwe inteelt. Kleinkinderen op hun grootouders zetten is geen probleem, maar broer x zus of moeder x zoon, daar begin ik niet aan. Volgens mij is het veelvuldig intelen en het kweken uit duiven die het niet waard zijn om uit te kweken één van de oorzaken van de vele verliezen met jonge duiven tegenwoordig.”

Tot zover Gerard Bekhuis die met bescheiden middelen en een klein hokje duiven regelmatig vroege duiven draait. Inmiddels heeft hij een prima winterkweek gehad en zijn de jonge duiven al afgespeend. Hier heeft hij weinig moeite voor hoeven doen. Alleen vlak voor het koppelen ’s avonds bij lichten, één keer voor te koppelen en daarnaast als enige bijprodukt Chorella poeder over het voer (een gewone kweekmengeling) te doen naast het verstrekken van grit en mineralen. Van 9 koppels heeft Gerard 17 jongen gekweekt. Als het vliegseizoen ook zo verloopt hoeft hij zich geen zorgen te maken.

 


 

25-01-2014

Ruud Wienen – Beuningen / Kweken.3

Voor velen is inmiddels het kweekseizoen 2014 aangebroken. De zachte winter speelt de vroege kwekers in de kaart en ik hoor dan ook eigenlijk alleen maar positieve geluiden over het verloop van de kweek tot nu toe. Ik ben zelf geen voorstander van kweken in november en december, in een tijd dat de dagen nog dagelijks korter worden. Maar met de juiste voorbereiding is winterkweek toch zeer goed mogelijk en zeker met de huidige weersomstandigheden. De reden dat ik de winterkweek niet promoot is omdat dit tegen de natuur is en ik er absoluut van overtuigd ben dat het zo natuurlijk mogelijk houden van de duiven meer rendement oplevert op de lange duur. Maar ik ben realist genoeg dat ik me terdege besef dat het streven naar kortstondig succes niet meer weg te denken is bij deze huidige tijd waarin alles immers sneller moet en vluchtiger is. Bij dit gericht zijn op kortstondig succes past het zorgvuldig voorbereiden op de kweek ook niet. En dat zie en hoor ik helaas ook veel terug. Er worden zelfs duiven op de winterkweek gezet die nog niet eens klaar met de rui zijn en die in augustus nog jongen hebben grootgebracht. Over het belang van de ruiperiode, uitgebalanceerd voeren, zorgen voor voldoende bouwstoffen en goed voorbereid de kweekperiode ingaan adviseer ik om de zeer interessante artikelen van Willem Mulder te lezen, op internet of in zijn boek.

Ik gaf in mijn vorige column over dit onderwerp aan dat ik nog terug zou komen op de voordelen van beredeneerd koppelen, maar als zelfs de “groten” roepen dat het geen enkele zin heeft om beredeneerd kweekkoppels samen te stellen, voel ik me soms een roepende in de woestijn. Wat dat betreft voel ik me wel gesteund door de artikelenreeks van Steven van Bremen in “het Spoor” onder de titel “Spoorzoekers”. In deze reeks beschrijft hij zeer gedetailleerd alle kenmerken waaraan een goede duif dient te voldoen en hoe die zijn te herkennen, evenals hoe je je voordeel hier mee kan doen in de kweek. Voor een ieder die zijn eigen kwekers zelf wil kweken in plaats van met grote regelmaat de veilingsites af te stropen en de portemonnee te trekken, beveel ik deze artikelen ten zeerste aan. Al vaker heb ik zijn boek “de kunst van het kweken” genoemd. In mijn ogen mag dit boek niet ontbreken in de boekenkast van een ieder die iets wil bereiken in de duivensport.

De liefhebbers die niet beredeneerd koppelen stellen zichzelf niet eens de vraag hoe ze te werk zullen gaan als het kweekseizoen is aangebroken. Op Facebook en een aantal websites las ik hier alweer vele voorbeelden van. Ook las ik weer regelmatig de kreet “goed x goed”. Een mijn inziens misplaatst advies, want het gros van de liefhebbers heeft immers geen hok vol goede duiven. En wat is goed? Alleen de grote kampioenen en kweekcentra met een hok vol topduiven kunnen nationale winnaars en duifkampioenen tegen elkaar koppelen. De doorsnee liefhebber zal het toch anders moeten aanpakken. Mijn uitgangspunt is overigens ook goed tegen goed, maar door daarnaast rekening te houden met afstamming, lichaamsbouw en dan vooral met de ogen, spieren, vleugels en kwaliteit pluim, alsmede met het karakter en de vitaliteit van de duiven, zal je een veel groter percentage goede duiven kweken dan wanneer je dit niet doet.

Door zorgvuldig te bepalen welke doffer je tegen welke duivin zet, bepaal je in grote mate je succes. Natuurlijk worden uit spontane koppelingen ook wel eens toppers gekweekt. Maar dit zijn de zogenaamde geluks- of toevalstreffers.  Ik ben van mening dat je zelf zoveel mogelijk moet doen dat binnen je vermogen ligt om het geluk af te dwingen. Iemand die er voor gekozen heeft om in ieder geval niet meer te wachten op die ene gelukstreffer is de 51 jarige Ruud Wienen uit Beuningen. Door duivenforum het Praathuis ben ik met Ruud in contact gekomen. Het werd tijd om de zaken eens goed aan te pakken schreef Ruud na een slecht verlopen seizoen 2012. Ik bood hem aan om zijn duiven te beoordelen en te koppelen. En omdat had hij ook twijfels had of zijn hokklimaat wel goed was, ben ik in de winter van 2012/2013 samen met John Limburg, die het hok daarbij grondig onder de loep heeft genomen, op hokbezoek bij Ruud geweest. Ruud is van huis uit met duiven opgegroeid en zit dus zijn hele leven al in de duiven. Gedurende zijn duivenloopbaan heeft hij verschillende successen gekend, zowel op de programmavluchten als op de overnacht. Zijn mooiste succes was echter afgelopen jaar met een 1e NPO en 2e nationaal op Orange. Op deze zware vlucht waren er ’s avonds vier duiven die hun hok bereikten en één daarvan was de 76 van Ruud. Ik had deze doffer een half jaar eerder aangewezen als toekomstige stamduif en Ruud het advies te geven uit deze doffer vooral veel te kweken. Het zal geen verbazing wekken dat dit advies na zijn overwinning op Orange direct is opgevolgd. Inmiddels zit deze doffer naast een viertal van zijn kinderen en nog een paar nieuwe aanwinsten op het tevens nieuw aangeschafte kweekhokje. Dat de aanpassingen aan zijn hok, op advies van John Limburg, zo snel hun vruchten zouden afwerpen was natuurlijk niet voorzien, maar duidelijk is wel dat hij aan het hok nu niets meer hoeft te doen.

Nu het hok dus goed is en er een aantal duiven zijn waaronder de Orangewinnaar, die uit het goede hout gesneden zijn om een hok mee op te bouwen voor de zware fond, zal het vizier de komende tijd naast het spelen, meer dan voorheen op de kweek gericht zijn. Zoals gezegd heeft Ruud daarvoor een kweekhokje aangeschaft. Hij geeft aan dat kweken eigenlijk altijd minder zijn aandacht had dan het vliegen, maar nadat er de laatste jaren in het voor- en najaar steeds een aantal duiven slachtoffer van de roofvogel werden en hij in 2012 de helft van zijn vliegploeg al tijdens de invliegvluchten kwijt raakte, is hij aan het denken gezet. Er kwam te weinig aanwas en de gemiddelde kwaliteit kwam lager te liggen omdat er nauwelijks meer geselecteerd kon worden. Ruud geeft aan dat hij in het verleden toen hij nog programmaspeler was altijd goed x goed koppelde en toen ook een kweekhok bezat. Echter bij de overnacht duurt het echter wel minimaal 2 jaar voordat je weet wat een duif kan. “Omdat ik nu klein behuisd ben en maar een beperkt aantal duiven kan houden heb ik mijn overnachtduiven de laatste jaren vrij laten paren. En dat pakte lang niet altijd verkeerd uit. Zo komt mijn Orangewinnaar de 76 ook uit een vrije paring. Maar wanneer je de stamboom bekijkt zie je dat hij wel voortkomt uit lijnenteelt en daar wil ik me dan ook meer op gaan richten. Ik geloof niet zo in goede kweekkoppels, maar wel in goede kweekduiven. Toen ik ik nog het programmaspel speelde heb ik 2 duifkampioenen gehad van de kring Nijmegen en deze kwamen uit kwekers. Hun ouders had ik wel bewust zo gezet op basis van goed x goed, maar ik heb nog nooit gekeken naar ogen, bouw, vleugels etc. Deze duifkampioenen waren allebei kruisingsproducten. Ik had toen een heel goed kweekhok waaruit ik elk jaar wel één of meerdere echte topduiven kweekte. En dat kweekhok bestond uit duiven die ik als jong had aangeschaft voor een zachte prijs in het najaar bij een kleine melker in de buurt van Nijmegen. En jongen van deze duiven gaven in kruising met duiven van Laurensen echte supers. Het leek toen allemaal wel vanzelf te gaan.”

  

Ruud geeft aan dat hij altijd pas rond eind maart koppelt en zodoende ook niet al te veel hoeft voor te bereiden, want de duiven zijn er uit zichzelf altijd al klaar voor in die periode. Problemen met de kweek kent hij ook niet. Hij voert drie merken voer en mengt dat met P40, Tovo en wat snoepzaad. Zijn moto is hou het zo simpel mogelijk. Het moet ook betaalbaar en vooral leuk blijven zegt Ruud. Dure duiven worden door hem evenmin gekocht. Er wordt naar zijn mening veel te veel geld betaald voor duiven. Hij heeft zijn huidige duivenbestand geheel opgebouwd uit krijgertjes en duiven verkregen op een bon waarvan de aanschafprijs binnen zijn budget lag. “Ik doe ook mee aan een ruilcompetitie van duivenforum Het Praathuis wat mij ook al een paar hele leuke duiven heeft opgeleverd. Ik ben best wel ambitieus, maar ik ken mijn beperkingen. Ik streef naar mooie uitslagen met minstens 50% prijspercentage en dan komen de kampioenschappen meestal vanzelf, vooral als je er ook nog een paar toppers bij hebt. Maar die heb ik op dit moment niet. Ik wil in de toekomst met 16 koppels spelen, maar zo’n aantal heb ik tot nog toe nooit gehaald. Maar met 9 koppels kwekers in de toekomst verwacht ik dat dit wel zal gaan gebeuren. Misschien dat ik dan ook aan de ZLU vluchten ga deelnemen.”


12-01-2014

Jeugd en Duivensport.4 / PV De Streekvliegers - Staphorst

Mijn laatste column over het onderwerp jeugd en duivensport schreef ik anderhalf jaar geleden. Het werd mijn inziens dan ook nodig tijd om weer eens aandacht aan dit onderwerp te schenken. Deze keer breng ik niet één maar drie jeugdliefhebbers tegelijk voor het voetlicht in de minireportage. Het betreft alle drie jeugdliefhebbers uit één vereniging, namelijk van de Streekvliegers uit Staphorst. Deze vereniging doet erg veel om jeugd binnen te halen en niet zonder resultaat als je ziet dat deze club op een bestand van 80 leden maar liefst 15 jeugdleden telt. De gemiddelde leeftijd van de leden ligt dan ook veel lager dan elders. Vorig jaar organiseerde de Streekvliegers een open dag in hun clubgebouw en nieuwe leden worden faciliteiten geboden om op een gunstige wijze duivensport te kunnen beoefenen. Zo biedt deze vereniging de mogelijkheid om een hok, de klok, enz. in bruikleen te nemen, waarbij de kosten voor rekening van de vereniging zijn. Omdat ik dergelijke initiatieven zeer toejuich, wil ik graag ook een steentje bijdragen. Nadat ik had gelezen dat de bekende fondspeler Henri Hoeks een aantal prijzen beschikbaar stelde voor de jeugd in Staphorst, besloot ik om diens voorbeeld te volgen. Na overleg met Bert Bloemert, bestuurslid van de Streekvliegers, hebben Bert en ik vervolgens  samen een aantal prijzen aangeschaft die op de jonge duivenvlucht Pommeroeul van 17-08 werden vervlogen. De eerste drie winnaars op deze z.g. attractievlucht waren Chris Dunnink (op de foto in het midden), Roeljan Crediet (rechts) en Sander Kooiker (links). Zij staan centraal in deze minireportage.

Chris Dunnink

Chris is 9 jaar oud en heeft sinds een jaar een hokje voor zichzelf dat hij van de vereniging heeft gekregen (1.20 x 1.20 m). Hij is met de duivensport in contact gekomen door zijn vader (Appie Dunnink) en een vriendje. Chris heeft 8 duiven, waarvan er vier afkomstig zijn van zijn vader, drie van clubleden en een opvanger uit Amsterdam. Hij verzorgt zijn duiven zelf met een beetje hulp van zijn vader (v.w.b. het voeren) en zijn moeder (het loslaten). Chris vindt vooral het tam maken van de duiven erg leuk. De duiven zitten dan ook graag op zijn schouders. De keerzijde hiervan is wel dat hij ze soms wat te veel voert, maar zijn vader houdt wel een oogje in het zeil. Chris vindt het leuk dat er zoveel jeugdleden zijn. Vaak wordt er met elkaar gevoetbald. Zijn mooiste prestaties zijn tot nu toe het winnen van deze vlucht bij de jeugd en nog een andere vlucht eveneens bij de jeugd. Zijn beste duif was de 834 die hij van zijn vader had gekregen, maar deze is helaas achtergebleven op Morlincourt. De duif die de 1e prijs won op Pommeroeul was de 13-732. Dit is een blauwbont duivinnetje dat Chris heeft gekregen van Peter van der Haar en die heeft hij gelukkig nog wel.

Roel Jan Crediet

Roel Jan is 20 jaar en heeft vanaf ongeveer maart 2013 postduiven. Hij is één van de nieuwe leden die zich hebben aangemeld op de open dag die de Streekvliegers in december 2012 organiseerde. Roel Jan liep al langer met het idee rond om duiven aan te schaffen, maar had daarbij niet zozeer aan postduiven gedacht. Op de open dag raakte hij echter enthousiast en ook bij zijn vader, die als jongen zelf een paar jaar postduiven had gehad, sloeg het virus weer toe. Roel Jan beoefent de duivensport geheel zelfstandig, maar hij krijgt soms wel advies van Appie Dunnink van wie hij ook duiven heeft gehad. Het mooie aan de duivensport vindt hij vooral het vliegen van zijn koppeltje duiven tijdens de training en het zien thuiskomen van de vlucht. Roel Jan heeft een hokje van 2 x 1.40 meter. Hij is begonnen met 15 duiven en heeft er daar nu nog 13 van. Dat is zeker geen slechte score als je weet dat hij het hele vliegprogramma met de jongen heeft meegedaan. Roel Jan kijkt sowieso tevreden terug op een prima start van zijn duivenloopbaan. Behalve de 2e plaats met de 934 op de attractievlucht Pommeroeul vloog zijn 924 op Wijchen een 1e in de B-divisie en 3e van de hele vereniging met 1014 duiven. Beide duiven heeft hij van Appie Dunnink gekregen en ze zijn er allebei nog.

Sander Kooiker                                                       

Sander is 15 jaar en begon op zijn 10e jaar met een paar sierduiven. Die heeft hij ongeveer 2 a 3 jaar gehad. Daarna heeft hij de overstap gemaakt naar postduiven. Sander zag altijd grote koppels postduiven rondvliegen van omwonende liefhebbers en dat vond hij zo mooi dat hij besloot om zelf postduiven te gaan houden. Zijn vader had er ook wel aardigheid in. Dus bouwde deze een mooi hok voor hem van 7,5 meter lang dat in een L vorm is neergezet. Toen Sander twee jaar geleden begon kreeg hij duiven van de vereniging. Met de nakomelingen van deze duiven doet hij al leuk mee. Behalve dat hij de 3e prijs op de attractievlucht won, is hij ook 1e generaal kampioen geworden bij de jeugd. Sander begint het seizoen 2014 met 20 oude duiven en hoopt met ongeveer 25 jonge duiven de resultaten van het afgelopen jaar te verbeteren en stiekem hoopt hij op die discipline een 1e prijs in de gehele vereniging te winnen. Daar zat hij afgelopen jaar met een 4e op Hapert tegen 970 duiven al dichtbij. Dat was met de 959 een zusje van de 960 die de 3e plaats won op de attractievlucht. Beide duiven heeft hij zelf gekweekt uit duiven van Appie Dunnink. Sander kan enorm genieten van het thuiskomen van zijn duiven van de vlucht, vooral als een duif van grote hoogte met hoge snelheid uit de lucht naar beneden komt duiken. Het zien opgroeien van de jonge duiven vindt hij ook prachtig. Sander heeft zijn duiven vrij mak, ze eten uit zijn handen. Wat hij wel lastig vindt is het laten trainen van de duivinnen. Dat lukte afgelopen jaar nog niet echt goed. Naast van duiven houdt hij ook van voetbal en vissen, maar de duiven staan bovenaan. Als Sander deze drive behoudt zal het volgens mij niet lang duren voordat hij die felbegeerde eerste prijs gaat winnen.

Op 4 januari bezocht ik de tentoonstelling van de Streekvliegers. Ook toen was er weer veel aandacht voor de jeugd. Er waren door prominente liefhebbers uit het gehele land bonnen beschikbaar gesteld. Deze bonnen werden verloot onder de jeugdliefhebbers. De landelijk bekende kampioenen Chantal Vredeveld en Marcel Sangers waren bereid gevonden om de trekking te verrichten. Onder luid applaus werden de bonnen uit de emmer gevist en aan de jeugdleden overhandigd. Een prachtig initiatief en een heel sportief gebaar van deze topliefhebbers.

 

 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl