30-12-2013

Harmen Faber – Oldehove / Beginners bij de sport houden.4

Dit is inmiddels mijn vierde en zeker niet mijn laatste column/minireportage over dit onderwerp. Ik laat dit onderwerp regelmatig terugkomen omdat het bij de sport houden van beginners in de duivensport één van mijn doelstellingen is met de-duivencoach.nl. Een van mijn bevindingen van de afgelopen vier jaar, is dat het op een aantal uitzonderingen na, vooral de jongere liefhebbers zijn (helaas een minderheid in duivenland) die het meeste profijt hebben bij mijn adviezen. Veelal zijn deze erg leergierig en willen ze het zo goed mogelijk doen. Erg dankbaar werk dus voor mij om dergelijke enthousiastelingen een duwtje in de rug te kunnen geven. De successen die zij halen vormen een mooi tegenwicht voor de teleurstelling en frustratie die ik soms oploop wanneer mijn adviezen in de wind worden geslagen. Vooral wanneer ik nogal wat energie in iemand of zijn duiven heb gestoken en deze besluit dan toch zijn eigen koers te varen zonder dat hij een stap verder komt, kan ik daar soms best wel wat over lopen tobben. Ik verwacht zeker niet dat iedereen blind en zonder nadenken alles wat ik zeg voor “zoete koek” slikt. Want het is natuurlijk vanzelfsprekend dat ik de waarheid niet in pacht heb en dat zal ik ook nooit beweren. Ik ben me er wel degelijk van bewust dat er een werkelijkheid bestaat waarop de mens geen grip heeft, zo ook dat er binnen de duivensport nog vele mysteries zijn. Ons menselijk kunnen/weten heeft beslist zijn beperkingen. Het is echter wel erg kort door de bocht om dan maar te stellen dat niemand iets van duiven weet om daarom het toeval maar zijn gang te laten gaan, zoals toch nog erg veel liefhebbers doen onder het mom van er is niemand die het weet. Ik las op “Het Praathuis” de uitspraak “Ik weet het zeker niet beter dan mijn duiven, dus laat ik hen zelf maar een partner zoeken”. Met zulke uitspraken (zeker als die van een goed spelend liefhebber komen) worden beginnende liefhebbers op het verkeerde been gezet en dat vind ik jammer. Zo’n uitspraak moet je echter in het juiste perspectief plaatsen. Bij de desbetreffende liefhebber werkt deze aanpak omdat hij een eigen stammetje bezit, hij maar uit 50% van zijn duiven kweekt en zelf bepaalt welk koppel wel en welk koppel niet geschikt is om jongen groot te brengen. Deze aanpak vergt dus veel kennis, vooral ook van het erfelijk potentieel van je kolonie. De desbetreffende liefhebber deelde me mee dat hij er veel tijd in steekt om zijn duiven te leren kennen. En ook dat met nieuw bijgehaalde duiven zeer voorzichtig wordt omgegaan voordat zij de kans krijgen zelf een partner te kiezen. Hiermee aangevende dat een beginnend liefhebber zijn methode beslist niet moet navolgen.

Hoewel ik de vorige keer schreef ik dat ik rustig zou doorgaan om in sommige gevallen water naar de zee te dragen, in de hoop hiermee een aantal beginners bij de sport te houden, moet ik dus toch bekennen dat dit me soms best moeite kost. Maar zoals gezegd zijn het aantal positieve ervaringen vele malen groter en dat brengt de energievoorraad weer in balans. Eén van de liefhebbers waarmee ik positieve ervaringen heb en er daarom op vertrouw dat hij een paar flinke stappen vooruit zal zetten, is Harmen Faber uit Oldehove. Harmen is 24 jaar en heeft inmiddels al 16 jaar postduiven. Hij is met de duivensport in contact gekomen via de sierduiven die zijn ouders al voor zijn geboorte om de deur hadden vliegen. Op een zekere dag gaf zijn vader deze sierduiven weg. Een dag later stond zijn buurman (wijlen Klaas Groen) met twee postduiven voor de deur met de boodschap dat hij nu met echte duiven zou kunnen beginnen. Behalve deze duiven kreeg de jonge Harmen van hem ook veel advies en hulp. Het hokje voor de sierduiven in het tuinhuisje werd spoedig vervangen door een echt “tweedehands” duivenhok. Net zoals bij de meesten waren de eerste duiven krijgertjes van clubleden. Gaandeweg werden deze duiven echter vervangen door betere duiven van provinciaal en landelijk bekende liefhebbers als Tjalling van der Heide en Wim Deen. Hiermee werden de eerste successen in combinatie met zijn vader behaald. Zijn grootste successen (samen met zijn vader) dateren uit 2011. In de vereniging haalden zij zowel het vitesse- als het fondkampioenschap binnen. Een groot aandeel in deze successen had de 07-771. Deze duivin die ze zelf gekweekt hebben uit een van Loondoffer via Ligtenberg en een duivin van J. Steenbergen uit Groningen, vloog vanaf haar geboortejaar tot en met het seizoen 2012 elk jaar kop op vitesse en midfond en werd twee keer 1e asduif en een keer 2e asduif in de vereniging.

Net als de meeste duivenliefhebbers heeft Harmen veel vragen over diverse aspecten in de duivensport en merkt hij dat het dikwijls lastig is om de juiste antwoorden te krijgen. Je wordt vaak op het verkeerde been gezet en wat bij de één werkt, kan bij een ander totaal verkeerd uitpakken. Harmen zoekt vooral veel naar informatie op internet. Voordat hij op mijn pad kwam stelde Harmen wel eens een vraag op internet, maar met de antwoorden kon hij meestal niet veel. Wel heeft hij van Willem Mulder goede adviezen gekregen om zijn hok te verbouwen. Moeilijk vindt hij vooral het vasthouden van één lijn in de verzorging. “Ik heb nog geen seizoen gehad waarin ik met dezelfde duiven en hetzelfde systeem kon spelen als het seizoen daarvoor. Het moest altijd anders. En ook nu moet ik weer van systeem veranderen omdat ik sinds kort afgestudeerd ben en een baan heb. Toen ik nog studeerde was het in ieder geval een stuk gemakkelijker want toen was ik veel meer thuis. Nu kom ik later thuis dus wordt het qua tijd allemaal wat krapper. Ik ben benieuwd of het gaat lukken. Ik ben benieuwd hoe andere mensen dit doen. Tegelijk denk ik ook dat ik tot een minderheid behoor. Een groot percentage van de duivenmelkers is overdag thuis denk ik. Van de professionalisering van de duivensport waarover je veel leest, is hier in de omgeving overigens weinig te merken. Iedereen doet het hier voor de hobby. De één is wel wat fanatieker dan de ander. Ik ben lid van een kleine vereniging zonder landelijk bekende toppers of grote liefhebbers. Ik snap de kritiek die mensen daarop hebben ook niet zo goed.”

Gevraagd naar zijn sportbeleving en het doel dat hij wil bereiken geeft Harmen aan dat hij geen hoge doelen nastreeft. Hij kan erg genieten van het thuiskomen van zijn duiven en hij heeft groot respect voor het feit dat een duif de weg naar huis kan terugvinden. Daarnaast beleeft Harmen veel plezier aan het kweken en hoopt hij dat het hem zal lukken om een eigen stammetje op te bouwen waarmee hij in de vereniging en het rayon mooie uitslagen kan maken. Harmen geeft aan dat hij het moeilijk vindt om aan goede/betere duiven te komen. “Wanneer je de lat iets hoger wilt leggen qua prestaties dan doemen er vragen op als waar je het beste heen kan en hoeveel geld je er aan wilt en kunt besteden? Ik ben dankbaar dat ik door de-duivencoach.nl in contact ben gebracht met Rene Dalmolen die mij geheel gratis aan jongen van zijn beste duiven heeft geholpen. Als het goed is, zal deze inbreng een kwaliteitsverbetering van mijn hok duiven te weeg gaan brengen.”

Tot slot nog een tweetal vragen.

De investering in tijd en inspanning staat vaak niet in verhouding met het succes dat je als beginnend melker oogst. Hoe zit dat bij jou?

Als je iets wilt moet je er hard voor werken. Dat geldt hier ook. Het is meer een kwestie van volhouden. Af en toe een succesje is dan wel noodzakelijk. Gelukkig is succes relatief en kun je jezelf met weinig tevreden stellen.

Heeft de duivensport nog een toekomst volgens jou?

Jazeker! Het zal veranderen en kleinschaliger worden. Maar degenen die overblijven zijn de meest fanatieke, dus het blijft spannend. Ik denk dat de nieuwe duivensporters vooral gezocht moeten worden onder de jonge gezinnen. Die zijn over het algemeen veel thuis en kunnen samen met de kinderen de sport beoefenen. Als de ervaringen goed zijn zullen ze door blijven gaan als de kinderen uit huis zijn. De kinderen zullen nadat ze gesetteld zijn misschien ook wel weer beginnen omdat ze het kennen van thuis/vroeger. Ik zelf spreek regelmatig mensen die wel geïnteresseerd zijn, maar ik zie ze niet gauw zelf beginnen. 


11 december 2013

Duivensport en de sociale media.2 / Jan Willem Steenbergen - Zutphen

In juni 2011 schreef ik mijn eerste column over dit onderwerp met Jouke Rottiné in de hoofdrol. Inmiddels zijn we twee en een half jaar verder en heeft de sociale media een nog grotere rol binnen de duivensport gekregen. Duivenforums als Het Praathuis en Duivencompetitie bestaan nog steeds. Duiven-forum.nl heeft een andere eigenaar, maar het lijkt er op dat de site uit de lucht is. Kijk je naar het aantal leden van de forums zie je een lichte stijging van 35 leden bij Het Praathuis (nu 700 leden) en Duivencompetitie.nl heeft er met het huidige aantal van 386 leden de afgelopen twee en een half jaar 150 leden bijgekregen. Je zou hier de conclusie uit kunnen trekken dat het discussiëren over duiven op internet niet echt in de lift zit. Maar dat is toch niet helemaal waar, want op Facebook daarentegen zijn er in genoemde periode minstens 10 Nederlandstalige discussiegroepen over postduiven bijgekomen met ieder tussen de 100 en 700 leden. Wanneer je dit echter afzet tegen de buitenlandse duivengroepen met enkele duizenden leden, is dat niet zoveel, maar dat is logisch als je bedenkt dat in veel van die landen (Portugal, Turkije, Polen) de duivensport juist in de lift zit, terwijl het aantal liefhebbers in Nederland steeds verder daalt.

Daar waar het bij Het Praathuis en Duivencompetitie grotendeels draait om het delen van informatie over de duivensport, lees je bij de duivensites op Facebook veel meer grappen en persoonlijke ontboezemingen die dikwijls niets met duiven uit te staan hebben. Dat is uiteraard vrij logisch bij een groep als Duivenmelkerscafé, maar de liefhebbers die uit zijn op interessante en leerzame stukken, zullen over het algemeen ook bij de duivengroepen op Facebook minder aan hun trekken komen dan bij de duivenforums. Het mooie van die forums vind ik dat alle categorieën liefhebbers zijn vertegenwoordigd, van beginner tot kampioen en alles daartussen. Mijn eerste column over dit onderwerp schreef ik vanuit het gezichtspunt van een succesvol liefhebber die vooral veel informatie brengt. Deze keer benader ik dit onderwerp vanuit een liefhebber die er vooral veel heeft gehaald, namelijk Jan Willem Steenbergen uit Zutphen. Jan Willem vliegt in combinatie met zijn moeder voornamelijk overnachtfond. Ik had zijn bijdragen op Het Praathuis onder de naam Stormbringer (titel van een bekend album van de rockband Deep Purple) regelmatig voorbij zien komen voordat ik daadwerkelijk kennis met hem maakte. In het najaar heb ik een paar aangename uurtjes bij Jan Willem en zijn moeder doorgebracht.

Jan Willem is 33 jaar en heeft de duivensport met de paplepel ingegoten gekregen. Zijn vader heeft vrijwel zijn gehele leven duiven gehad en toen deze kwam te overlijden, ging zijn moeder er mee door. Jan Willem is zelf door de jaren heen afwisselend meer en minder actief bij de duiven betrokken geweest. De omgang met de duiven, het voeren en motiveren om ze tot een topprestatie te brengen is voor hem het mooiste van de duivensport. Maar de sociale contacten en dus ook de sociale media is voor hem ook beslist een aspect van de duivensport waaraan hij veel plezier beleeft. Hij zegt hier onder andere het volgende over; “Het is best moeilijk om je duiven goed op de rails te krijgen en te houden. Vooral wanneer je ziet dat de duiven niet top zijn en je hebt geen idee waar het aan ligt en hoe je ze weer op de rit krijgt. Dan is het erg prettig als er mensen zijn die je willen helpen. Destijds was ik vooral op zoek naar informatie ter verbetering van het duivenhok en kwam zo op Het Praathuis terecht. Dat was in 2008. Ik kwam daar in contact met een aantal leuke mensen die echt kundig zijn en ook bereid waren om me te helpen. Verder is het forum uitermate informatief. Elk onderwerp kan bediscussieerd worden, en het lijkt wel alsof mensen je toch makkelijker helpen als je niet tegen ze vliegt, enkele uitzonderingen daargelaten. In het winterseizoen zit ik weinig op het Praathuis, maar in het zomerseizoen meerdere uren per week. Zeker als je op een fondvlucht zit te wachten vind ik het erg leuk om daar een beetje op te ouwehoeren.”

Jan Willem geeft aan dat de duivensport gemakkelijk lijkt als het goed gaat, maar op het moment dat het met het goed presteren gedaan is, valt het niet mee om het tij te keren. In 2006 zijn Jan Willem en zijn moeder verhuisd. Het hok en de duiven die tot dan toe goed presteerden werden meegenomen naar het nieuwe adres. Deze nieuwe start verliep zeer moeizaam. Hoewel de duiven relatief snel over gewend waren, verspeelden ze dat eerste seizoen direct al hun goede duiven, of ze werden ziek en kwamen opgebrand terug van de vluchten. “Hoewel we al jaren duiven hadden was het niet gemakkelijk om een oorzaak te vinden. Het hokklimaat bleek een belangrijke oorzaak te zijn. De duiven werden keer op keer ziek. In die periode zijn er veel liefhebbers langs geweest, bekende en minder bekende mensen uit de omgeving en van verder weg. Ook via Het Praathuis kreeg ik vele tips. Uiteindelijk is na een aantal aanpassingen het hokklimaat sterk verbeterd en werden de prestaties gelukkig weer beter. Ik ben er hierdoor dan ook van overtuigd geraakt dat goed presteren het resultaat is van goede duiven, een goed hok en de juiste verzorging. Is het hok of de verzorging niet voor elkaar dan kun je ook met goede duiven niets.”

Tot slot nog een paar algemene vragen:

Wat is het mooiste resultaat tot nu toe? Wat wil je nog bereiken?

Het mooiste resultaat vind ik de 35e nationaal Perigueux tegen 9974 duiven, met een duif gekregen van Johnny ten Have. Wat ik vooral mooi zou vinden is constant op goed niveau spelen.

Lees je wel eens een duivenboek en/of duivenkrantjes?

Ja. Mijn laatste boek is “Voedingsadviezen voor uw postduiven” van Willem Mulder. De duivenkrantjes zijn meer de afdeling van mijn moeder. Wanneer er wat interessants in staat krijg ik dat meestal via die weg toegespeeld.

Hoe denk je over het opbouwen van een eigen stammetje?

Op het moment dat je een aantal duiven hebt waar regelmatig wat bruikbaars uitkomt dan vormt zich vanzelf een stammetje duiven waar jij goed mee overweg kunt en die zich aan jou hebben aangepast. Anderzijds moet je niet eindeloos in blijven telen en heb je vers bloed nodig. Daar moet je zeker niet pas mee beginnen wanneer het al te laat is. Verder geloof ik in verbetering door kruising. Wat goed is moet je bewaren maar door in te telen borduur je voort op hetzelfde genenpakket. Door kruising met andere lijnen breng je andere eigenschappen in en nieuwe combinaties van genen die misschien wel beter zijn. Daarnaast verandert de duivensport. Anderen verbeterden in rap tempo de fondduif. De fondduif van vroeger kan nu niet meer mee. Wanneer je maar door blijft fokken met een “zuiver oud ras” geloof ik niet dat je succesvol kunt blijven.”

Haal je vaak duiven bij?

Nee niet vaak, ik koop en krijg wel eens wat maar het is zeker niet zo dat ik in een seizoen meerdere nieuwe duiven van allerlei liefhebbers uit wil proberen. Toevallig heb ik kort geleden wel een aantal duiven gekocht op de verkoping van mijn oom die onlangs overleden is. Ook ruil ik wel eens een duif. Dit jaar hebben wij voor het eerst in de vereniging een duivenruilcompetitie gedaan. Een zeer leuk initiatief, wat helaas een beetje in het water is gevallen door het slechte jonge duivenseizoen dit jaar.


20 november 2013

Jans de Vries - Klazienaveen / Beroemde kweekkoppels

Regelmatig komt in gesprekken en mailwisselingen het onderwerp kweekkoppels ter sprake. Op de veilingsites struikel je bijna over al die kweekkoppels die vele toppers op de wereld zouden hebben gezet. Wanneer je eventjes googelt vindt je al snel tientallen zogenaamde wonderkoppels. Bij een aantal van die koppels kun je grote vraagtekens plaatsen of dit wel echt wonderkoppels zijn, of dat deze alleen voor de commercie dit predicaat hebben gekregen. Er zijn echter wel degelijk een aantal koppels dat voor een groot percentage zeer goed presterend nageslacht heeft gezorgd. Een vijftal koppels waarvan ik met grote regelmaat nazaten in mijn handen krijg tijdens mijn hokbezoeken zijn: het Betuwekoppel van Jan Peters, Leonardo x Tinkelbel van Arie Dijkstra, Rossi x Spinneke van Leo Heremans, Mattens x Sissi van Ad Schaerlaeckens en Bijter x Visje van Combinatie (Jans) de Vries. Het zal niet lukken om deze koppels alle vijf nog in levende lijve te zien, maar recent heb ik de Bijter van Jans de Vries op inmiddels 14 jarige leeftijd nog in handen gehad. Dat vond ik wel erg bijzonder omdat ik in de afgelopen jaren misschien wel 500 of meer nazaten van deze doffer heb beoordeeld. Dit inspireerde mij om een column over beroemde kweekkoppels te schrijven en natuurlijk is de eerste column gewijd aan Jans de Vries, de eigenaar en ontdekker van het beroemde koppel Bijter x Visje. Een paar maanden geleden bezocht ik Jans en zijn compagnon Gerard Mensen in Klazienaveen.  

 

Jans is 54 jaar en heeft van jongsaf aan al duiven. Zijn vader had duiven en Jans hielp zijn vader al vanaf dat hij kon lopen met het verzorgen van de duiven. Op zijn 16e jaar werd hij zelf ook lid om direct al in het bestuur plaats te nemen als penningmeester. Vanaf dat moment begonnen als Combinatie de Vries ook de eerste grote successen. Zijn vader was namelijk meer liefhebber dan speler. Terwijl Jans vanaf dat hij lid werd er alles voor ging doen om beter te presteren. En die resultaten zijn er dan ook gekomen. Jans heeft samen met zijn vader tot 2006 en na diens overlijden t/m 2008 samen met zijn dochter Jorine gespeeld als Combinatie de Vries. Vanaf 2009 speelt Jans samen met Gerard Mensen onder de naam Combinatie De Vries-Mensen. Tussen 2001 en 2007 werden de grootste successen uit zijn loopbaan behaald. Deze succesvolle periode viel vrijwel samen met een ernstige spierziekte die zich vanaf 2003 bij Jans ging manifesteren. Het is overigens kenmerkend voor de duivenloopbaan van Jans dat hoogte- en dieptepunten zich vrijwel gelijktijdig aandienden. Zo werd in 2006 in het weekeinde dat zijn vader overleed een 1e en 2e in de afdeling gespeeld met één van de allermooiste uitslagen uit zijn duivenloopbaan. In 2007 speelde hij twee vluchten op dezelfde dag met op de ene vlucht (Houdeng) een superuitslag met 10 van de 10 waarvan 7 bij de eerste 12 in het rayon en in de afdeling tegen 16.689 duiven 2e, 3e, 4e, 21e, 22e, 35e, 37e en op de 427e plek alle 10 thuis. Dus 100 % bijna 1 op 40 prijs!!!!! Terwijl hij diezelfde dag op Sourdun er totaal onderdoor ging.

Enkele grote successen van Jans zijn het 1e hokkampioenschap jonge duiven van afdeling 10 in 2004, het 1e hokkampioenschap midfond van afdeling 10 in 2006 en 2007, het 3e hokkampioenschap midfond over heel Nederland en als klap op de vuurpijl de beste midfondduif op de West Europese Landen Cup 2008 in Dortmund. Al deze successen en nog vele anderen zijn te danken aan het blauwe stamkoppel “de Bijter en het Visje”. En niet alleen bij hemzelf, maar vooral ook bij vele anderen worden tot op de dag van vandaag grote successen behaald met nazaten van dit kweekkoppel. Het koppel Bijter x Visje is uit toeval ontstaan. Het Visje had Jans in 1998 als jong van Willem van Waardenburg op een bon gekocht. Willem die een overnachtvlieger was had de club een bon geschonken. Hierop werd niet geboden en omdat Jans alle bonnen zelf had ingezet werd hij de eigenaar van een jong uit het enige koppel programmaduiven dat Willem bezat (Klak/Jan Ouwerkerk). En dat was het Visje. Jans maakte eens de opmerking dat hij zich met zo’n duivin als een vis in het water voelde. Dat leverde later de naam “het Visje” op. Uit het Visje die als jonge duif zelf zeer goed afkwam en op advies van Gradie Kampman daarna meteen op de kweek werd gezet, werd als jaarling de duifkampioen jong gekweekt en een doffer die drie maal een eerste vloog. Ze stond toen op een oude kweekdoffer die het jaar daarop niet meer bevruchtte. De Bijter was afkomstig van Gradie Kampman. Deze had een doffer die niet meer kon vliegen nadat hij tegen een auto was gevlogen. Deze doffer was zo fel dat hij altijd aan je broekspijp hing wanneer je het hok inging. Toen de vader van Jans aangaf dat hij ook wel zo’n bijter wilde, verhuisde er een jong van deze doffer, die hetzelfde karakter had, naar het kweekhok van Combinatie de Vries. Hij werd tegen een oude kweekduivin gezet. Toen deze duivin niet meer legde en de doffer van het Visje niet meer bevruchtte werden de Bijter en het Visje bij elkaar gezet en een super koppel was geboren. Vrijwel alle jongen daaruit en veel van hun nakweek vlogen aan de lopende band kopprijzen. Beide duiven hebben wel eens kort op een andere partner gestaan. En ook daaruit kwamen goede duiven, maar toch niet van hetzelfde kaliber.

Vanwege zijn spierziekte kon Jans zijn duiven steeds minder goed verzorgen. Nadat zijn dochter naar het middelbare onderwijs ging besloot Jans om eind 2007 het grootste deel van de kwekers te verkopen en in 2008 zelfstandig met een paar koppels door te spelen. Echter het kon niet meer op de manier die hij gewend was. Hij kon zelf geen duiven meer van de grond pakken en hij was veel te afhankelijk van anderen. Om die reden is hij in 2009 samen met Gerard Mensen samen gaan spelen vanaf het erf van Gerard. Zonder duiven kan Jans niet. Hij geniet enorm van de omgang met zijn duiven (de kwekers zitten op zijn huisadres) en op de tweede plaats is het sociale contact, de omgang met sportvrienden voor hem ook een bron van plezier, al wordt dat helaas wel wat minder. De verliezen met de jonge duiven verminderen daarnaast ook het plezier dat hij aan de sport beleeft. De waarde die een liefhebber aan zijn duiven hecht is helaas niet voor iedereen gelijk, zegt Jans. Hij zou graag zien dat sommige mensen wat zuiniger op hun duiven zouden zijn, dat is ook goed voor het imago van de sport. Jans kan erg slecht tegen het verlies van duiven en heeft zelf nog nooit duiven ingekorfd die niet in staat waren om prijs te vliegen.

Het kweken van goede duiven is nooit een doel op zich geweest. Natuurlijk kwam er na de grote successen veel vraag om jonge duiven en was de verleiding soms groot om extra te gaan kweken voor de verkoop, maar hier heeft Jans nooit aan toegegeven. Spelen en dat op topniveau is altijd zijn hoofddoel geweest. Het thuiskomen van de vlucht was op het oude adres vooral erg genieten, zegt Jans.

Tot slot nog een aantal vragen aan Jans

Heb je er een verklaring voor waarom dit zo’n goed koppel was? Nee. Geen idee.

Heb je je erg verdiept in het kweken op zich? Nee, ik heb hier wel vaak met gerenommeerde spelers over gesproken als Hans de Zwart, Frans Zwols en Steven van Breemen, maar ik heb me er nooit echt in verdiept. Gradie Kampman was mijn adviseur en leermeester. Van hem heb ik veel opgestoken, vooral op het gebied van selecteren van jonge duiven en jaarlingen. Bij oude duiven laat ik alleen de mand selecteren.

Ben je met de nazaten van het kweekkoppel gericht gaan kweken. Ik doel dan op inteelt, lijnenteelt en door gebruik te maken van inzichten van bekende duivenkwekers? Nee, ik heb wel op verzoek van Hans de Zwart enkele koppels samen gezet, maar deze koppels gaven geen jongen die beter waren dan jongen uit andere koppels. Ik heb wel ontdekt dat de dochters uit Bijter x Visje vaak de beste vliegers waren en dat bij de zonen van dit koppel hun jongen vaak weer betere vliegers zaten dan hun vaders.

Geloof je zelf in superkoppels? Ja zeker wel. Jan en Wal Zoontjes hebben hun stam ook opgebouwd met een dergelijk kweekkoppel en ook het Conimixkoppel van Johan van Boxmeer mag je rustig een superkoppel noemen.

Wanneer is een koppel voor jou een goed kweekkoppel? Als de nakweek meerdere generaties topvliegers voortbrengt.

Hou je rekening met de oogkleuren bij het vormen van koppels? Ja. Ik heb zelf niet de kennis. In deze volg ik de adviezen op van Bennie van Dijk en Steven van Breemen. 


31 oktober 2013

Gosse Agema - Dokkum / Duiven aanschaffen.3

Op 7 januari schreef ik mijn laatste column over het onderwerp duiven aanschaffen. Nu het veilingseizoen in volle gang is, vond ik het weer eens tijd worden voor een vervolg hierop. Behalve dat ik in mijn columns altijd een liefhebber aan het woord laat over het desbetreffende onderwerp, verwerk ik in mijn columns ook mailwisselingen, chatberichten van Facebook en discussies op de duivenforums. En daarnaast pak ik er ook regelmatig een duivenboek bij. Zo stuitte ik tijdens het schrijven van deze column op een vraaggesprek met Joep van Dongen dat is opgenomen in het boek “Zo moeder, zo zoon” van H. Breuer, een bekend schrijver over de duivensport. Dit vraaggesprek vond begin jaren zeventig plaats, toen Joep er al een hele carrière in de duivensport had opzitten, o.a. als hokverzorger van de destijds wereldberoemde Ko Nipius. Joep was op dat moment manager van het kweekstation “De Witte Molen”. Hij kreeg jaarlijks duizenden duiven in handen en kwam op vele hokken. Er werd van hem gezegd dat hij zelfs in het donker in staat was om bij iemand de beste duiven van het hok te halen. Hoewel het al 40 jaar geleden is dat dit vraaggesprek werd opgetekend, is het merendeel van wat Joep zegt over het aanschaffen van duiven, koppels samenstellen en selecteren nog altijd zeer actueel. Ik kan me in alles wat hij hierover zegt voor de volle honderd procent vinden. En wat ik bijzonder vind is dat Gosse Agema uit Dokkum, die ik in deze minireportage over dit onderwerp bevraagd heb, vrijwel een zelfde visie over dit onderwerp heeft, zonder dat hij ooit iets gelezen of gehoord heeft over Joep van Dongen.

Gosse is een jonge liefhebber van 27 jaar, maar inmiddels al weer zo’n 15 jaar actief in de duivensport. Eerst in combinatie met zijn vader en sinds een paar jaar als zelfstandig liefhebber met hulp van zijn vrouw Jolanda. Met zijn vader samen werden verschillende kampioenschappen behaald, maar het mooiste resultaat vindt hij zelf het winnen van de 6e prijs in sector 4 van Nationaal Munchen (5142 duiven). Gosse hoopt in de toekomst nog vaker dergelijke prestaties te behalen en dan met name op de middaglossing. Zijn streven is om binnen een paar jaar op een overnachtvlucht de hoofdprijs binnen te halen. Om die reden is hij de afgelopen twee jaar op zoek geweest naar liefhebbers en duiven die op deze discipline goed presteren. Een zoektocht waarbij hij zich vooral baseerde op de uitslagen. Ik schreef al eerder dat succes begint bij goede en zeer goede duiven en dat je uiterst zorgvuldig te werk dient te gaan bij de aanschaf van duiven. Gosse zegt hier desgevraagd het volgende over: “De hele duivensport draait om goede duiven dat zie je bij diverse tophokken ook altijd terug. Toen ik twee jaar geleden de overstap wilde maken naar de grote fond ben ik dan ook weloverwogen te werk gegaan. Je kunt rustig stellen dat ik de afgelopen twee jaar flink in duiven heb geïnvesteerd. Ik heb na zorgvuldig de uitslagen te hebben bestudeerd, duiven aangeschaft bij de gebroeders Limburg uit Zuidveen, Arnold Kok uit IIsselmuiden, Ronnie Leusink uit Engwierum en de gebroeders Keekstra uit Bornwird. Stuk voor stuk topspelers op de grote fond hier in het noorden. Met deze duiven probeer ik nu een sterk hok op te bouwen voor de middaglossing. Mijn eerste doel is om nu zoveel mogelijk te kweken en de kweekproducten daarna goed uit te testen. Daarnaast ben ik eigenlijk altijd wel op zoek naar versterking. Ik schaf alleen jongen aan van duiven die in de top 10 hebben gevlogen in groot verband (afdeling, NPO en nationaal). Geen broers of zussen of jongen daaruit.”

In deze tijd worden er veel duiven verhandeld via internet. Ik vind zelf dat hier erg veel risico’s aanzitten en adviseer een ieder altijd om heel voorzichtig te zijn alvorens hij of zij via internet een duif aanschaft. Er wordt namelijk ontzettend veel “rommel” via internet verkocht. Opgeleukte stamkaarten met de meest bijzondere tot de fantasie sprekende namen zitten aan waardeloze duiven geplakt en velen trappen in de val van zo’n zogenaamd mooie stamkaart. Ook Gosse is van mening dat wanneer je duiven wilt aanschaffen je dit beter niet via internet kan doen. “Duivenhandel gaat tegenwoordig te veel via internet. Je kan niet zien wat je koopt. Dat is niet verstandig. Er zijn veel teveel mensen die alleen maar naar een stamboom kijken of naar de naam van de liefhebber. Er wordt veel teveel op goed geluk gekocht en er wordt niet gekeken naar de duiven zelf en hun prestaties, maar alleen maar naar de stamboom.”

Joep van Dongen zei veertig jaar geleden al dat je secuur moet zijn met het uitzoeken van de (kampioenen)hokken vanwaar je duiven gaat halen. Hij gaf het advies dat je moet proberen om zoveel mogelijk te weten te komen van de herkomst van een duif en diens voorouders. Dit is ook de manier waarop Gosse te werk gaat. “Bij de aanschaf van duiven let ik op de eerste plaats op de afstamming. Het liefst moeten de vader en moeder goede prestaties hebben behaald, of in ieder geval minstens drie van de vier grootouders. Maar ik koop absoluut geen duiven waarbij de presterende duiven pas de overgrootouders zijn. Als je overweegt om ergens duiven te kopen moet je van te voren goed uitzoeken wat de liefhebber en zijn duiven de afgelopen 3 jaar hebben laten zien en niet wat hij 10 jaar of langer geleden heeft gepresteerd. Koop geen oude roem, maar alleen duiven bij liefhebbers op het moment dat deze zelf op topniveau presteren! Goed lezen van de uitslagen is hiervoor een vereiste. Zelf haal ik het liefste duiven bij een liefhebber die zowel een kopduif draait als daarnaast ook een goed prijspercentage. Daaraan kun je zien dat de liefhebber een goed hok duiven heeft. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat je de desbetreffende liefhebber kunt vertrouwen. Dus ik probeer ook altijd iets te weten te komen over de desbetreffende liefhebber voordat ik er duiven ga aanschaffen. De liefhebber moet niet alleen maar dollartekens in de ogen hebben.”

Ter afsluiting nog een paar vragen.

Wat vindt je het mooiste van de duivensport?

Het thuiskomen van de vlucht. Ik kan echt naar een vlucht toeleven. Het kost mij dan soms ook grote moeite om duiven thuis te houden wanneer er zeer slecht weer voorspeld wordt.

Waar heb jij het meest van geleerd?

Lezen over de duivensport doe ik niet zoveel. Wel pluis ik de uitslagen van de afdeling altijd door. Ook heb ik verschillende films van “de Koerier” bekeken. Maar het liefst ga ik op hokbezoek bij echte tophokken. Daar leer ik het meeste van.

Ruil je dikwijls met sportgenoten en doe je aan samenkweek?

Ja ik ruil veel met duivenvrienden. Ook doe ik wel eens aan samenkweek. Ook geef ik regelmatig jongen weg, zodat ik kan zien wat ze doen op andere hokken.


20 oktober 2013

Bijproducten tijdens de rui / Aalt Sneller - Oldebroek

Het vliegseizoen is ten einde op in sommige delen van het land nog een paar taartvluchten na. Bij vrijwel een ieder is de rui in volle gang. Dit is een belangrijke periode waarin de duiven beslist niets tekort mogen komen om straks in 2014 goede resultaten tijdens de kweek en het vliegseizoen te kunnen behalen. Met de duiven niets tekort te laten komen, bedoel ik echter niet dat je een kruiwagen vol emmers en flessen bijproducten moet aanrukken. Omdat de rui bij vele liefhebbers vanwege het verduisteren en later nog bijlichten niet op natuurlijke wijze verloopt, maar enigszins geforceerd, zal enige ondersteuning bij deze liefhebbers meer effect sorteren dan bij de liefhebbers die niet verduisteren en bijlichten. Voor liefhebbers die hun jongen helemaal niet spelen in hun geboortejaar (of alleen zelf africhten) is geen of een minimum aan ondersteuning meestal voldoende. Op zulke hokken, veelal specialisten op de zware fond, wordt de rui zelfs als selectiemiddel gebruikt. Dus duiven die niet goed door de rui komen moeten het veld ruimen. Ik ben zelf ook een voorstander van deze aanpak. Zo dicht mogelijk bij de natuur blijven. Doe je dat niet (speel je voor een jonge duivenkampioenschap, generaal kampioenschap of overwinningen op de verste jonge duivenvluchten), dan doe je er goed aan om je duiven een beetje te helpen. Zo’n geforceerde rui waarbij de duiven soms in één keer hun hele staart ruien, vraagt natuurlijk erg veel van het lichaam.

Volgens mij kan het allemaal heel simpel als je dicht bij de natuur blijft. Zo is het verstrekken van een bad in deze periode een absolute noodzaak, liefst twee maal in de week en voeg daar een scheutje azijn en een lepel keukenzout aan toe. Bezuinig niet op voer, maar verstrek een goede zak voer met voldoende vezels, eiwitten, en vetrijke zaden. Verschillende liefhebbers mixen in de ruitijd diverse merken ruimengeling door elkaar om zo gevarieerd mogelijk te voeren. Dit vaak aangevuld met hennep, snoepzaad en lijnzaad. Voer de duiven in deze periode beslist niet teveel (niet vetmesten, genoeg is genoeg). Daarnaast is het erg belangrijk om te zorgen voor een gevarieerd mineralen en gritmengsel. Het beste is iedere dag vers, waarover de duiven dagelijks kunnen beschikken.

Voor degenen die wat minder dicht bij de natuur (willen) blijven heb ik eens even op een rijtje gezet welke bijproducten er zoal in de ruitijd verstrekt worden. Het is een summiere greep uit het enorm grote aanbod en vooral gebaseerd op wat ik bij mijn hokbezoeken tegenkom of wat mensen mij hebben laten weten via mail en Facebook. Er wordt natuurlijk nog veel meer verstrekt. Bij veel producten heb ik zelf wel mijn twijfels over nut en noodzaak, maar als niet deskundige ga ik niet in op de veronderstelde werking van de aangeboden producten, maar adviseer ik een ieder om in dit verband het boek “Voedingsadviezen voor uw postduiven” van Willem Mulder aan te schaffen die ik zie als een groot deskundige op dit gebied.

Er worden volledige ruipakketten verkocht door dierenartsen en fabrikanten van diergeneesmiddelen, zoals daar zijn:

-      Super-Ruipakket van GPS (Dovital)

-      Het ruipakket van dierenarts Peter Boskamp (Bony)

-      Het klein – of het uitgebreide Ruipakket van dierenarts van der Sluis

-      Giantel Voordeel Ruipakket (Dovital)

-      Het ruipakket van Belgica-de Weerd

Ik heb een klein onderzoekje via mijn netwerk, Facebook en websites op internet gedaan en slechts een enkeling gaf aan dat hij/zij een volledig ruipakket aanschaft. De meeste liefhebbers verstrekken losse producten die veelal ook in de complete ruipakketten zitten. Ik heb deze producten verdeeld in zuren, zuurmengsels en overige producten.

Zuren: Aan het water worden zuren en zuurmengsels als Bio-Even, Avi d'or, Bio-Even, Combi-Mix en Appelazijn toegevoegd waardoor de stofwisseling en spijsvertering zou worden geactiveerd en de groei van ziekteverwekkers wordt tegengegaan.

Andere vloeibare bijproducten zouden de groei van nieuwe pluim bevorderen, bieden ondersteuning aan de lever- en nierfunctie en hebben een bloedzuiverende werking. Bekende en minder bekende producten zijn onder andere; Biochol, Sedochol (Plus), Bonichol, Tollyamin, Aminochol en Glut-Amin.

Overige producten: Veelal zijn dit producten die mineralen, sporenelementen en vitamines bevatten. De vermeende werking is divers en het voert voor deze column te ver om hier diep op in te gaan. Veel verstrekt worden groentes/kruiden als knoflook, wortelen, ui, andijvie, paardenbloem, artisjokextract en vlierbessen. Daarnaast worden er verschillende soorten thee genoemd, al dan niet in combinatie met muitzaad (kruiden/zadenmengsel). Diverse soorten olie zoals Rui-olie (Murol) (plantaardige olie en visolie met vitamine A, D en E) alsook het veel goedkopere Levertraan (bevat naast omega-3 vetzuren ook jodium, fosfor, vitamine A en D) worden in deze periode op vele hokken over het voer gedaan. Daarnaast zijn kruidendranken als Herbolan, Jan Smit kruidenelixer, Prange Suppe, (Veen) Moor-concentraat en Forte-Vita ook erg populair evenals het bekende biergist en Vlietabo (druivensuiker met vitaminen).

Ook probiotica (levende micro-organismen oftewel gunstige bacteriën) als Natee (Probiosol), Entrodex, Probion, Probac 1000 en Backs TS-6 lijkt steeds meer te worden gegeven, met als doel om enerzijds de weerstand tegen ziekteverwekkers te vergroten en anderzijds (of juist hierdoor) zou het effect zijn dat er meer poeder op de veren wordt gevormd. Zuivelproducten als wei, karnemelk, kwark en Kefir worden met hetzelfde doel of als zuivering verstrekt, meestal direct na afloop van de vluchten, maar bij een aantal grote fondspelers wordt een product als Kefir zelfs het hele jaar door gegeven. Nogmaals het is niet aan mij om te beoordelen welke producten wel of niet nuttig (kunnen) zijn. Naar mijn mening is echter voor de gemiddelde duivenliefhebber de duivensport al een dure hobby zonder bijproducten en zien velen door de bomen het bos niet meer. Vandaar dat ik in deze column er op wil wijzen dat met bescheiden financiële middelen ook voor een eventuele ondersteuning gezorgd worden. Het eerder genoemde boek van Willem Mulder geeft hiervoor heel wat tips en de liefhebber die ik in deze column voor het voetlicht breng laat zien dat goed presteren ook zonder dure bijproducten beslist mogelijk is, vandaar dat ik hem hierover ook aan het woord laat.

Zoals ik al vaker heb aangegeven moeten veel duivenliefhebbers het doen met bescheiden financiële middelen en kunnen zij het zich niet permitteren om ruipakketten en dure voedingssupplementen aan te schaffen. De 45 jarige Aalt Sneller uit Oldebroek is zo’n liefhebber die, met bescheiden financiële middelen, inmiddels al zo’n dertig jaar succesvol de duivensport bedrijft. Aalt geeft aan dat hij zijn duiven tijdens het vliegseizoen verzorgt volgens het schema van Matador/Backs, maar zo gauw het vliegen gebeurt is gaat het schema aan de kant. “Ik hou het dan zo simpel mogelijk. Ze krijgen de hele dag open hok. Twee keer in de week een bad en de vliegers baden daarbij ook nog vaak op het platte dak in regenachtige periodes. Ze krijgen dan alleen nog goed voer waarover ik twee keer per week olie 3-6-9 en Backs Proteïnen verstrek en een goed gritmengsel. Dat is alles. Ik moet er wel bij zeggen dat ik mijn jongen niet verduister. Die speel ik wel, maar daarbij is het belangrijker dat ze ervaring opdoen dan dat ik voor de punten speel.” Dat je met een dergelijk eenvoudige manier van verzorgen in rui en wintertijd in het vliegseizoen een flink partijtje kan meeblazen bewijst Aalt al jaren. Zo ook afgelopen jaar met een 1e dagfond aangewezen in de kring en 1e duifkampioen meerdaagse fond in de kring.

Aalt is als jongen begonnen met sierduiven (pauwstaarten) en kwam zodoende in contact met een postduivenliefhebber. Op een gegeven moment is hij deze gaan helpen met de verzorging en ging hij met hem mee naar de club. Op zijn 16e kwam er een hok en duiven bij zijn ouderlijk huis. Vader die zelf ook in zijn jonge jaren postduiven had gehad kreeg er weer schik in en ook zijn moeder hielp haar zoon al gauw met zijn hobby. De eerste successen lieten dan ook niet lang op zich wachten waardoor de duivensport Aalt nog steviger in zijn greep kreeg. Hij is dan ook nooit meer zonder duiven geweest. Nadat hij getrouwd was en op eigen erf met de duiven ging vliegen, is zijn vrouw bijgesprongen en dat doet ze nog steeds. In het vliegseizoen laat Aalt de duiven ’s morgens los en haalt zijn vrouw ze binnen en ’s middags is het precies andersom. Zijn doel is behalve goed vliegen ook goed kweken. Met zelf gekweekte duiven mooie resultaten halen, d.w.z. kopprijzen winnen in groot verband en duifkampioenschappen, dat is het doel waar Aalt zich op richt. “Het mooiste vind ik duiven kweken die meerdere 1e prijzen vliegen en natuurlijk ook vroege duiven draaien in groot verband. Een steenvroege duif draaien op zaterdag dat is het ultieme van de duivensport voor mij. Ik wil ook graag teletekst halen.”

Tot slot heb ik Aalt ook een paar meer algemene vragen voorgelegd:

Wat is voor jou het mooiste aspect van de duivensport? De rust die ik vind als ik tussen mijn duiven ben.

Wat is voor jou het moeilijkste in de duivensport? Het selecteren in het najaar (vroeger kon ik hierover overleggen met mijn vader, die is er helaas niet meer). Als ik bij mij zelf kijk zijn mijn beste duiven gekweekt uit duiven die zelf ook goed gevlogen hebben of waar goede duiven in de lijn zitten.

Wat zijn je beste duiven? Mijn beste programmaduiven komen uit de kruising van duiven van Rene van de Broecke uit Tremelo X mijn oude 836 soort X duiven van Edwin Hoogland uit 'T Loo Oldebroek. Uit deze koppelingen zijn al heel wat kopvliegers en 1e prijswinnaars gekomen. Mijn duiven voor de overnacht stammen af van duiven van Nico Volkens, First Prize Pigeons, Hagens en Jellema.

Waar let je op bij de selectie? Ik hou van duiven die een zachte pluim hebben met een smalle staart. Goede spieren zijn voor elk dier en mens belangrijk, maar die kan ik zelf niet zo goed beoordelen. Overigens ben ik van mening dat je snelheidsduiven en fondduiven anders moet beoordelen op hun lichaamsbouw. Ik denk ook dat er in de ogen veel te zien is zoals de kweekwaarde maar ik heb me (nog) niet echt in de ogentheorie verdiept.

Wat is het belangrijkste in de duivensport volgens jou? Alles draait om goede duiven, een goed hok, een oplettende liefhebber en veel geluk.

 


 

26 september 2013

Tony Berlijn – Kampen / Toekomst van de duivensport.2

Toen ik zo’n anderhalf jaar geleden op Het Praathuis de laatste nieuwtjes aan het lezen was, werd mijn aandacht getrokken door een nieuwe topic getiteld “Nieuwe Duivenkrant”. De eerste gedachte die in mij opkwam was; “Je moet wel heel overmoedig zijn om in deze tijd nog een nieuwe duivenkrant op te willen zetten”. Nadat ik de eerste paar nummers gelezen had, overwon ik mijn aanvankelijke scepsis en begon ik steeds meer in het succes van dit blad te geloven. Ik ben van mening dat iemand die zoveel moed toont en daarnaast enorm zijn best doet er iets moois van te maken, een eerlijke kans moet krijgen om te laten zien wat hij kan. Zo iemand durft zijn nek uit te steken en neemt grote financiële risico’s terwijl iedereen van te voren al kan inschatten dat grote winsten nooit behaald zullen gaan worden in een markt die niet groeit maar alsmaar kleiner wordt. Daarnaast is het vanzelfsprekend dat hij veel kritiek over zich heen zou krijgen, hetgeen ook gebeurd is, maar waar Tony niet wakker van heeft gelegen. Daar waar hij kan probeerde hij wel iets met de kritiek te doen, maar sommige zaken lagen buiten zijn invloed. Verder heeft Tony in de beginfase ook wel reportages van anderen overgenomen wat hem eveneens op kritiek kwam te staan, net als de taal- en spelfouten waarvan vooral in de beginfase sprake was. Maar gaandeweg slaagt hij er steeds meer in om de hobbels die op zijn pad komen, weg te nemen en zijn er steeds meer liefhebbers die zich op zijn blad abonneren. Mijn nieuwsgierigheid naar de persoon Tony Berlijn was inmiddels gewekt en ik besloot om een bezoek aan Kampen te brengen om met hem van gedachten te wisselen over de toekomst van de duivensport. Iemand die een nieuwe duivenkrant durft op te zetten heeft daar vast wel ideeën over, was mijn achterliggende gedachte.

Tony is 32 jaar, woonachtig in Kampen en opgegroeid in Lelystad. Van jongs af aan waren er al duiven in zijn leven. Zijn vader had al duiven en Tony kreeg de duivensport dus met de paplepel ingegoten. Hij woont vanaf 2004 op zichzelf en beoefent vanaf die tijd zelfstandig de duivensport. De laatste tijd steekt hij echter weinig tijd in zijn duiven maar gaat al zijn vrije tijd zitten in “Topwings”. Tony werkt als service monteur die verstoppingen verhelpt en inspecties verricht aan leidingen/afvoeren. Onregelmatig werk dus waarbij ook menig overuur moet worden gedraaid. Geen ideale baan voor de duivensport waarbij veel juist om regelmaat draait. Neem daarbij ook nog in ogenschouw de tijd en energie die er gaat zitten in het opzetten van een duivenkrant, dan zal een ieder begrijpen dat zijn ambities voor wat betreft het succesvol met duiven spelen momenteel niet zo groot zijn. Er moeten immers keuzes worden gemaakt. Maar ambities om t.z.t. iets in de duivensport te bereiken zijn er wel degelijk. Zo hoopt hij in de toekomst nog eens Barcelona te winnen.

Tony liep al lange tijd met het idee rond om zelf een duivenkrant uit te gaan geven, maar heeft er erg lang op zitten broeden voordat hij uiteindelijk de stap heeft gezet om Topwings op de markt te brengen. Hij heeft eerst een aantal deskundigen geraadpleegd en goed marktonderzoek gedaan en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat er een markt was voor een nieuw postduivenblad. De voorwaarde was wel dat hij zich goed moest onderscheiden van de bestaande duivenkranten en dat is de uitdaging die hij is aangegaan. En dat betekende dat hij financiële risico’s moest nemen. Dit mocht echter geen nadelige consequenties voor de kwaliteit hebben. De kwaliteit van het blad, full colour en voldoen aan de eisen van deze tijd stond en staat bij hem voorop. Zijn streven is om continu te blijven proberen het blad beter te maken. Elke maand wordt de lat een treetje hoger gelegd. Tony realiseert zich dat zijn doelgroep voor het merendeel bestaat uit 60 plussers. Een groot deel van hen heeft liever een mooi en goed leesbaar blad in de hand dan dat zij achter internet te zitten.

Inmiddels bestaat het blad anderhalf jaar en heeft het iets meer dan duizend abonnees. De critici die hem verweten niet in te spelen op de realiteit, aangaven dat papieren kranten achterhaald zijn, er geen ruimte meer is voor een nieuw duivenblad, etc. lijken toch geen gelijk te krijgen. Loyaliteit is voor Tony heel belangrijk. De mensen die hem vanaf het begin af aan steunden en in hem geloofden blijft hij ook trouw. Degenen die in het begin de draak met hem staken en hem belachelijk maakten, laat hij links liggen. Hij volgt zijn eigen koers en weet wat hij wil. Al eerder schreef ik dat er in de duivensport opvallend vaak een eigen koers wordt gevaren en dat er geen of weinig gebruik gemaakt van kennis en vaardigheden van anderen. Dit geldt echter zeker niet voor Tony. Deskundigheid die hij zelf niet bezit haalt hij in huis. Zonder hulp kom je nergens maar je moet wel bij de juiste personen om hulp te rade gaan, zegt hij. “En dan nog kun je op je bek gaan, want de maatschappij is complex en problemen liggen overal op de loer.”

Ik vind het interessant om naar de toekomst van de duivensport te kijken vanuit het gezichtspunt van een ambitieuze jonge liefhebber als Tony. Hij heeft veel nagedacht over dit onderwerp en spreekt hier ook geregeld met andere liefhebbers over. Zoals de duivensport nu nog wordt beoefend zal deze zijn langste tijd gehad hebben, denkt hij. “Er stoppen meer liefhebbers dan dat er bij komen. De gemiddelde leeftijd van de postduivenliefhebber ligt dichter bij de 60 dan bij de 35. Ik denk dat de verenigingen en inkorflokalen die binnen 5 tot 10 jaar zullen worden opgeheven, c.q. hun deuren zullen sluiten in aantal fors zal toenemen. Daarnaast groeien eenhoksraces in populariteit. Er zijn steeds meer liefhebbers die enkele duiven mee doen op de diverse internationale races en met succes. Je ziet vaak een Nederlandse duif/hok in de kop van de uitslag. Ik denk dat dit ook steeds meer de toekomst gaat worden.” Tony constateert terecht dat de duivensport dikwijls alleen maar negatief in het nieuws is. Enkele weken geleden was er het fraudegeval waarvoor in de lokale media veel aandacht was en ook over de verliezen met jonge duiven kon je de afgelopen tijd regelmatig berichten lezen. Om meer mensen in de duivensport geïnteresseerd te krijgen is het vaker in het nieuws brengen van positieve stukken over de duivensport zeer belangrijk, zegt hij. “Zo heeft Bas Verkerk die in het TV programma “Wedden dat ik het kan” te gast was, de duivensport een goede dienst bewezen. Mensen spraken me destijds hierover aan en vroegen me of ik ook al mijn duiven kende.” Tony geeft aan dat positief belichten van de jeugd in de duivensport wel voor een aanzuigende werking kan zorgen. Zeker als kinderen op één of andere manier al eens met de duivensport te maken hebben gekregen, bijvoorbeeld via een familielid, zullen ze  ontvankelijk zijn voor zulk nieuws over jeugdige liefhebbers. Zo’n beginnend jeugdlid moet dan wel wat steun krijgen vanuit de vereniging. “Die steun zal geboden kunnen worden in de vorm van begeleiding, gratis een aantal duiven mogen spelen, leenhokken en leenklokken en uiteraard ze voorzien van bruikbare duiven. Het starten moet hoe dan ook gestimuleerd worden! Wanneer zulke nieuwe liefhebbers met de jonge duiven dan goede resultaten behalen zullen ze hier de energie uithalen om door te gaan, ook als het dan later soms wat minder gaat. De duivensport is te ingewikkeld om een beginneling en/of jeugdlid het allemaal zelf uit te laten zoeken. In iedere vereniging of woonplaats zouden daarom één of twee liefhebbers wekelijks enkele uren in het begeleiden van nieuwe leden moeten willen steken”.

Tot slot noemt Tony een aantal zaken die van invloed zijn op de terugloop van het aantal duivenliefhebbers, zoals het toenemend aantal slachtoffers door roofvogels, in sommige streken de enorme overmacht van grote topspelers, verslechterende sfeer in sommige verenigingen en nog een aantal zaken die algemeen bekend worden geacht. Toch is Tony, net als ik van mening dat de duivensport beslist wel een toekomst heeft, ook al zal die er als Tony de gemiddelde leeftijd van de huidige duivenliefhebbers heeft bereikt, heel anders uitzien.


08 september 2013

Mari Broeren – Den Dungen / Selecteren

Sinds de start met de-duivencoach.nl in november 2009 zijn er inmiddels ruim 30.000 duiven door mijn handen gegaan. De overgrote meerderheid van deze duiven (2/3) behoorde toe aan liefhebbers uit de afdelingen 3 (Oost Brabant) en 8 (Gelders Overijsselse Unie). Daarna gevolgd door leden van afdeling 11 (Friesland en een groot deel van Flevoland) en afdeling 10 (Groningen-Drenthe) met nog een handjevol klanten uit afdeling 7. Ik heb dus geen goed beeld van hoe het ervoor staat in de niet genoemde afdelingen, behalve dan op basis van de duiven die ik in handen krijg die aangeschaft zijn bij liefhebbers uit de niet genoemde provincies. Dat betreft dan dikwijls midfondduiven van de bekende hokken uit Dordrecht en fondduiven uit Steenbergen en Middelharnis. Veel liefhebbers weten goed de weg naar deze (beroemde) hokken te vinden. Echter wat hierbij ook zeker een rol speelt is dat veel echte topduiven uit bepaalde sterk spelende regio’s komen. In mijn eigen woonomgeving zijn dat bijvoorbeeld mijn woonplaats Meppel en het naburige Staphorst, de omgeving van Coevorden, Nieuw Amsterdam en Klazienaveen, de omgeving van Harderwijk en natuurlijk Genemuiden, Kampen en omgeving. In de afdeling Friesland zijn Urk, Steenwijk en omgeving, Zwaagwesteinde en omstreken plaatsen waar menige kampioen uit het ei gekropen is. In Brabant is het vooral het gebied tussen Den Bosch en Nijmegen waar ik veel extra goede duiven tegenkom. Dit zijn dan de regio’s waar ik redelijk bekend ben met wat er rondvliegt. Zoals gezegd zijn er uiteraard nog veel meer sterk spelende regio’s in den lande. Wat deze regio’s met elkaar gemeen hebben, is dat er enkele zeer fanatieke spelers wonen met absolute topduiven die in hun kielzog vele liefhebbers uit hun omgeving meeslepen. Maar niet alleen dat. Ik durf rustig te beweren dat er in deze regio’s veel strenger wordt geselecteerd dan in gebieden waar de gemiddelde kwaliteit een stuk lager ligt. Hierbij kom ik op het onderwerp van deze column, namelijk het belang van selectie.

Het belang van selecteren wordt binnen de duivensport zwaar onderschat. Onverschillig naar welke sector je kijkt waar dieren worden gehouden, wordt middels selecteren de basis gelegd voor het gewenste resultaat. Op mijn website heb ik uitgebreid beschreven welke criteria ik hanteer bij het beoordelen/selecteren. Dit betreft naast kweek- en vliegprestaties, de afstamming, lichaamsbouw en gezondheid (vitaliteit). Een ieder weet dat het bij goede postduiven vooral gaat om goede gezonde duiven die veel natuurlijke weerstand hebben tegen de meest voorkomende ziektes, stressbestendige en karaktervolle duiven die zich goed kunnen handhaven op het hok maar ook in de reismand, een goede lichaamsbouw zonder grote afwijkingen (het gaat immers om het leveren van sportieve prestaties) en het allerbelangrijkste natuurlijk, een goed oriëntatievermogen. Dat laatste is uiteraard niet aan de buitenkant of het gedrag van de duif te zien en kun je alleen door de mand laten beoordelen. Op Facebook, forums, duivenwebsites en duivenbladen wordt heel vaak geschreven dat niemand er ”verstand” van heeft. Ik kan me daar verschrikkelijk aan ergeren. Het geloof in stamkaarten is daarentegen heel groot als je ziet wat voor bedragen er uitgegeven worden aan waardeloze duiven. Ik kan er met mijn verstand niet bij dat veel duivenliefhebbers wel (soms veel) geld uitgeven aan papier, terwijl ze er geen cent voor over hebben om een specialist op het gebied van beoordelen/selecteren hun duiven te laten beoordelen. Ze zouden zich heel veel geld en teleurstellingen kunnen besparen.

Een van de mensen met wie ik over dit onderwerp sprak is Mari Broeren uit Den Dungen. Mari is 62 jaar oud en heeft duiven vanaf 1991 dus ongeveer 22 jaar. Zo rond zijn 40e kwam hij door zijn zoon, die destijds 12 jaar oud was, in de duivensport. Daarvoor had Mari nog nooit een duif in zijn handen gehad. Mari zijn zoon begon, door een kennis met het duivenvirus aangestoken, erg enthousiast in de sport en sleepte gaandeweg zijn vader mee in zijn enthousiasme. Zijn zoon ging na verloop van een jaar of vijf liever achter de meiden aan dan achter de duiven. Omdat de resultaten zodanig waren dat zijn vader het niet over zijn hart kon verkrijgen om de duiven op te ruimen nam Mari toen het stokje van zijn zoon over. De duiven waar destijds mee is begonnen kwamen van Hans van Dal uit ’s Hertogenbosch die hem de grondbeginselen van de duivensport heeft bijgebracht en hem ook tot op de dag van vandaag bijstaat met advies en duiven. Op het gebied van voeding en bijproducten wordt eveneens het advies van Hans gevolgd. Verder heeft hij veel opgestoken uit de columns van Martin van Zon en Gert Jan Beute. Het winnen van een kopprijs in groot verband is het doel waar Mari voor gaat. In het verleden heeft hij dat genoegen al een aantal keren kunnen smaken zoals het winnen van een 1e tegen 30.000 duiven en een 2e tegen 29.000 duiven en daarnaast ook verschillende 1e prijzen in verenigings- en rayonverband. Inmiddels heeft Mari zijn vizier vooral op de eendaagse fond gericht. Hij zegt over deze keuze het volgende; “Op alle vluchten goed spelen is sowieso zeer moeilijk en daarnaast zijn wind en ligging op die vluchten in mindere mate bepalend en komt het veel meer op de kwaliteit van de duif aan. Lang niet alle duiven zijn geschikt voor de eendaagse fond en zeker niet als het erg zwaar gaat. Ik vind het zelf zeer moeilijk om een duif op waarde te schatten, dus om te bepalen op wat voor soort vluchten de desbetreffende duif het best gespeeld kan worden.”

En met deze woorden van Mari zijn we weer terug bij het onderwerp van deze column namelijk het selecteren. Mari geeft hier namelijk mee aan dat hij moeilijk een vitesseduif van een eendaagse fondduif of een overnachtduif kan onderscheiden, met andere woorden de afstandsgeschiktheid van een duif niet kan bepalen. Daarin is hij lang niet de enige. Ik durf hier rustig te stellen dat de overgrote meerderheid van de duivenliefhebbers dat onderscheid niet ziet of voelt. Dat is natuurlijk helemaal geen ramp, want in iedere club of samenspel zijn er liefhebbers die deze vaardigheid wel bezitten. Het is gewoon een kwestie van gebruik maken van een anders kwaliteiten. Ik vergelijk dat met autorijden. Kunnen rijden is de hoofdzaak, maar daarvoor hoef je niet te weten hoe de motor werkt en allerlei technische details te kennen. Daar zijn monteurs voor. Als je maar weet wie een goede monteur is. Zo is het in de duivensport ook. Maak gebruik van de kennis en kunde van anderen op die terreinen waar je zelf niet in thuis bent. Dat gebeurt veel te weinig.

Tot slot heb ik Mari een paar vragen over dit onderwerp voorgelegd.

Vindt jij ook dat het belang van selecteren binnen de duivensport zwaar wordt onderschat?  

Ja. Ik denk dat je zonder goed en streng te selecteren geen goed hok duiven kunt opbouwen. Dit betreft dan niet alleen de vliegkwaliteiten maar vooral ook de kweekkwaliteiten van een duif, want volgens mij is de kweek toch het begin van goede prestaties. De kweekkoppels die je samenstelt moeten van goede kwaliteit zijn. Je moet geen probeersels op de kweek zetten. Dat gebeurt nog veel te vaak en daarbij wordt er dan teveel aan het toeval overgelaten. Dat doe ik zelf ook nog te vaak, tegen beter weten in.

Door goed te selecteren en met de beste duiven te kweken wordt de basis gelegd van een presterend hok zeg je. Ik ben het daar volledig mee eens. Maar hoe zou het dan komen dat er zo weinig mensen gebruik maken van iemand die het selecteren goed in de vingers heeft?

Dat vind ik een moeilijke vraag. Ik denk dat de meeste duivenliefhebbers denken dat ze het zelf wel kunnen. Maar volgens mij geldt dat laatste alleen voor de kampioenen. Onder hen zullen vooral de mensen te vinden zijn die het in de vingers hebben, die niet snel iemand anders nodig hebben voor het selecteren. Ook denk ik dat er nog genoeg mensen zijn die niet weten bij wie ze daarvoor zouden kunnen aankloppen. En wat ik ook zeker weet, is dat er veel liefhebbers zijn die van zichzelf wel weten dat ze wel wat hulp kunnen gebruiken bij het selecteren, maar het niet aandurven om er iemand bij te halen vanwege eventueel geroddel in de club. Je hoort en leest toch ook vaak dat niemand er verstand van heeft. Maar wat is verstand er van hebben, vraag ik me dan af. Je kunt toch nooit alles weten!

De achtergrond van selecteren is dat zowel gewenste als ongewenste eigenschappen erfelijk bepaald zijn en dat je zoveel mogelijk de ongewenste eigenschappen/lichaamskenmerken er uit selecteert. Het lijkt eenvoudig, toch zitten er op de meeste hokken veel duiven die het aanhouden niet waard zijn? Wat is hiervan volgens jou de reden?

Ik denk dat de meeste liefhebbers niet streng genoeg selecteren. Ze blijven altijd met dezelfde duiven zitten en kweken alleen hier uit zonder iets bij te halen dat beter is. Terwijl alle grote namen in de duivensport alles afstropen op zoek naar betere duiven. Daar komt nog bij dat de jongen uit de beste duiven van goed spelende liefhebbers voor velen niet te betalen zijn. Ik zie wel om me heen dat het anders kan. Liefhebbers die jarenlang nauwelijks op de uitslag konden komen, beginnen plotseling beter te presteren. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat ze in het bezit zijn gekomen van betere duiven en hulp hebben gekregen of ingeroepen bij het selecteren en koppelen. Ik ben er van overtuigd dat wanneer je goede duiven bezit en die goed begeleid iedereen goede prestaties kan neerzetten.

 


 

25 augustus 2013

Jan Koopmans - Tijnje / De Zingende Duivenmelker

Een van de mooiste aspecten van mijn activiteiten met de-duivencoach.nl vind ik het contact met mensen uit alle lagen van de bevolking. Ik ontmoet veel interessante mensen en een ieder heeft zijn eigen verhaal. Al verschillende keren kreeg ik als reactie op één van mijn columns de opmerking; “Ga vooral zo door met het voor het voetlicht halen van bijzondere mensen”. Met deze opmerking in mijn achterhoofd kocht in een bonnetje van de hoofpersoon van deze column/minireportage en bezocht ik hem een paar maanden geleden. Het betreft Jan Koopmans alias de zingende duivenmelker uit het Friese Tijnje.

Jan is in 1996 begonnen met postduiven na een carrière in de paardensport waar hij vanaf zijn 16e jaar actief in was. In de paardensport heeft hij diverse successen behaald met als hoogtepunt het kampioenschap van Friesland in 1985 en 1986. Tijdens zijn jeugd heeft hij duiven gehad, maar dat was meer voor de aardigheid en dat waren voornamelijk sierduiven. Lid van een club is hij in die tijd nooit geworden omdat de paardensport hem destijds veel meer trok. Pas nadat Jan in de jaren negentig verhuisde naar Heerenveen kwamen de duiven weer in beeld. Via zijn toenmalige zwager Hans Huyzer uit Minnertsga en een neef van zijn toenmalige vrouw kwamen de eerste duiven en een jaar later werd hij lid van een postduivenvereniging. Na zijn verhuizing in 1999 heeft hij 10 jaar in combinatie met zijn zwager Dikkie de Jong de programmavluchten gevlogen. Nadat hij voor zichzelf begon te vliegen ging Jan zich meer op de fond toeleggen, zowel eendaagse als overnachtfond. Er werden duiven aangeschaft van Siebren Wind, Lucas Lageveen, Piter Beerda en Bennie de Vries. Met de nazaten van deze duiven werden regelmatig mooie uitslagen gemaakt, zowel op de fond als ook met de jonge duiven. Vooral in 2010 ging het fantastisch met de jonge duiven. In de club en in het rayon 1e aangewezen jong en in de gehele afdeling Friesland 5e aangewezen jong. Het is niet gemakkelijk om aan de kop mee te draaien, maar als dat dan zo nu en dan eens lukt geeft dat wel een enorme kick, zegt Jan. Vanaf volgend jaar speelt Jan in combinatie met Maarten en Riekie Tang en gaan ze zich helemaal op de overnachtvluchten richten. En als er dan in de toekomst een keer een hele vroege op St. Vincent wordt gedraaid komt daarmee een droom van Jan uit. Ik hoop voor Jan dat dit hem en zijn nieuwe compagnons gaat lukken.

Je ziet in de duivensport net als elders in de maatschappij een toenemend individualisme en daarmee gepaard gaande een verschuiving van normen en waarden. Vroeger was het bijna vanzelfsprekend dat wie goed doet goed ontmoet, maar tegenwoordig wordt iemand die altijd voor een ander klaar staat, niet zelden een verliezer genoemd. Dikwijls wordt er achter zijn of haar rug de draak met hem gestoken en misbruik van zijn of haar goedheid gemaakt. Een ieder zal hier voorbeelden genoeg van kennen zoals het duiven lenen en ze later ziek of helemaal niet meer terug geven, afspreken om duiven te ruilen van elkaars beste duiven, maar in plaats daarvan jongen uit een veel minder goede duif krijgen, wekelijks gaan rijden om de duiven af te richten en de duiven van een clubgenoot niet mee willen nemen, oudere liefhebbers zonder auto niet willen helpen met de duiven weg te brengen en/of de klok af te slaan, etc. Ik ga er toch maar vanuit dat dit een kleine minderheid is en dat de meerderheid er wel plezier aan beleeft om een ander te kunnen helpen. In de vereniging waar Jan sinds een paar jaar lid is, Us Nocht te Oudehorne, is hulpvaardigheid geen loze kreet en staat iedereen voor elkaar klaar met raad en daad.  “Iedereen helpt elkaar, de betere spelers helpen de minderen en beginners aan betere duiven en er zijn een paar liefhebbers die altijd klaar staan als iemand een nieuw hok nodig heeft. Het zijn allemaal fijne jongens die wat voor elkaar over hebben. Als er problemen zijn worden die altijd gelijk opgelost. Dat is mooi want we hebben elkaar allemaal nodig. In zo’n vereniging voel ik me goed thuis. Bovendien is het erg gezellig. Hoewel ik het zelf nooit zo heel laat maak, wordt er vaak tot in de kleine uurtjes gemolken met een potje bier. Onze vereniging noemt zichzelf op hun website “de gezelligste postduivenvereniging van Friesland e.o.” en dat is wat mij betreft ook zeker zo. Sinds begin van dit jaar ben ik voorzitter en die rol bevalt me wel. Afgelopen jaar zijn we naar een nieuwe locatie verhuisd in het dorp Oudehorne en hebben we er 10 leden bij gekregen. Dus er zit nog groei in, waar zie je dat elders?”

Jan die in het werkzame leven al meer dan 33 jaar in de groente en bloemzaadhandel zit, is lokaal ook bekend als de zingende duivenmelker. Zijn repertoire komt overeen met dat van de onlangs overleden volkszanger Jan van Eersel die onder de artiestennaam Jantje Koopmans in de jaren tachtig een hit scoorde met “Rode rozen”. Ook dit nummer is door de “echte Jan Koopmans” vaak gezongen op verjaardagen en feestavonden in wijkcentra. Momenteel staat zijn zangcarrière echter op een laag pitje.

Jan is een natuurmens en heeft veel respect voor alles wat leeft en zo ook voor de duif. ”Ik heb veel respect voor zo’n klein dier met een kopje dat niet veel groter is dan mijn duim dat over enorm grote afstanden het hok weer weet te vinden. Ik vind dat geweldig!”


14 augustus 2013

Reijer Bronkhorst - Uddel / Specialisatie onvermijdelijk (3)

In mij vorige twee columns/minireportages die ik eerder over specialisatie schreef, gaf ik aan dat wanneer je de strijd met grote professionele hokken aan wil gaan, je de meeste kans hebt wanneer je je op een onderdeel specialiseert waar de kansen op een overwinning min of meer gelijk zijn. Dat is voor iedereen anders, maar met het afnemende aantal liefhebbers waardoor in sommige dorpen nog maar 1 of een enkele duivenliefhebber woont, ligt het voor de meesten niet voor de hand om zich op de vitesse/midfond te specialiseren. Het is niet voor niets dat je in grote delen van ons land ziet dat de specialisatie op dagfond en overnachtfond steeds meer toeneemt. Er zijn al verenigingen en andere spelverbanden waar het generaal kampioenschap volledig is afgeschaft. Ook zijn er verschillende verenigingen waar de professionele liefhebbers buiten mededinging meedoen en alleen meespelen in de grotere spelverbanden voor de kampioenschappen.

Een liefhebber die zich op de overnachtfond heeft gespecialiseerd is de 40 jarige Reijer Bronkhorst uit Uddel. Reijer is opgegroeid op een boerderij waar altijd wel duiven vlogen, voor het merendeel verdwaalde postduiven en hun nazaten. Op een gegeven moment raakte hij geïnteresseerd in de postduivensport en besloot hij lid te worden van een postduivenvereniging. Dit was in 1991 bij “de Reisduif” in zijn woonplaats Uddel, een vereniging die inmiddels niet meer bestaat. Net zoals in veel andere kleine dorpen kon ook deze vereniging niet meer blijven bestaan. Er gingen alleen maar leden af en er kwam niets bij waardoor er steeds meer werk op hetzelfde kleine groepje liefhebbers terecht kwam.   

Reijer is sinds twee jaar lid van pv de Zilvermeeuw in Nunspeet, een club met 53 leden waarvan een groot aantal combinaties. Hiervan is ongeveer de helft programmaspeler en doet mee voor zo’n hoog mogelijke klassering bij het generaal kampioenschap. Met landelijk bekende spelers als de combinatie Vierhout, combinatie Elskamp en combinatie van de Brink in deze club, moet je van goede huize komen om hier generaal kampioen te kunnen worden. De andere helft bestaat uit specialisten op de eendaagse en meerdaagse fond. Reijer heeft heel bewust voor de overnachting gekozen. “De duivensport kost veel tijd en als je alles speelt ben je veel van huis. Dat schikt me niet. Ik heb ook nog kleine kinderen en ik vind het belangrijk om hen voldoende aandacht te geven. De duiven leggen sowieso al een groot beslag op mijn vrije tijd. Ik stel hier duidelijk grenzen aan. Daarnaast is het zo dat wanneer ik voor een andere spelsoort zou kiezen zoals vitesse, midfond of jonge duiven, ik hier niet aan de bak zou komen. Uddel ligt te ver uit de vliegroute”.

Een vroege duif thuiskrijgen is voor Reijer het allermooiste van de duivensport. Daar krijgt hij een echt een kick van, zegt hij. Zijn mooiste prestatie is een 6e nationaal op Cahors in 2010. Wanneer hij aan dat moment terugdenkt kan hij zich het geluksgevoel wat hem op dat moment in zijn greep kreeg nog steeds goed voor de geest halen. Dit vergeet je nooit meer zegt hij. “Maar wat zou het toch mooi zijn om nog eens een 1e nationaal te winnen”. Een dergelijke topper heb je echter niet zo snel op je hok. Het zou toch prachtig zijn om zulke duiven zelf te kweken zegt Reijer, die de Cahorsduivin ooit kreeg van zijn naamgenoot Aart Bronkhorst. Zijn duiven zijn afkomstig van M. van Beers uit Ammerzoden, Aart Bronkhorst uit Uddel, de comb Boonen uit Hierden en van Klompenburg uit Hulshorst. Behalve met de topper van Aart Bronkhorst is hij ook goed geslaagd met de duiven van M. van Beers.

Reijer is geen man die uren in zijn hok de duiven zit te observeren, maar hij pakt ze wel geregeld even in de hand om te kijken hoe ze er voor staan. Om nou te spreken van een band met zijn duiven, nee dat niet, maar zijn duiven zijn ook niet schuw. Daar hij een echt natuurmens is die zijn hele leven tussen de dieren zit, gaat de hele verzorging eigenlijk een beetje op gevoel. Verder geen voerschema’s, bijproducten, medische begeleiding, enz.  Het herkennen van een goede duif vindt Reijer ook lastig. Dat een goede duif er altijd strak bijzit als in zijn beste pak is hem wel opgevallen. “Echte toppers mankeren zelden iets en het gaat in de duivensport er toch vooral om dat je echte toppers op je hok moet zien te krijgen. En zeker op de zware fond komt het vooral op de kwaliteit van de duif aan”.

Ter afsluiting nog een paar vragen aan Reijer.

Hecht je waarde aan uiterlijke kenmerken van de duiven zoals een goede lichaamsbouw, goede spieren, goed gekleurde ogen (ogentheorie), goed verenpak enz.?

Ja, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik daar nooit zo op gelet heb. Ik baseerde me eigenlijk altijd alleen op de prestaties, pas de laatste tijd ga ik bepaalde dingen herkennen, zoals de enorm zachte pluim van mijn Cahorsduivin.

Heb je hulp bij de verzorging?

Mijn vrouw heeft helaas niks met de duiven, maar mijn vader die hiernaast op de boerderij woont, komt bij overnachtvluchten altijd graag vroeg de duiven opwachten en ook brengt hij de duiven wel eens voor me weg voor een trainingsvluchtje.

De naam Bronkhorst komt op de Veluwe nog al eens voor onder duivenliefhebbers. Familie?

Nee, dat is geen familie. Ik heb helemaal geen familieleden met duiven.


28 juli 2013

Andries Eekhof en Wietze Zeldenthuis - Joure / Vliegen in combinatie.2

In eerdere columns/minireportages schreef ik al vaker over het vormen van combinaties om de duivensport betaalbaar te houden en over meer vrije tijd te kunnen beschikken naast de duiven. Recent sprak ik hier over met Andries Eekhof van de combinatie Eekhof-Zeldenthuis uit Joure. Een prima sparringspartner over dit onderwerp want hij speelt al vanaf dat hij met duiven begonnen is in combinatie.

Andries is 54 jaar en is inmiddels zo’n 25 jaar actief in de duivensport.  Vanaf het begin heeft hij in combinatie gevlogen. Eerst samen met zijn broer Pieter en zijn oom Andries (Pet) en vanaf 2008 doet hij samen met zijn oom Wietze. Andries heeft de duivensport in zijn genen meegekregen, zegt hij. Zijn opa had al duiven en was één van de oprichters van de “Zwarte Doffer” in Joure, de club waar Andries nu ook nog lid van is. Op jongere leeftijd had Andries weinig interesse in de duivensport, maar nadat hij door zijn broer Pieter was gevraagd de duiven een tijdje te verzorgen kreeg het virus hem dan toch te pakken. Het voordeel was dat hij als het ware in een gespreid bedje kon stappen. Hij werd lid van de combinatie. Hokken en duiven waren er al en de kneepjes van het vak leerde hij van zijn broer en zijn oom Andries. Wat Andries hier noemt zijn ook zeker voordelen van een combinatie. Vooral als je blanco in de duivensport stapt, heb je er meteen een coach bij. Dat laatste is zeker niet onbelangrijk heden ten dage. Als je het allemaal zelf uitzoeken moet, zonder enige kennis van duiven, zal je vele teleurstellingen te verwerken krijgen. Ik lees regelmatig op Facebook over dergelijke teleurstellingen die mijn inziens voorkomen hadden kunnen worden als de betreffende liefhebbers zouden worden gecoacht. Zeker als je een type als Andries bent (trial and error: gewoon doen en maar kijken wat er gebeurt en van je fouten leren) is zo’n opstapje in een combinatie aan te bevelen.

Andries doet het meeste werk want zijn compagnon is inmiddels al 87 jaar. Ze kunnen het samen uitstekend vinden. Beiden hebben ze hun eigen rol in de combinatie. Wietze laat de duiven elke morgen vanaf 6.00 uur los, maakt de hokken schoon en zorgt voor voer en water. Andries korft de duiven in en zorgt voor de medicatie en bijproducten. Dat gaat prima, wel voert Wietze de duiven soms wat te veel zegt Andries lachend, maar doorgaans wordt er met een lepel en maatbeker gevoerd. Er hoeft zodoende niet zo vaak overlegd te worden. Beiden hebben ze immers hun eigen taak en verantwoordelijkheid. Er wordt eigenlijk alleen overlegd bij het uitzoeken van de duiven voor de wedvlucht. Wietze is een wat voorzichtigere inkorver dan Andries en vooral met jaarlingen. Maar meestal komen ze er wel uit samen. Een ander belangrijk voordeel van in combinatie vliegen vindt Andries ook het financiële aspect: “Samen heb je een groter budget tot je beschikking en daardoor is de duivensport voor ons betaalbaar. Als ik de duivensport alleen zou beoefenen zou ik het aantal duiven moeten halveren anders was het voor mij niet te bekostigen.”

Andries en zijn compagnon hebben zich op de overnacht gespecialiseerd. Op de dagfond wordt ook gespeeld maar daarop worden alleen de jaarlingen gespeeld om ze ervaring op te laten doen. Pas als tweejarige worden hun duiven op de overnacht gespeeld. De keuze voor de overnacht komt vooral voort uit het feit dat op deze vluchten de prestatie van de duif zelf het grootst is. De invloed van ligging, trek en wind zijn op deze vluchten van veel minder invloed dan op de programmavluchten. Eigenschappen als wilskracht, doorzettingsvermogen, uren in hun eentje vliegen, soms ’s nachts nog doorgaan na al een halve dag of meer te hebben gevlogen. Voor dit alles heeft Andries groot ontzag; “Dat mijn duiven zo’n prestatie kunnen leveren om vanaf een dusdanig grote afstand binnen een dag of soms iets langer weer naar huis te komen! Ook het wachten is altijd weer spannend. Je zit al heel vroeg al op hun thuiskomst te wachten. Je weet niet hoe laat ze thuis komen en dat vind ik het mooie er aan. Je wordt altijd weer verrast of soms teleurgesteld.” De mooiste resultaten zijn op St Vincent behaald (1158 km). Met zijn vorige compagnon werd er al eens een 8e nationaal en ook een 14e nationaal op deze klassieker behaald. Andries hoopt dit soort resultaten in de toekomst nog regelmatig te kunnen behalen. Het doel is bij de eerste 10 in de sector te vliegen. Met een 37e in sector 4 vorig jaar op Albi zat hij er al dicht bij.

De combinatie speelt doorgaans met 25 doffers op weduwschap. Deze spelmethode is voor hen het meest gemakkelijk. Maar voor het eerst hebben ze dit jaar ook met een paar duivinnen op nest gespeeld. Dit bij gebrek aan voldoende meerjarige doffers.  Veel plezier heeft Andries gehad van een doffer die inmiddels 17 jaar oud is en die hij heeft opgevangen van M v.d. Weg. Deze doffer heeft zelf goed op de overnacht gepresteerd en één van zijn zonen deed het zelfs nog beter. Volgens van der Weg zou de duif geen overnacht aankunnen, maar hij bleek gelukkig ongelijk te hebben. Over opvangers gesproken geeft Andries aan dat hij verdwaalde duiven wel altijd opgeeft, maar zelf alleen binnen een straal van 30 kilometer zijn jonge duiven gaat ophalen. “Verdwaalde duiven ophalen kan flink in de papieren lopen. Vooral als ze door heel Nederland verspreid zitten. De kosten wegen lang niet altijd op tegen de waarde van de duif. Maar een ieder maakt zelf de afweging die in veel gevallen afhankelijk zal zijn van de grootte van zijn of haar beurs. Laat de eigenaar van de duif zelf die  afweging maken en geef verdwaalde duiven op zodat de eigenaren weten waar hun duiven zijn gebleven”.

Ter afsluiting nog enkele vragen.

Hoe belangrijk is het verenigingsleven voor je? Heel belangrijk. Ik ben mede verantwoordelijk voor de verzorging van de manden. En daarnaast ben ik lid van de feestcommissie en in die hoedanigheid verzorg ik ludieke acties zoals de ruilduif in de club of een competitie met duiven aanwijzen. Het is een gezellige vereniging en net als in de meeste andere verenigingen heb je hele behulpzame leden en mensen die daarin wat selectiever zijn. 

Lees je veel over duiven? Nee. Ik lees “Het Spoor” maar dan wel heel selectief. Ik lees vrijwel alleen over wat te doen bij ziektes.

Koop je vaak duiven? Nee. Geld om regelmatig nieuwe aankopen te doen is er niet. Zo af en toe koop ik een bonnetje voor een goed doel. Ik volg wel op internet sommige grote verkopingen, maar dat is meer uit nieuwsgierigheid om te zien wat zulke duiven opbrengen. Duiven van een bepaalde afstamming die zelf niets hebben laten zien en dat vaak ook niet zullen doen, brengen niet zelden meer geld op dan dat het mij kost om een heel jaar mijn duiven te voeren. En wat stamkaarten betreft is het duidelijk dat hier geregeld misbruik van de goedgelovigheid van de duivenliefhebbers wordt gemaakt. Iedereen kan immers een stamkaart maken en daar van alles opzetten. Het is toch vrijwel niet te controleren.


10-07-2013

Berend van Beekhuizen - Kweken.2

Op mijn vorige column minireportage over de kweek waarin ik Nico van de Hurk uit Oss in de hoofdrol plaatste, kreeg ik redelijk wat respons. Sommige reacties waren in de trant van wat de jonge fondspeler Rieks Lonsain me mailde; “al die theorieën met ogen en bouw, vleugels enz.. is voor de meesten grote flauwe kul. Je moet gewoon geluk hebben dat je een goed kweekkoppel bij elkaar krijgt en dan is het bingo. Veel omkoppelen om zo snel mogelijk de kweekwaarde te kunnen bepalen van de kwekers. En de goeden zijn vaak kinderen of kleinkinderen van goede duiven.” Verschillende andere liefhebbers daarentegen gaven juist weer aan veel te hebben opgestoken uit het boek “de kunst van het kweken” van prof. Anker en Steven van Breemen. Er zijn zelfs liefhebbers die foto’s van de ouders en grootouders gebruiken bij het koppelen om zodoende vast te stellen van welke voorouder het meest is vererfd. Zoals met veel zaken in deze complexe wereld dus ook v.w.b. dit onderwerp bestaan er weer veel lijnrecht tegenover elkaar staande meningen.

In mijn columns en minireportages schenk ik veel aandacht aan de doorsnee liefhebber. Dit is immers de grootste categorie beoefenaars van de duivensport. Door juist hen aan het woord te laten over diverse onderwerpen met betrekking tot de duivensport en door de bril van deze liefhebbers te kijken, krijg ik zelf ook meer zicht op de motieven van de doorsnee liefhebber om iets te doen of misschien juist te laten. Dit inzicht helpt mij dan weer om mijn adviezen beter te laten aansluiten op de belevingswereld van het merendeel van de mensen die mij inschakelen. Berend van Beekhuizen uit Harderwijk is zo’n doorsnee liefhebber die wel bereid was om zijn gedachten over een onderwerp als de kweek te delen. Berend is 70 jaar oud en heeft vanaf 1968 postduiven, dus inmiddels zo’n 45 jaar waarin hij vele ups en downs heeft meegemaakt. Berends mooiste resultaat was in 1996 op de ringenrace die door de NPO werd georganiseerd. Hij won toen de 1e en 9e van rayon 6 en stond met twee duiven op Teletekst. Ook bewaart hij mooie herinneringen aan de tijdrace die door PV de Woudvliegers uit Putten werd georganiseerd in 2005. Hierop speelde hij de 1e van zone 3. De grootste tegenslag weet hij niet zo precies, maar hij heeft gedurende zijn duivenloopbaan minstens 10 keer na een voor hem zeer slecht verlopen vlucht, er over gedacht om te stoppen. Echter, dat gevoel bleef nooit langer dan een dag hangen, want het blijft gewoon een mooie hobby, zegt Berend.

Berend is een kleine liefhebber die met 12 doffers en 10 duivinnen alle programma-vluchten speelt, met uitzondering van de eendaagse fond. Op de overnacht wordt door hem evenmin meegedaan. Berend is destijds door zijn vader in de duivensport gerold. Zijn eerste duiven kwamen dan ook van zijn vader. Later heeft hij daar andere duiven bij aangeschaft die met de nazaten van de duiven van zijn vader werden gekruist. De laatste jaren zijn er vooral duiven aangeschaft bij Hulkenberg uit Naarden. De meeste daarvan zijn meteen op het vlieghok gezet en hier zaten een paar aardige vliegers bij. Berend heeft 5 koppels kwekers. Hij noemt het zelf eigenlijk geen kwekers, maar vasthouders omdat ze hun kweekwaarde nog moeten bewijzen. Het zijn alle 10 aangekochte of gekregen duiven. Hij heeft ze als jong aangeschaft en ze direct op de kweek gezet, zonder ze uit te wennen. Uit deze duiven wordt twee á drie jaar gekweekt. Hebben ze dan nog niet voor goed nageslacht gezorgd, dan worden ze weg gedaan.

Berend heeft van het koppelen nooit zo veel werk gemaakt. Meestal zette hij goed op goed. Uit dergelijke koppelingen kweekte hij doorgaans zijn beste duiven, ook al heeft hij wel ervaren dat dit absoluut geen garantie voor succes is. Zo is het in zijn duivenloopbaan verschillende malen voorgekomen dat hij uit een bewezen goede vlieger met verschillende partners geen enkele goede nazaat kon kweken. Gevoelsmatig heeft hij ook niet zoveel op met inteelt. Ooit had Berend eens zonder dat hij het wist een broer en zus samen gezet. Hier kwamen op het oog schitterende jongen uit, maar hij raakte ze al met het uitwennen van het hok kwijt. Met koppelingen van neef x nicht heeft hij wel eens succes gehad, maar toch ook niet in die mate dat hij dit vaker is gaan toepassen. Zijn beste duiven kwamen uit doffer toeval x duivin geluk. Zo werd de duif die de eerste prijs won op de ringenrace, gekweekt uit een koppel dat eigenlijk als voedsterkoppel diende. Omdat Berend 10 ringen voor deze race had aangeschaft en één van de 10 daarmee geringde jongen niet goed opkwam, liet hij een jong van dit voedsterkoppel groot worden dat hij met de ring van de niet goed opgekomen jonge duif ringde. Hier speelde dus een grote dosis geluk mee. Zo’n anekdote zou koren op de molen zijn geweest van Jos de Zeeuw, de vroegere hoofdredacteur van het NP Orgaan die regelmatig in zijn artikelen schreef dat er zoveel factoren mee spelen die bepalen wat een goede postduif is, dat het daarom geen enkele zin heeft om beredeneerd kweekkoppels samen te stellen. Ik ben het hier uiteraard absoluut mee oneens. Als je de stambomen op internet goed bestudeert bij de verkopingen van de afgelopen jaren, kun je niet anders dan concluderen dat beredeneerd koppels samen stellen wel degelijk loont. In een volgende column over dit onderwerp kom ik hier nog wel weer op terug.

Ik ben er blij mee dat Berend zonder een blad voor zijn mond te nemen zijn visie en ervaringen over dit onderwerp deelt en dit door mij in deze column wil laten verwerken, want in mijn optiek vertolkt hij de ervaring en mening van een overgrote meerderheid van de duivenliefhebbers. Menigeen zal zich helemaal of grotendeels in zijn verhaal herkennen. Op mijn vraag aan Berend op welke uiterlijke kenmerken hij let bij het samen zetten van de koppels, geeft hij aan dat hij hier eigenlijk nooit zo op gelet heeft. Het enige dat hij nooit heeft gedaan is twee grote duiven op elkaar zetten, maar verder werd er tot nu toe alleen gekeken naar de vliegprestaties en werden de beste vliegers op elkaar gezet. Berend geeft aan dat er door hem uit bijna alle duiven gekweekt wordt als deze naar zijn maatstaven gerekend goed vlogen. Hiermee zegt Berend dat hij ook altijd kweekte uit duiven die zichtbare lichamelijke tekortkomingen hadden zoals een slechte vleugel, weinig spieren, grote pupil, niet gesloten stuitbeentjes, etc. Berend is daarin zeker geen uitzondering. Integendeel, ik schat dat tussen de 80 en 90 % van de duivenliefhebbers dat doet. Verder geeft Berend aan dat hij goed x maal goed koppelt, maar toch heeft hij op het kweekhok voornamelijk alleen duiven zitten die zelf nog niets bewezen hebben. Ook dit kom ik heel vaak tegen. Er wordt dan gezegd; “Ik heb geen goede duiven”. Toch klopt dat in de meeste gevallen dikwijls niet. Maar deze goede duiven worden helaas niet als zodanig herkend. Vooral wanneer er alleen traditioneel weduwschap wordt gespeeld met doffers, zie ik regelmatig zeer knappe duivinnen zitten waar niet of bijna niet uit is gekweekt. Soms is zo’n duivin zelfs op een bonnetje gehaald van een goed hok. Toch erg jammer dat er dan niet uit wordt gekweekt. Berend geeft aan dat hij zijn beste duiven altijd heeft gekregen en af en toe het geluk had (zoals hij zelf zegt) om zo’n goede duif zelf te kweken. Feitelijk verwoordt hij hiermee iets essentieels dat naar mijn mening het verschil uitmaakt tussen de kampioenen en de overige liefhebbers. Namelijk dat de doorsnee liefhebber teveel van het geluk laat afhangen, terwijl de kampioen het geluk naar zijn hand wil zetten en het toeval zoveel mogelijk wil uitsluiten. Zo zie je dat op de kampioenshokken niet zelden de toppers al na hun prestaties als jong en jaarling op het kweekhok worden geplaatst, uit hun beste vliegers in het najaar nog een paar jongen worden gekweekt die direct op de kweek worden gezet (vaak inteeltproducten) en er doorlopend wordt gestreefd naar het vergroten van de kwaliteit. En als er al duiven op het hok zitten met zichtbare fouten (op hokken met vooral vitesseduiven komt dat zeker voor) wordt daar meestal niet uit gekweekt of er wordt aan compensatiekweek gedaan.

Ter afsluiting nog een paar vragen aan Berend.

Heb jij veel gelezen over het kweken van postduiven? Zo ja, welke boeken/schrijvers zitten volgens jou het dichtst bij de waarheid? Waar of van wie heb jij het meeste van opgestoken?

Ik heb vroeger veel duivenboeken gelezen, maar ik heb daar nu geen geduld meer voor. Het enige dat ik nog over duiven lees is “Het Spoor der Kampioenen” en sommige websites op internet.

Geloof jij in goede kweekkoppels?

Er zullen ongetwijfeld wel koppels zijn die een groot percentage goede en bruikbare jongen geven, maar ook uit zogenaamde goede kweekkoppels worden slechte duiven gekweekt. Echt niet alles wat daar uit komt is goud, zoals de verkopers op internet ons graag willen laten geloven.

Wordt er tegenwoordig niet teveel alleen naar een goede stamkaart gekeken?

Ja. Ik vind dat er veel te veel naar de afstamming word gekeken. En toch doe ik dat zelf ook! Een duif met een goede stamkaart verkoopt beter, maar ik ben er na al die jaren wel achter gekomen dat een goede stamkaart geen garantie voor succes is.

Ik ben van mening dat er te veel geld voor duiven wordt betaald die dat absoluut niet waard zijn. Deel jij deze mening?

Ja absoluut! Ik erger mij daar verschrikkelijk aan. Maar het is zoals men zegt; “Wat de gek er voor geeft”. Ik dacht jaren geleden dat deze gekte vanzelf wel zou stoppen, maar het lijkt tot nu toe alleen maar erger te worden. Zelf koop ik ook wel eens een duif maar ik hou het wel binnen de perken.


23 juni 2013

Jechko Fotev – Burgas / Duivensport in Bulgarije

Tijdens mijn vakantie in Bulgarije was ik op bezoek bij een duivenmelker in de stad Burgas. Ik had enige tijd daarvoor met deze liefhebber contact gehad via Facebook. Via dit medium heb ik al verschillende leuke contacten opgedaan. Ik vind het een prachtig middel om contact te leggen, naast de voor een groot deel huis, tuin en keukenpraatjes is er ook veel info over (post)duiven te vinden. Steeds meer liefhebbers nemen een Facebook account en sluiten zich aan bij één van de groepen met het onderwerp duiven zoals Duivenmelkers, Postduiven, Postduiven Discussiegroep, Opvangers Melden, Duivenliefhebbers, Gek Op Postduiven, enz.

Jechko is 53 jaar oud en is in 2002 met de duivensport gestart. Daarvoor fokte hij sierduiven, te weten verschillende soorten tuimelaars en tipplers. Voorafgaande aan mijn bezoek had ik het idee dat de duivensport in Bulgarije veel populairder was, gezien het feit dat er al jaren éénhoksraces in dit land worden georganiseerd (Kalimanci) en de groeiende populariteit in de andere voormalige Oostbloklanden. Echter, de postduivensport is hier pas de laatste 10 jaar aan populariteit aan het winnen. In Burgas, een grote stad met 275.000 inwoners, is er slechts één postduivenclub en deze heeft tot nu toe nog maar 24 leden. De vereniging is opgericht in 2002. Je kunt gerust concluderen dat de sport er nog in de kinderschoenen staat. Maar er komen in Bulgarije wel jaarlijks duivenliefhebbers bij. Dat de groei er niet zo hard gaat als in een land als bijvoorbeeld Polen heeft ook met de huidige crisis te maken. Bulgarije is sowieso één van de armste landen van Europa. De levensstandaard ligt er laag en mensen moeten dagelijks flink wat uren meer werken als de 8 of 9 uur die wij hier in Nederland gewend zijn. Een werkweek van 80 uur is geen uitzondering, maar eerder regel. Daar de huur van een appartement in de stad rond de 200 euro ligt en het minimumloon evenveel bedraagt, heb je aan één baan dus niet genoeg, laat staan om nog iets extra’s te doen buiten het voorzien in je normale levensbehoeften. Dit geldt eveneens voor Jechko. Ook hij heeft twee banen. Hij werkt bij een transportbedrijf en rijdt daarnaast nog op een taxi. Sinds een paar jaar doet hij samen met Yvelines Georgiev zodat ze de taken en kosten kunnen verdelen. En dan nog komt het geregeld voor dat er niet tijd genoeg tijd is voor de duiven. Werk gaat voor en als er zich een klus aandient kunnen zij het zich niet permitteren om die niet aan te nemen.

Jechko is lid van de plaatselijke vereniging “Boemerang” in Burgas. In deze vereniging gaan er op de programmavluchten wekelijks zo’n 300 à 400 duiven mee. Er wordt gevlogen vanuit plaatsen in Roemenië, Moldavië, Oekraïne, Slowakije, Hongarije en Polen. De verste vlucht is Warschau in Polen, vanuit het noordwesten, op een gemiddelde afstand van 1100 km. Alle nationale vluchten worden vanuit  het noorden en noordwesten gevlogen, hierdoor zijn de afstandsverschillen niet zo groot. Zo heeft Sofia dat zo’n 400 km van ten westen van Burgas ligt, op de meeste nationale vluchten slechts enkele tientallen kilometers afstandsverschil met Burgas. Bij het uitzoeken hoeveel postduivenverenigingen er in Bulgarije zijn (42 stuks), viel mijn oog op de verrassende namen van de duivenclubs zoals Boemerang, Luchtspiegeling, Luidruchtig, Boodschapper, Pijl, Tornado, Vlucht, enz. Dat zijn toch heel andere namen dan Witpen, Blauwe Doffer, Eendracht, Vredsduif, Koerier, etc. Op de dag dat ik Jechko en Yvelines bezocht, werd er een nationale vlucht vervlogen vanuit Iasi in Roemenië, een vlucht van 553 km vanuit het noorden. Deze vlucht had een normaal verloop. Hun eerste duif maakt 1193 mpm en behaalde de 18e plaats. In de vereniging zaten ze o.a. 1e en 3e tegen 113 duiven.

 

Zoals gezegd zijn de middelen schaars in Bulgarije. Vergeleken met de hokken van Jechko, wonen de duiven van de gemiddelde liefhebber in ons land in een paleis. En dan heb ik het nog niet over de hokken van de grote commerciële liefhebbers, want op dat soort optrekjes zouden veel arme mensen op het platteland zich de koning te rijk voelen als zo’n duivenhok hun woning zou zijn. Jechko en Yvelines hebben hun hok op het dak van een hoge flat. Het hok is zeer primitief en is gemaakt van voornamelijk sloopmateriaal. Toch doen hun duiven het hier goed. De duiven waren in topconditie. Hun kolonie duiven bestaat voornamelijk uit nakomelingen van bij het kweekstation Naturel aangeschafte duiven van Meulemansorigine, prachtige nazaten van de Dure van AP Overwater via Gerard Schalkwijk en nazaten van duiven van onbekende herkomst die op schepen zijn gevangen. Zo heeft Jechko een juweel van een rode doffer zitten die gekweekt is uit een Belgische en een Portugese duif die beiden op een Bulgaars schip waren geland en aldaar gevangen. Uit deze doffer werd in eerste instantie niet gekweekt en per toeval werd ontdekt dat hij over zeer veel kweekwaarde beschikt. Zijn nazaten hebben inmiddels al heel wat kopprijzen voor hen gewonnen.

Jechko en zijn compagnon hebben zich de laatste drie jaar toegelegd op de dagfond. Vooral op de 600 km vluchten draaien ze goed mee. Ze zitten regelmatig bij de eerste 10 nationaal (sector) met als beste prestatie 4 duiven bij de eerste 8. Hun beste prestaties zijn duifkampioenschappen, namelijk de 3e nationale asduif fond meerjaarse duiven en de 4e nationale asduif fond jaarlingen. In de nabije toekomst willen zij zich meer gaan toeleggen op de Marathons. Ik schat in dat zij daar ook zeer succesvol op zullen kunnen gaan worden. De duiven hebben ze er beslist voor zitten. Hopelijk heb ik met mijn kweekadviezen een aanzet gegeven voor een toekomstige nationale overwinning op een marathonvlucht.


7 juni 2013

Leo Hendriks - Wognum / De gewone liefhebber.2

Deze keer weer een gewone liefhebber in beeld. En dat zal zeker de laatste keer niet zijn. Eén van mijn lezers merkte laatst op; “Er zijn meer gewone liefhebbers dan toppers en zonder de gewone liefhebbers waren er ook geen toppers”. En een ander schreef; “de top is alleen een dun bovenlaagje, de duivensport moet het hebben van de gewone liefhebber”. Voor beide uitspraken valt zeker wel wat te zeggen, maar er is ook een andere kant van de medaille. Iedere duivenliefhebber bepaalt uiteraard zelf waar hij de voldoening uit de duivensport c.q. liefhebberij haalt, maar hoe lang houdt iemand het vol als er geen voldoening is, maar alleen teleurstelling? Door de band genomen zijn het toch de prestaties die voor de voldoening zorgen. Wanneer die prestaties alleen nog maar behaald worden door die dunne bovenlaag zal die voldoening uit andere aspecten van de duivensport moeten komen, zo niet haakt men vroeg of laat toch af. Door professionele spelers wordt nog wel eens geroepen, dat het mooie van de duivensport is, dat de gewone liefhebber de mogelijkheid heeft om als hobbyist de professional rechtstreeks te verslaan. Iets wat in andere sporten niet of nauwelijks mogelijk is. Maar hoe vaak gebeurt dit? Meestal krijgen de gewone liefhebbers toch een flink pak slaag van de professional. Natuurlijk is het zo dat dat je in ook in de duivensport met kwaliteit verder komt dan met kwantiteit, dus die gewone liefhebber met zijn paar duiven kan die grote kampioen best af en toe voor zitten, als hij de juiste kwaliteit op zijn hok heeft. Maar die kampioen heeft vrijwel altijd veel meer goede duiven op zijn hok, dus heeft vanzelfsprekend meer kansen.

Ik vraag me af hoe groot het percentage is van de huidige postduivenliefhebbers dat nog duiven heeft echt voor de lol, om de zinnen te verzetten, de zorgen aan de kant en lekker tussen hun gevleugelde vrienden in het duivenhok alles van zich af laten glijden? Uiteraard zijn dit soort liefhebbers er nog wel, maar misschien behoren ze wel tot een uitstervend ras. Enkele tientallen jaren geleden bestond de meerderheid van het ledenbestand van een duivenvereniging uit dergelijke liefhebbers. Tegenwoordig bestaat menige duivenclub echter voor een steeds groter wordend percentage uit liefhebbers die de duivensport bewust beoefenen. De schriftjes en krabbeltjes achter op het eigendomsbewijs verdwijnen in rap tempo om plaats te maken voor een stambomenprogramma. Vloerverwarming en/of infraroodpanelen zijn op steeds meer hokken te vinden. Kunstmatige ventilatie is ook geen zeldzaamheid meer, evenmin als transportbanden om de mest automatisch af te voeren. Verduisteren met automatische rolluiken en bijlichten op tijdschakelaars. Voedingsschema’s inclusief reinigings- en vitaminekuren worden op meer hokken toegepast dan de gemiddelde duivenliefhebber weet, enz. Het aantal liefhebbers dat mee doet om te winnen en daar de inzet en investering in tijd en geld voor over heeft, krijgt steeds meer de overhand.

En tussen deze professionele duivensportbeoefenaren proberen zich nog steeds, gewone liefhebbers zoals de 70 jarige Leo Hendriks uit Wognum, staande te houden. Leo is 4 jaar geleden met duiven begonnen na ze in zijn jeugd ook enkele jaren te hebben gehad. Hoewel het 50 jaar geleden is herinnert Leo zich zijn kleine rode duivinnetje nog goed dat voor zijn eerste successen zorgde. Dat beestje vloog verschillende kopprijzen op een schuurtje dat van kistjes was gemaakt. Toen hij in dienst ging hebben zijn ouders de duiven weggedaan. Daarna is het er niet meer van gekomen om opnieuw te beginnen. Totdat Leo in 2005 met de VUT ging. Leo, die in zijn werkzame leven timmerman is geweest, maakte op een gegeven moment een mooie duiventil voor in de tuin. En toen moesten er natuurlijk ook duiven komen. Hij wilde witte postduiven, die hij vervolgens van een oud collega kreeg samen met nog twee minder opvallend gekleurde soortgenoten. Met die 4 duiven op de til is Leo vervolgens gaan vliegen. Vervolgens kreeg hij er van clubleden nog een aantal bij zodat er al snel ook een echt duivenhok bijgebouwd werd. Ook werd een tuinhuisje tot duivenhok omgebouwd.

 

Leo is een echte dierenvriend en duivenliefhebber is de ware zin van het woord. Hij haalt erg veel voldoening uit de relatie met zijn duiven. Hij zegt hier onder andere het volgende over; “Ik praat graag tegen mijn duiven en ze praten terug. Daar kan ik echt van genieten. Ik hou van lieve aanhankelijke duiven en heb een band met mijn duiven. Duiven die zijn achtergebleven die mis ik ook echt. Een duif waarmee ik een band heb, waar ik regelmatig even mee stoei, of die op mijn hoofd en rug vliegt als ik in het hok zit, zal ik ook niet uit selecteren, ook al vliegt die geen platte prijs. Ook een duif die mij plezier heeft gedaan door een paar keer mooi op tijd thuis te zijn, zal ik niet opruimen. Een duif die goed heeft gevlogen mag bij mij oud worden.”

Om kampioen te worden en te blijven moet men er veel voor doen en voor over hebben. Dat is aan Leo niet besteed. Er zijn belangrijkere dingen dan duiven zegt Leo. Hij noemt als voorbeeld zijn kleinkinderen en zijn gezondheid. Dan maar geen kampioenschap zegt hij. Het plezier in de duiven staat bij hem voorop. Natuurlijk leest hij ook liever zijn naam op het eerste blad dan op het laatste. Maar er zijn voor hem duidelijke grenzen aan de offers die hij daar voor zou willen brengen. En winnen mag voor hem ook niet ten kostte gaan van de duiven zelf. Zijn beste prestatie tot nu toe is een 2e plaats op een vitesse vlucht. Leo herkent zichzelf ook wel in de liefhebbers die tevreden zijn wanneer ze een paar keer per jaar de grote kampioen voor kunnen zitten. Een plaatsje bij de eerste 50 op de uitslag is voor hem mooi genoeg. Als dat een paar keer niet lukt en hij er zelfs helemaal onderdoor gaat slaapt hij daar echter niet minder om. Sowieso maakt Leo zich niet zo druk om zaken met betrekking tot de duivensport. Hij kan zich wel druk maken om mensen die geen respect hebben voor de natuur, dierenmishandeling en dat soort zaken. Ook tegen oneerlijkheid kan hij erg slecht.

Aan Leo zijn medische begeleidingsschema’s en dure bijproducten niet besteed. Zijn medische begeleiding bestaat uit twee keer per jaar de mest laten onderzoeken, de verplichte entingen en medicatie wanneer de dierenarts dit voorschrijft. Voor Leo ook geen voorbehoedende kuren. De duiven mogen niets tekort komen, maar dat betekent voor Leo niet dat ze volgestopt moeten worden met allerlei bijproducten. Zo nu en dan wat omega of knoflookolie en biergist over het voer en natuurlijk grit en mineralen. Daar blijft het voor hem bij. Duiven kopen blijft beperkt tot een paar duiven per jaar om de club of het rayon te ondersteunen. Tot zover Leo Hendriks een gewone of misschien toch wel een bijzondere liefhebber.


25-05-2013

Jelle Roskam – Tollebeek / Beginners bij de sport houden.3

Zoals ik in mijn vorige column/minireportage over dit onderwerp al schreef zijn er nogal wat liefhebbers die maar wat ronddwalen in duivenland en wel iemand kunnen gebruiken die ze de juiste richting wijst. En toch kom ik er steeds meer achter dat het maar een select groepje is die er echt zijn best voor wil doen om een plaatsje op het podium te bemachtigen of in de kop van de uitslag te staan. Mensen die regelmatig de columns of dagboeken van Gert Jan Beute lezen, weten dat hij zich nogal eens uitlaat over de categorie mensen die diep in hun hart eigenlijk geen winnaar willen zijn. Recent schreef hij hier nog een column over met de titel de X-factor. Daar staan voor mij herkenbare dingen in. Tijdens mijn activiteiten als de-duivencoach.nl tref ik namelijk zelf ook regelmatig deze liefhebbers op mijn pad. En ik vind het altijd weer jammer wanneer ik er niet in slaag om zo iemand een stapje verder te helpen. Ik blijf me er toch steeds over verbazen dat deze mensen mijn adviezen niet opvolgen, ondanks dat ze op eigen kracht nauwelijks op de uitslag kunnen komen. Ze zetten de TomTom als het ware gewoon uit en vervolgen lukraak hun weg. Dat raakt mij soms best wel. Want dan spelen ze bijvoorbeeld hun enige goede duif gewoon door, terwijl die een dag na de vlucht gewond of zwaar uitgeput is thuis gekomen. Dan gaat het mij aan mijn hart als zo’n duif dan binnen een paar weken verspeeld is, of voor de rest van zijn loopbaan is verpest. Of ik adviseer uit een in mijn ogen knappe duif een paar eieren over te leggen. Zeker als dit soort duiven erg dun gezaaid zijn op zo’n hok is dat bijna een noodzaak. Maar als ik dan aan het eind van het seizoen daar weer kom, zit er dan toch weer geen enkel jong uit die bewuste duif. En niet zelden zijn ze de duif zelf ook al weer kwijt. Als je daar dan naar vraagt worden er zaken genoemd als; het omleggen kwam niet uit, de duif wilde niet paren, de enige jongen die er lagen zijn kapot gevochten, ik heb besloten toch maar niet uit mijn vliegers te kweken want dat was veel te veel gedoe. En zo kan iedere lezer vast nog wel een hele lijst excuses invullen. Waar ik wat meer grip op probeer te krijgen is het mechanisme dat deze mensen in de weg staat om mijn adviezen wel op te volgen. Daar zijn natuurlijk diverse gesprekstechnieken voor, maar dan kom ik al snel op het terrein van counseling en therapie. Hoewel ik gediplomeerd counselor ben, vind ik het toepassen van deze technieken voor dit doel (om mensen te laten slagen in de duivensport) toch wat te ver gaan. Dus blijf ik vooralsnog maar rustig doorgaan om in sommige gevallen water naar de zee te dragen in de hoop hiermee een aantal beginners bij de sport te houden.

 

Maar gelukkig zijn er toch ook nog genoeg liefhebbers voor wie mijn bemoeienis geen water naar de zee dragen is. Zo’n liefhebber is bijvoorbeeld Jelle Roskam uit Tollebeek. Jelle is 33 jaar oud en heeft vanaf zijn kinderjaren altijd wel wat duiven rond het ouderlijk huis (boerderij) gehad. Op de boerderij zaten regelmatig verdwaalde postduiven, wat Jelle erg interessant vond. Van een vriendje op de lagere school wiens vader duiven had, kreeg hij in 1991 zijn eerste postduiven. Toch duurde het tot 2009 voordat Jelle echt serieus met de duivensport begon. In dat jaar is hij getrouwd en naar zijn huidige adres verhuisd. Er is toen via Marktplaats een hok aangeschaft waar later nog een stuk is aangebouwd. Vervolgens is hij lid geworden bij PV IJsselmeervliegers op Urk en werden een twintigtal jonge duiven aangeschaft bij Kweekcentrum Rijs (Wietse Potijk) waarmee hij is gaan vliegen op de natoer. Echte grote successen heeft hij tot nu toe nog niet geboekt. Hij moet zijn eerste overwinning nog behalen. Maar heeft wel regelmatig een vroege duif en zijn prijspercentages zijn ook zeer redelijk te noemen met regelmatig tegen de 50 %. Die eerste prijzen komen ook nog wel, daar ben ik vrij zeker van. En waarom ik er zo zeker van ben dat een liefhebber als Jelle zijn weg naar de top wel zal vinden, zit ‘m in de manier waarop hij te werk gaat en hoe hij de duivensport beleeft. Ik laat hem daarover graag zelf aan het woord. Op mijn vraag wat hij nu als beginner moeilijk vindt aan de duivensport geeft hij aan het niet gemakkelijk te vinden om als beginner mee te kunnen komen in de vereniging. “Je leest en hoort veel, maar het meeste moet je toch zelf in de praktijk proberen en leren. Alle dagen leer je weer wat en tot nu toe zie ik wel voorzichtig een stijgende lijn. Door veel te lezen, te vragen aan andere liefhebbers en te leren van je fouten kom je steeds een stapje verder.  Ik lees vrij veel op internet, daarnaast heb ik wel wat basisboeken gelezen en lees ik Het Spoor en Duifke Lacht. Door mijn baan bij een mengvoederbedrijf heb ik ook de nodige achtergrond voor wat betreft grondstoffen en additieven. En verder hou ik mijn ogen en oren goed open in de vereniging. De duivensport is niet echt toegankelijk voor mensen die niets van duiven weten. Alleen met een hok en een paar duiven kom je er niet. Je moet veel leren en er fanatiek mee bezig zijn, anders loopt het uit op een teleurstelling. Het beste is iemand uit de omgeving die je helpt of eventueel in combinatie met een ander. Ondanks dat ik zelf vanaf het begin flink mijn best heb gedaan loop ik toch nog steeds regelmatig tegen zaken aan die ik nog leren moet.”

Het onderwerp van deze column is beginners bij de sport houden. Vaak hebben deze beginners hier zelf ook allerlei ideeën over, vandaar dat ik hen dan ook altijd een aantal vragen voorleg hoe zij denken over de toekomst van de duivensport. Zo ook heb ik Jelle hieronder een aantal vragen voorgelegd over zijn sportbeleving als beginner.

Is de professionalisering van de duivensport de doodsteek voor de sport zoals zo vaak geroepen wordt?

Dat weet ik zo net nog niet. De professionalisering van de duivensport is volgens mij niet te stoppen en dat hoeft ook niet. Iedereen moet zelf weten wat hij het leukste aan de sport vindt en zoveel mogelijk de kans krijgen om daar van te genieten. Voor de één is het verenigingsleven erg belangrijk, terwijl een ander op nationaal niveau met de top mee wil draaien. Daarom moet iedereen voor zichzelf een doel stellen binnen de voor hem/haar beschikbare ruimte, interesse en middelen. Dat verschil merk ik ook in de eigen omgeving. Verschillende mensen zijn er ook heel verschillend mee bezig. In de uitslag merk je dat ook, de “kopgroep” staat zelden of niet onderaan op de uitslag.

Vindt je de duivensport duur?    

De duivensport kan je net zo duur maken als je zelf wilt. Er zijn een aantal zaken als voer, entingen en vluchtgeld waar je niet omheen kan, maar veel andere zaken zijn niet perse noodzakelijk. Aan de aanschaf van duiven, bijproducten of eventuele luxe dingen kun je wel veel geld kwijt, maar hier is het meer de keuze van de liefhebber zelf. Alles bij elkaar kost het per jaar wel aardig wat, maar ik denk dat het toch de liefhebber zelf is die bepaalt hoeveel geld hij er aan wilt spenderen.

Heeft de duivensport nog een toekomst volgens jou? Kun je wat vertellen over hoe de sport leeft in jouw woonplaats c.q. vereniging?

De duivensport heeft zeker toekomst, maar gaat wel veranderen. Je moet wel met de tijd mee, omdat elke generatie weer andere wensen en omstandigheden heeft. Niets doen is wat dat betreft geen optie. In mijn woonplaats valt de teruggang nog enigszins mee ten opzichte van de landelijke trend, maar ook hier zie je wel steeds minder leden. Onze vereniging telt zo’n 25 vliegende leden en in de woonplaats zijn er rond de 80 denk ik. Er worden geen specifieke acties ondernomen om nieuwe leden te werven. De liefhebbers zelf zijn de beste ambassadeurs wat mij betreft. Ik denk dat we ons zowel op de jeugd als op gepensioneerden moeten richten. Een kanttekening is wel dat de ouders van de jeugd er ook (financieel) achter moeten staan. Leuk mee doen alleen met de inkomsten van een krantenwijk zal niet meevallen. Bij ons in de vereniging is de jeugd toch vrij goed vertegenwoordigd. Een neefje van mij (9 jaar) is ook geïnteresseerd. Hij vind het prachtig om bij mijn duiven te kijken en heeft zelf inmiddels ook een paar duiven, maar hij vliegt hier (nog) niet mee.


12 mei 2013

Bram Wassenaar - Minnertsga / Centrale hokken

Nu het vliegseizoen is begonnen zijn de eerste verliezen al weer te betreuren. Op Facebook en op de diverse duivenforums en persoonlijke websites zijn er al weer heel wat woorden aan besteed. De discussies hieromtrent zullen straks wanneer het jonge duiven seizoen van start gaat wel helemaal losbarsten. De strekking van dergelijke verhalen is heel vaak dat men zelf nooit iets hoort van een verdwaalde duif, dat wanneer je veel moeite doet om een opvanger bij de eigenaar terug te bezorgen je vaak stank voor dank krijgt, dat men niets laat horen, dat men onfatsoenlijk behandeld wordt door de eigenaar van de duif, enz. Toch zijn er gelukkig ook nog steeds mensen die een verdwaalde duif wel melden bij de eigenaar, of deze een paar dagen goed verzorgen en dan weer loslaten. En dan is er ook nog een categorie liefhebbers die hun opvangers bij één van de 35 centrale hokken in Nederland brengen. De beheerder van zo'n centraal hok is iemand die door de NPO is aangewezen en die de duif verzorgt totdat de eigenaar is gevonden. Een van die centrale hokken, namelijk centraal hok 89/90 in Minnertsga, wordt beheerd door Bram Wassenaar. Daar ik Bram goed ken leek het me leuk om eens iets over centrale hokken te schrijven en Bram naar zijn ervaringen te vragen.

Bram is 44 jaar en kreeg op 14 mei 1977 als verjaardagscadeau een paar postduiven op zijn verjaardag en vanaf die tijd zijn er altijd duiven geweest, dus inmiddels 36 jaar. Hij had zelf om dit cadeau gevraagd omdat zijn ooms en buurjongen ook duiven hadden. Zijn vader had een hokje gemaakt van 150 cm lang en 80 cm diep dat op 4 poten stond en met een schuiflade. Die eerste duiven waren afkomstig van de vader van de schaatscoach Henk Gemser uit Franeker. Vanaf het begin heeft Bram altijd wel wat incidentele successen behaald, maar spelen voor een kampioenschap is voor Bram nooit echt een doel geweest. Zelf zegt hij hier over “Ik ben iemand die alles wat vleugels heeft mooi vind. De ene keer vind ik de dagfond het leukste en richt ik me daar op en een tijdje later zie ik de overnachtfond weer meer zitten en schakel ik daar dan weer op over, om me vervolgens een tijdje later weer net zo gemakkelijk op de dagfond te gaan richten. Sinds 2009 doe ik eveneens aan verschillende eenhoksraces mee. Ook heb ik me een paar jaar toegelegd op de kweek en verkoop van jonge duiven en heb ik onder andere met jonge duiven op de voorjaarsbeurs gestaan. Verder heb ik een aantal jaren naast de postduivensport verschillende rassen sierduiven gekweekt. Ik had zelfs een keer de mooiste Oud Duitse Meeuw op een grote show met een deelname van ruim 800 verschillende meeuwen. Daarnaast heb ik ook altijd wel verschillende soorten vogels zitten. En zo blijft het eigenlijk steeds maar weer half werk voor wat betreft het vliegen. Maar zeker heb ik ook wel leuke successen behaald op de vluchten zoals vroege duiven op Ruffec en St Vincent in het NIC en met mijn Bokito had ik 2 jaar achter elkaar de duifkampioen overnachtfond in NIC Zwaagwesteinde. Natuurlijk zou ik best heel graag ook eens op Teletekst staan, maar ik besef heel goed dat wil je echt iets bereiken in de duivensport, je jezelf daar helemaal aan moet overgeven. Maar voor mij zijn er meer dingen die leuk zijn of waaraan ik aandacht wil geven zoals onder andere mijn gezin en voetbal.”

In 2004 is Bram met het centraal hok begonnen. Kort daarvoor was Bram afgekeurd en hij merkte dat het hem geen goed deed dat het aantal sociale contacten begon te verminderen als gevolg van het thuis zitten. Daarnaast wilde hij ook wat om handen blijven houden. Wanneer je in een diep gat wilt vallen wanneer je afgekeurd bent, moet je vooral niets doen en geen mensen zien en spreken. Maar daar waak ik voor, zegt Bram. “Het is al vervelend genoeg om geregeld pijn te hebben bij eenvoudige dingen als bijvoorbeeld auto rijden en regelmatig door je lichaam afgeremd te worden. Met het centraal hok draag ik bovendien mijn steentje er aan bij dat verdwaalde duiven een nieuwe kans krijgen. Ik vind het namelijk heel belangrijk dat een duif een eerlijke kans krijgt.” Je zou verwachten dat iedere eigenaar van een postduif die bij een ander is aangevlogen, altijd reageert en de opvanger laat weten wat te doen met de duif. Het tegendeel is helaas waar. Velen lappen de NPO regelementen die het verplicht stellen om te reageren aan hun laars. Eigenaren van een Centraal Hok horen nog veel vaker niets terug op hun melding dan de gemiddelde liefhebber. Bram geeft aan dat ongeveer 25 % van de liefhebbers iets van zich laat horen of de duif ophaalt. Van de rest hoor je niets zegt hij. Er zijn niet zoveel liefhebbers die hun verdwaalde duif komen ophalen. Velen geven aan dat het een duif betreft die al vaker is weg gebleven. Daar gaat men geen tientallen of soms een paar honderd kilometer voor rijden. Bram heeft er wel begrip voor dat wanneer de “kleine man” met een AOW of andere uitkering vanuit Brabant of de Randstad naar de kop van Friesland moet rijden om een duif op te halen die nog niets heeft laten zien, hij zich nog wel een paar keer achter de oren krabt. De auto rijdt niet op water immers en voor de prijs van een koeriersdienst kun je ook een paar zakken voer kopen. De duivensport is op zich immers al een dure sport. Het voer, de bijproducten, entingen, vluchtgeld, enz. Steeds meer mensen moeten stoppen omdat ze het niet meer kunnen betalen, zegt Bram.

Maar het zijn niet alleen de kleine liefhebbers met de kleine beurs die niets van zich laten horen. Ook verschillende grote namen nemen niet de moeite om even te laten weten wat er met hun duif gebeuren moet. Dat vindt Bram het meest kwalijke. “Het niet ophalen oké, maar gewoon niets van je laten horen vind ik eigenlijk niet kunnen. En wat natuurlijk helemaal te gek voor woorden is, is het schelden en dreigen aan de telefoon. Mijn vriendin is wel eens de huid vol gescholden omdat de bewuste liefhebber N.B. zichzelf in een ringnummer vergist had. Het zal wel een beetje bij deze tijd horen. De wereld veranderd en de duivensport ook. Het is niet meer zo gemoedelijk als vroeger, toen liefhebbers uit de buurt langs kwamen om je te feliciteren als je een vroege duif had gedraaid. Er zijn steeds meer mensen die een ander niets gunnen, helaas.”  Natuurlijk heeft Bram ook positieve ervaringen met zijn centraal hok, anders was hij er al lang mee gestopt. Zo had hij een keer een duif zitten die de eigenaar graag terug wilde hebben. Het was een zoon van zijn beste Barcelona duif. Maar de tijd verstreek en de man kon geen tijd vrij maken om de duif te halen. Uiteindelijk heeft de duif een maand bij Bram gezeten. Toen de liefhebber hem op kwam halen en deze zag hoe goed de duif verzorgd was, gaf hij Bram spontaan 50 euro. Bram geeft aan dat hij tot de kleintjes behoort met de ongeveer 400 duiven per jaar die bij hem gebracht worden. Er zijn inderdaad ook centrale hokken die een veelvoud van deze aantallen jaarlijks binnen krijgen. Ik hoor wel van sommige liefhebbers in het zuiden dat ze tijdens het vliegseizoen soms 40 duiven per week opvangen. Als een paar van zulke liefhebbers die naar het zelfde centraal hok brengen, kom je inderdaad op heel andere getallen uit.

Ter afsluiting nog een paar vragen:

Een reden die ik nogal eens hoor waarom mensen een duif laten zitten in een centraal hok, is dat ze bang zijn dat er ziektes meekomen en hun hok wordt besmet. Wat vindt jij daarvan?

Dat kan natuurlijk altijd gebeuren, want je krijgt hier ook duiven binnen die in een zeer slechte staat verkeren. Soms worden die door mij apart gezet. Ik heb verder alle duiven op roosters zitten, dat helpt ook al iets. En in de drinkbak zit meestal iets dat het water ontsmet om besmettingen via het drinkwater tegen te gaan.

Krijg je ook wel eens duiven uit ver weg gelegen landen? Noem eens wat?

Ik krijg duiven uit vele landen hier. Ik heb een keer een duif uit de USA gehad en verder uit Duitsland, België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Portugal, Engeland, Wales, Schotland, Denemarken, Polen en Spanje. En waarschijnlijk vergeet ik nog wel een paar landen.

Zijn er ook wel eens toppers bij je gebracht?

Ja zeker. Hier komen beslist niet alleen maar slechte duiven terecht. Zo had ik hier o.a. een 6e Nationaal Montauban, een duif die als jong 1e duifkampioen van de afdeling Friesland was, een Barcelonavlieger die al 3x prijs op die vlucht had gewonnen, enz.

Je hoort en leest ook wel dat er eerst op internet wordt gekeken als er een oude duif binnenloopt om te zien van wie die is voordat een duif wordt opgegeven. Ken jij zulke verhalen?

Ja. Dat gebeurt helaas ook en ook dat uit zo’n duif dan een paar jaar wordt gekweekt, vooral als het een bewezen topper is.

Wat doe jij met de duiven die men niet komt ophalen?

Als de duiven niet worden opgehaald gaan ze naar de poelier of valkenier.


21 april 2013

Karel Rudolph - Wijchen / Kweekcentra.3

Mijn columns/minireportages worden ook op de website duivenvlucht.nl gepubliceerd. Onlangs keek ik op die site naar welke van mijn stukjes daar nu het meest gelezen zijn. Dit om een beetje een idee te krijgen wat men het liefste leest. Het meest gelezen tot nu toe is mijn artikeltje over Bob Berendsen en zijn visie op de ogentheorie. En verder worden de stukjes over kweekcentra ook goed gelezen. Ik vond het daarom tijd om dit onderwerp weer eens bij de kop te pakken. Ik schreef eerder dat er in Nederland ruim 100 kweekcentra voor postduiven zijn en dat er nog steeds kweekcentra bijkomen. Maar ik heb nu het idee dat de groei er een beetje uit is, want veel nieuwe namen heb ik het afgelopen jaar niet voorbij zien komen. En sommige heel bekende kweekcentra zijn afgelopen jaar zelfs gestopt, zoals Frederikshof van mevrouw Romein uit Twello, wereldberoemd door de rode vossen. Zo’n 40 jaar heeft de Frederikshof bestaan en van over de hele wereld kwamen de kopers naar Twello.

Een kweekcentrum dat ook al lang bestaat, maar dat vele malen kleiner en ook veel minder bekend is, is Karels Kweekhok in Wijchen. De eigenaar hiervan is de 70 jarige Karel Rudolph. Karel die rond zijn 10e jaar met duiven begon, startte in 1980 met zijn kweekcentrum. Vanaf dat dit mogelijk was heeft hij duiven met DNA garantie verkocht en dat doet hij heden ten dage nog steeds. Vandaar dat hij ook aangesloten is bij de N.O.O.K. De overkoepelende organisatie voor duivenkweekcentra, die jonge duiven verkopen waarop levering- en garantievoorwaarden van toepassing zijn, en in een groot aantal gevallen DNA garantie voor wordt afgegeven. Zijn doel is om zo zuiver mogelijke van Geel afstammelingen (doorgaans Aardens genoemd) te fokken en te verkopen. Dus ook hier weer zie je net als bij de andere kweekcentra die veel vraag hebben naar duiven, de specialisatie in een bepaald ras om zich van andere kweekcentra te onderscheiden. Karel is echter niet de enige die zich heeft toegelegd op het vasthouden van het erfelijk materiaal van de van Geel duiven. Bekende andere liefhebbers die zich richten op de kweek en verkoop van dit “ras” zijn naast Martha van Geel (de weduwe van Marijn) ook Anne Bruinsma uit Berlicum en Machiel Buijk uit Hoogerheide. Daarnaast zijn er ook kweekcentra die meerdere rassen op hun hok hebben, maar waarbij de van Geel duiven nadrukkelijk aanwezig zijn, zoals bij Jaap van Alphen onder de naam Gold Eyes.

De Dolle van wijlen Marijn van Geel kun je rustig een legende binnen de duivensport noemen. Deze doffer die 17 keer mee ging op de overnachtfond en ook 17 prijzen won, presteerde het als 8 jarige nog om binnen 4 weken twee maal een 3e nationaal te vliegen. De Dolle was een kleinzoon van zowel de beroemde 10 van Ligtenberg als van de beroemde 500 van H. van Agtmaal. Hij was dus een nazaat van het beroemde Steenbergse fondras (waarvan de oorsprong voornamelijk bij Jan Aarden en Toon Schouteren ligt). Hierdoor is de Dolle dus weer nauw verwant aan vele honderden zo niet duizenden 1e prijswinnaars in groot verband op de nationale en internationale marathons van de afgelopen 50 jaar. Met nazaten van de Dolle worden er heden ten dage (bijna 40 jaar nadat hij naar het kweekhok verhuisde) nog volop topprestaties geleverd. De lijst met liefhebbers die slaagden met nazaten van de Dolle is zo lang dat ik er vele pagina’s mee kan vullen. Op de website van Machiel Buijk staat een indrukwekkend overzicht van nationale en internationale overwinnaars vanaf 1975 allen verwant zijn aan de Dolle. http://www.machielbuijk.nl/information.php?info_id=12&osCsid=g5i6qnjkde08s0fbt62q321mn7 Opvallend op deze lijst vind ik dat er maar liefst 8 nationale overwinnaars bij staan van vorig jaar (2012) waaronder de 1e nationaal St Vincent van de gebroeders Limburg, die met de aankoop bij Martha van Geel van hun “Super van Geel” een stamvader van formaat hebben aangeschaft. Via de gebroeders Limburg is deze lijn ook naar o.a. Arjan Beens en Mark van der Berg gegaan die hier ook zeer goed mee presteren.

Karel heeft in 1978 bewust gekozen om met directe kinderen van de Dolle een stam op te bouwen. Daarvoor had hij aan Marijn speciaal gevraagd om jongen van de Dolle te mogen kopen als deze aan zijn eigen zus zou worden gekoppeld. Zo kwam hij in 1978 aan een zoon en een dochter uit de Dolle x Zus Dolle (953). Deze twee de 78-234 (kraswitpen doffer) en 78-233 (schaliewitpen duivin) werden aan elkaar gekoppeld. Met de jongen daarvan werd gevlogen en de beste vliegers daarvan werden eveneens weer tegen elkaar aan gekoppeld. De jongen daar weer van, die dus 8 x het bloed van de Dolle en zijn zus Dolle 953 voerden, vormen de basis van zijn kweekcentrum. Later werd er bij Martha van Geel nog een duivin bijgehaald uit een broer van de Dolle tegen een dochter van de Dolle. Verder werd er door ruiling een duivin verkregen van Kramer uit Drouwenermond. Dit was een rechtstreekse van Geel en eveneens ingeteeld naar de Dolle. Ook kwam er nog een kleinzoon van Vlekje via Bertus Timmer naar zijn kweekhok. Vanaf 1991 werden de jongen van deze 5 duiven onder elkaar gekoppeld en werden er geen duiven meer bijgehaald. Althans de duiven met ander bloed die werden aangeschaft werden niet in de van Geelstam ingekruist. De laatste tijd zijn er o.a. van First Prize Pigeons wel duiven bijgehaald van andere lijnen met veel Aardenbloed, maar die worden slechts sporadisch met zijn van Geels gekruist. En deze kruisingsproducten zijn dan ook alleen bedoeld voor zijn eigen vlieghok of als mensen specifiek om deze kruisingsprodukten vragen. Zijn nieuwste aanwinsten zijn een aantal toppers van de combinatie Kreuer uit Duitsland die hij een jaar te leen heeft. Hierbij zitten o.a. de 5e en 7e asduif nationaal en 3 jongen van de Golden Barcelona Jan de 1e Gouden Barcelona duif in 2005 die o.a. een 2e nationaal Barcelona won. Deze duiven wordt eerst ingeteeld en zullen op termijn tegen zijn eigen ingeteelde van Geel duiven worden gezet.

    

De afgelopen 30 jaar heeft Karel zelf diverse successen behaald met zowel ingeteelde nazaten van de Dolle als met kruisingsprodukten. Naast zo’n 15 keer bij de eerste 100 nationaal te hebben gezeten, ook opvallende andere prestaties zoals een 1e op Strombeek jonge duiven tegen zo'n 13.000 duiven met een snelheid van boven de 100 km per uur. Dus absolute kop met een ingeteelde nazaat van de Dolle en nog wel op een sprintvluchtje. Ook afgelopen jaar had hij een prima seizoen met onder andere de 10e NPO Perigeux, 3 van de 4 op Albi en 7 van de 8 in de NU sector 1 & 2 op Cahors.

Karel houdt de eerste 2 rondes doorgaans zelf voor zijn vlieghok en voor aanvulling van zijn kweekhok. De rest wordt verkocht. Er is veel vraag uit binnen- en buitenland naar zijn duiven. Vooral nu hij een website heeft www.karelskweekhokwijchen.nl neemt uit het buitenland de vraag naar duiven steeds meer toe. Vooral uit Duitsland en Roemenië.

Er zijn in die 30 jaar dat zijn kweekhok bestaat uiteraard verschillende duiven gekweekt die elders voor successen hebben gezorgd. Echter lang niet iedereen die duiven bij Karel heeft aangeschaft komt hier voor uit. Dat vindt Karel beslist jammer. Maar gelukkig zijn er talloze successen te noemen waarvan ik hier alleen de meest opvallende noem. Karel Koster uit Veendam werd in 1997 1e in categorie 1 van de Fondspiegel en wijlen Bertus Bult uit Wijckel speelde meerdere prijzen bij de eerste 100 nationaal met nazaten van Karels Kweekhok en presteerde het zelfs om in 2009 2e nationaal kampioen overnacht te worden.

Karel heeft vele vriendschappen over gehouden aan zijn kweekcentrum en hoopt nog jaren hier mee door te kunnen gaan. Afgelopen jaar heeft hij daarom zijn hokken nog drastisch verbouwd en aangevuld met kweekboxen. Hij wil tot slot nog wel even gezegd hebben dat hij de handel in duiven op internet een verrijking vindt, maar het wel betreurt dat het helaas niet allemaal eerlijke handel is. Hij doelt dan op onjuiste informatie op stamkaarten. Dat is een kwalijke zaak zegt hij, want zo krijgen goed bedoelende liefhebbers soms een slechte naam door toedoen van een ander. Bijvoorbeeld doordat zij die onjuiste info op hun stamkaarten te goeder trouw over nemen en daar later op worden aangesproken.


03-04-2013

Rini Broers - Oss / De gewone liefhebber

Regelmatig hoor ik dat het gewaardeerd wordt dat ik aandacht schenk aan de gewone duivenliefhebber. En wat men dan bedoeld met de gewone liefhebber wordt meestal pas duidelijk als ik daar op doorvraag. En daarbij wordt ook duidelijk dat niet iedereen hetzelfde beeld heeft van een gewone liefhebber. Duidelijk mag zijn dat dit niet de commercieel ingestelde topspeler is die zijn hoofdinkomsten uit de duivensport haalt. En ook niet die sportvriend die zelden op de uitslag staat. Wie is dan toch die gewone duivenliefhebber? Ik heb daar zelf uiteraard ook een beeld bij en heb dan verschillende duivenvrienden voor ogen. Daarom deze keer een gewone liefhebber in beeld.

Een van de liefhebbers aan wie ik denk wanneer ik het heb over de gewone liefhebber, is Rini Broers uit Oss. Rini is 59 jaar oud en is via zijn vader Johannes (Hasje) en zijn halfbroer Ad van Berkom in de duivensport gerold. Toen Ad, die met zijn vader samenspeelde, trouwde en voor zichzelf ging spelen, ging Rini met zijn vader verder. Toen er in 1968 echter een jeugd competitie kwam, ging hij spelen als zelfstandig jeugdlid. Dat was een mooie tijd zegt Rini. “Eigenlijk was de duivensport toen veel leuker dan nu. Er werd onderling veel geruild en men gunde elkaar het succes. Men was blij voor elkaar als een clubgenoot een overwinning behaalde. Dat is nu soms wel wat anders. Hoewel we over de saamhorigheid in onze vereniging geen klagen hebben. Het is gezellig vertoeven in ons clubhuis. Alles word gezamenlijk gedaan vanaf het inkorven tot en met het uitlezen van de computer.”

Toen Rini 19 jaar werd ging hij vervolgens weer met zijn vader samendoen totdat deze in 1983 is komen te overlijden. Inmiddels speelt Rini nu alweer zo’n 30 jaar zelfstandig. In de afgelopen jaren heeft Rini regelmatig mooie uitslagen behaald en heeft hij het ook al eens tot 1e generaal kampioen van zijn vereniging geschopt. Dat is nog altijd één van de hoogtepunten uit zijn duivencarrière, maar dat is inmiddels al weer een tijdje geleden. Wel maakt Rini nog steeds regelmatig een mooie uitslag zoals afgelopen jaar met de jonge duiven op Isnes waarbij hij o.a. 1 t/m 3 en 5 zat met 24 ingekorfde duiven en 13 prijzen tegen 320 duiven.

Rini geeft aan dat hij niets heeft met een computer en internet. Daar kan hij niet mee overweg en dat heeft ook niet zijn interesse. Daarin is hij ook zeker niet de enige duivenliefhebber. Vooral onder de oudere liefhebbers (en dat is toch het merendeel van de duivenliefhebbers) ontmoet ik met grote regelmaat mensen die nooit of slechts zelden achter de computer zitten. Onder de gewone liefhebbers is het percentage digibeten zeer waarschijnlijk een stuk groter dan bij de kampioenen en/of commercieel ingestelde liefhebbers. Vooral bij die laatsten speelt het internet dikwijls juist wel een grote rol. Voor Rini is vooral de omgang met zijn duiven het belangrijkste van de duivensport. Hiervan kan hij enorm genieten. Dat betreft zowel van het observeren van zijn duiven, de thuiskomst van de vlucht, het kweken en ook mag hij graag met zijn duiven stoeien.

 De kampioenen in de duivensport onderscheiden zich van de gemiddelde liefhebber over het algemeen door een bepaalde gedrevenheid. Zij stellen zichzelf een doel, werken met schema’s en een planning om dit doel te bereiken en laten niets aan het toeval over. Dit betreft alle aspecten van de duivensport vanaf het bouwen van een hok, de aanschaf van de duiven, het spelsysteem, de wijze van selectie, etc. Hoe anders is dit bij Rini? Om te beginnen heeft Rini nog nooit duiven gekocht, behalve zo nu en dan een bonnetje. Zijn duivenbestand bestaat voor een groot deel uit nakomelingen van gekregen duiven aangevuld met duiven die hij via het kopen van een bon in zijn bezit heeft gekregen. Vooral van clubgenoot Jo van Uden heeft hij regelmatig een bon gekocht en recent ook van de combinatie van Wanrooij, J.Korsten en F.v.Schijndel. Verder is zijn verzorging eenvoudig. Op medisch gebied wordt er niet meer gedaan dan alleen de jaarlijks verplichte enting tegen paramyxo, een jaarlijkse wormenkuur en tijdens het broeden een geelkuur. Er worden naast een niet al te dure voermengeling alleen de meest gebruikelijke voedingssupplementen gegeven. De duivensport is op zich al duur genoeg, zegt Rini. Van begeleidingsschema’s moet Rini het ook al niet hebben. Vanwege hartproblemen doet hij alles zo goed kwaad als het past bij zijn werk- en leefritme. De weduwnaars komen twee keer per dag los en de jonge duiven één keer.

Om kampioen te worden en te blijven moet men er heel veel voor doen en voor over hebben. Dat is lang niet voor iedereen jaar in en jaar uit op te brengen, ook niet voor Rini. Hier is hij zich terdege van bewust, maar zegt hij; “Het mooiste is toch om de grote jongens af en toe te kunnen kloppen”.


23-03-2013

(Wijlen) Hans van Rossum – Utrecht / Schrijvers over de duivensport.2

Met de komst van internet zijn het aantal columnisten dat over de postduivensport schrijft flink toegenomen. Wanneer men een half uurtje over internet surft kom je tientallen columns en weekberichten tegen. En er komen er nog steeds bij. Een goede zaak vind ik dat. De kennis ligt voor het oprapen voor de goede verstaander/lezer. Nu is dat laatste helaas niet iedereen gegeven. Zo heb ik twee jaar geleden op forum Het Praathuis een discussie opgestart over dit onderwerp. Dit, omdat enkele liefhebbers op dit forum hadden aangegeven dat er zoveel wordt geschreven, dat de beginnende liefhebbers door de bomen het bos niet meer zien. En daar zit natuurlijk wel wat in. Maar, liever veel informatie dan geen informatie is mijn stelling. Je zult je de informatie die over je heen gestort wordt echter wel moeten kunnen filteren, dus selecteren net als je duiven. Dit is een lastig proces, want allerlei factoren spelen hierbij een rol. Allereerst is je eigen kennisniveau, onderscheidingsvermogen en analytisch vermogen van groot belang. Daarnaast heeft het ook invloed of je de persoon die de kennis brengt sympathiek vindt of juist niet. Een van de mensen die reageerde op het forum was Paul Grolleman. Hij schreef hierover o.a. het volgende: “Het zijn veelal dezelfde mensen die ook vaak websites bezoeken om allerlei columns en artikelen te lezen. Vaak zijn die ook wel lid van een of ander duivenblad of magazine. Je moet het ook in je hebben en vooral de wil hebben om informatie te filteren uit columns. Al zou de Louis van Gaal uit de duivensport je beste kompaan zijn, hoeft dit nog geen garantie te zijn dat je leert van deze man. Het ligt vooral aan je eigen persoontje hoe je het oppakt. Competenties van mensen zoals plannen, inschatten, leergierigheid enz. zijn misschien wel belangrijker als het hebben van een goede leermeester of coach.”

Een columnist die zich goed kon vinden in het bovenstaande was de onlangs overleden Hans van Rossum uit Utrecht. Hans schreef tussen januari 2011 en september 2012 op Duivenvlucht.nl 27 columns. Hans heb ik leren kennen in de tijd dat ik als reporter voor de Vredesduif op pad ging en hem bezocht voor een reportage naar aanleiding van het winnen van het generaal kampioenschap van de toenmalige afdeling M. Hans heeft van 1975 t/m 2002 grotendeels samen met zijn vader in combinatie gevlogen en gezamenlijk behaalden ze vele kampioenschappen zoals een aantal malen het generaal kampioenschap van de toenmalige zeer grote afdeling M, 9x achtereen generaal kampioen van de kring Utrecht (660 leden), 15 jaar achtereen bij de eerste 3 generaal van de kring Utrecht. Vooral in de jaren 80 zijn door hen vele overwinningen behaald. Hans was in 2002 oorspronkelijk met de duivensport gestopt. Hij ergerde zich over het massaal verspelen van zijn jonge duiven. Daarnaast ontdekte hij dat de kwaliteit van hun kolonie achteruit gegaan was. Ze hadden teveel goeden verkocht. Vooral naar Japan zijn er veel weg gegaan. Daardoor werd de kweek verwaarloosd. De goeden komen veelal uit de goeden en als je die verkoopt wordt het toch wel lastig om aan de top te blijven, zegt Hans. Daarna is hij drie jaar convoyeur geweest bij de afdeling 7. Dat was voor Hans een zeer leerzame periode. Voor zijn columns heeft hij regelmatig geput uit de toen opgedane ervaringen. Hans zegt over zijn ervaringen als convoyeur: “In wat voor miserabele staat sommige liefhebbers hun duiven soms inkorven tart elke beschrijving. Er gaan teveel duiven mee waarvan al op voorhand vast staat dat ze nooit geen prijs zullen winnen. Hier ligt een uitdaging voor de NPO”. Vervolgens is Hans een paar jaar Oosterse Rollers, Galatzers en Batcka’s gaan fokken. Dat lukte ook goed, maar de duifjes zelf stonden Hans als echte postduivenman eigenlijk niet zo aan, met hun frêle lichaamsbouw en fijne kopjes.

Dat Hans uiteindelijk toch weer met postduiven ging spelen kwam vooral door de invloed van zijn vrouw. Zij werkte in de verzorging, veelal in nachtdienst en de kinderen waren uit huis. Hans werkte inmiddels niet meer vanwege een steeds minder wordende gezondheid en zijn vrouw wilde graag dat Hans overdag iets om handen had. Hans is toen opnieuw begonnen met het aanschaffen van complete rondes jonge duiven. Van die duiven zelf is zeer weinig overgebleven, al zaten er tijdens mijn laatste bezoek nog wel verscheidene nazaten van. In de vroegere jaren met zijn vader kocht Hans niet vaak duiven bij. Dat liet de beurs ook niet toe. Maar na zijn herstart pakte Hans het anders aan. Hij kocht regelmatig een duif bij van het beste dat hij wist te zitten. En zijn goede duiven verkocht hij ook niet meer. Medicijnen werden alleen toegediend als de duiven ziek waren, maar er werd wel ingeënt tegen pokken en paramixo. Duiven die tobden met hun gezondheid werden onherroepelijk opgeruimd, ook al hadden ze veel geld gekost. Met deze aanpak had Hans na zijn herstart al weer verschillende aansprekende overwinningen behaald.

Hans nam in zijn columns geen blad voor zijn mond, echter zonder mensen te kwetsen. Hij schreef over onderwerpen als duivenhandel, eerlijk(er) spel, respect opbrengen voor andermans prestaties, de rol van geld in de duivensport, berekening van kampioenschappen, verliezen met jonge duiven, enz. De rode draad in Hans zijn columns was dat hij de duivenliefhebbers een spiegel voorhield. Met het overlijden van Hans is er helaas een columnist minder die zijn kritische geest over vrijwel alle onderwerpen binnen onze geliefde sport laat gaan. Ik haal hierbij enkele uitspraken van Hans aan waar ik me helemaal in kan vinden; “De beter presterende zijn vooral de mensen die goed kunnen observeren. Maar dat is een kunst die niet velen is gegeven. Er zijn er velen geroepen, maar slechts weinigen zijn uitverkoren. Er moet een soort chemie zijn tussen melker en duiven. Wat je er voor kunt doen, laat dat niet. Een duif moet de gelegenheid krijgen om te presteren. Dat betekent niet dat je ze vol moet stoppen met allerlei voedingssupplementen en ze uren gedwongen moet laat trainen.”

Hans, het was fijn je gekend te hebben. Bedankt voor je wijze lessen!

http://www.duivenvlucht.nl/hans-van-rossum

 


 

12-3-2013

Huib Akster – Hoge Enk / Beginners bij de sport houden.2

Het afgelopen jaar zijn er veel nieuwe klanten bijgekomen voor de-duivencoach.nl. Na inmiddels al weer drie jaar bezig te zijn, ben ik er meer dan ooit van overtuigd geraakt dat ik met mijn activiteiten voorzie in een behoefte. Dagelijks wordt ik wel op één of andere wijze er op gewezen dat er velen zijn die een duwtje in de rug goed kunnen gebruiken. Afgezien van enkelen die “het” waarschijnlijk nooit zullen leren en beter een andere hobby hadden kunnen kiezen, is vrijwel iedereen die tot nu toe met mij in zee is gegaan, daar zeer tevreden over en zijn hun prestaties veelal ook vooruit gegaan. Meer kan ik me niet wensen. Mijn doelstelling is immers de doorsnee duivenliefhebber meer plezier aan zijn/haar duivenhobby te laten beleven. Indirect draagt de-duivencoach.nl er aan bij dat er minder liefhebbers zullen afhaken vanwege te weinig succes c.q. spelplezier.

Zoals ik vorig jaar al schreef en wat voor weinigen nieuws zal zijn, is er weinig nieuwe aanwas van postduivenliefhebbers. Afgelopen jaar ben ik wel weer verschillende malen benaderd door mensen die een start wilden maken met de duivensport, maar de meesten zagen er uiteindelijk toch weer van af. De reden was dan meestal dat ze er ook nog andere hobby’s op na hielden en ze zich niet hadden gerealiseerd dat succes in de duivensport je niet komt aanwaaien. Elke dag de duiven laten trainen in het vliegseizoen, vaste avonden waarop je voor de duiven op pad bent, enz. Deze investering in tijd en inspanning willen velen niet meer opbrengen. En daarnaast is ook lang niet iedereen even geschikt als duivenliefhebber.

Een van de “nieuwen” waarvan ik verwacht dat die waarschijnlijk wel blijft “hangen” is de 35 jarige Huib Akster uit de Hoge Enk. Huib is eigenlijk ook geen echte nieuwe liefhebber, maar een herintreder nadat hij in zijn jeugd samen met zijn vader een jaar of vijf de duivensport heeft beoefend. Sinds een jaar of drie heeft hij de sport zelfstandig opgepakt. Het duivenvirus zit bij Huib in de familie. Zijn vader en oom met neven waren (en zijn) ook duivenliefhebber. Ondanks dat hij dus zijn hele leven wel veel duivenliefhebbers om zich heen heeft gehad, kun je Huib echter toch wel onderbrengen bij de beginnende liefhebbers. De duivensport heeft voor hem namelijk nog veel geheimen. Toen hij drie jaar geleden de stoute schoenen aantrok en (weer) met de duivensport begon, kreeg hij een hok van een kennis die stopte met de duivensport. Daarna kwam hij via Duivenmarktplaats in contact met Jan Marcusse uit Ewijk die met de duivensport stopte en van wie hij zijn eerste duiven kocht.

 In de startfase had Huib nogal wat hulp van een oom die hem met zijn 40 jaar ervaring met raad en daad bijstond. Helaas is deze oom vorig jaar overleden. Maar helemaal zonder hulp zit Huib gelukkig niet. Gert Boonen van de bekende combinatie Boonen uit Hierden heeft hem inmiddels aan een paar jongen uit zijn toppers geholpen en wanneer Huib vragen heeft kan hij altijd bij Gert terecht. Gevraagd naar wat Huib nou het moeilijkste van de duivensport vindt, geeft hij aan dat het met zijn volledige en drukke baan soms erg moeilijk is om werk en hobby goed te combineren. Gelukkig springen zijn kinderen geregeld bij om de duiven te voeren en zijn vrouw helpt bij het opleren van de duiven. Voor nieuwelingen is de duivensport niet erg toegankelijk vindt Huib; “Als ik zie wat er allemaal veranderd is tussen vroeger, toen ik als kind met mijn vader duiven had en tegenwoordig, kun je rustig stellen dat de duivensport tegenwoordig voor de meesten ook echt sport is en dat het vroeger veel meer hobby was. Er komt nogal wat voor kijken om een beetje succes te hebben op de vluchten. En daarbij is het ook best een dure sport. En dan doel ik nog niet eens op de aanschaf van duiven maar het voer, bijproducten, kosten voor het inkorven, enz. Er komen geregeld weer nieuwe onkosten bij. Ik ben weer begonnen omdat ik verhuisd ben en weer de ruimte heb. Bovendien bezat ik de basiskennis en had ik ook een idee wat er allemaal voor komt kijken om een start te maken. Maar om als totale leek nu zomaar 'de duivensportwereld' in te stappen, lijkt me vrij heftig.”

Huib loopt dus bij het beoefenen van de duivensport vooral aan tegen de investering in tijd en inspanning. Precies de meest genoemde reden waarom veel beginners vaak weer snel afhaken. Ook Bert Bloemert gaf in mijn minireportage van 12 december 2012 aan dat duivensport lastig te combineren is met een jong gezin en werk. En van Henri Akkerman die centraal stond in het eerste deel van “beginners bij de sport houden” van 6 januari 2012, ontving ik afgelopen jaar precies hetzelfde signaal. Ik kom uiteraard ook jonge liefhebbers tegen die minder last van dit probleem hebben, of hier zelf wel een oplossing voor hebben gevonden in de loop van de jaren. Maar dit zijn over het algemeen geen beginners maar liefhebbers die al vanaf hun kinderjaren in de duiven zitten en hele bewuste keuzes hebben gemaakt zoals specialisatie op 1 onderdeel of in combinatie vliegen met iemand die meer tijd heeft. Zij hebben het voordeel dat ze de basis al beheersen. Om toch ook de beginnende jonge liefhebber bij de sport te krijgen en te houden zal er mijn inziens ook vanuit de organisatie zelf actie moeten worden ondernomen. Zo’n jonge liefhebber die een goede manier heeft gevonden om met dit probleem om te gaan is Wiebren van Stralen. Wiebren, die zelf enige tijd deel heeft uitgemaakt van het NPO bestuur, geeft aan dat de duivensport teveel vanuit het kijken naar het verleden wordt bestuurd, door ouderen die vooruitgang en vernieuwing blokkeren. Naar zijn mening zou er voor een spelprogramma moeten kunnen worden gekozen zoals je een menu kiest in een restaurant. De huidige generatie heeft meer behoefte aan eigen competities, zegt hij onder verwijzing naar de sociale media als duivenforums, Facebook, Twitter, etc.

Terug naar Huib, volgens wie de duivensport nog zeker een toekomst heeft. “In mijn woonplaats leeft de sport best wel. Twee directe buurmannen hebben duiven, 50 meter verderop zitten ook twee duivenliefhebbers. En aan de andere kant van de straat zo’n 100 meter verderop zitten er wederom twee. Dus ja, het leeft bij ons wel.  Maar ik kan niet zeggen dat onze vereniging actief is voor wat betreft het aantrekken van nieuwe leden.”

Tot slot nog enkele vragen aan Huib: 

Wat is je doel? Wat wil je graag bereiken met de duiven? Mijn doel is om goed mee te draaien in mijn eigen vereniging. Ik wil graag goede resultaten bereiken op de dagfond.

Wat zijn je Grootste successen tot nu toe? Vorig jaar in 2012 behaalde ik mijn mooiste succes op de dagfond. Op Bourges vloog ik de 1e in de vereniging en eindigde ik als 2e dagfondkampioen in de vereniging aangewezen en onaangewezen. Met daarnaast de 1e en 2e  duifkampioen.

Wat vindt jij het mooiste van de duivensport? Het vliegseizoen vind ik het mooist. De resultaten zien van het werk wat je erin steekt. 

Waar stoor jij je het meeste aan in de duivensport? Afgunst onderling.


19-02-2013

Christianne Niks - Westerhaar / Vrouwen in de duivensport

De duivensport is eigenlijk altijd hoofdzakelijk een mannensport geweest. Tijdens mijn hokbezoeken kom ik zelfs regelmatig vrouwen tegen die niets van de hobby van hun echtgenoot moeten hebben. In mijn vrienden- en kennissenkring zijn er ook ex-duivenmelkers die gestopt zijn met de duivensport omdat hun vrouw er niet achter stond. Als ik daar dan op inga en naar de reden hiervan vraag wordt er geantwoord dat de duivensport een gezinsonvriendelijke sport is, of men zegt zoiets als “altijd stront en veren in huis”. Toch zie je op forum Het Praathuis en op Facebook ook verschillende vrouwen actief, waarvan een aantal zelf de sport bedrijven. Een van deze vrouwen is Christianne Niks uit Westerhaar. Aan haar vroeg ik wat haar nu zo aantrekt in de duivensport.

Christianne is 57 jaar en heeft daarvan 29 jaar duiven. Ze is met de duivensport in contact gekomen door broers en een zwager van haar man Reinder met wie ze sinds 1987 in combinatie vliegt. Toen Reinder die een enthousiast voetballer was, daarmee moest stoppen vanwege een rugblessure, opperde Christianne dat ze misschien ook maar eens met duiven moesten beginnen. Net als zijn broer die naast hen woonde en waar ze wel eens ging kijken. In 1984 bouwden ze zelf een hok van 2e hands hout. Een paar jaar later kwam daar een klein hokje bij van een overleden sportvriend. Vanaf 1998 wordt er gevlogen op een prachtig hok van 14 ½ meter met daarbij nog een door Reinder zelf gebouwd kweekhok. Bij de start in 1984 kwamen er duiven van verschillende liefhebbers uit hun vereniging en in 1987 werden er duiven aangeschaft bij een andere vrouwelijke duivenliefhebber namelijk Willie Röhling uit Erica. Hier zijn ze zeer goed mee geslaagd. Andere duiven waar goed mee gepresteerd werd kwamen van de combinatie Mulder (m.n. de Opoe o.a. 24e WHZB), Staf Theeuwes en R. Dooieweerd uit Vroomshoop. In de jaren negentig stond Christianne met haar man Reinder regelmatig op het podium. Diverse kampioenschappen werden behaald waarvan het generaal kampioenschap in 1999 van de gehele afdeling 9 met ruim 3100 leden, misschien wel één van de meest aansprekende was. Maar ook  prestaties als het in 1998 behaalde kampioenschap 1e Eendaagse Fond NPO Afd.9, 3e nationaal kampioen midfond, 3e beste doffer WHZB en de 1e NPO Munchen  zijn het vermelden meer dan waard.

Vanaf 2002 zijn Christianne en Reind zich gaan toeleggen op de grote fond. De afgelopen 10 jaar zijn ze 8x bij de eerste 15 van het VNCC geëindigd. Daarnaast werden diverse TT noteringen behaald op de nationale / NPO vluchten. De beste duiven van dit moment zijn de 314 (Graaf van Straub) die een kleinzoon is van Lady (Asduif 2002 VNCC), de Black Lady die weer een dochter is van de Lady en de inmiddels 16 jarige Wilde Rooie, een fantastische kweker die o.a. vader is van 2 TT duiven. De afgelopen jaren zijn er tevens duiven bijgehaald van o.a. Arjan Beens, gebroeders Limburg, Harold.Zwiers, Wim de Ruiter en Dirk van de Hofwegen om deze uitstekende fondkolonie nog een extra kwaliteitsimpuls te geven.

Christianne en Reind proberen zoveel mogelijk samen de duiven te doen, maar Christianne steekt er de meeste tijd in, daar Reinder nog volop in het arbeidsproces zit. De overnachtfond  heeft haar  passie. De spanning die opgebouwd wordt met het lange wachten en de voldoening als de grondige voorbereiding en het lange wachten met een topklassering wordt beloond, daar kan voor Christianne geen overwinning op een vitesse/midfondvlucht (met een concoursduur van soms minder dan 10 minuten) tegenop. Ze beleeft ook veel plezier aan de jonge duiven; “Als ik ontspannen bij de jongen zit dan vergeet ik de tijd en ook als ze buiten heerlijk in het bad zitten te spatteren”. Ook beleeft Christianne veel plezier aan het sociale gebeuren binnen de duivensport. Dit betekent niet dat ze vaak op bezoek bij ander melkers gaat, maar ze vindt het uitwisselen van ervaringen via de sociale media wel leuk en zinvol. Zo is ze onder andere actief op Facebookgroepen als Duivenmelkers, Postduiven Discussiegroep, etc. en op duivenforum Het Praathuis. Het Praathuis vindt Christianne het mooiste en daar heeft ze al verschillende nuttige tips op gedaan zegt ze.

Tot slot stelde ik Christianne een aantal specifieke vragen over haar ervaringen als duivenliefhebster, dus als vrouw in een overwegend mannenbolwerk.

Ik kom regelmatig vrouwen tegen van duivenmelkers die niets van duiven moeten hebben. Komt jou dat bekend voor? Ja zeker, maar gelukkig wordt dit wel al een stuk minder. Althans in deze omgeving.

Er zijn niet veel vrouwen actief in de duivensport. Waar ligt dat volgens jou aan? Toen ik begon was er bij onze vereniging slechts één vrouw lid. Dat was mevrouw Trentelman. Die is inmiddels gestopt. In die tijd verklaarden sommige familieleden van Rein en vrouwen van duivenliefhebbers mij voor gek en zeiden ze dat ze niet snapten wat ik in die hokken te zoeken had. Dan zei ik dat ik niet begreep wat zij aan breien of lezen vonden. Maar jaren later toen ik kampioenschappen won, zag  je geleidelijk aan iets veranderen.  Mijn schoonzuster ging de jongen verzorgen bij mijn zwager en dat ging zo goed dat hij er ook meer plezier in kreeg. Daarna gingen ook andere vrouwen zich meer met de duiven bemoeien en er is nu een heuse stamtafel in de vereniging voor de vrouwen. Maar daar word meestal niet over duiven gepraat. Ik adviseer de mannen dan ook om zoveel mogelijk hun vrouw en kinderen bij hun gevleugelde vrienden te betrekken.

Heb je veel contact met andere vrouwen in de duivensport? Het meeste contact heb ik met Johanna de Groot uit Vroomshoop. Met haar ga ik meestal naar de activiteiten in de sport zoals bijvoorbeeld de voorjaarsbeurs. Dan  regel ik een ontbijtje bij Preston Palace en haal ik haar op. Dan hebben we samen een hele mooie dag . Als één van ons tweeën een 1e in het NIC vliegt of bij de eerste 10 van het VNCC zit dan trakteren we elkaar op een wok-etentje. Ik heb Johanna leren kennen in 1992. Ik lag toen in het ziekenhuis voor een zware operatie en toen kwam ze spontaan op bezoek. Ik wist wel dat er in Vroomshop een vrouw was die duiven had, maar ik kende haar toen nog niet. Vanaf die tijd zijn we goede vriendinnen.

Heb je nog een leuke anekdote tot slot? Onze oudste zoon Raymond die vorig jaar voor zich zelf begonnen is met duiven, is bevriend met Jan Nijboer. Enkele jaren geleden was Jan hier op bezoek en wij hadden toen nog een vijver in de tuin. Jan constateerde toen dat wij de duiven goed in orde hadden. Maar wij waren altijd trage starters in die tijd en ik zei toen dus met een gerust hart; “Als wij morgen een eerste spelen dan spring ik in de vijver”. En ja hoor wat gebeurt er? De volgende dag vlogen we een eerste in het Rayon. Ik moest toen in de eerste week van April met een temperatuur van omstreeks 4 graden, de vijver in tot aan mijn borst toe. Ik herinner me nu nog hoe koud dat was haha!!

 


 

03-02-2013

Nico van de Hurk - Oss / Kweken

Al verschillende keren kwam in mijn stukjes en tijdens gesprekken / mailwisselingen met duivenliefhebbers het onderwerp duiven aanschaffen aan bod. Veel minder vaak heb ik het echter gehad over hoe je te werk kan gaan bij het opbouwen van een sterk hok duiven, zonder dat je jaarlijks mandenvol nieuwe aanwinsten hoeft aan te schaffen. Er zijn uiteraard beroemde “rassen/soorten” die sterk tot de verbeelding spreken, maar toch durf ik rustig te stellen dat het aantal liefhebbers dat er in slaagt met een beperkt aantal basisduiven een goed presterend hok duiven op te bouwen, zonder niet voortdurend duiven bij te halen, niet bijzonder groot is. Er zijn weliswaar verschillende goede boeken en artikelen over dit onderwerp geschreven, zoals het in mijn ogen meesterwerk van prof. Alfons Anker en Steven van Breemen. De overgrote meerderheid van de duivenliefhebbers zijn echter geen lezers. Een artikeltje in een duivenblad, op een website, Facebook en/of duivenforums wordt nog wel door een redelijk grote groep duivenliefhebbers gelezen, maar een boek lezen dat is andere koek. En zeker als het over ingewikkelde zaken als erfelijkheidsleer gaat. Dan haken de meesten toch af.

Tijdens mijn hokbezoeken kom ik regelmatig bij zeer goed presterende liefhebbers waarvan de doorsnee liefhebber buiten de betreffende regio nog nooit gehoord heeft, terwijl de gemiddelde kwaliteit van de duiven dikwijls wel groter is dan op menig commercieel hok waarvan iedereen mij meestal wel meteen de namen kan noemen. Zo’n landelijk onbekende is bijvoorbeeld Nico van de Hurk uit Oss. Een liefhebber met een zeer sterk hok duiven voor de overnacht en eendaagse fond. Vooral op de ZLU vluchten met ochtendlossing als Marseille, Narbonne en Perpignan kun je zijn naam vaak terugvinden in de kop van de uitslagen van de afgelopen jaren. Die ZLU vluchten hebben ook zijn voorkeur omdat deze vluchten in zijn beleving “echte” nationale vluchten zijn. Het zijn de enige vluchten waarop je tegen heel Nederland speelt en dat vind ik er het mooie van, zegt Nico. Hij heeft graag veel tegenstanders. Omdat het mij opviel dat Nico zo’n groot percentage in mijn ogen “perfecte” duiven heeft die hij zelf allemaal gekweekt heeft, leek hij mij de aangewezen persoon om eens aan de tand te voelen over zijn kweekmethode.

 

Nico is 63 jaar en heeft alles bij elkaar zo’n dikke 40 jaar duiven. Hij is in zijn jeugd door de duivenbacil besmet geraakt en heeft in die tijd een paar jaar samen gespeeld met zijn vader en een oudere broer. Toen Nico in 1971 zelfstandig met de duiven startte, begon hij net als zovelen onder ons met een allegaartje van gekregen duiven. Met deze duiven was hij vanaf het begin af aan succesvol, want hij won op de eerste vlucht die hij meespeelde met de jonge duiven direct al de 1e in de club. Twee jaar later deed hij al met de besten in zijn vereniging mee. Zo won hij in 1973 op Nationaal Orleans jonge duiven de 35e en 64e tegen 13.500 duiven met zijn 1e en 2e getekende. Nico is in de loop der jaren verschillende malen verhuisd en daardoor ook een paar keer voor korte tijd gestopt. Eind jaren 80 heeft Nico de overstap naar de fond gemaakt. Van 1999 tot 2009  heeft Nico onder naam v.d. Hurk-Dixon in Schaijk gevlogen, samen met zijn voormalige levenspartner Judith Dixon. Sinds 2011 speelt Nico weer zelfstandig onder zijn eigen naam en woont hij in Oss. Een volledige opsomming geven van zijn beste prestaties zal ik hier niet doen, maar om wel een indruk te geven, volgen hier enkele hoogtepunten uit zijn succesvolle duivenloopbaan. In 2004 op Barcelona wint hij vier kopprijzen met zijn eerste vier getekenden en behaalde hij in de eindklassering de 2e plaats van West Europa. Een domper op de feestvreugde was dat later bleek dat er een fout was gemaakt bij de puntentelling. Dit kon niet meer worden hersteld, waardoor deze prestigieuze titel plus grote bokaal ten onrechte zijn neus voorbij is gegaan. In 2005 en 2007 won hij de 1e Narbonne in de Zuiderkempen, in 2006 Bij de Fondspiegel de 6e plaats in categorie 6 of  7 en in 2009 een 1e ZK Perpignan en de 1e en 2e ZK Marseille.

Nico heeft zijn hok opgebouwd met duiven die afkomstig zijn van het beste dat er in Nederland rondvliegt op de grote fond. In de stambomen van zijn duiven kom je de bekende namen tegen als Wijnands, van de Wegen, Wim Muller, Gebr. Kuypers, Saya, P. v.d. Slik, Anton van Haaren, Jan Theelen, enz. Je kan dus rustig stellen dat er een solide basis ten grondslag ligt aan zijn fondkolonie. Hij geeft aan dat ik de 13 en de 14 van 2012 maar in de gaten moet houden. Dit zijn beloftevolle jaarlingen die het resultaat zijn van gerichte lijnenteelt van inmiddels 11 generaties. Als onverduisterde jonge duiven lieten zij zich het afgelopen jaar in ieder geval al geregeld van voren zien. Uit het vorenstaande blijkt al dat Nico vanaf het begin van zijn overstap naar de fond eigenlijk altijd wel bezig is geweest met het idee om een eigen stammetje op te bouwen. Vooral de laatste 10 jaar neemt dat idee steeds verder vaste vormen aan. Hij stelt dat hij nu nog niet zover is, maar inmiddels begint de lijn van zijn Superstitious wel meer en meer de overhand te krijgen op zijn hok. Nico is geen voorstander van te nauwe inteelt maar koppelingen van neef x nicht en grootvader op kleindochter past hij geregeld toe. Bij het samenstellen van de kweekkoppels staan prestaties van de duiven voorop, maar de laatste tijd gebruikt hij ook steeds meer zijn stambomenprogramma. Hierdoor heeft hij meer zicht gekregen op de erfelijke kwaliteiten van zijn duiven. Hoewel ook Nico zich nog nooit verdiept heeft in de erfelijkheidsleer en ook nimmer iets gelezen heeft over bepaalde kweekmethodes, houdt hij zijn oren en ogen wel goed open. En daar is gelegenheid genoeg voor want er komen bij hem verschillende topmelkers over de vloer die deze kennis wel in mindere of meerdere mate bezitten. Zo is onder andere Evert Diepenveen bijna wekelijks te gast bij Nico. Deze eigenaar van het kweekcentrum First Prize Pigeons die in 2011 de titel behaalde van Keizer van The Best Of The Best is een voorbeeld van iemand die goed anticipeert op de veranderingen binnen de duivensport. Zo maakt Evert bij het samenstellen van zijn kweekkoppels gebruik van de laatste inzichten van de wetenschap, zoals de recente ontdekking dat er onder topduiven verschillende zijn die het A gen / Anti- verzuringsgen bezitten. Dit gen is actief in het proces van afbraak van melkzuur tijdens inspanning en heeft daarom invloed op het uithoudingsvermogen van spieren, het spierstelsel en de zuurstofopname.  Ik vroeg Nico of hij er al aan gedacht had om een paar van zijn duiven te laten testen of zij dit gen ook bezitten? Hij geeft aan best wel nieuwsgierig te zijn, maar vooralsnog houdt de prijs van 60 euro per te testen duif hem tegen.

 

Zoals gezegd kijkt Nico bij het samenstellen van zijn koppels eerst naar de behaalde prestaties van de duiven (doffers en duivinnen worden gespeeld). Daarna komt voor hem de afstamming en pas daarna kijkt hij naar de lichaamsbouw en de vleugel. Voor wat betreft de lichaamsbouw is voor Nico diversiteit zeer belangrijk. Twee grote duiven zet hij beslist niet op elkaar, evenmin als twee kleintjes. Ook hecht Nico veel waarde aan het karakter van de duif. Daarvoor worden door hem zijn duiven zeer goed geobserveerd. Nico wil op zijn hok alleen wakkere duiven, zoals hij dat noemt. Daarnaast is vitaliteit een absolute voorwaarde om een plaatsje op zijn hok te mogen bezetten. Duiven die geregeld iets mankeren, houden het bij Nico niet lang uit. De uitspraak die je vaak in reportages en columns leest, dat de goeden alleen maar uit de goeden komen zal je uit Nico’s mond niet horen. Zijn ervaring is namelijk dat de ene helft van zijn toppers geboren is uit ouders die zelf goed hebben gepresteerd en dat de andere helft uit ouders is gekweekt die zelf nooit iets bijzonders hebben laten zien. Wel hebben die laatsten dan vaak wel weer twee of meer grootouders die zelf goed hebben gevlogen c.q. gekweekt. Wanneer Nico duiven bijhaalt wil hij echter wel alleen jongen uit de goede vliegers van die betreffende liefhebber.

Ter afsluiting nog even terugkomend op het begin van deze column/minireportage kun je concluderen dat het wel degelijk loont om gericht te kweken. Liefhebbers als Nico bewijzen immers dat het niet nodig is om regelmatig diep in de beurs te moeten tasten om de kwaliteit van het hok op sterkte te houden en/of te verbeteren.


20-01-2013

Tafelkeuringen / PV de Snelvlucht - Klazienaveen

Een paar maanden geleden was ik te gast bij PV de Snelvlucht in Klazienaveen. Ik was daar uitgenodigd voor een tafelkeuring. Een twintigtal liefhebbers van deze vereniging en leden van omliggende verenigingen als de Flying Dutchman uit Emmen, De Vredesduif uit Weiteveen, PV Zwartemeer uit Zwartemeer, Op Eigen Vleugels uit Nieuw Dordrecht en de Postduif uit Klazienaveen, hadden ieder vijf duiven meegenomen om door mij te laten beoordelen. Wat mij daar bij op viel was de enorme leergierigheid van de meeste deelnemers aan dit gebeuren. Er was ook een competitie aan verbonden waarop prijzen waren te winnen. Voor een aantal deelnemers gold ook zeker dat ze hun beste duiven lieten beoordelen, dus hun best deden om een prijsje te verdienen. Maar verreweg de meeste liefhebbers vonden het wedstrijdelement niet zo belangrijk. Zij wilden vooral weten wat er goed, minder goed of slecht was aan hun duiven. Deze liefhbbers hadden dan ook niet hun beste duiven mee gebracht, maar recente aankopen of duiven waarover ze in twijfel stonden of die mochten blijven. Daar was ik best wel wat door verrast.

Ik had altijd het idee dat dit soort activiteiten voornamelijk worden gehouden voor de gezelligheid en het versterken van de clubgeest. Ik stelde daarom op forum het Praathuis de vraag of mijn veronderstelling juist was. Zoals was te verwachten waren de reacties wisselend. Een liefhebber uit Zeeland gaf aan dat hij het wel interessant zou vinden als er iets dergelijks bij hem in de buurt zou worden georganiseerd en dat daarbij de gelegenheid zou worden geboden om topduiven in handen te krijgen. In zijn woonomgeving wordt namelijk weinig op dit vlak gedaan. Zelfs voor tentoonstellingen is weinig belangstelling meer zegt deze liefhebber. Een liefhebber uit Brabant had een zelfde soort verhaal en schreef dat er in zijn club zeer weinig over uiterlijke kenmerken van goede duiven wordt gesproken en hij zou ook graag zien dat iets dergelijks bij hem in de club of buurt zou worden georganiseerd. Een liefhebber uit Zuid Holland gaf aan dat in zijn woonomgeving jaarlijks de eerste 3 winnaars van de 6 overnacht vluchten worden tentoongesteld . Hij probeert deze gelegenheid dan te benutten om de eigenaar te vragen of hij deze duiven even mag beoordelen. Een zeer bekende Brabantse liefhebber bezoekt verschillende verenigingen in den lande en neemt daarbij altijd een aantal van van zijn topduiven mee die iedereen, jong en oud, in de hand mag nemen. Hier zitten dan NPO winnaars en duifkampioenen in groot verband bij. Een geweldig mooi initiatief dat aansluit op mijn eigen doelstelling. Wanneer ik zelf een verzoek voor een tafelkeuring aan neem, gaat het mij namelijk vooral om het leerelement, waardoor vooral beginnende liefhebbers en herintreders de mogelijkheid krijgen om hun kennis bij te spijkeren. Wanneer ik vermoed dat er alleen liefhebbers komen om een gezellige middag of avond te hebben, neem ik zo’n aanbod niet aan. Vanuit verschillende hoeken verneem ik namelijk dat er best wel veel wordt georganiseerd zoals filmavonden en lezingen van landelijk bekende spelers en keuringen door o.a. ogenspecialisten, maar dat er nogal wat bezoekers naar deze avonden gaan met de nodige scepsis en vooral om lol te maken en een pilsje te drinken.

Aan twee organisatoren van een tafelkeuring vroeg ik waarom zij een dergelijk gebeuren organiseerden. Ik laat hen hierover graag zelf aan het woord. Een organisator van een tafelkeuring in Vollenhove: “Ten eerste vind ik het van belang dat er bij ons in de vereniging iets in de winter georganiseerd wordt om het verenigingsgevoel te versterken. Maar zeker zo belangrijk is het om zicht te krijgen op hoe een goede duif in elkaar zou moeten zitten. Voor de betere liefhebbers zal het vaak een bevestiging zijn van wat ze zelf al weten, maar voor de minder ervaren liefhebbers kan het erg nuttig zijn om te weten te komen waar een duif in het algemeen aan moet voldoen. Dit kan weer belangrijk zijn om een stapje voorwaarts te zetten. Maar uiteindelijk is het natuurlijk aan de liefhebbers zelf om er wat mee te doen en daadwerkelijk die stap te maken.” Een van de organisatoren van de tafelkeuring in Klazienaveen zei onder andere: "Het doel is een gezellige dag te houden van liefhebbers onder elkaar en we willen natuurlijk ook graag een paar centjes overhouden voor de vereniging. Maar toch als hoofddoel hebben we dat er een soort thema aan verbonden zit. De mensen willen graag dingen horen als hoe een duif gebouwd is, of die misschien extra kweekwaarde heeft, op welke afstand die het meest geschikt is, etc.”

Samenvattend kun je dus stellen dat de tafelkeuringen voorzien in een behoefte. Ze bieden de minder ervaren liefhebbers een kans om hun kennis bij te spijkeren over hoe een goede duif er uit zou moeten/kunnen zien. Verder dragen ze bij aan het versterken van het clubgevoel en het spekken van de clubkas. Nu de animo voor “gewone” tentoonstellingen wat terugloopt is de duivensport ermee gediend om dit “gat” te vullen, met een tafelkeuring in wat voor vorm dan ook.

 


 

07-01-2013

Jan Boverhof / Schijndel / Duiven Aanschaffen.2

Op 14 oktober vorig jaar schreef ik al eens eerder over het onderwerp duiven aanschaffen. Ik liet toen John Hazeleger hierover aan het woord. Deze gaf onder andere het advies om allereerst op zoek te gaan naar een liefhebber van wie men duiven wil aanschaffen, in plaats van eerst op zoek te gaan naar duiven. Daar ik recent nog weer allerlei discussies zag op met name Facebook, besloot ik om aan dit onderwerp nog maar eens een artikel te wijden. De meeste mensen die reageerden op mijn column waren het met John eens. De strekking van de meeste mailtjes was dat je als beginner de lat niet te hoog moet leggen, maar eerst het melken een beetje in de vingers moet proberen te krijgen. Waarbij de meesten ook aangaven dat je deze grondbeginselen van de duivensport het beste leert van iemand die ongeveer dezelfde mogelijkheden heeft als jijzelf voor wat betreft ruimte, financiën, vrije tijd, etc. Wanneer je eenmaal op hetzelfde niveau presteert als je leermeester waar je de duiven vandaan hebt, ga dan pas zoeken naar betere duiven.

Over hoe te werk te gaan als je eenmaal op dat punt bent aanbeland, dus als je op zoek bent naar betere duiven, schrijft Michel Verwey in zijn column in nummer 43 van het Spoor. Hij zegt hierover o.a. “alles begint bij goede en zeer goede duiven, maar hoe kom je daar aan?” Michel adviseert vervolgens om geen oude roem te kopen, maar alleen duiven aan te schaffen bij liefhebbers op het moment dat deze zelf op topniveau presteren. Dit advies geef ik zelf ook vaak aan beginnende liefhebbers, maar het is m.i. nog beter (in ieder geval voor je portemonnee) dat je duiven bij iemand bijhaalt net op het punt dat hij of zij op doorbreken staat. Want na een nationale overwinning of een paar keer teletekst, stijgen de prijzen voor een jonge duif flink. Dat is ook logisch omdat de vraag immers toeneemt. Goed lezen van de uitslagen is hiervoor een vereiste. En het is echt niet nodig om honderden euro’s voor een jonge duif uit te geven. En realiseer je ook dat wanneer je 10 jonge duiven koopt voor bijvoorbeeld 150 euro per stuk (wat ik persoonlijk al veel geld vindt voor een jonge duif) dat je voor die 1500 euro bij een groot aantal goed spelende onbekende liefhebbers vaak wel drie a vier bewezen goede duiven kunt aanschaffen. Ik heb verschillende duifkampioenen in groot verband verkocht zien worden voor prijzen waarvoor je bij de meeste grote namen nog geen jonge duif kunt kopen. Over bedragen voor een jonge duif ter hoogte van een gemiddeld maandinkomen voor een AOW’er heb ik het al helemaal niet. Helaas hoor ik dergelijke bedragen wel vaak noemen. En als met een dergelijke aankoop dan een goed vliegend hok duiven is opgebouwd, is het deze investering misschien nog wel waard geweest, maar de waarheid is dat er op tophokken ook veel slechte en middelmatige duiven geboren worden en dat er van zo’n dure aankoop zelfs na drie of vier jaar nog geen enkele nazaat is gekweekt die goed presteert. 

Een man die hierover kan meepraten is Jan Boverhof uit Schijndel. Jan is 65 jaar en 3 jaar geleden met duiven begonnen. Toen  hij begon met duiven heeft hij bij verschillende liefhebbers via internet jonge duiven aangeschaft en is daarbij niet weloverwogen te werk gegaan. Dat beseft Jan achteraf nu ook wel, maar toen hij startte met de duivensport had hij die wijsheid nog niet. Inmiddels is Jan er min of meer door schade en schande achter gekomen dat hij beter iets meer tijd had kunnen steken in de voorbereiding. Dat betekent dat hij zich meer had moeten verdiepen in wat voor doel hem voor ogen stond en pas daarna gericht duiven aan te gaan schaffen bij een goede en betrouwbare liefhebber.

Net als veel anderen heeft Jan zich teveel door mooie stamkaarten laten leiden bij de aanschaf. En vooral als je niet goed thuis bent in de wereld van de stambomen, lijkt het allemaal wel goud wat er blinkt. Dan geef je snel te veel geld uit aan waardeloze of in het gunstigste geval middelmatige duiven. Dat is zonde van het geld! En vooral ook leidt dit vaak tot grote teleurstellingen. Niet zelden geven om die reden nieuwe liefhebbers na een paar jaar tobben de pijp weer aan Maarten. Dat vind ik persoonlijk erg jammer.

Jan heeft de afgelopen drie jaar nauwelijks op de uitslag gestaan. Zijn beste resultaat is een 7e plek in de vereniging op een jonge duivenvlucht. Dat hij de moed toch niet heeft opgegeven vind ik bewonderenswaardig. De meeste beginners zullen het geduld niet kunnen opbrengen om door te gaan totdat zij ook een keer een kampioenschap zullen behalen. Het feit dat Jan erg kan genieten van de omgang met zijn duiven en dat hij er grote bewondering voor heeft dat ze hun huis weten te vinden, zelfs van zeer grote afstand, maakt dat Jan het bijltje er nog niet bij heeft neergegooid. Maar hij geeft aan dat het nu toch wel tijd wordt dat hij ook eens een keer het genoegen zou mogen smaken om een eerste te vliegen.

Recent heeft hij al zijn “kwekers” laten beoordelen en het merendeel opgeruimd. Daarnaast heeft hij jonge duiven aangeschaft uit de beste vliegers van een goede speler. Hopelijk heeft hij hiermee de weg naar boven ingeslagen, want de basis voor succes is nu eenmaal het bezit van goede duiven. Jan beseft dat hij er dan nog niet is, want goede duiven zullen ook goed begeleid moeten worden om topprestaties neer te zetten, maar daar gaat hij de komende tijd hard aan werken. SUCCES Jan!!

   

 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl