4 december 2017

Duivensport in Beijing

Van 15 t/m 26 november verbleef ik in de Chinese stad Beijing. Beijing, door velen van mijn generatie nog op zijn Nederlands Peking genoemd, is een enorme stad met een oppervlakte van bijna 17.000 vierkante kilometer. Er wonen officieel iets meer dan 22 miljoen mensen, maar volgens verschillende mensen die ik er sprak, kun je dit aantal rustig verdubbelen daar nog eens zo’n zelfde aantal mensen hier niet officieel verblijft. Uren voortkabbelend in de files die een groot deel van de dag op vele plaatsen niet te vermijden zijn, zag ik zo hier en daar tussen de enorme wolkenkrabbers en futuristische gebouwen verschillende koppels duiven vliegen. De Hutongs (krottenwijken) waar vroeger vele duivenliefhebbers te vinden waren, zijn de afgelopen jaren in rap tempo vervangen door gigantische flats. Dat heeft tot gevolg dat verschillende duivenliefhebbers zijn uitgeweken naar daken van flats en balkons. Het kostte enige moeite en zoekwerk om een paar van deze balkonliefhebbers te bezoeken, maar het was deze moeite zeker waard.

   

Balkonhok op de 15e verdieping

 

Je kunt er maar nauwelijks in staan

In Beijing worden verschillende éénhoksraces georganiseerd. Ik had mijn reis zo gepland dat ik tijdens de finale van de Huixiang One Loft Race in Beijing was. Jaap Koehoorn had me getipt om daar een kijkje te gaan nemen. Dat was een goede tip! Via een vriend van mijn collega en tolk Hans lukte het om uitgenodigd te worden voor een lunch bij de eigenaren van deze éénhoksrace (het echtpaar Sissi) op de dag dat de finale plaatsvond. De eindrace werd vervlogen vanaf een afstand van ongeveer 550 km. De temperatuur lag enige graden boven het vriespunt en er stond een ijskoude wind. Deze wind hadden ze gelukkig deels mee. Vanwege deze weersomstandigheden was het wel een zware vlucht met op de dag van lossing krap 300 duiven thuis van de ruim 6000. Maar gelukkig was het verloop niet zo dramatisch als een paar jaar geleden toen er een kopwind stond en er slechts enkele duiven op de dag van lossing hun hok bereikten. Voor en na de overvloedige lunch kreeg ik de gelegenheid om in de aankomsthal bij de videoschermen met een aantal aanwezige deelnemers te spreken. Vanwege de hoge inleg van 1500 euro per duif deden de meesten die ik daar sprak met slechts enkele duiven mee en vaak ook met een paar vrienden samen als team. Er was een flinke prijzenpot van 10 miljoen euro. De winnaar incasseerde een mooi bedrag van rond de 300.000 euro en op de 500e plek was nog 10.000 euro te verdienen. De hokken waar de duiven van de OLR gehuisvest waren mocht ik uiteraard niet bezoeken omdat de vlucht nog open stond. Wel kreeg ik een uitgebreide rondleiding door de eigen kweekhokken van Dr. Nai Xu (Sissi) waarop vele topduiven verblijven, deels gekweekt en aangekocht in China, maar ook aangeschafte toppers uit Nederland en België. Hiervan heb ik er een aantal mogen bewonderen.

   

Het complex van de Huixiang One Loft Race

 

Met Mr. Zhang, de eigenaar

In het zelfde weekeinde dat de finale van de Huixiang One Loft Race werd vervlogen vond ook de jaarlijkse beurs in Langfang plaats. Langfang lag ongeveer 60 km vanaf mijn hotel in Beijing en was met een taxi goed bereikbaar. Op deze beurs waren verschillende standhouders uit Nederland en België aanwezig om hun duiven te verkopen of hun producten te promoten. De beurs werd goed bezocht. Vanuit de stand van Reint Jan Blauw, die me gedurende deze reis van vele praktische tips heeft voorzien, heb ik de beurs verkend. Met diverse bekende Nederlandse duivenliefhebbers een praatje gemaakt zoals Gerard Koopman, André Leideman, Jaap Koehoorn, Lex de Jongh, Ype Hemstra, vader en zoon Lin, Arie Dijkstra en Peter Boskamp. De Nederlandse duiven waren erg gewild. Verder heb ik met diverse verkopers van allerlei prestatie bevorderende producten gesproken en diverse potjes en flesjes bestudeerd. Alles is in China te koop. Van vrij onschuldige voedingssupplementen tot in Nederland verboden pepmiddelen als Glenbuterol en aanverwante middelen. Ook EPO (bekend van de wielersport) is in China en Taiwan probleemloos te verkrijgen. Van diverse duivenliefhebbers die ik in Beijing sprak, begreep ik dat praktijken als het rechtstreeks in de borstspieren inspuiten van diverse stimulerende stoffen een dag voor inkorving regelmatig plaatsvinden. De enorme geldbedragen die op prestigieuze vluchten te verdienen zijn, werken dit soort praktijken uiteraard in de hand.

   

De beurs in Langfang

 

Pillen in diverse kleuren en vormen

Omdat ik tijdens mijn verblijf in Beijing zoveel mogelijk liefhebbers wilde bezoeken en ook duiven wilde keuren had ik visitekaartjes in het Chinees laten drukken. Tijdens mijn bezoek aan de OLR bij Sissi en de beurs in Langfang heb ik tientallen kaartjes uitgedeeld en diverse uitnodigingen voor hokbezoeken ontvangen. Het merendeel van deze liefhebbers woonden echter op honderden tot duizend en meer kilometers van Beijng. Zo kreeg ik een uitnodiging om duiven te komen koppelen bij een liefhebber in Binnen Mongolië. De binnenlandse vlucht en verblijf in een hotel aldaar zou de man volledig vergoeden. Gezien de fysieke inspanningen van een dergelijk uitstapje heb ik hiervan toch maar afgezien. Toch heb ik een paar zeer interessante hokbezoeken afgelegd en de duiven van een groot kampioen beoordeeld en gekoppeld. Ook werd ik op mijn duivenkennis getest door een andere kampioen die al eens kampioen was in de beroemde Pioneers Club (dit kampioenschap wordt vervlogen over vier vluchten van 500 km). Ik kreeg een tiental duiven te zien en werd gevraagd daar de besten uit te halen. Nadat ik voor deze test slaagde en daarbij zijn favoriet als beste aanwees volgde er een fotosessie en een uitgebreid diner in een Pekingeend restaurant. Bij de liefhebber waar ik de duiven heb beoordeeld en op papier gekoppeld, kreeg ik alle kwekers en de beste vliegers in handen. Dit was ook een liefhebber die zijn sporen wel had verdiend. Diverse kampioenschappen en asduiven op zowel eenhoksraces als op specifieke derbyvluchten werden de afgelopen jaren door deze man behaald en al deze duiven en hun ouders kreeg ik ter beoordeling. Hier zaten duiven bij die enorme geldbedragen gewonnen hadden. Leuk detail was dat ik een koppel bij elkaar zette dat een paar jaar geleden ook op elkaar had gestaan en ouders waren van een asduif die veel geld voor de man had verdiend. Alle vier aanwezige asduiven en hun ouders had ik hoog gewaardeerd, behalve die bewuste asduif. Dat ik echter van ruim 40 duiven de besten er uit had gehaald en me slechts in één duif vergist had, deed de man en zijn aanwezige duivenvrienden opmerken dat ik in China veel geld zou kunnen verdienen. Dit heb ik de rest van mijn verblijf in China vaker gehoord. Leuk om te horen natuurlijk, maar of ik in China nou gelukkig zou worden, is maar zeer de vraag.

   

Met Mr. Dahlia, RJ Blauw en tolk Hans

 

Topduif, zijn eigenaar Wang+ trofee en vriend

Tot slot heb ik een duivenmarkt bezocht. Tot een jaar of tien terug waren er verschillende duivenmarkten in Beijing, waarvan sommigen zelfs dagelijks werden gehouden zoals die in Fengtai district. Inmiddels zijn deze markten grotendeels met de grond gelijk gemaakt om plaats te maken voor flats. De duivenmarkt die ik bezocht maakte deel uit van een grote markt met levensmiddelen en was er alleen nog op zaterdagen. Er viel voor mij echter genoeg te zien. Er werden enkele honderden postduiven verkocht die in diverse fraai uitziende manden op fietsen en bromfietsen werden aangeboden. Ik ontdekte een aantal zeer knappe exemplaren en probeerde achter de herkomst te komen. Er waren echter geen eigendomsbewijzen bij. Na enig doorvragen hoorde ik dat op duivenmarkten als deze ook duiven werden verhandeld die gevangen waren tijdens de vlucht. Zo vertelde iemand over mensen die tijdens de vluchten ergens op de route met netten duiven vangen en de liefhebbers vervolgens om losgeld vragen. Wanneer ze dat niet krijgen worden ze verhandeld op markten als deze. Behalve postduiven werden er ook andere Chinese vliegduiven aangeboden. Zo waren er prachtige exemplaren hoogvliegers als “Raven Heads” te zien, maar ook zag ik de Dianzi een honderden jaren oud vliegras dat voor de komst van de moderne postduif ingezet werd om berichten over te brengen en waarvan bekend is dat ze afstanden tot 4000 km konden afleggen. Of ze dat heden ten dage nog kunnen is maar zeer de vraag. De vogels van dit ras die ik in handen kreeg vertoonden inteeltverschijnselen.

 

 

   

Duiven op de fiets

 

Dianzi - oud vliegduivenras

Samenvattend was deze duivenreis waarbij ik uiteraard ook een aantal toeristische highlights heb bezocht als het Plein van de Hemelse Vrede, de Verboden Stad, de Tempel van de Hemel en de Chinese muur, een schitterende maar vooral ook zeer leerzame ervaring.


9 oktober 2017

Ad (Gupke) v.d. Herik – Tilburg / Eenvoud in de duivensport.3

Op een eenvoudige manier de duivensport beoefenen staat anno 2017 vrijwel gelijk met op de wedvluchten genoegen nemen met de kruimels, d.w.z. in het seizoen op bijna iedere vlucht klop krijgen en hooguit af en toe een staartprijsje pakken. Twintig jaar en langer geleden kon iemand met een paar krijgertjes en opvangers op een eenvoudig tuinhokje met twee afdelingen, te weten een afdeling voor ouden en eentje voor jongen, nog regelmatig een mooie uitslag draaien. Dergelijke liefhebbers zullen tegenwoordig vaker niet als wel hun naam op de uitslag zien staan. In steeds meer gebieden zie je dat de degenen die er alles voor over hebben om de top te bereiken, soms bijna in hun eentje een gehele verenigingsuitslag vol draaien. Met als gevolg dat de aardigheid in de duivensport voor de amateur die wekelijks tegen dit geweld moet opboksen, er afgaat en zij vroeg of laat zullen afhaken. Martin van Zon schreef onlangs een manifest en een open brief aan de NPO waarin hij zijn ongenoegen uit over deze ontwikkeling. Hij beschrijft hierin o.a. hoe de postduif als het “renpaard” van de gewone man verworden is tot een bron van inkomsten voor de commercieel ingestelde duivenliefhebber. De prof of semi-prof die er alles aan doet om de potentiële koper van zijn duiven met tot de verbeelding sprekende uitslagen ervan te overtuigen, dat deze er goed aan doet zijn duiven te kopen. De Nederlandse en Belgische postduiven zijn nog steeds erg gewild en vooral in China en de Arabische wereld heeft men veel geld over voor een topduif uit onze contreien. Liefhebbers die in aansprekende concoursen veel duiven op het eerste blad draaien kunnen dan ook rekenen op veel buitenlandse belangstelling. En dit is uiteraard heel aantrekkelijk voor hen die hun hoofdinkomsten uit de duivensport halen. Dat zij daarmee de amateur volledig wegspelen zal voor de meeste zeker geen doel op zich zijn, al wordt dit door deze categorie liefhebbers vaak wel zo ervaren.

In de vorige twee columns over dit onderwerp kwamen Mustar Effendi en Daan van der Spek aan het woord over de beleving van hun hobby. Beiden gaven aan dat de duiven naast allerlei andere vormen van tijdsbesteding kwamen en vooral als ontspanning dienden. Voor de hoofdpersoon van deze column/minireportage geldt dit eveneens. Het betreft de 65 jarige Ad van de Herik uit Tilburg, beter bekend onder zijn bijnaam Gupke. Ad is van huis uit met duiven opgegroeid en heeft dus zijn hele leven al duiven. Ad geeft aan dat het omgaan met – en het thuiskomen van - de duiven voor hem onmisbaar is vanwege de rust die dit hem verschaft als afleiding van zijn druk bestaan. Ad werkt fulltime bij de bluswatervoorziening van de brandweer. Daarnaast heeft hij een webwinkel in tweedehands boeken via Bol.com en is hij de eigenaar van een kringloopbedrijfje. Naast deze werkzaamheden ziet hij ook nog kans om zich in de duivenclub verdienstelijk te maken als concoursleider, inkorver en lid van de evenementencommissie. Ook is hij voorzitter van zijn vereniging en is hij inkorver bij de ZLU vluchten. Verder probeert hij een goede opa te zijn voor zijn zes kleinkinderen.

Dat het spel met de duiven voor Ad lang niet (meer) op de eerste plaats komt wordt uit het bovenstaande wel duidelijk. Toch kan hij wel terugkijken op een aantal mooie prestaties als een 4e nationaal Montauban tegen 17.000 duiven en het duifkampioenschap in de Fond Union tegen 1200 leden. Hij hoopt ooit nog eens een vroege duif op Nationaal Barcelona te spelen, maar heeft verder geen ambities. “Ik ben vroeger wel een slaaf geweest van mijn duiven en besteedde toen elke dag wel 3 tot 4 uur aan mijn duiven. Dat houdt nu wel op met een half uurtje per dag. Ik wil ook genieten van andere dingen. Voor mij duurt het duivensportseizoen maar 2 maanden en dat betreft het overnacht- en ZLU programma.” Ook wat betreft hokaccommodatie en het aantal duiven dat hij bezit en waar hij mee vliegt behoort “de Gup” tot de “ouderwetse” melkers. “Hier geen luxe hokken. Ik heb ongeveer 20 m2 hok verdeeld over 2 hokjes met roosters en 3 hokjes met beukensnippers die een jaar blijven liggen. Dus ik hanteer de droge mestmethode. Geen weduwschap omdat ik de duiven niet regelmatig kan verzorgen. Ik voer 1 x per dag volle bak dus er ligt meestal wel voer in het hok. De duiven komen elke dag los, maar op wisselende tijden. Meestal voor ik naar mijn werk ga of als ik tussen de middag thuis kom eten en als dat niet lukt dan na mijn werk. Ik speel gemiddeld met een stuk of 5 duiven per vlucht.”

Ad heeft zich net als vele andere kleine melkers op de marathons gespecialiseerd. “Die spelsoort spreekt me het meeste aan. Ik heb zelf ook altijd triatlons gedaan en marathons gelopen. Het programmaspel interesseert mij helemaal niets en ik zou mijn duiven wegdoen als de marathons zouden worden afgeschaft. Ik vind overigens dat het verplicht in concours zetten niet bijdraagt tot een leukere duivensport. Als ik zou stoppen zou dat zijn vanwege het verplicht concoursen.” Net als veel andere fondspelers besteedt Ad weinig tijd aan het opleren, ook niet voor de jonge duiven. Desondanks raakt hij nauwelijks jonge duiven kwijt. Zijn jonge duiven worden na twee keer op 10 km te zijn weggebracht op de natour gespeeld. Dit jaar had hij 40 jongen en heeft er nog 37 over. De 3 die verspeeld zijn, waren bijgehaalde duiven. Zijn stammetje duiven dat hij in de loop der jaren heeft opgebouwd, noemt hij zelf een allegaartje, verkregen van liefhebbers uit zijn omgeving. Ad heeft zich net als vele andere sportgenoten in het verleden wel vaak laten verleiden tot duurdere aankopen, tientallen jaren voor gemiddeld 2000 euro per jaar. Hier is hij inmiddels wel van genezen en van deze aankopen zitten nog nauwelijks nazaten op zijn hokken. Er wordt wel eens wat bijgehaald op een bonnetje of met ruiling, maar duiven kopen doet hij niet meer. Zijn beste duif is afkomstig van Verhulst en zoon en is via ruiling verkregen.

Tot slot vroeg ik “de Gup” naar zijn mening over grote inkorvers, de dominantie van sommige professionele liefhebbers, de discussie over inkorfbeperking, etc.: “Ik ben niet tegen grote inkorvers. Dat moet ieder voor zich zelf weten. Bovendien speelt dit op de overnacht nauwelijks een rol als je dit vergelijkt met jonge duiven en de programma- vluchten. Veel fondvluchten worden zelfs door een kleinere liefhebber gewonnen. De dominantie van commerciële hokken is daar veel minder dan op de overige spelonderdelen. Daar wordt dit echt wel een probleem en willen we als duivensport overleven moet het NPO daar snel iets aan doen, anders zijn er over enkele jaren alleen nog maar een paar honderd beroepsspelers en halve beroepsspelers over, die dan tegen elkaar spelen. Ik denk overigens ook dat wij als amateur hier ook schuld aan hebben. Wij verheerlijken namelijk zelf de grote commerciële melkers, daar wordt over gesproken en niet over de kleine gewone man. Naar mijn mening is de dominantie van de beroeps en semi-beroeps niet goed voor de sport en het resultaat zal zijn dat steeds meer hobbymelkers zullen afhaken. Ik kan me dan ook ergeren aan bepaalde discussies op internet waarbij diverse melkers hun wil aan anderen willen opdringen met opmerkingen als “dan moet je ook maar gaan verduisteren en meer met de duiven gaan rijden, of betere (lees duurdere) duiven aanschaffen.” Deze discussies leiden tot niets anders dan dat er nog meer liefhebbers met hun hobby zullen stoppen.”

Tot zover Gupke over zijn kijk op eenvoud in de duivensport. In één van mijn volgende columns zal ik ook eens een prof of semi-prof voor het voetlicht halen om zijn kijk op de duivensport uit de doeken te doen.

 


15 september 2017

Marlon Kok - Ransdorp / Specialisatie (6)

In deze inmiddels 6e column/minireportage over specialisatie laat ik net als de voorgaande keren weer een specialist op de overnachtfond aan het woord. Voor een vervolg in deze reeks zal ik de volgende keer een specialist uit een andere discipline aan het woord laten. Overigens heeft de hoofdpersoon van deze column/minireportage, de 56 jarige Marlon Kok uit Ransdorp zich ook op andere disciplines onderscheiden. Zo is hij samen met zijn vader, met wie hij tussen 1975 en 2003 in combinatie vloog 2x supervitesse-kampioen van Noord Holland geweest. Ook waren ze in die periode zelfs de beste liefhebber van Nederland in de Vredesduif competitie. In die zin zijn er dus overeenkomsten met de hoofdpersoon van de vorige column over specialisatie de marathonspecialist Evert Antonides, die in de WHZB competities ook goed kon meekomen op de vitesse en in de strijd om de beste liefhebber.

Marlon speelt niet voor een kampioenschap, maar streeft ernaar om op de grote fond zoveel mogelijke vroege duiven te draaien. Des te vaker je daar in slaagt dan komen de kampioenschappen vanzelf zegt Marlon. Gevraagd naar zijn mooiste ervaring in de duivensport geeft Marlon aan dat naast de nationale en internationale overwinning op St. Vincent, hij nog steeds met weemoed terugdenkt aan de vele mooie momenten dat hij samen met zijn vader op de duiven aan het wachten was en er een vroege duif gedraaid werd.

Marlon is van mening dat wil je echt jaren aan de top blijven, je er niet onder uit kunt om je te specialiseren. “Om op dit niveau tientallen jaren te kunnen presteren, kun je het er niet even bij doen. Je moet je tegenwoordig echt wel specialiseren en dat doen de meeste goede spelers in Noord Holland dan ook. De meeste spelen alleen ZLU en soms een middaglossing maar je kunt niet alles willen winnen. Maar winnen is winnen. Ik heb wel eens op een paar seconden de 1e nationaal verloren. Maar de aanhouder wint en dit jaar was het dan zover en won ik de 1e Nationaal en Internationaal St. Vincent. Dit succes is me niet komen aanwaaien. Ik doe er veel voor. En dat moet ook. Het is echt niet zo dat je op de marathons het succes zonder inspanning bereikt. Op elke discipline die je speelt moet je 100 procent inzet tonen om de top te bereiken en daar te blijven.”

Marlon snijdt met deze laatste uitspraak een onderwerp aan waar ik toevallig de afgelopen weken verschillende malen mee werd geconfronteerd. Dit betreft de inzet die je moet tonen om aan de top te komen en te blijven. Ik zie steeds meer liefhebbers afhaken voor wie die inspanning te groot is. Zelfs als je kiest voor een bepaald onderdeel waarop je je toelegt kun je niet meer meekomen als je je niet voor 100 % inzet. Waar zit die inzet bij Marlon ‘m in vroeg ik hem. “Ik ben erg fanatiek. Niets is me teveel en ik doe er veel aan om bij de top te behoren en te blijven. Ik ben dan ook wel door de duiven aan huis gebonden en kan bepaalde dingen niet doen, zoals bijvoorbeeld in de zomer op vakantie met de kinderen. Ik besteed in de zomerdag ongeveer 4 uur per dag aan mijn duiven. In de winter is dat iets minder, maar ook dan zet ik de verzorging zeker niet op een laag pitje. In het voorseizoen en gedurende het vliegseizoen is het niet zo dat ik dagelijks met de duiven ga rijden, maar ik steek wel wat tijd in de voorbereiding en houd de duiven die niet gespeeld worden wel in het ritme door ze geregeld zelf weg te brengen op een afstand van 80 km. Verder maak ik 2 x per dag de hokken schoon. Ik hou niet van roosters in de hokken. Daarnaast heb ik het wel heel erg getroffen dat mijn vrouw de duiven ook leuk vind. Ze komt vaak bij me zitten en korft ook wel eens in. Ze heeft geen bepaalde rol in de verzorging van de duiven, maar als ik haar iets vraag doet ze het.”

De afgelopen jaren zie je dat onder druk van dierenwelzijnsorganisaties en een politieke partij als de Partij voor de Dieren, er steeds voorzichtiger wordt omgegaan met lossingen. Ook werden er afgelopen jaar zelfs Kamervragen gesteld aan de Staatssecretaris van Economische Zaken, waarin onder andere gevraagd werd of hij van plan was om een verbod in te stellen op lange afstandswedstrijden. Gelukkig ging hij daar niet in mee, maar het geeft wel aan dat de duivensport en dan in het bijzonder de marathon onder een vergrootglas ligt. Selectie vooraf en alleen duiven inzenden die deze afstanden goed aankunnen is dan ook heel belangrijk. Hoe denkt Marlon hierover? “Ik korf alleen duiven in die met succes deze afstanden kunnen overbruggen. Deze hebben de eerste twee jaar een heel trainingsprogramma doorlopen. Ze worden als jong gespeeld. Niet echt voorzichtig, maar er wordt zo opgeleerd dat het kaf van het koren wordt gescheiden. De zwakkeren en de dommeren vallen door deze manier van opleren al snel af. Daarna moeten ze ook als jaarling flink aan de bak, waarbij de voorkeur uitgaat naar lastige vluchten met lage snelheden. Het gaat er mij vooral om de doorzetters er uit te filteren. Die mogen blijven en gaan dan als 2 jarige de marathons op. Voor de kweek let ik wel op uiterlijke kenmerken zoals goed gebouwd, goed gespierd, goed gekleurde ogen, goed verenpak enzovoort. Maar de mand bepaalt hier de selectie.”

Tot zover Marlon Kok die tot slot aangeeft dat hij de toekomst van de duivensport niet rooskleurig inziet, maar hoopt nog lang van zijn favoriete duivenspel, de marathons te kunnen genieten.


17 augustus 2017

Informatieve websites.2 / Jaco van Nieuwamerongen – Veenendaal

In december 2011 schreef ik mijn 1e column over informatieve websites voor de duivensport. Het betrof toen de website Duivenvlucht.nl waarvan Harco Poelman de maker en eigenaar is. In de afgelopen 6 jaar is er in die wereld heel wat veranderd. Internetmagazines over duiven kwamen en verdwenen. Duivenvlucht.nl bestaat nog steeds en heeft zijn activiteiten flink uitgebreid. Sites die verdwenen of al enige tijd geen nieuwe artikelen meer plaatsen zijn o.a. Duivensites van Gert Krab, Fondtoppers en Postduiven.nl. Ook andere websites waar interessante zaken werden beschreven als Duivenlog van Wiebren van Stralen en de site van Eddy Noël gingen uit de lucht of plaatsten geen nieuwe artikelen meer. Maar ook verschenen er een aantal nieuwe websites als PIGEONSPORTS.NL en Marathonduivenjournaal. De eigenaar van deze laatste website staat centraal in deze column.

Jaco van Nieuwamerongen (45) uit Veenendaal beoefent samen met zijn vader Gerrit sinds 1986 de duivensport. Hij heeft de duivensport met de paplepel ingegoten gekregen, want behalve zijn vader hadden ook zijn beide opa’s postduiven. Jaco is voor velen binnen de duivensport een bekend gezicht. Als schrijver van reportages vanaf 1993 bij achtereenvolgens de Fondkrant, de Vredesduif, het NPOrgaan en het Spoor. Daarnaast ook van internet als columnist voor Duivensites van Gert Krab en als vaste verslaggever voor Marathon Noord en de Fondunie 2000. En natuurlijk voor de grote fondspelers van “Het Marathonduivenjournaal” en de mooie successen die hij op deze discipline samen met zijn vader heeft behaald. Zo werd in 2006 de 1e nationaal Mont de Marsan gewonnen en werd in 2015 een prachtige uitslag neergezet op Nationaal Narbonne met o.a. de 3e, 18e en 40e nationaal. Ook wonnen ze een aantal jaren terug de Fondspiegel in de categorie van de inkorvers met de meeste duiven. Het gemiddelde wat zij toen behaalden, is tot nu toe nog nooit overtroffen.

 

Jaco en zijn vader spelen niet voor een kampioenschap. Ze streven naar mooie uitslagen en dan komen de kampioenschappen vanzelf zegt hij. Ze hebben zich toegelegd op de marathons omdat dit minder stress met zich mee brengt. Jacco; “Liefhebbers van de marathonvluchten zijn relaxter over het algemeen. De inspanning van de duiven is groter en dus de waardering voor die duif ook. Nestspel past ook goed bij ons en daar zijn de programma-vluchten niet voor geschikt.” Uit het voorgaande valt af te leiden dat Jaco behoort tot de categorie liefhebbers voor wie de ontspanning en de omgang met de duiven belangrijker is dan een podiumplaats en een beker aan het eind van het seizoen. Dit beaamt hij; “Kweken en verzorgen van de duiven vind ik het leukst. Vliegen laat zien of we goed gekweekt hebben. Sociale contacten met mede-liefhebbers vind ik ook leuk, als je samen leuk kunt sparren. Ik wil graag winnen, maar ontspanning is belangrijker. Zo lang ik er invloed op heb, ben ik fanatiek. Na inkorving komt de ontspanning.”

Het draait in de duivensport naar mijn mening voornamelijk om goede duiven, terwijl velen het vooral lijken te zoeken in geheimen of allerlei producten. Hier is Jaco het mee eens. “Er wordt dikwijls gezocht naar geheimen in de duivensport. Die zijn er niet. Het gaat om goede duiven, een goed hok en goede gezondheid van duiven en liefhebber. Als je bij veel goede spelers de vijf beste duiven weghaalt, zijn ze bijna allemaal weer ‘krabber’. Uitzondering is Jelle Jellema, die heeft wel 20-25 goede duiven op het hok. Stel dat je dat zou doen, dan zijn de toppers zo weer terug aan de top, want zij hebben er een goed kweekhok achter zitten. Dat geldt ook voor ons. Wij hebben in de loop van 25 jaar een stam duiven opgebouwd voornamelijk gebaseerd op twee doffers van Eijerkamp: De Oude 57 van 1984 en de Carteus Giant van 2001. Door inteelt hebben we getracht de genen van deze duiven vast te leggen en die inteeltproducten weer te kruisen met goede duiven van o.a. Jan Zantboer, Bram Douw, Bram Walpot en Izak de Jong. De laatste jaren zijn daar ook duiven bij ingekruist van Harold Zwiers, Harry Brundel, Piet Heikamp en Arjan Beens.”

 

Jaco gevraagd naar de reden waarom hij het Marathonduivenjournaal heeft opgestart;    “Ik vind de duivensportjournalistiek om te janken. Sorry dat ik het zo zeg. Als ik de meeste stukjes lees, levert het voor mij vaak meer vraagtekens op dan antwoorden. Uitzonderingen daar gelaten. Verder miste ik een soort ‘Fondkrant’. Een blad uitgeven is niet rendabel, dus werd het een internetmagazine. Eenvoudig maar helder van opzet. Verhalen, verslagen en columns van een aardig niveau. Van schrijvers die vrijwillig zijn en geen journalistieke achtergrond hebben. Niet dat het laatste niet mag, maar die zijn er niet. Het niveau moet desondanks voldoende zijn. Ik denk dat we daar aardig in slagen. Het doel is: lezers informeren, maar er ook bij betrekken. En we willen plezier in de sport promoten … de beleving, die meestal in verslagen terugkomt … en we hopen dat we lezers motiveren stappen te maken in de duivensport en dat ze het simpel houden. Duivensport wordt heel vaak te moeilijk gemaakt. Dat is écht niet nodig. Het komt niet vanzelf, maar je hoeft niet 3x in de week te lappen … bijvoorbeeld.”

Jaco heeft een uitgesproken mening over veel zaken in de duivensport. Zo kan hij zich soms druk maken over beslissingen die in zijn ogen onbegrijpelijk zijn. ”Ik stoor me geregeld aan de onkunde van sommige bestuurders en het egoïsme bij een aantal mede-duivenliefhebbers. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de laatste lossing van Bergerac, dan denk ik; waar zijn we toch mee bezig? En als ik het voorstel zie over de nieuwe neutralisatietijd voor de ZLU-vluchten, dan denk ik hetzelfde. Om maar niet te spreken over de onkunde rondom de Zaak Droog van afgelopen winter. Het ergste van alles vind ik, dat er ook nog mensen zijn die er een dikke boterham aan verdienen.” Net als ik ziet Jaco om zich heen dat dat de grootste meerderheid van de duivensporters zo maar wat doet, zonder een plan of doel voor de iets langere termijn. Hij heeft daar een aantal columns aan gewijd die ik op mijn website heb samengevat en becommentarieerd. http://www.de-duivencoach.nl/j-v-nieuwamerongen.htmlEen plan is belangrijk als je verder wilt komen. Dat plan hoeft niet ingewikkeld te zijn, maar wel gericht. Mensen zouden wat vaker iets moeten proberen. Dat doen ze vaak niet. Dingen die al veel keren mislukt zijn, doen ze het jaar erop weer. Mijn opa zei altijd: ‘Een duivenmelker is een jaar ouder, als een ‘normaal’ mens … ze zeggen altijd: volgend jaar wordt het beter!’ Deze uitspraak zegt alles. Ze hopen op beter, terwijl ze niets veranderen.”

 

Ik schreef in eerdere columns al dat er te vaak wordt geluisterd naar de grootste schreeuwers en dat men meer naar degenen zouden moeten luisteren die echt iets zinnigs te zeggen hebben. Dit is Jaco ook met me eens. Ik vroeg hem naar wie hij zelf zoal luistert of geluisterd heeft. “Op de eerste plaats heb ik veel geleerd van mijn opa’s en mijn vader, maar vooral ook door dingen uit te proberen en te luisteren naar liefhebbers die iets extra’s hebben. Als ik mensen moet noemen naast mijn opa’s en vader dan kom ik uit bij Gert van Kooten, Henk Simonsz en Piet Heikamp. De laatste jaren luister ik graag naar Jelle Jellema. Hij heeft een (voor mij) vernieuwende kijk op de duif en de duivenwedstrijden en daar steek ik zeker wat van op. Ik heb een hekel aan het gezegde: “Er zijn vele wegen die naar Rome leiden!” Dat is in mijn ogen waanzin! Je kan via Frankrijk, Duitsland/Zwitserland naar Rome. In bepaalde situaties zal via Frankrijk het beste zijn en soms via Duitsland/Zwitserland, maar als je via Moskou gaat ben je gek en toch zie ik veel duivenliefhebbers via Moskou gaan en enkelen zelfs via Beijing. En ik zie veel van die liefhebbers nooit in Rome aankomen en dat vind ik jammer.”

Het spreekt bijna vanzelf dat als je over duiven schrijft, dat je zelf ook veel gelezen hebt. Dat geldt ook voor Jaco, maar hij is door de jaren heen steeds selectiever gaan lezen. Vroeger had je een paar ‘duivenjournalisten’ die een degelijk stukje konden schrijven, dat is nu stukken minder. Ik denk dat het accent wat meer verschoven is naar luchtige en deels ook informatieve stukjes. Zo vind ik de verhalen van Cor Uitham leuk, omdat ze ontspannend zijn en humoristisch. Ook ben ik blij dat ik Fabian Wendel aan het schrijven heb gekregen. Eerst zijn belevingen rondom een paar topuitslagen en later zijn columns. Hij heeft een heldere kijk op onze sport en zet zijn gevoel en vraagtekens op een leuke manier op schrift. Nu er op het internet al zoveel te vinden is over duiven en de sport alsmaar kleiner wordt bekruipt mij soms het gevoel van voor wie schrijf ik eigenlijk. Om die reden ben ik zelf minder frequent columns/minireportages gaan schrijven. Ik vroeg Jaco of hij dat gevoel herkent. “Nee hoor, je moet het wereldwijd zien en dan geeft het veel leuke reacties. Ik heb leuke contacten door het Marathonduivenjournaal in bijvoorbeeld India, Egypte, Irak en de Verenigde Staten. En de harde kern in Nederland en België blijft ook wel duiven houden. Maar ik probeer wel dingen anders te doen dan het gangbare (ideeën zijn altijd welkom). Zo probeer ik te laten zien hoe verschillende liefhebbers hun duiven naar de diverse wedvluchten brengen. En de favoriete duiven van de liefhebbers door henzelf voor te laten stellen is een groot succes. Verder spit ik in het seizoen de uitslagen uit, waarbij de liefhebbers met een goede uitslag worden uitgelicht. In het winterseizoen probeer ik wat thema’s te behandelen naast uitgebreide reportages van kampioenen. Iedereen die tips en ideeën heeft mag ze naar me sturen. Ik ga dan kijken of het binnen de mogelijkheden ligt om er wat mee te doen. Ik probeer wel vernieuwend te zijn, naast het traditionele, dus is elke inspiratie welkom.”

Tot slot nog enkele vragen.

Krijg je veel reacties op het Marathonduivenjournaal?

Jazeker. En de reacties zijn over het algemeen positief. Natuurlijk zijn er ook minder positieve reacties, maar die zijn over het algemeen nergens op gebaseerd. Als je je hoofd boven het maaiveld steekt, krijg je altijd mindere reacties. Maar dat is minder dan 1%. Veel liefhebbers lezen Het Marathonduivenjournaal met veel plezier. 22% van de lezers komt zelfs uit het buitenland, terwijl het alleen in het Nederlands gepubliceerd wordt. Via Google-Translate wordt er veel vertaald. Deze tijd geeft veel mogelijkheden op digitaal gebied.

Ga jij nog zaken veranderen aan de opzet van je internetmagazine?

Ik probeer in eerste instantie voort te borduren op de dingen die gewild zijn en die leuk zijn om te doen. Het is en blijft gewoon hobby voor me. Maar nieuwe ideeën en inspiratie zijn van harte welkom. Stilstand is achteruitgang. Dus we blijven ons ontwikkelen. De duivenliefhebbers met hun duiven blijven natuurlijk centraal staan en de inbreng van de liefhebbers blijft belangrijk, zoals het voorstellen van de favoriete duiven.

Hoe denk jij over forums? Ga je wellicht nog een forum aan Marathonduivenjournaal toevoegen in de toekomst?

Ik denk over forums op internet net als over referenda in de politiek. Het geeft een verkeerd beeld van de werkelijkheid. Al die liefhebbers met een (ongefundeerde) mening. Dat geeft veel dwaalsporen. Je kunt pas een goede mening hebben, als je jezelf eerst goed informeert of als je open staat voor correctie en aanvulling. Dat laatste doen mensen vaak niet. Dit door gebrek aan leesvermogen of tijd. Ik zie op Facebook zoveel negativisten voorbij komen. De insteek bij veel mensen bij het vormen van een mening is vaak negatief en dat vormt vervolgens een mening die niet deugt. Positieve mensen durven vaak hun mening niet te geven, omdat ze bang zijn te worden afgebrand. Een forum is prima in een kleine omgeving met mensen die verstand van zaken hebben en opbeurend zijn.

 

Wil jij je ergens in onderscheiden ten opzichte van de andere internetmagazines? Of is dat alleen v.w.b. de doelgroep, de marathonspelers?

Mijn doel is niet om mezelf te onderscheiden met Het Marathonduivenjournaal. Ik wil een internetmagazine zijn voor alle marathonduivenliefhebbers en wil proberen iedereen de aandacht te geven die ze hebben verdiend. Dat lukt niet altijd, omdat Het Marathonduivenjournaal mijn hobby is en niet mijn werk. Dus er blijven er altijd wel een paar dingen liggen. Zo wil ik al een tijdje naar Jan Schreurs uit Nieuw Vennep, een echte topper! Maar ook naar Vincent Vork uit Noorden en Tim Hage uit Woerden. Ik hoop er komende winter aan toe te komen. En er ligt al een tijd een verslag van Dirk en Elitsa Veldhuis klaar, maar ik mis nog een paar mooie foto’s. Ook dat gaat geregeld worden. Ik wil vaak te veel en moet me erbij neerleggen dat mijn tijd en vooral energie (na mijn burn-out 2011-2014) beperkt is. Ik hoop Het Marathonduivenjournaal nog jarenlang te doen met genoeg ontspanning en veel plezier!

Waar gaat het naar toe met de duivensport?

De zogenaamde diehards blijven over. Als we als duivensport willen groeien, moet er positivisme van uitstralen. En dat betekent niet het nieuws dat de winnaar van Barcelona voor een half miljoen euro wordt verkocht. Maar dat er vluchten met uitstraling worden georganiseerd, waar iedereen naar uit kijkt. Dat betekent dus niet dat een bepaalde groep liefhebbers wordt beperkt door invliegduiven af te schaffen en dat trainingsvluchten vanuit kleine clubjes als Giesbeek onder de loep wordt genomen om te kijken of dat verboden kan worden. We moeten er met zijn allen wat moois van maken. Organiseer vluchten van rond 800 km met een ochtendlossing en noem die vluchten Dagfond meets Marathon of iets dergelijks. Zet er mooie prijzen boven en maak er iets moois van. Dat is vele malen beter dan een congreszaal afhuren en gebakken lucht en luchtkastelen te presenteren. Managementverhaaltjes kan ik ook afsteken, daar ben ik voor opgeleid, maar daar schieten we als duivensport niets mee op. Je moet opbouwend bezig zijn en met concrete plannen komen. De duivensport red je niet door een Olympiade in eigen land te winnen. Daar zit een doorsnee liefhebber niet op te wachten.


7 juli 2017

Succes in de duivensport.4 / Team Vollebregt – Wassenaar

Is succes in de duivensport af te dwingen door veel te investeren in tijd en geld? Ik denk dat dit wel geldt voor kortstondig succes, maar om jarenlang aan de top te blijven is er mijn inziens meer nodig. Ik sprak hierover met Louis Vollebregt uit Wassenaar, de helft van Team Vollebregt en voorheen gebroeders Vollebregt. De inmiddels 54 jarige Louis ken ik al vanaf dat hij een jongen van een jaar of zeven/acht was. In 1970 begon ik als 13 jarige met postduiven in Wassenaar en met mij bijna gelijktijdig startte ook mijn naamgenoot en toenmalig vriendje Nico Vollebregt, samen met een ander vriendje Dave Onvlee. Wij drieën waren in Wassenaar de enige jeugdleden en trokken met elkaar op tot aan mijn verhuizing naar Aalsmeer halverwege 1972. Louis die een jaar of zes jonger was dan zijn broer Nico, was toen al veel bij de duiven van zijn broer te vinden. Tot vorig jaar hadden we geen contact meer. Nadat Louis een website had laten maken en ik las hoe goed hij al jarenlang presteert samen met zijn broer en later met diens vrouw Ruth, nam ik contact met hem op. Een tweetal leuke bezoeken volgde.

Louis is 54 jaar en zit zoals gezegd vanaf zijn kinderjaren in de duivensport. Na de start in 1971 samen met zijn broer Nico werd de eerste 10 jaar met wisselend succes op de programmavluchten gespeeld. Vanaf 1981 werden de bakens verzet naar de overnacht en volgden de grote successen al snel. In de jaren 80 en negentig werden diverse overwinningen in groot verband behaald. In de beginjaren tachtig waren dat kopprijzen op nationale klassiekers als St Vincent, Dax en Bergerac. Vanaf eind jaren 80 kwamen daar superuitslagen op Barcelona bij en werd bijvoorbeeld in 1990 het fondkampioenschap van de sterke cc Zuid Holland binnengehaald met toen nog 7000 leden. En de afgelopen 25 jaar zijn ze in de uitslagen van nationaal en internationaal Barcelona niet meer weg te denken. De afgelopen jaren spelend onder de naam Team Vollebregt samen met zijn schoonzus Ruth en ook nog enige tijd met hulp van Klaas Krom.

Om bijzondere resultaten te behalen is specialisatie noodzakelijk zegt Louis. Je moet jezelf een duidelijk en haalbaar doel stellen en daar een planning voor maken. En beslist niet tussendoor van doel veranderen of je planning wijzigen. Met haalbaar bedoelt hij dat je het zo simpel mogelijk moet houden. Maar dat betekent niet dat de successen vanzelf zullen komen. Succes zonder inspanning is niet mogelijk zegt Louis. Vooral een zeer stipte verzorging is volgens hem heel belangrijk. Maar andere zaken als gedwongen training bijvoorbeeld, iets waar velen bij zweren, vindt Louis overbodig. “Een duif in vorm traint uit zichzelf lang genoeg. Veel belangrijker is het opvoeren. De tank moet eerst goed leeg zodat die daarna weer gevuld kan worden. Duiven vliegen zichzelf in vorm, rust is ouderwets. Ze moeten zoveel mogelijk mee met de wagen, dat is moderne duivensport.” Naast het werk en de duiven is er in het vliegseizoen geen tijd voor andere hobby’s. “Tijd en energie stoppen in andere liefhebberijen/sporten enz. gaat altijd ten koste van de duiven. Op het podium kom je vaak dezelfde mensen tegen en dat is niet zomaar. Velen kunnen niet jarenlang achtereen dezelfde grote inzet voor hun duiven opbrengen. Maar voor ons geldt dat onze inzet wordt beloond. Inmiddels hebben wij al 35 vluchten achter elkaar goede tot zeer goede prestaties behaald op de zware fond klassiekers. Wat wil je nog meer? Maar natuurlijk gaat hier ook niet alles altijd even voorspoedig. Tegenslagen heeft iedereen wel eens. Zo hebben ook wij bijvoorbeeld veel last van roofvogels en wordt er nog wel eens een goede duif slachtoffer van deze rovers.”

Om op dit niveau te spelen en al zo’n 30 jaar stand te kunnen houden zonder in duiven te investeren is maar zeer weinigen gegeven, tenzij je er in bent geslaagd om een eigen stam op te bouwen gebaseerd op enkele zeer goede basisduiven, zoals bijvoorbeeld Herman van Helmond de hoofdpersoon van mijn vorige column. Dat laatste is bij Louis echter niet aan de orde. Van een eigen stam kun je bij hem niet spreken hoewel er wel een flink aantal aan elkaar verwante duiven zijn hokken bevolken. In grote lijnen komt het bij hem neer op vier basislijnen. Dit gebaseerd op zijn wens om voor ieder weertype duiven te bezitten. Deze duiven worden onderling gekruist. Zijn ervaring is dat hij met kruisen meer resultaat heeft dan met inteelt. Er wordt dus door Louis geïnvesteerd in duiven en goedkoop zijn deze aankopen niet, want Louis wil alleen duiven die beter zijn dan wat hij al heeft. “Je moet altijd op zoek blijven naar betere duiven, je succes hangt voor een heel groot deel af van goede duiven. Door jonge duiven te verkopen en dit geld grotendeels weer te investeren in nieuwe aankopen wordt getracht de kwaliteit op een nog hoger peil te brengen. Ik wil nu nog alleen de echte goede Barcelonavliegers zelf aanschaffen die stammen uit een lijn van extra duiven. Elke aankoop moet beter zijn dan ik zelf heb. Omdat de kwaliteit hier al hoog is probeer ik de laatste paar jaar telkens de zo hoogst mogelijk geklasseerde van de nationale uitslag van Barcelona te kopen als de afstamming goed is.” Er worden dus hoge eisen gesteld aan de duiven die geschikt geacht worden om tegen de eigen toppers te zetten. Dat is in mijn optiek ook noodzakelijk want al zijn duiven moeten in staat zijn om op een zware Barcelona (1211 km) een kopprijs te kunnen vliegen. In mijn typering / verdeling van afstandsgeschiktheid betreft het dus 20 + uren duiven. Daarvan is de spoeling erg dun en moet je dus echt een studie maken van de internationale uitslagen, om te voorkomen dat je achteruit boert. Door alleen die duiven te kopen die het zelf bewezen hebben speel je al een heel eind op zeker, maar dat is slechts enkelen gegeven gezien de prijzen die dergelijke duiven tegenwoordig op brengen.

Voor Louis is het vanzelfsprekend dat hij veel tijd steekt in het observeren van zijn duiven. Hij kent alle prestaties en de afstamming van elke duif op zijn hok uit zijn hoofd. Daarnaast observeert hij ze voortdurend als hij in of rond het hok is. “Het gaat om aangewezen duiven, je moet ze daarom ook goed kennen, hoe minder goed je je duiven kent, des te kleiner de kans dat je echt tot de uitblinkers zult behoren. Topvorm laat zich vaak in kleine gedragsveranderingen zien.” Herman van Helmond die in de vorige column centraal stond gelooft alleen maar in goede duiven, met een normale verzorging en de juiste motivatie. De rest is volgens hem bijzaak. Hoe kijkt Louis tegen zo’n uitspraak aan? “Daar ben ik het grotendeels mee eens, maar ik vind het ook wel heel belangrijk dat de duiven helemaal schoon de mand in gaan, dat versta ik zelf dan onder een normale verzorging. In het vliegseizoen vindt er dus wel medische begeleiding plaats, maar alleen het noodzakelijke. Er wordt geen systeem van een dierenarts gevolgd, maar er is wel regelmatig contact met de praktijk van Hans van der Sluis/Stefan Göbel. In de winterdag krijgen de duiven een paratyfus kuur, tijdens het broeden 2x een kuur tegen het geel en er wordt gedruppeld tegen luizen en wormen. Alles in overleg en met de producten van Hans van der Sluis/Stefan Göbel. Tegen Coccidiose en Ornithose wordt normaliter alleen iets gedaan als dit vastgesteld wordt. De laatste jaren heb ik ze voor aanvang van de fondvluchten behandeld tegen ornithose.”

De uitspraak van Herman van Helmond dat alleen met een zeer strenge selectie de top kan worden bereikt, is Louis uit het hart gegrepen. “Selecteren bij de kwekers is trouwens veel belangrijker dan bij de vliegers. Dat doet de mand wel. Sommige vliegers gaan pas goed presteren op de leeftijd van 3 jaar. Voor de kwekers geldt dat wanneer er na twee jaar geen jongen van over zijn, ze opgeruimd worden. Je moet alleen maar uit je allerbeste duiven kweken.” Louis kan het zich permitteren om al zijn gekweekte jonge duivinnen te verkopen. Hij speelt alleen maar doffers en heeft dus niet veel nieuwe aanwas van duivinnen nodig. Er is veel vraag naar zijn jonge duiven. Uit Japan, China en Malta onder andere kan hij de vraag naar jonge duiven nauwelijks aan. Louis kweekt 50 tot 60 % jonge doffers, hetgeen ruim voldoende is voor aanvulling. Een aantal duivinnen uit de toppers worden jaarlijks geveild op Toppigeons. Louis maakt van het koppelen niet zoveel werk. Zijn stelregel is goed x goed, maar vanwege de vele buitenlandse kopers worden ook op verzoek van de koper ook wel koppels samengesteld zoals de koper ze graag gekoppeld heeft. “Je moet ook wat geluk hebben. Het ene jaar kweek je bijvoorbeeld 15 goede tot zeer goede duiven en het jaar daarop maar twee. Ze worden wel goed aan de tand gevoeld. De jongen worden op de navlucht ingespeeld en moeten als jaarling elke week mee vanaf het begin tot en met de dagfond.”

Tot zover Louis Vollebregt over de manier hoe hij het succes probeert af te dwingen en daar tot nog toe goed in is geslaagd.


19 juni 2017

Coen Brugman - Rutten / Schrijvers over de duivensport.6

In mijn vorige column waarin een schrijver over de duivensport centraal stond (John Laan), schreef ik dat er tegenwoordig veel concessies worden gedaan aan de kwaliteitseisen voor wat betreft de vorm van het geschrevene over de duivensport. In tegensteling tot de hoogtijdagen van de duivensport struikel je tegenwoordig over de spel-, stijl- en grammaticafouten, inconsistenties en haperende of onduidelijk geformuleerde zinsconstructies. Maar daar wil ik het deze keer niet over hebben. Met mijn hoofdpersoon van deze column/minireportage wil ik het hebben over de inhoud van de vele columns en reportages die je wekelijks voorbij ziet komen. Daar valt ook heel wat over te zeggen. Ik sprak hierover met de 50 jarige Coen Brugman uit Rutten.

Coen heeft ruim 40 jaar postduiven en is als 8 jarige begonnen met verdwaalde postduiven die gehuisvest werden in een leegstaand konijnenhok. Toen hij in zijn jeugd in de zomermaanden bij zijn oma logeerde werd hij pas echt besmet met het postduivenvirus. Hij hielp daar de duiven verzorgen van Lou Kok en kwam tevens in contact met de broer van zijn van zijn oma, een zeer fanatiek en hard spelende liefhebber. Dit was Sjors Snijder die destijds met zijn Wigmans duiven menige overwinning behaalde. “Wat ik van oom Sjors heb meegekregen is de gedrevenheid om te winnen. Hij liet niets aan het toeval over.” Al gauw kwamen er late jongen naar Creil waar Coen destijds woonde en werd er een klein hokje in de tuin gebouwd. Op zijn 12e is hij samen met zijn broertje lid geworden van een duivenvereniging. Net zoals bij de meesten werden bij Coen jaren van mooie successen afgewisseld met magere jaren waarin de duivensport soms op een heel laag pitje stond. Tussen 1998 en 2008 behaalde Coen zijn mooiste prestaties. Vooral op München en Limoges werden uitslagen om in te lijsten gemaakt, zoals 11 bij de eerste 15 in het NIC op München in 2006. Een ander voorbeeld is de uitslag van een zware Limoges in 2008 waarop nogal wat duiven zijn achtergebleven. Op die vlucht draaide Coen er 8 van de 9 in de punten en had hij ze alle 9 ’s avonds thuis. Na een totale verkoop in 2013 is hij in 2015 met laatjes en zomerjongen weer opnieuw begonnen. Coen richt zijn vizier nu geheel op de zware dag- en meerdaagse fond en heeft daarvoor onder andere duiven aangeschaft bij Klaas de Vreeze, Johan Halman, Marcel Okkes, Jan Barendrecht, Sijmen Luinenburg, Gebroeders Limburg, Dries Timmerman en Simon IJnsen. De herstart is veelbelovend. Zo zat hij op 27 mei jl. op de zeer zware dagfondvlucht Pointoise in de afdeling 11 tegen 9520 duiven o.a. 10e en 26e. En behalve goed met duiven spelen, schrijft Coen dus ook graag over de duivensport. Zo schreef hij de afgelopen 15 jaar reportages voor het NPOrgaan, de Fondkrant en Het Spoor der Kampioenen.

 

Coen is iemand met een duidelijke eigen mening die hij niet onder stoelen of banken steekt. “In het verleden las ik graag de reportages van Martin Koreman en de columns van Ad Schaerlaekens. Inmiddels ben ik wel een beetje uitgelezen op de doorsnee reportages over het bad dat de duiven regelmatig krijgen, het goede voer en het schone water, met af en toe een ontsmettingskuurtje. Ik lees graag het verhaal hoe de liefhebber zijn duiven naar een vlucht toebrengt en daarbij dan eerlijk open kaart speelt. Dat probeer ik in de reportages die ik schrijf zelf dan ook altijd te belichten. Van bepaalde liefhebbers die hun sporen verdiend hebben en die ik ook als mens waardeer, probeer ik wel alles te lezen dat ik onder ogen krijg. In de verhalen van de zogenaamde eendagsvliegen ben ik minder geïnteresseerd. Die kunnen ook leuk zijn om te lezen maar het gaat mij toch vooral om het informatieve. Dat is ook de reden waarom ik zelf begonnen ben met reportages te schrijven begin 2000. Ik adviseer beginnende liefhebbers (die er helaas niet zoveel meer zijn) om zo veel mogelijk informatie via internet op te zoeken. Ook oude boeken zoals die van dokter Stam vind ik zeer lezenswaardig en nog steeds actueel. Er is genoeg te vinden, maar alles dat geschreven is werkt uiteraard niet bij iedereen. Langdurig succes is meestal een optelsom van wat de betreffende liefhebber door de jaren heen zelf gecreëerd heeft.”

Zelf heb ik in de jaren tachtig ook diverse reportages geschreven voor “de Vredesduif”. Uit die periode is me vooral bijgebleven, dat wil je echt iets leerzaams van de desbetreffende liefhebber vernemen, iets waar de gemiddelde lezer wat van kan opsteken, je geen standaardvragen moet stellen. Dat is mijn inziens ook wat Coen bedoelt met een doorsnee verhaal over voer water en een bad. Zulke verhalen komen dikwijls voort uit een standaard rijtje vragen wat afgewerkt wordt. Een reportage schrijven waar menig lezer iets kan uitpikken waar hij verder mee komt is niet eenvoudig. Dat vergt een grondige voorbereiding. Ik denk dat het daaraan vaak ontbreekt. Ik vroeg Coen of hij zich hierin kan vinden. ”Daar kan ik me zeker goed in vinden. Toen ik net begon met schrijven kreeg ik een lijstje met vragen in mijn hand gedrukt. Dat werkt voor mij niet. De beste reportages schrijf ik als ik een klik met iemand heb. Het is wel voorgekomen toen ik ergens op bezoek was om een reportage te maken, dat ik in de loop van het gesprek dacht; “Over deze man zou ik liever helemaal niet schrijven.” Maar je zit er met een opdracht van een duivenblad, dus je moet wel. Maar meestal waren de liefhebbers oprecht en hadden ze een sluitend verhaal. Maar uiteraard heb ik ook vele verhalen aangehoord die nergens op sloegen. Onder de duivenmelkers heb je hele mooie, maar ook hele vreemde mensen. Net zoals overal elders in de maatschappij. Geheimen zullen er bij bepaalde liefhebbers wel zijn, althans ze vertellen niet alles. Heel veel liefhebbers die zeggen ik doe niks, geloof ik niet. Natuurlijk zijn er enkelen die echt helemaal niets extra’s doen of geven, maar uiteindelijk grijpen ook deze in als het echt te erg wordt.”

 

In mijn vorige column over dit onderwerp schreef ik al dat ik me verbaasde over het grote aantal columns, reportages en blogs over postduiven. Dit ondanks dat het aantal duivenliefhebbers in vergelijking tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw enorm geslonken is. Coen geeft desgevraagd aan dat hij net als ik van mening is dat er veel kaf onder het koren zit en dat je zeer selectief moet lezen. “Er zijn een heleboel duivenprofeten. Iedereen heeft vandaag de dag ook een uitgesproken mening. Ze zitten lekker veilig achter de computer en ventileren deze mening op Facebook, Twitter enz. Een aantal van hen plaatst van alles zonder na te denken en dat is soms helemaal niet goed voor onze mooie sport. En dan heb je nog schrijvers die worden gestuurd uit commercieel belang. Veertien dagen voordat er een veiling van een bekende liefhebber start, wordt er dan een mooie reportage van die liefhebber gemaakt. Heel begrijpelijk maar ik leende mij hier niet voor, tenzij het puur een zakelijke transactie was. Geld verdienen is niet vies, maar of een dergelijke reportage dan educatieve waarde heeft is zeer de vraag. Maar commercie is niet meer weg te denken uit onze sport, sommigen leven er van. En zeker voor hen is zo’n reportage belangrijk en van invloed op hun inkomsten.”

Ik vroeg Coen of hij een idee heeft wat de gemiddelde duivenliefhebber nu het liefste leest. Wanneer ik kijk naar mijn eigen columns/minireportages zijn dat vooral de onderwerpen kweekcentra’ s, de columns over kleurpostduiven en veruit het meest gelezen is de column over keurders en adviseurs met Bennie van Dijk. Meer educatieve columns over bijvoorbeeld kweken, of hoe de duivensport in andere landen wordt beoefend, worden veel minder gelezen. Kun je hieruit opmaken dat de gemiddelde duivenliefhebber helemaal niet op zoek is naar meer kennis? “Dat weet ik niet. Ik denk dat reportages over liefhebbers met uitblinkende resultaten wel graag gelezen geworden. De nieuwe weg die het Spoor de Kampioenen heeft ingeslagen met elke week de uitblinkers in het zonnetje te zetten is mooi. Hierdoor komen de echte uitblinkers ook naar voren. Maar de winnaar van een groot concours moet mijn inziens altijd de grootste aandacht krijgen.” Ik ben het voor wat betreft het laatste maar deels met Coen eens. Zoals ik al eens eerder schreef vind ik het namelijk onzin om het hele spelsysteem en verzorging uit de doeken te doen van een eendagsvlieg, dus van een liefhebber die feitelijk nooit potten breekt, maar slechts eenmaal in zijn hele duivensportcarrière een grote overwinning behaalt. Ik ben zelf van mening dat in zulke reportages veel meer over de liefhebber zelf en zijn duif, zijn herkomst, bloedlijnen, eventuele bijzonderheden, voorbereiding naar de vlucht, etc. geschreven zou moeten worden. Coen: “Daar sluit ik me grotendeels bij aan, maar je mag de liefhebber ook niet te kort doen. Hij heeft met zijn systeem deze overwinning behaald. En wil er natuurlijk over vertellen dat het op die manier gelukt is. Duivenmensen zijn gelukkig ook gewoon allemaal mensen en we praten graag over de manier die bij ons succes brengt. We pronken graag met onze duivenveren.”

 

Het bovenstaande typeert Coen als mensenmens. Ik vroeg hem daarom of het schrijven over duiven hem tot nu toe ook iets heeft gebracht aan vriendschappen, c.q. blijvende contacten. “Ja zeker. Ik weet zo één twee drie niet iedereen meer te noemen aan wie ik goede herinneringen heb of met wie ik nog steeds goed contact heb. Maar in mijn beginperiode als schrijver ben ik bijvoorbeeld erg goed op weg geholpen door Henk van Chaam, een hele fijne man die altijd voor me klaar stond. Verder heb ik met Klaas de Vreeze altijd contact gehouden nadat ik daar was voor een reportage. Ik kende hem overigens al van het voetbal. Heb van Klaas ook duiven gekocht waar ik zeer succesvol mee ben geweest. We verschillen wel op heel veel vlakken van elkaar. Maar we hebben wederzijds respect. Ook met Jan Barendrecht, Sijmen Luinenburg en Johan Halman om er zo nog een paar te noemen heb ik nog steeds een goede band en regelmatig contact.”

Tot slot nog enkele vragen

Wat zijn de overeenkomsten tussen de liefhebbers die jij in de afgelopen 15 jaar heb bezocht?

De duivensport bestaat in mijn optiek uit drie soorten winnaars. Iedereen die ik bezocht voor een reportage viel onder één van die categorieën. Dit zijn 1. De echte winnaars. Zij staan jaar in jaar uit bij de kampioenen. En weten zeker 1 á 2 keer per jaar een geweldige prestatie te behalen. 2. De specialisten. Zij spelen op het door hen uitgekozen onderdeel met volle overgave en vaak zijn ze daar ook heel goed in. Zij doen dat waar ze goed in zijn, dat bij hen en hun duiven het beste past. 3. De eendagsvliegen. De grootste groep liefhebbers. Spelen doorgaans slecht tot matig, maar eens in de zoveel tijd zit alles mee en winnen ze een aansprekend vluchtresultaat of soms zelfs een kampioenschap.

Ik zie maar zelden hokken met een hoog gehalte aan top materiaal. Is dat ook jouw ervaring bij hokbezoeken?

Ja. Ik denk dat de meeste liefhebbers verkeerd selecteren op prestaties. Ze leggen de lat niet hoog genoeg. Lukt het in het seizoen niet moet je ook streng zijn, maar we willen altijd de bakken vol. Soms is het misschien beter om er 5 dicht te zetten. Selecteer maar eens op het aantal behaalde prijzen 1 op 10. Doe dit de eerste 2 jaar in de vereniging. Vervolgens herhaal je dat twee jaar met de behaalde prestaties 1 op 10 in de kring en daarna in afdelingsverband. Zo kun je voor je zelf de lat steeds hoger leggen.

Waar gaat het naar toe met de duivensport?

Volgens mij zullen in de toekomst de duiven op verzamelplekken opgehaald worden. Wellicht komen er voor elke specialisatie aparte clubs, net zoals dat nu al gebeurt met de inkorfcentra die africhtingsvluchten organiseren voor de marathonspecialisten. We moeten wel de vernieuwingen toejuichen die de automatisering ons biedt. Met nostalgie is op zich niets mis, maar vernieuwend denken is de sleutel. Zelf hoop ik dat we ooit op zaterdag niet meer naar de club hoeven. Donderdag of vrijdag de duivenavond om de duiven in te korven, waarbij dan tevens de winnaars van de week ervoor worden gehuldigd. Gezellig aan de bitterbal met cola of een biertje. Het is een kwestie van tijd dat er een waterdicht systeem komt waarmee als de duiven thuis komen er gelijk digitaal een uitslag online is en je direct weet waar je staat. Dat lijkt me heerlijk.


17 mei 2017

Gerard Olsthoorn - Zevenhoven / De Vereniging.3 - PV Airsport

Postduivenverenigingen verkeren in zwaar weer. Zoals ik in mijn vorige column over dit onderwerp al schreef, worden er jaarlijks enkele tientallen duivenclubs opgeheven. Op die column waarin Berend en Corrie Super en hun inmiddels opgeheven vereniging de Skymasters centraal stonden, kreeg ik diverse reacties. Het verhaal van Berend en Corrie werd herkend. De zogenaamde bejaardensoosfunctie van de veelal kleine postduiven-verenigingen met voornamelijk oudere leden, werd door sommigen van de liefhebbers die reageerden heel belangrijk gevonden. Voor enkelen is het sociale contact zelfs de enige reden om nog duiven te houden. Dat jongere leden hier veelal geen boodschap aan hebben en hun sociale contacten buiten de vereniging onderhouden, blijkt verschillende liefhebbers die buiten hun duiven(vrienden) vaak weinig andere contacten onderhouden, soms diep te raken. De meeste jongere liefhebbers beleven de duivensport meestal veel meer als prestatiesport en zien het verenigingsgebeuren als een middel om hun sport uit te oefenen en niet als een doel om hun sociale leven in te vullen. Er waren ook mensen die in hun reactie aangaven dat ze eventueel best bereid zijn om te betalen voor het laten inkorven van hun duiven. De tijd in het duivenlokaal vinden ze vaak verspilde tijd. Ik verwacht dat de verenigingen zoals we die nu kennen over een aantal jaren niet meer zullen bestaan en dat er steeds meer regionale duivensportcentra zullen verrijzen, zoals die er nu ook al een aantal zijn.

Gerard Olsthoorn

Een vereniging die al tientallen jaren geen eigen lokaal meer heeft en waarvan de leden elkaar nooit ontmoeten, is PV Airsport. Deze in 1971 door de onlangs overleden Willem van de Veer (zie mijn column van 4 november 2011) opgerichte vereniging, heef 80 leden verspreid door het gehele land. Het is een vereniging voor duivenliefhebbers die niet met hun duiven aan wedvluchten deelnemen. Voorzitter en ringenadministrateur is de 68 jarige Gerard Olsthoorn uit Zevenhoven. Gerard geniet vooral grote bekendheid door zijn vele successen in de wereld van de showpostduiven. Hij heeft vanaf zijn 13e jaar postduiven, met een onderbreking van enkele jaren tijdens en na zijn diensttijd. De duivenbacil heeft hij van een neef Jan v.d. Bosch die nog steeds met duiven vliegt in Bergschenhoek. Met een andere neef eveneens met de naam Jan v.d. Bosch vloog Gerard ook nog een aantal jaren onder de naam Comb. BEO. Zowel zelfstandig als in combinatie kan Gerard terugkijken op mooie successen als bijvoorbeeld het kampioenschap Rotterdam en omstreken van de z.g. poulevluchten. Dankzij vaste waarden als de 888, de 922 en de 364 werd in één van de topjaren in 5 weken tijd ruim 4500 gulden aan poulegeld verdiend, wat destijds een smak geld was. De duiven waar die successen mee behaald werden, waren hoofdzakelijk afkomstig van J. Mijndert uit Pijnacker, v.d. Flaesduiven van Eijerkamp en nazaten van een topkweker die op de vogeltjesmarkt in Antwerpen was gekocht.

In 2000 is Gerard gestopt met vliegen en overgeschakeld naar de tentoonstellingen. Hij bezat al enige tijd enkele showduiven, maar deed er weinig mee. Op een gegeven moment was zijn werk niet meer te combineren met de vliegsport. “Wil je ruzie krijgen: moet jij zaterdags duiven opvangen en je vrouw bloemen laten snijden.” Helemaal zonder duiven was echter ondenkbaar voor Gerard dus ging hij zich op de shows toeleggen. Het seizoen met de showduiven/tentoonstellingen speelt in de winterperiode, wanneer de drukte met het werk in de bloemenwereld gedaan is. Gerard behaalde met zijn showduiven vele successen. Zo had hij onder andere in 2005, 2011 en 2012 de mooiste duif van Nederland tijdens de Nationale Manifestatie. Ook afgelopen jaar waren er weer podiumplaatsen voor hem op de Nationale Manifestatie met de mooiste jonge doffer en 2e mooiste jonge duivin. Daarnaast heeft Gerard diverse functies in verenigingsverband vervuld, is hij convoyeur geweest, is hij keurmeester bij de GvK, schrijft hij de reportages over de "Keizer van de Show' in het Spoor der Kampioenen, is hij dopingcontroleur en zoals hiervoor al beschreven voorzitter en tevens ringenadministrateur van PV Airsport. De duivensport zit in zijn bloed zegt Gerard en dat hij in verband met ernstige COPD probleem met de actieve duivensport zal moeten minderen dan wel stoppen, gaat hem dan ook zwaar aan het hart. Wellicht dat Gerard zich dan fanatieker op het verzamelen (duivenringen en eigendomsbewijzen) zal storten, wat ook een hobby van hem is.

PV Airsport

Gerard is met steun van zijn dochter samen met Hein van Mol de drijvende kracht achter PV Airsport. Deze vereniging waarvan ik zelf ook lid ben, organiseerde in de beginjaren veel activiteiten als wedvluchten, attractievluchten, verkopingen en tentoonstellingen. Omdat de leden door het hele land verspreid wonen is gestopt met het organiseren van activiteiten voor de leden. Gerard; “Er is geen binding onderling en de kilometers zijn te groot voor de leden om aan een tentoonstelling deel te nemen. Op een vergadering zat vaak het bestuur alleen in de zaal. Het heeft zelfs weinig gescheeld of de vereniging was opgeheven, toen Willem van der Veer de oprichter en secretaris van de club vanwege zijn gezondheid de functie van secretaris niet meer kon uitvoeren. Omdat mijn dochter zich spontaan aanbood als secretaris nadat ze van de opheffingsplannen hoorde is de opheffing voorkomen.”  Een vereniging als PV Airsport http://pvairsport.webnode.nl/ voorziet duidelijk in een behoefte. Via deze vereniging kunnen ringen besteld worden en is men aangesloten bij de NPO. Voor de leden van PV Airsport is dat genoeg. Er bestaat geen behoefte aan meer contact met clubleden. Een groot gedeelte van de leden heeft kleurpostduiven en ook de kweekcentra zijn bij PV Airsport rijkelijk vertegenwoordigd. Als het vliegen te veel van iemand vergt, door welke omstandigheid dan ook en men geen afstand van de duiven wil doen, is PV Airsport een goed alternatief. Gerard: “De grootste reden waarom PV Airsport nog steeds groeit is volgens mij dat ze via deze weg officiële NPO ringen kunnen verkrijgen, op naam van de liefhebber. Ze worden afgeleverd op 2 januari in het nieuwe jaar en verdwaalde duiven kunnen getraceerd worden indien zij opgegeven worden. Ook het niet gebonden zijn aan een vliegende postduivenvereniging en werkzaamheden te moeten verrichten, is een reden. Men heeft het duivenvirus in het lijf en houdt daarom nog steeds duiven, maar de rompslomp van meedoen aan vluchten is de meeste van onze leden vaak te veel. Dit jaar heb ik voor onze leden 7.300 ringen besteld en bij hen bezorgd (volgens mij zijn wij daarmee één van de grootste verengingen). Er is bij Airsport inderdaad geen sprake van een verenigingsleven, maar nu we tegenwoordig elektronisch constateren is het verenigingsleven bij veel verenigingen ook sterk gedaald. En dan hebben we het nog niet eens over verenigingen waar de sfeer minimaal is omdat er liefhebbers zijn die 100 tot 200 duiven per vlucht inkorven. Bij ons is het lidmaatschapsgeld bovendien slechts 25 euro en bij vele verenigingen ligt dat bedrag een stuk hoger. Ook dit aspect zal mensen naar ons doen overstappen die niet (meer) met hun duiven vliegen.”

Bestuurslid zijn van een vereniging is sowieso soms lastig, maar om dit te zijn van een duivenvereniging waarvan de leden weinig binding met elkaar hebben, met in begrip van het bestuur, vergt soms een olifantshuid. Gerard; “Ik ga geen namen noemen, maar wel een paar voorbeelden van gemakzucht en nonchalance waaraan ik me steeds meer ga storen. Zo heeft afgelopen jaar medio september ca. 50% van de leden nog niet gereageerd op het verzoek om ringen te bestellen voor 2017. Ik had ca.3.000 ringen minder in bestelling dan het jaar ervoor. Bekende liefhebbers met grote aantallen ontbraken en hadden niets opgegeven. Enige weken later heb ik een 2e mail de deur uit gedaan aan deze leden en dat hielp voor een deel. Een week daarna heb ik degenen gebeld die op de 2e mail ook niet hadden gereageerd. We zitten immers aan een tijdslimiet gebonden bij het NPO om de ringen te bestellen. Dan heb je nog het probleem van wanbetalers. De bij het NPO bestelde ringen worden 14 dagen later automatisch afgeboekt van de Airsportrekening. Velen betalen direct nadat zij besteld hebben en zo hoort het ook. Echter eind december moeten er nog verschillende wanbetalers gemaand worden te betalen onder de noemer ”de ringen zijn binnen, maar vooralsnog krijg je de ringen niet”. En dan krijg je bijvoorbeeld te maken met zaken als het volgende; een grote liefhebber bestelde ringen maar betaalde ze niet. Na hier meerdere mails aan te hebben besteed, heb ik tenslotte gebeld. De liefhebber gaf toen te kennen dat hij eerdaags stopt met de sport. Maar wat doen we dan met de op zijn naam afgeleverde ringen? Die kan ik niet zomaar doorschuiven naar een andere liefhebber. Hierop krijg je dan een antwoord in de trant van “stuur ze maar terug naar het NPO en dan krijg je je geld wel terug”. Het afgelopen jaar zijn het aantal incidenten van bovengenoemde aard buiten proportie geweest.”

In deze tijd waarin steeds meer liefhebbers aan éénhokraces deelnemen, bijvoorbeeld omdat het loslaten van de duiven om het huis soms vanwege de roofvogel geen haalbare kaart meer is, zou ook deze doelgroep die nu nog vaak lid van een plaatselijke duivenclub is, kunnen gaan uitwijken naar Airsport. Hierdoor zou Airsport nog wel eens flink kunnen gaan groeien. Dit wordt door Gerard bevestigd.

Tot slot nog enkele vragen:

Over 4 jaar zou PV Airsport 50 jaar bestaan. Gaat PV Airsport dit jubileum halen als het aan jou ligt, ondanks de toenemende negatieve ervaringen zoals hiervoor omschreven?

Halen doen we dat zeker! Elk nieuw lid is van harte welkom!

Onderneem je zelf nog activiteiten om leden te trekken? Of hoeft de vereniging niet groter van jou?

In het verleden heb ik vaak op de manifestatie en de voorjaarsbeurs gestaan met een stand. Alle activiteiten moeten echter van Hein Mol en mij afkomen. Ondanks dat ik dat geweldig vond, zijn deze activiteiten in verband met mijn ziekte te belastend geworden.

Wat zou je graag anders zien binnen de duivensport?

De betutteling vanuit het NPO. De regelgeving betreffende het moeten vliegen in een bepaalde afdeling en/of rayon zou minder streng moeten gehanteerd.

Hoe zie jij de toekomst van de duivensport? 

Relatief moeilijk. Ouderdom van de melkers speelt een negatieve rol. De grote dominantie van hokken met veel duiven is een doodsteek voor de gewone liefhebber. Het is de professional tegen de amateur (in geen enkele andere sport is dat gangbaar). Daarnaast is de duivensport niet goedkoop.


15 april 2017

Sije Pijl – Muntendam / kweken.6

In februari 2015 schreef ik mijn laatste column over het onderwerp kweken. In deze periode wordt er nog volop gekweekt dus vond ik het wel weer tijd worden voor een column/minireportage hierover. De liefhebber die deze keer centraal staat is de bijna 70 jarige Sije Pijl uit Muntendam, een liefhebber die in zijn jeugd de duivensport is ingerold en met een onderbreking van vier jaar alweer zo’n 50 jaar duiven heeft. De vader van Sije speelde ook niet onverdienstelijk, maar ruilde de duiven op een gegeven moment in voor kanaries waarmee hij zelfs Nationaal en Wereldkampioen is geworden. Sije is toen met de duivensport verder gegaan. Als 15 jarige is hij nog een tijdje bezorger van het NP Orgaan geweest. Dat werd in die jaren nog apart bezorgd, dus niet door de post. Er waren destijds ruim 200 duivenliefhebbers in Groningen en aangrenzende dorpen. Bij al deze liefhebbers werd het NPOrgaan zaterdags door Sije aan de deur bezorgd en de jeugdige Sije had zijn oren en ogen dan goed open, vooral bij degenen die hard vlogen. Het duurde dan ook niet lang voordat hij zich bij de vitesse- en midfondkampioenen van de regio schaarde. Ook de adviezen die hij later van zijn schoonvader Andreas (Broer) Doornbos kreeg waren niet aan dovemans oren gericht.

Het onderwerp van deze column is Sije op zijn lijf geschreven. Jarenlang hing op zijn huis in Kolham de spreuk “Spelen is zilver, kweken is goud”. Toen Sije in 1975 overschakelde naar de overnachtfond werd er direct vanaf het begin serieus werk van de kweek gemaakt. “Ik heb mij altijd verdiept in het kweken van goede duiven. Allereerst heb ik erg veel stamkaarten van goede duiven bestudeerd. Daarnaast heb ik veel opgestoken van mijn vroegere bezoeken aan Marathonliefhebbers vooral in Steenbergen. En verder ook van mijn schoonvader en van Klaas Wieringa de vroegere verzorger bij Klaas Oosterhof in Tynaarlo. Maar ook heb ik veel geleerd uit het boek “De kunst van het kweken” van Alfons Anker en Steven van Breemen.” Gewapend met deze kennis slaagde Sije er vrij snel in om een sterke stam op te bouwen gebaseerd op de Aarden duiven van Marijn/Martha van Geel en de Wanroys via Klaas Oosterhof. Vanaf de beginjaren 80 t/m 2000 werden door Sije op de vluchten boven de 1000 km (Bergerac 1035 km, St. Vincent 1225 km, Dax 1200 km) prachtige resultaten behaald en vele hoofdprijzen gewonnen. Nadat bij hem in 2000 de duivenmelkerslong werd geconstateerd heeft hij zijn totale duivenbestand aan Jan de Jongh verkocht. Die doopte deze stam duiven om tot het Herba-ras en verkocht ze totaal in december 2000, waarna deze zorgvuldig opgebouwde kolonie kilometervreters helaas uit elkaar viel. 

 

Sije die na een ziekenhuisopname vanwege de duivenmelkerslong een aantal jaren zonder duiven in 2003 een comeback maakte, heeft zich nu geheel op Barcelona toegelegd. We hebben het dan over een afstand van 1356 kilometer. Je vraagt je af wat iemand bezielt om zich toe te gaan leggen op 1 vlucht per jaar en dan nog wel op zo’n monsterafstand. “Waarom Barcelona? Het is een wedvlucht die aansprekend is over de hele wereld. Voor mij is het een enorme uitdaging om met mijn afstand aan die vlucht mee te kunnen doen en daar mooie prijzen op te pakken, zowel Nationaal als Internationaal. Jan Buurma uit Midlaren v.h. Peize met wie ik goed bevriend ben, won in 2011 de 15e Nationaal en dit bracht mij ertoe om in 2012 ook mee te doen. Dit was direct al een succes met de snelste duif op de verste afstand 1 op 10 en het bijbehorende kristallen vaasje dat ik in Kerkrade in ontvangst mocht nemen. Ik ben er van overtuigd dat met het juiste soort duiven en een goede opleiding ook hier in het noorden mooie resultaten op Barcelona kunnen worden neergezet. Ik heb in die vier jaar nog geen duif verspeeld op Barcelona, maar zal er dan ook nooit probeersels naar toe sturen.” Er is maar een heel klein percentage postduiven dat met succes een dergelijke afstand aan kan onder zware omstandigheden. Je zal dus heel gericht naar deze witte merels op zoek moeten en daar ook heel gericht mee moeten kweken, is mijn overtuiging. Sije desgevraagd over hoe hij dit heeft aangepakt en met wat voor soort duiven; Ik ben doelgericht aan het werk gegaan en heb goed gezocht naar liefhebbers die op grote afstanden mooie uitslagen maken, met grote prijspercentages. Ik kwam terecht bij de Barcelonaspecialist Henk Wegh uit Lochem, de man die in 2000 met 1 duif mee de 2e Nationaal en 2e Internationaal speelde en bekend is vanwege zijn hoge prijspercentages op die vlucht. Uit al zijn prijs winnende Barcelonaduiven kwamen jongen naar mijn hok. Met deze duiven werden mooie prestaties neergezet op St Vincent zoals in 2007 met 6 duiven mee evenzoveel prijzen en in 2008 met 2 duiven mee ook weer 100 % prijs. In 2008 en 2009 kwamen er duiven bij uit de Barcelonaduiven van Peter van der Eijnden uit Deurne. Met Peter kwam ik in contact via een opgevangen duif en ik kreeg van hem als dank gratis een aantal duiven. Vorig najaar kwamen daar nog 2 fantastische kweekduiven van Martha van Geel bij uit het oude soort van Martha/Marijn van Geel die ik ook gratis van haar kreeg. Ik heb nu mijn vizier gericht op Noord Holland, omdat daar volgens mij momenteel de beste Barcelona duiven zitten voor de verdere afstanden. Recent heb ik dan ook duiven aangeschaft uit duiven van de gebr. Bruggeman, van IJs Kaptein en uit de lijn van het Betuwekoppel van Gerrit Veerman.”

Sije is dus heel weloverwogen te werk gegaan bij de aanschaf van de duiven waarmee hij een stammetje wil opbouwen voor het hele zware werk. Maar dat is echter nog maar het begin. En hoewel een goed begin het halve werk is, komt er nog wel wat voor kijken om een goed presterende stam duiven op te bouwen. Het versterken van bepaalde goede eigenschappen en het wegwerken van fouten die goede prestaties in de weg kunnen staan is een vaardigheid die maar weinigen beheersen. Sije erkent dat en geeft aan hoe hij te werk gaat; “Je moet je koppels beredeneerd samenstellen wil je een stam opbouwen. Blijf altijd bij de oorsprong en ga dan vervolgens verder zorgvuldig zoeken wat er het beste bij past. De duiven waarmee je verder kweekt moeten zich eerst waarmaken zowel in kweek- als in vliegprestaties. Van de Wegen vergeleek een stam duiven ooit met een kopje koffie, waarbij de oorspronkelijke stam het kopje koffie is en dat daar wel melk en suiker aan toe gevoegd kan worden, maar het moet wel altijd koffie blijven. Zo zie ik het ook. Er mag en moet zelfs soms iets anders bij maar je moet wel in het zelfde soort blijven en dan terug kweken op de oorspronkelijke basis. Natuurlijk heb je ook met deze manier te maken met de speling van de natuur en doffer geluk met duivin toeval zal je ook altijd blijven houden, maar dat zijn de geheimen in de sport en die verrassingen maken het juist ook leuk”.

Of Sije in zijn doel zal slagen om net als in zijn eerdere duivenloopbaan een sterke fondstam op te bouwen, zal de toekomst leren.  “Dat moeten we afwachten. Duiven met uitzonderlijke kweekwaarde moet je met een lampje zoeken. Ik heb op dit moment 9 kweekkoppels. Het zijn veelal aangeschafte duiven waarvan de kweekwaarde nog niet bekend is, behalve dan van de vader van mijn beste Barcelonaduif en mijn beste Barcelona duif zelf.  Zij stammen af van de 5e Nat. Dax en de 2e Nat. en Int. Barcelona, maar ook dit is nog geen garantie dat ze zelf ook goede verervers zullen zijn. Dat ik echter op de goede weg ben bewijzen de uitslagen van de afgelopen jaren wel op St Vincent (1225 km). Sinds mijn herstart heb ik hier 30 duiven op gespeeld en daarmee 25 prijzen gepakt. Een echt goed kweekoppel waar veel toppers uitkomen heb je zo maar niet. Je mag al blij zijn met een koppel dat een groot percentage prijsvliegers geeft. Uit de meeste zogenaamde kweekkoppels worden ook heel veel slechte duiven gekweekt. Ik had vroeger een Aarden/Wanroy koppel waar ik een aantal zeer goede vliegers uit kweekte. Het bleken echter zelf niet zulke goede verervers, maar onder hun veel minder goed presterende broers en zusters zaten wel een paar zeer goede kwekers. Met deze ervaringen zou je gauw geneigd zijn om veel duiven te gaan houden, maar dat wil ik beslist niet. Ik heb er eigenlijk nu ook al teveel naar mijn zin.”

Zo lang als de duivensport bestaat zijn er duizenden pagina’s over het kweken van postduiven volgeschreven en menig goede verstaander/lezer heeft daar zijn voordeel mee gedaan. Het door Sije genoemde boek “De kunst van het kweken” van Alfons Anker en Steven van Breemen, alsmede de boeken van Piet de Weerd zijn menig topkweker en speler goed van pas gekomen bij het vormen van hun stam. Maar het vergt veel tijd aan studie en voor de gemiddelde liefhebber is dat een brug te ver. Maar voor mensen als bijvoorbeeld Wim Muller die met duiven als de Madonna’s, First Lady, Hercules, Mona Lisa, etc. wereldfaam heeft verworven waren de kweekadviezen die in deze boeken beschreven staan niet aan dovemans oren gericht. En dat geldt ook voor Sije die eveneens zijn visie op kweken hieraan ontleent. “Zoals gezegd moet je allereerst alleen met echt goede duiven als basismateriaal starten. Met in hun afstamming minstens drie generaties zeer goede vliegers en kwekers. En gebruik absoluut geen duiven met een eenmalige topprestatie, maar alleen duiven die zich meerdere keren aan de kop hebben laten zien! Ik ben geen keurder en heb veel goede marathon duiven in mijn handen gehad waarvan ik me niet kon voorstellen dat ze de prestaties hadden geleverd die zwart op wit op tafel lagen. Mijn belangrijkste stelregel is daarom dat een goede kweekduif een duif is die goede jongen voortbrengt. Maar natuurlijk zijn er wel zaken die ik graag zie bij een goede kweekduif. Goed doorbloedde ogen met een kleine pupil bijvoorbeeld. De kleur maakt me niets uit en de ogentheorie zegt me ook niet zoveel, hoewel ik nooit twee witogen tegen elkaar zal zetten. De duiven moeten wel perfect gebouwd zijn en over een grote natuurlijke gezondheid beschikken. Ik zoek naar die duiven die altijd hun zondagse pak aan hebben. Uiteindelijk valt en staat mijn kweekmethode met de selectie door de mand. Duiven met slechte lichamelijke of karaktereigenschappen vallen vanzelf af. Geen nauwe inteelt over meerdere generaties, want je moet zo goed uitkijken dat je niet de slechte eigenschappen vast gaat leggen. De kweekmethode van Alfons Anker waarbij je gericht terug kweekt naar je beste duif heeft mij in mijn beste jaren de beste duiven opgeleverd. Duiven die 15, 16 en 17 prijzen op de overnacht wonnen waaronder verschillende kopprijzen. Ook heb ik wel eens een broer x zus koppeling gedaan en een jong uit die koppeling won een 1e prijs op Chateauroux (800 km). En deze duif werd later vader van de 384 mijn St. Vincent duivin met 17 prijzen op de overnacht.”

 

Tot slot nog enkele vragen:

Wat is volgens jou een veel gemaakte fout waardoor mensen er niet in slagen om een goede stam voor de marathons op te bouwen?

Het gebeurt veel te vaak dat er niet met de juiste duiven aan de marathon wordt meegedaan. Of men heeft geen geduld genoeg om de duiven uit te laten groeien en ze te spelen op de vluchten waarvoor ze het meest geschikt zijn.

Natuurlijke weerstand tegen ziektes, is voor duiven die soms een week in de mand zitten met een hoge infectiedruk, naar mijn mening absoluut noodzakelijk. Mee eens?

Ja absoluut! Natuurlijke weerstand en zeker voor Barcelona duiven is heel belangrijk. Op deze discipline kun je geen duiven spelen die je met medicijnen op de been moet helpen. Een dierenarts wordt van mij niet rijk behalve de verplichte enting. Hier wordt geen duif met medicijnen behandeld. Een goede duif is zelden ziek. Voor een duif die niet uit zichzelf gezond kan blijven is hier geen plaats.

Heb je nog een afsluitende tip?

Probeer alles zo simpel mogelijk te houden. Afblijven van medicijnen, potjes, flesjes, poedertjes en pillen. Dat is alleen maar goed voor de commercie. Je maakt van een doorsnee duif geen kampioen. Het zit er in of niet. Ik neem me zelf als voorbeeld. Ik was een redelijk goede wielrenner. Heb heel wat koersen gereden in Frankrijk en België maar zelfs al hadden zij mij vol gestopt met EPO en dergelijke, dan nog had ik nooit een Tour de France gewonnen. Die kwaliteit had ik niet. En zo is het ook bij de duiven. Je hebt toppers en gewone prijsvliegers.


14 maart 2017

Duivensport op Gran Canaria

De naam Gran Canaria doet bij veel duivensporters wel een belletje rinkelen. Sommigen denken dan aan de éénhoksraces die vanaf de Canarische eilanden worden georganiseerd. En anderen denken bij Gran Canaria aan de successen die daar met Nederlandse duiven worden geboekt op de veelal zware races die vanaf zee en vanuit Marokko worden georganiseerd. De Nederlandse duiven zijn er zeer gewild en verschillende Nederlandse liefhebbers verkopen regelmatig duiven aan liefhebbers op dit Spaanse eiland.

Duivensport is een populaire sport op de Canarische eilanden en ook zeker op Gran Canaria. Het eiland ter grootte van de provincie Utrecht met zo’n 850.000 mensen telt 16 verenigingen met in totaal zo’n 600 duivenliefhebbers. Aangezien het eiland in doorsnede zo’n 50 kilometer is, moet er vanaf en over de zee worden gevlogen. De trainingen starten vanaf zee, op zo’n 50 kilometer van de kust. En vervolgens start de eerste wedvlucht vanaf Tenerife op een gemiddelde afstand van 110 km. De verste vlucht die op Gran Canaria wordt gevlogen is vanaf Cassablanca (de hoofdstad van Marokko) op een afstand van gemiddeld 1050 kilometer, waarvan ruim 200 kilometer over zee moet worden overbrugd. Het is bekend dat duiven van nature niet graag over water vliegen, hetgeen betekent dat de zee een flink obstakel kan zijn op de vluchten die vanaf het vaste land worden georganiseerd. En met name bij een vlucht met wind op kop is het percentage duiven dat achterblijft op de fondvluchten soms heel behoorlijk. De fond is om die reden dan ook niet echt populair op Gran Canaria. Vooral niet bij de kleinere liefhebbers. De meeste liefhebbers spelen hun duiven op de vluchten vanaf de andere eilanden. Dit betreft afstanden van 100 tot 400 km.

Manuel Morales Perdomo

Een liefhebber die bewust wel voor de fond gekozen heeft is de 60 jarige Manuel Morales Perdomo uit het plaatsje Santa Brígida dat op 30 kilometer afstand van de stad Las Palmas ligt, midden tussen de bergen. Manuel heeft zich gespecialiseerd op de vluchten die vanaf zee worden vervlogen tot 700 km en de lange afstandsvluchten vanaf het vaste land (Marokko). Vanuit Marokko wordt er gevlogen vanuit Tan Tan 420 km, Agadir 600 km, Essaouiria 650 km, Safi 850 km, Jadida 900 km en Cassablanca 1050 km.

Om aan dergelijke afstanden en grotendeels over zee succesvol mee te kunnen doen, moet je enerzijds wel beschikken over een flinke vliegploeg om een slechte vlucht te kunnen opvangen en anderzijds heb je ook wel een speciaal taai soort duif nodig. Manuel beschikt over 90 vliegduiven en 20 kweekduiven. Zijn duiven stammen grotendeels af van de Aardenduiven van Piet de Vogel en Jan Polder. Hij is hier heel succesvol mee. Met kinderen uit rechtstreekse duiven van Piet de Vogel werden al verschillende 1e prijzen in groot verband gewonnen en ook was Manuel in 2013 kampioen van heel Gran Canaria. De fondvluchten worden in Insular verband gespeeld, dat betekent met de twee eilanden Gran Canaria en Tenerife samen. Gemiddeld gaan er op de fond tussen de 1800 en 2000 duiven mee van de twee eilanden samen. Ook wordt er nog in regionaal verband gespeeld, met alle Canarische eilanden samen. Hier spelen dan zo’n 1400 liefhebbers tegen elkaar.

Op Gran Canaria zijn de meeste gangbare duivenvoermerken wel te koop. Manuel houdt het zelf al jaren bij een standaardmengeling van Mariman/Versela Laga. Bijproducten zijn voor hem voornamelijk puur natuurlijke middelen als lookolie, appelazijn, honing en citroen. Voor wat betreft de achterblijvers geeft Manuel aan dat bij het merendeel van de liefhebbers op Gran Canaria een verliespercentage van 15/20 procent bij de ouden en meer dan 50 % bij de jonge duiven wordt ingecalculeerd. Bij hem is dat niet anders. De duiven worden jaarlijks ingeënt tegen paramixo en verder wordt er alleen medicatie verstrekt als de duiven iets mankeren.

Gran Canaria One Loft Race

Eenhoksraces vanaf de Canarische eilanden zijn erg populair, ook onder Nederlandse duivenliefhebbers. De bekendste is Derby Arona-Tenerife. Hier spelen tientallen Nederlandse liefhebbers op mee. Maar ook de Gran Canaria One Loft Race wint aan populariteit. De hokken hiervan liggen prachtig gelegen nabij de Rumstad Arucas op een flank van de Arucas-vulkaan, te midden van talloze bananenplantages. De broers Rafael en Carlos Medina Gonzales zijn eigenaar van deze hokrace. Op deze plaats runden ze eerst een handelsfirma. Rafael is 20 jaar geleden begonnen met de éénhoksraces. Eerst op kleine schaal, maar inmiddels wordt al weer 14 jaar op dit terrein de Grote Gran Canaria race georganiseerd.

In de huidige hokken is plaats voor ruim 3000 duiven. Er zijn vergevorderde plannen voor uitbreiding en daarvoor is al een stuk grond aangewezen. In april beginnen ze met bouwen. De bedoeling is om hokruimte voor 6000 duiven te creëren, maar de deelname tot maximaal 4500 duiven uit te breiden. We willen beslist veel ruimte voor de duiven. In 2016/2017 was er een deelname van ruim 1500 duiven uit 18 landen. Voor informatie over de kosten, het aantal trainingsvluchten, het vluchtprogramma en de verdeling van het te winnen prijzengeld kun je hun website raadplegen https://derby.gcolrcanarias.com  Hierop kun je ook de vluchten live volgen. Op 22 maart is de finale vlucht van 450 km.

Sinds november 2016 is de uit Wales afkomstige Mark Williams aangetrokken om de populariteit van de Gran Canaria One Loft Race te vergroten. Mark neemt zijn taak als coördinator zeer serieus. Hij is onder andere verantwoordelijk voor de gezondheid van de duiven en werkt daarvoor heel nauw samen met de dierenartsen van Retford poultry ltd in Engeland. Mark is enorm gedreven en wil er zijn uiterste best voor doen dat de Gran Canaria One Loft Race een begrip wordt onder de liefhebbers van éénhoksraces wereldwijd. Mark is zich ervan bewust dat de negatieve naam die sommige hokraces hebben vanwege nonchalance met betalen, niet of laat reageren op mails, de slechte verzorging, roekeloosheid met de trainingen, enz. gemakkelijk kan overslaan naar “zijn” race. Een paar negatieve ervaringen en de deelname uit een bepaald land of regio zal snel dalen. Klantenservice staat bij hem dan ook hoog in het vaandel. Mark heeft zijn duiven waarmee hij op Wales jarenlang succesvol heeft gevlogen, meegenomen naar Gran Canaria. Met de jongen daarvan nam hij deel aan verschillende éénhoksraces, onder de naam Dyserth Lofts en sinds hij bij de Gran Canaria One Loft Race in dienst is, vliegt hij onder hun naam. Mark heeft op de zeer tot de verbeelding sprekende One Million Dollar Race in Zuid-Afrika verschillende vroege klasseringen behaald. Maar ook op andere hokraces heeft hij naam gemaakt. Zijn stam duiven is opgebouwd met de oude basis van Frans Vanwildemeersch. Dit zijn alleskunners die eerste prijzen winnen van 100 t/m 1000 km. Daarnaast heeft hij van Kees Bosua, met wie hij goed bevriend is, van al zijn toppers jarenlang jongen gehaald.

Maar ook de eigenaren Rafael en Carlos zijn bezeten van duiven. Rafael is van plan om volgend jaar met pensioen te gaan en dan meer tijd door te brengen op de hokken. Zijn belangrijkste doel is om mensen in contact te brengen met de duif in breedste zin. Zowel met de postduif als met de sierduif. Op het terrein hebben ze een aantal rennen staan met enkele tientallen rassen sierduiven. Hierbij zijn ook de voorouders van de postduif de Cariër. Daarnaast een paar Spaanse kropper rassen, meeuwensoorten, trommelduiven, krulduiven en vleesduiven waaronder de imposante Romein met een gewicht van rond de kilo en een spanwijdte van ongeveer een meter. Daarnaast hebben ze een kleine expositieruimte met allerlei duivensportatributen, als ringen, klokken, broedschalen, manden, enz. Regelmatig bezoeken schoolklassen de expositie en krijgen dan les over de evolutieleer en daarbij worden de verschillende soorten sierduiven getoond. Sierduiven waren immers voor de grondlegger van de evolutietheorie Charles Darwin een belangrijke inspiratiebron. Zijn studies van kunstmatige selectie, zoals die plaats vindt in de huisdierfokkerij (domesticatie), hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan zijn 'On the Origin of Species'. Een belangrijk deel van Darwins publicaties is dan ook gewijd aan domesticatie en huisdieren en sierduiven in het bijzonder. Dat de eigenaren van de Gran Canaria One Loft Race ruimte en tijd beschikbaar stellen voor dit educatieve element geeft aan dat hun betrokkenheid bij de duif in algemene zin groot is. Daarnaast staan ze ook open voor allerlei nieuwe ontwikkelingen als het volgen van de duiven middels de GPS ringen en wordt volop nagedacht hoe ze hun doelstelling kunnen verwezenlijken, namelijk één der beste en modernste hokraces ter wereld te worden. Mark hierover: “De nieuwste ontwikkelingen op het gebied van technologie ten dienste van de duivensport inzetten is niet moeilijk, maar is een kwestie van gezond verstand. Dit jaar zijn we begonnen met de “duivencam" waarbij we een kleine camera op de rug van een aantal duiven hebben geplaatst. De hiermee gemaakte video’s zijn spectaculair en kunnen wereldwijd op veel applaus rekenen. Ik denk dat we met behulp van GPS meer zullen leren over het oriëntatievermogen van een postduif waardoor we grote verliezen op den duur kunnen voorkomen.” https://vimeo.com/202579439

Tot slot laat ik Carlos aan het woord. Hij is de directeur van de Gran Canaria One Loft Race. Ook heeft hij een intercontinentaal kweekstation opgezet. “Er zijn honderden duivenliefhebbers op de Canarische Eilanden en de meesten daarvan hebben niet het geld om zelf duiven te importeren. Het nieuwe kweekstation voorziet in de vraag van die liefhebbers door hen voor een betaalbaar bedrag duiven aan te bieden uit het beste wat er in de postduivenwereld rondvliegt. En ook dragen we hiermee een steentje bij aan het behoud van de duivensport.”


22 februari 2017

Albert Lensen - Ruinen / De gewone liefhebber.9

In de serie columns/minireportages over de gewone liefhebber deze keer een liefhebber in de picture die zichzelf de knooier noemt. Vooral de leden van forum “Het Praathuis” weten wel dat deze knooier feitelijk best wel goed weet wat hij doet. Zijn zelfgekozen bijnaam zegt meer over de manier waarop hij één en ander relativeert; “Ik heb geen verstand van duiven, ik knoei maar wat aan en hoop met soms wat extra inzet toch resultaten te behalen en dat lukt de laatste jaren vrij aardig.” De man die deze woorden bezigt is de 47e jarige Albert Lensen uit Ruinen. Via zijn vader, twee ooms en een vriend met duiven is Albert in de duivensport gerold. Op mijn vraag wat hem nu zo aantrekt in de duivensport geeft Albert aan dat het voor hem het totaalplaatje is; “Ik geniet van de omgang met mijn duiven en als ze rondom het huis vliegen, maar net zoveel van het spelletje, dus in mijn geval de overnachting en de kick van het thuiskomen van de duiven na een lange vlucht. Maar ook het verenigingsgebeuren met de daarbij behorende gezelligheid en sociale contacten hoort er voor mij echt bij. Voor mij is de duivensport zowel ontspanning en sport tegelijk. Ik doe wel mijn best om een kampioenschap binnen te slepen, maar ben beslist geen slaaf van mijn duiven.” Dat dit laatste ook niet nodig is om mooie successen te behalen bewijzen zijn resultaten als bijvoorbeeld de 3e nationaal St. Vincent en diverse kampioenschappen.

Ik heb al vaker in mijn columns geschreven dat wanneer je door de diverse websites heen scrolt, je als gemiddelde duivenliefhebber dikwijls in verwarring zult worden gebracht. Neem bijvoorbeeld een onderwerp als paratyfus. Wanneer je op zoek gaat naar de beste remedie om dat te voorkomen, zal je je het beste kunnen wenden tot de in duiven gespecialiseerde dierenartsen, is mijn mening. Maar die zijn het onderling vaak niet eens. Over wel of niet kuren of enten kun je geheel tegenstrijdige antwoorden krijgen. Het is dan ook niet zo gek dat veel “gewone” liefhebbers maar wat aanknooien om het in Alberts woorden te zeggen. Als zelfs de mensen die ervoor geleerd hebben het niet weten, wat moet ik dan, hoor en lees ik vaak. Albert laat regelmatig een mestonderzoek en keeluitstrijkjes doen bij een in duiven gespecialiseerde dierenarts. En alleen als er iets gevonden wordt, wordt er behandeld. Maar voor paratyfus en pokken wordt bij hem dus wel voorbehoedend gekuurd. “Ik kuur om te voorkomen dat er paratyfus uitbreekt want dan ben je terug bij af. Om diezelfde reden ent ik ook tegen pokken. Ook laat ik ze regelmatig tegen paratyfus enten, maar ik sla wel eens een jaar over. Kuren doe ik echter elk jaar.”

Albert heeft zich zoals gezegd toegelegd op de overnachtvluchten. Als reden voor deze specialisatie geeft hij aan het zonde van de tijd te vinden om de hele week druk met zijn duiven bezig te zijn, om dan op zaterdag al 5 minuten nadat de eersten zijn gevallen zijn klep al te kunnen sluiten. Als fondspeler neemt hij in de verzorging van zijn duiven Arjan Beens als voorbeeld, van wie ook de meeste duiven op zijn hok direct of indirect  afkomstig zijn. Diens systeem en advies wordt gevolgd. Dit houdt voor Albert in dat hij zijn duiven op nest speelt en op 10 dagen eieren inkorft. Ook wordt er bijgelicht. Toch vindt Albert het in vorm krijgen en deze te kunnen vasthouden één van de moeilijkste zaken van de duivensport. Roofvogels komen in Ruinen en omgeving veel voor en hiervan had Albert de laatste jaren dan ook regelmatig last en vooral bij zijn jonge duiven. Sinds hij zijn ouden en jongen tegelijk is gaan los laten, is het verlies aan jonge duiven rond de deur als gevolg van de roofvogel, een heel stuk minder geworden.

De zelfgekozen bijnaam de knooier slaat bij Albert op de eenvoudige manier waarop hij de duivensport beoefent. Dat hij zomaar wat aanknoeit zonder over de consequenties na te denken, is echter beslist niet aan de orde. Wel houdt hij het graag zo eenvoudig mogelijk. Het hok is simpel maar doeltreffend en door Albert zelf gebouwd. Voor het hok zitten rennen en daar kunnen ze overdag in. Het plafond is om die reden geheel gesloten. Van de verzorging maakt Albert niet veel werk. Alles zit op roosters. Wel worden de broedbakken dagelijks schoongemaakt. Veel duiven heeft Albert niet. Met 32 vliegduiven wordt het seizoen gestart en er worden gemiddeld 10 duiven per vlucht gespeeld, met uitzondering van de laatste fondvlucht, waarop er wat meer worden ingekorfd. Daarnaast heeft Albert nog  8 kweekkoppels. Ook wordt er weinig werk gemaakt van het opleren. “In het begin van het seizoen meestal 2 of 3 keer op korte afstand om de koppies ff recht te zetten”. Een duif bijkopen wordt ook maar sporadisch gedaan. “Af en toe een bonnetje.” De discussie omtrent invliegduiven die hier en daar de tongen flink losmaakt, gaat Albert ook voorbij. “Alles gaat hier met de programmavluchten mee en over de antenne.” 

Tot zover Albert Lensen, de knooier uut Ruunen, die tot slot aangeeft dat zijn eenvoudige manier van duiven houden, goed is te combineren met zijn werk en zijn gezin met jonge kinderen. 


18 januari 2017

Bijproducten.2/ Martin Trompetter - Staphorst

In 2013 schreef ik eerder een column over bijproducten en dat betrof toen de vele producten die er in de ruiperiode worden verstrekt. Tijdens het schrijven van die column ondernam ik een zoektocht op internet en raadpleegde ik duivenboeken en duivenkrantjes. Daarna werd ik steeds vaker zelf benaderd door fabrikanten of verkopers van allerlei producten. Ook krijg ik geregeld vragen over mijn mening ten aanzien van diverse producten en ben me daarom, meer dan ik eigenlijk wilde, gaan verdiepen in bijproducten. Ik ben er namelijk heilig van overtuigd dat je zo min mogelijk bijproducten dient te gebruiken en bevind me met die mening in goed gezelschap. Ook iconen in de duivenwereld als Jelle Jellema en Bas Verkerk geven aan dat bijproducten niet nodig zijn om goed te presteren. De eerste geeft aan dat zijns inziens een teveel aan bijproducten het organisme van de duif te veel belast. En Verkerk die in zijn loopbaan een veelheid aan bijproducten heeft uitgetest, geeft aan dat hij nauwelijks meer iets anders geeft dan een grit en mineralenmengsel, omdat bijproducten het duivenlichaam lui zouden maken.

Wanneer liefhebbers als de twee voorgenoemden aangeven geen voorstander te zijn van bijproducten, kun je toch voorzichtig stellen dat vele emmers en flessen tot de categorie overdaad behoren. Ik ben er een groot voorstander van om zo dicht mogelijk bij de natuur te blijven. Het verstrekken van groenten/kruiden als knoflook, wortelen, ui, andijvie, paardenbloem, artisjokextract, vlierbessen, etc. en eventueel regelmatig kruidenthee of kruidendrankjes past mijn inziens wel daarbij.

Een van de mensen die mij destijds benaderde was de 47 jarige Martin Trompetter uit Staphorst die samen met Appie Dunnink één van de verkopers is van Pigeonbooster, een product met een gunstige invloed op de darmflora. Martin heeft inmiddels 35 jaar duiven en is in zijn jeugd via zijn neef Henk in de duivensport gerold. In die 35 jaar heeft Martin verschillende mooie successen behaald waarvan hij zelf de uitslag van drie jaar geleden op Nationaal Chateauroux (725 km) één van de mooiste vindt. Met warm weer en wind op kop speelde hij toen een 1e en een 3e in het rayon, wat goed was voor de 7e en 14e plek in de afdeling. Martin speelt niet voor een kampioenschap maar richt zich op dagsuccessen waarbij de dagfond en de jonge duivenvluchten zijn voorkeur hebben. “We hebben 3 zoons die allemaal op voetbal zitten en daarnaast ben ik ook nog leider, dus daar heb ik het druk zat mee. Ik probeer me dan ook meer te richten op dagsuccessen. Ik hoop nog eens een NPO overwinning binnen te slepen, maar dat is maar voor weinigen weggelegd. Alles moet dan mee zitten zoals de ligging, de wind en natuurlijk de forme. Dat maakt het best moeilijk. Ik verbaas me dan ook over bepaalde gerenommeerde liefhebbers die er met regelmaat in slagen om van de ene op de andere week een topuitslag neer te zetten op de NPO vluchten. Ik zou er wel eens achter willen komen hoe ze dat voor elkaar krijgen.”

De vraag waarom een liefhebber als Martin die vrij nuchter is en een eenvoudige verzorging van de duiven hanteert, zich bezig is gaan houden met de verkoop van een middel als Pigeonbooster, intrigeerde mij. “Ik ben inderdaad geen voorstander van veel bijproducten en heb in mijn duivenloopbaan dan ook maar weinig extra’s aan mijn duiven verstrekt. Ik houd het bij Supramix van Wielink, een mineralenmengsel aangevuld met verschillende zaden en zo nu en dan een krop sla. Wel voer ik de duiven een extra vetrijke mengeling in aanloop naar een zware vlucht, maar dat is een kwestie van een volle tank meegeven. Ik ben met Pigeonbooster begonnen vanwege de elk jaar terugkerende coliproblemen met de jonge duiven bij mij en bij anderen in mijn omgeving. Daar ik eigenlijk geen medicatie (lees antibiotica) wil verstrekken, spraken Appie Dunnink en mijn persoontje met mensen die werkzaam zijn in de pluimveewereld. Omdat daar het antibioticagebruik drastisch moet worden teruggedrongen van de overheid, is men daar ook naarstig op zoek naar alternatieven. En zo kwamen we bij Animal Health Concepts b.v. terecht waar men zich bezig houdt met de ontwikkeling van speciale voedingsproducten die het gebruik van antibiotica minimaliseren en pluimvee op een natuurlijke wijze gezond houden. Zij hebben op ons verzoek in samenwerking met Duka LTD een aantal van hun producten geschikt gemaakt voor gebruik bij postduiven, wat vervolgens als Pigeonbooster door ons op de markt is gebracht, nadat we het bij onszelf en een aantal testhokken hebben getest. Pigeonbooster houdt de darmflora op een natuurlijke wijze in balans en zorgt zo voor een betere spijsvertering. De duiven eten automatisch ook meer en dat komt de duif ten goede op de vluchten. Ook is het een goed product om E-coli te voorkomen en als ze het krijgen te bestrijden. Sinds ik het mijn jonge duiven verstrek, heb ik geen problemen meer met E-coli gehad.”

Martin geeft aan dat het gebruik van Pigeonbooster hem mede in staat stelt om zijn duiven op een natuurlijke manier te houden, zonder medische begeleiding. En dat is voor hem erg belangrijk. Hij wil beslist geen kast vol medicijnen en bijproducten. “Als het niet wil zoals de liefhebber het graag had gezien, dan wordt er al gauw naar een potje of een pilletje gegrepen. Dat past niet bij mijn manier van duiven houden. Zo natuurlijk mogelijk, dan houden de duiven het ook langer vol. Behalve voor de verplichte entingen kom ik weinig bij een dierenarts. Pigeonbooster zorgt wel voor meer weerstand, maar voorkomt geen infecties aan de luchtwegen zoals ornithose. Dus wanneer ik bij de jonge duiven problemen met de luchtwegen constateer wanneer de jonge duivenvluchten beginnen, geef ik daar wel een kuur tegen. De koppen moeten dan schoon zijn zodat ze zich goed kunnen oriënteren. Dat ik Pigeonbooster promoot doe ik zeker niet voor geldelijk gewin, want er wordt nauwelijks winst op gemaakt, maar zowel Appie Dunnink als ik hoeven er gelukkig niet van te leven. De liefhebbers die het geven zijn er uitermate tevreden over, ze hebben gezondere duiven, dus minder verliezen en om daaraan een steentje te kunnen bijdragen vinden we veel belangrijker dan de verdiensten.” Voor meer informatie over Pigeonbooster verwijs ik naar de website www.pigeonbooster.nl en naar hun pagina op Facebook. 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl