12-12-2012

Bert Bloemert / Staphorst – Een herstart maken.3

In april van dit jaar schreef ik twee keer eerder over de ervaringen van herstarters in de duivensport. Ik heb zelf niet het idee dat er de laatste tijd massaal herstarters toetreden tot het steeds kleiner wordende legioen duivensporters in ons land. Toch word ik wel regelmatig door zo’n herstarter benaderd. Zoals ik al eerder aangaf zou er mijn inziens meer moeten worden geïnvesteerd in activiteiten die er toe kunnen leiden dat ex-duivenliefhebbers weer met duiven beginnen. Wanneer er meer initiatieven worden ontplooid om herstarters binnen te halen, schat ik in dat er de komende jaren vanuit deze groep wel nieuwe aanwas is te verwachten.

Deze keer dus weer een herstarter in beeld. Het betreft de 42 jarige Bert Bloemen uit Staphorst die sinds begin 2011 weer opnieuw  is begonnen met de duivensport. Daarvoor is hij gedurende zijn jeugdjaren ook al een jaar of tien actief als duivenmelker geweest. Op zijn 11e is hij met postduiven in aanraking gekomen via een oudere liefhebber (Harm Mulder). Bij deze man mocht hij altijd mee in het hok om bij de duiven te kijken wanneer deze ze ging verzorgen. Zo is Bert door het duivenvirus besmet geraakt, wat nog erger werd nadat hij later als jeugdlid zelfs een keer een eerste vloog vanaf Etampes en daarbij een minuut of 20 los in de vereniging zat. Toen Bert op een gegeven moment met de duiven moest stoppen, omdat het voor hem niet meer te combineren viel met zijn werk en alle andere bezigheden, nam hij zich voor dat zodra daar gelegenheid voor was dat hij dan weer opnieuw zou beginnen. Toen zijn vriend Martin Trompetter hem in 2010 vroeg om tijdens zijn zomervakantie de duiven te verzorgen, heeft hij daar ja tegen gezegd en wat er daarna is gebeurd laat zich wel raden. 

Bert is gestart met het kopen van een nieuw hok bij Gobius in Wezep van 4,5 meter dat verdeeld is in twee afdelingen, één voor de doffers en één voor de duivinnen. Hij is naar Gobius gegaan vanwege hun ervaring met het bouwen van duivenhokken en omdat zij ook zijn eigen ideeën wel wilden verwerken in het hok. Daarnaast heeft hij in de schuur zelf nog een hokje van 2 bij 2,5 gemaakt voor de jonge duiven. Zijn eerste duiven kwamen van de eerdergenoemde Martin Trompetter en de bekende topspeler Appie Dunnink. Verder kocht hij bij Roland Janssens in België 5 zomerjongen en kreeg hij eind 2011 van plaatsgenoten Egbert Brand en Jan Dunnink nog een paar late jongen. Op de taartvluchten van de Hoksebergvliegers in ’t Harde eindigde hij zijn eerste jaar al met de jonge duiven als 6e van de 45 deelnemers en met de late jongen zelfs als 2e van de 24 deelnemers. Dit jaar is hij als zevende geëindigd in de B divisie van de Streekvliegers in Staphorst en is hij met de taartvluchten bij de Hoksebergvliegers 1e kampioen geworden met de late jongen. Dat kampioenschap dankt hij voor een groot deel aan een beloftevolle late jonge doffer die hij bekomen heeft van Jac Schra, de zeer bekende Staphorster kampioen die ook landelijke bekendheid geniet. Al met al kan Bert terugkijken op een goed begin van zijn herstart in de duivensport en hij is daar dan ook zeker niet ontevreden over.

 

Bert vertelt hieronder zijn ervaringen en geeft aan hoe hij de duivensport beleeft.

Wat vindt je moeilijk en waar loop je tegenaan als nieuwkomer / herstarter?

“Het moeilijkste in de duivensport vindt ik dat het eigenlijk best lastig is om alles te combineren met een jong gezin. Zeker als het vliegseizoen in volle gang is moet je soms op twee plaatsen tegelijk zijn.”

Over het verschil tussen degenen die de duivensport als topsport bedrijven en degenen die de duivenport meer als hobby beoefenen zegt hij; “In mijn ogen is iemand die veel tijd kan besteden aan zijn duiven een professional en iemand die het er naast zijn dagelijkse werk bij doet eigenlijk een amateur. Als je het zo bekijkt zijn er steeds meer professionals want er zijn steeds minder mensen die de duivensport beoefenen en daarnaast ook nog in het arbeidsproces actief zijn. Bij ons in de vereniging merk je hier nog niet zoveel van want de meeste leden van de Streekvliegers gaan ’s morgens nog met hun broodtrommeltje onder de arm de deur uit.”

Wat vindt je van het kostenaspect?

“Duivensport hoeft niet duur te zijn en het ligt er helemaal aan hoe je het zelf aanpakt en ook het aantal duiven speelt hierbij een grote rol. Maar als je veel geld wil besteden aan je hobby is dat ook zeker mogelijk want er is zoveel te koop op duivengebied dat het ook een kostbare hobby kan zijn.”

Is de duivensport volgens jou te leren en hoe pak jij dat aan?

“Ik begin nog maar net en ik wil nog graag heel veel leren. Dat probeer ik te doen door bij mijn kennissen op duivengebied veel vragen te stellen en zodoende wat kennis te verzamelen. Daarnaast vergaar ik veel kennis van het internet. Het is een goed medium als je informatie wil, want alles kan je erop vinden en als je het niet kan vinden zijn er sites waar je vragen kan stellen aan deskundigen zodat je eigenlijk op al je vragen antwoord kan krijgen. Van mijn sportvrienden kan ik zoveel hulp krijgen als ik wil, maar ik vind het ook een uitdaging om zelf uit te zoeken hoe het zit en alleen daar waar ik niet verder kom pas de hulp van anderen in te schakelen. Bij ons in de vereniging heerst er gelukkig een sfeer waarin de leden elkaar onderling vooruit willen helpen.”

“Volgens mij is de duivensport toegankelijk voor iedereen ook al weet je er niets van. Alleen moet je wel realistische doelen stellen, klein beginnen en je niet teveel laten beïnvloeden door melkers die al veel verder zijn. Voor deze ervaren duivenmelkers is vaak het verenigingsspel niet meer primair maar zij kijken veel meer naar overwinningen in groter verband en daar kom je normaal gesproken als onervaren melker niet aan te pas. Maar een eerste vliegen in je divisie of club kan m.i. ook al een kick geven ”

Heeft de duivensport toekomst volgens jou?

“Duivensport heeft zeker wel toekomst, maar we zullen wel met z’n allen aan de kar moeten gaan trekken anders wordt het wel een moeilijk verhaal denk ik. En daar kunnen we ook beter vandaag mee beginnen want hoe grijzer de sport wordt hoe moeilijker het wordt om nieuwe mensen te interesseren voor de duivensport. Eén van de belangrijkste zaken die volgens mij aandacht verdient en waar je niet veel over hoort, is de belasting voor het thuisfront. Om dit probleem aan te pakken is het wellicht een optie om het vormen van combinaties te promoten binnen de duivensport. Met de huidige technische ontwikkelingen is het bijvoorbeeld goed mogelijk om vanaf twee verschillende locaties te gaan vliegen, zodat je de taken wat kunt verdelen waardoor vakanties of een weekendje weg wat makkelijker zijn te organiseren.”

Hoe staat het er met de duivensport in Staphorst voor?

“In Staphorst leeft de duivensport wel. PV de Streekvliegers is een gezonde vereniging met een gemiddelde leeftijd die beduidend lager ligt dan bij de meeste verenigingen. Er wordt door de vereniging ook veel energie gestoken in de promotie van de duivensport in Staphorst en omgeving. Zo organiseert de vereniging jaarlijks een open dag waar potentiële leden informatie kunnen krijgen over de duivensport. De Streekvliegers biedt aan jeugdleden de kans om twee jaar bijna kosteloos mee te doen aan de vluchten en deze jeugdleden krijgen indien gewenst een klein hokje van de PPN. Voor duiven wordt ook gezorgd. Alleen de kosten van het voer en dergelijke komt voor rekening van het jeugdlid. Vorig jaar heeft dat tot gevolg gehad dat de Streekvliegers haar ledenbestand uiteindelijk met 10 nieuwe jeugdleden heeft zien toenemen en dat is uniek in de hedendaagse duivensport. Dit is voor mij het bewijs dat er wel toekomst is voor de duivensport. Ik denk dat we ons niet moeten beperken tot één bepaalde doelgroep. Alles wat erbij komt is meegenomen. Mijn persoonlijke mening is wel dat duivensport voor jongeren een lastig verhaal wordt. Zodra deze jongens en/of meisjes gaan studeren of proberen om een baantje te vinden, zullen ze vast tegen de nodige praktische problemen aanlopen.”

Wat is je leukste ervaring?

“De leukste ervaring die ik heb gehad is ongetwijfeld de overnachtvlucht voor de taartduiven vanaf Maastricht van 2011. Ik had 4 duiven uitgezocht voor deze overnachtvlucht en ik deed toen nog maar net mee, dus alles was nog super spannend natuurlijk. De duiven werden vrijdagavond om kwart voor zeven gelost en het was niet helemaal helder dus er werden die avond eigenlijk geen duiven verwacht. Ik had ’s avonds toch maar de buitenlampen aangedaan omdat je het maar  nooit kan weten. Ik zit achter de computer nog wat te rommelen en het is ondertussen 23.00 uur geworden, dus de kans dat er nog duiven vallen werd nu wel heel klein en op dat moment zie ik de witpen die ik van Egbert Brand heb gekregen op het dak van het hok landen. Terwijl ik snel naar buiten ga roep ik nog naar mijn vrouw dat er eentje terug is. Buiten aangekomen probeer ik hem te roepen en hij komt ook naar beneden, maar in het donker lukt het hem niet om op de spoetnik te landen. Hij vliegt vervolgens op mij af en land op mijn voerblikje waar  ik hem zo van af kan pakken. De duif geklokt en daarna snel naar binnen want je moest de duiven melden. Bij de meldpost waren ze stomverbaasd dat er een duif was. Al met al was het een fantastische ervaring om mee te maken. Ik heb deze doffer nog en ik heb hem dit seizoen tot en met de dagfond vluchten gespeeld. Ik ben van plan om deze doffer het komende seizoen te proberen op de overnacht en dan eens zien of “de Nachtvlieger” het kunstje nog een keer wil overdoen.”

Bert beleeft zichtbaar erg veel plezier aan de duivensport. Hij geeft aan dat hij de komende periode zoveel mogelijk mee zal doen op alle vluchten van vitesse tot aan overnacht, om er zo achter te komen wat hij het leukst vindt en wat het beste past bij zijn thuissituatie. Zo kan hij op den duur een gerichte keuze maken voor een bepaalde spelsoort en zich daarop gaan specialiseren.


23-11-2012

Dominicus Zonneveld - Noordwijk / De Kleine Liefhebber.2

Dat mijn columns niet alleen door duivenliefhebbers worden gelezen, blijkt zowel uit verschillende berichten in mijn gastenboek als ook uit mailtjes en telefoontjes die ik geregeld ontvang. Zo werd ik bijvoorbeeld afgelopen zomer gemaild door mevrouw Corry Zonneveld, een dochter van Dominicus Zonneveld, een 96 jarige duivenliefhebber uit Noordwijk. Zij wilde haar vader graag verrassen met een minireportage op mijn website. Haar vader bleek perfect te voldoen aan het profiel van de kleine liefhebber en zodoende nam ik contact op met deze vrolijke oude duivenbaas die mij tijdens het interview dat ik hem afnam geregeld op een kwinkslag of grap trakteerde.

Dominicus Zonneveld is voor zover bekend de 3e oudste duivenliefhebber van Nederland. Hij heeft vanaf zijn 8e jaar duiven, maar op zijn 15e is hij pas echt serieus met postduiven beginnen te spelen en lid van een vereniging geworden. Van deze vereniging, de tegenwoordig nog 40 leden tellende PV Steeds Sneller in Noordwijk, is hij inmiddels ruim 80 jaar lid. Toen Dominicus een jaar of zeven/acht oud was kwam zijn oudere broer met een vale postduif thuis. Dominicus was vanaf dat moment met het duivenvirus besmet. Hoewel de duif na een paar dagen weer werd weggedaan, bleef Dominicus gek op duiven en stond hij vanaf die tijd vaak uren in de tuin te kijken als de duiven van een achterbuurman hun dagelijkse trainingsrondjes maakten.  Na enkele jaren zette hij samen met zijn jongere broer de eerste stappen op het duivenmelkerspad. Ze timmerden zelf een hok. Van plaatsgenoten werden de eerste duiven verkregen en ze werden lid van de duivenvereniging. Geld voor een klok was er echter niet en dus moesten de gummiringen bij een andere liefhebber worden geconstateerd. Het gebeurde nogal eens dat wanneer zij daar met hun gummiring arriveerden, deze liefhebber eerst wilde wachten totdat hij zelf een duif thuiskreeg, voordat hun gummiring in zijn klok mocht.

Na een aantal jaren met zijn broer in combinatie te hebben gevlogen, gingen beiden hun eigen weg. Ze trouwden en verlieten het ouderlijk huis. De tuin van het huis waar Dominicus kwam te wonen was te klein om duiven te houden. Kort daarop verhuisde hij echter weer en kwam er na enige tijd een mooi hok boven de bollenschuur. De eerste jaren werden er weinig successen geoogst, maar toen er op een zeker moment geld was om in goede duiven te investeren, werd de reis naar Reusel ondernomen en kwamen er een paar duiven van grootmeester Jos de Klak naar Noordwijk om zijn hok te versterken.  Die kostten in die tijd 100 gulden per stuk, wat toen een kapitaal was. Deze investering bleek een schot in de roos, want vanaf die tijd werden de eerste grote successen in zijn duivenloopbaan tot dan toe behaald. De nazaten van deze Klakken zorgden er voor dat vanaf dat moment er geregeld een 1e werd gevlogen, zowel in de vereniging als in de bollenstreek. Iets dat daarvoor nog maar zelden was voorgekomen. De verzorging van zijn duiven is door de jaren heen niet altijd even stipt geweest. Daar was niet altijd tijd voor. Dominicus heeft zijn hele werkzame leven in de bloembollen gewerkt en er moest niet zelden zelfs ’s nachts worden doorgewerkt. Gelukkig kon hij in zulke situaties rekenen op de hulp van zijn vrouw Annie. Ook wanneer hij soms vanwege een haperende gezondheid zijn duiven niet kon verzorgen (o.a. tijdens zijn meer dan 20 ziekenhuis-opnames) sprong Annie voor hem in. Dit geeft al aan dat zijn vrouw een trouwe supporter van hem is. Zijn 9 kinderen hebben helaas echter weinig tot geen belangstelling voor de duivensport.

Zoals het onderwerp van deze column al aangeeft gaat het hier om een kleine liefhebber. Zeg in dit geval maar rustig een zeer kleine liefhebber, want Dominicus bezit twee kleine hokjes van 2 x 2 m. Hij speelt met de oude duiven slechts met gemiddeld 3 tot 5 duiven. Ook met de jongen gaan er zelden meer dan 10 mee. Op de fond wordt niet mee gedaan, want hij heeft een hekel aan lang wachten. Vroeger werd er wel eens op Bordeaux mee gedaan en werd daarop ook wel eens een prijsje behaald. Verder dan Bordeaux (ruim 800 km) heeft hij zijn duiven echter nooit gespeeld. Dominicus heeft geen aparte kweekduiven. Daarvoor is geen ruimte.  

Zoals gezegd heeft Dominicus in de zestiger jaren een paar jonge duiven bij Jos de Klak aangeschaft. Dat zijn vrijwel de enige duiven die Dominicus gedurende zijn hele duivenloopbaan heeft gekocht. Slechts heel zelden is er nadien nog een duif gekocht, want met 9 kinderen op te voeden ga je niet veel geld uitgeven aan een hobby, zegt hij. Zijn huidige duivenbestand bestaat voornamelijk uit nakomelingen van aangevlogen duiven en gekregen duiven van duivenmaten. Echter sinds vorig jaar zitten er ook twee rechtstreekse duiven van Pieter Veenstra op zijn hok, de man die afgelopen winter het nieuws haalde met zijn sensationele verkoping. Dominicus is hier op een bijzondere manier gratis aangekomen. Hij had al vaker horen praten over deze kampioen uit Friesland en besloot op een gegeven moment om Pieter te bellen met de vraag wat een paar jonge duiven moeten kosten. Toen hij van diens vrouw Gea echter de vraagprijs van 500 euro te horen kreeg, zakte de moed hem in de schoenen. Zijn vrouw nam vervolgens de telefoon over en vertelde aan Gea dat een dergelijk bedrag duif ver boven hun begroting lag. Na een prettig gesprek dat hierop volgde werd door Gea de toezegging gedaan dat Dominicus gratis twee jonge duiven zou krijgen. En inderdaad, nog geen maand later was hij in het bezit van twee rechtstreekse Veenstra’s. Toen enige tijd later Pieter in het nieuws en bij Ivo Niehe op televisie kwam glom Dominicus van trots dat hij van deze beroemdheid duiven heeft gehad.

Dominicus beleeft er vooral veel plezier aan als hij met zijn paar duifjes er in slaagt om de mannen voor te zitten die er wekelijks 50 inkorven. Hij noemt zichzelf een kampioen in het er naast vliegen. Dat is voor hem echter nooit een reden geweest om te stoppen. Dominicus die in zijn hele duivenloopbaan nog nooit een kampioenschap heeft behaald, zou het geweldig vinden als dit hem ooit zou lukken, maar hij is realistisch genoeg om te beseffen dat dit er zeer waarschijnlijk niet meer inzit. Hij stelt zich dan ook tevreden om met de middenmoot mee te komen. En als hij dan net als afgelopen jaar onverwachts soms ook nog een 1e kan spelen is hij helemaal gelukkig.

Ondanks zijn hoge leeftijd heeft Dominicus gelukkig nog geen hulp nodig bij de verzorging van zijn duiven, hoewel het schoonmaken van de hokken hem wel steeds moeilijker afgaat. Het inkorven kan hij gelukkig nog steeds zelf. Zijn duiven zijn erg mak en de hokken zijn klein, dus kan hij ze gemakkelijk pakken. Vervolgens gaat het mandje achterop de scootmobiel. En dankzij het elektronisch constateren is er ook geen stress bij het thuiskomen meer. Dominicus houdt het allemaal zeer eenvoudig. Geen poespas, zegt hij. Hij geniet elke dag nog met volle teugen van het verzorgen van zijn duiven. De omgang met de dieren en ze thuis zien komen van de vlucht dat vindt hij het allermooiste van de duivensport. Daarnaast is het contact met de clubgenoten in het clublokaal voor hem ook zeer belangrijk. Elke maandagochtend wanneer de manden worden schoongemaakt, is hij in het lokaal te vinden en nu buiten het seizoen is het lokaal ook nog elke zaterdagmiddag open. Prachtig vindt hij die gezelligheid. Hij zou zich zonder duiven dan ook geen raad weten zegt hij.


11-11-2012

Anton van Oort / Geffen - Specialisatie onvermijdelijk (2)

Vorig jaar schreef ik een artikel met de kop “specialisatie onvermijdelijk”. Centraal in deze column stond toen Willie van de Boogaard uit Maaskantje. Over zijn ongelijke strijd tegen enkele tophokken schreef ik toen dat er maar één oplossing voor een liefhebber als Willie is om zich met dit soort hokken te kunnen meten en dat is specialisatie op een onderdeel waarop de kansen op een overwinning min of meer gelijk zijn. Een eerlijker duivensport zal altijd wel een utopie blijven, hoewel ik wel een voorstander ben van initiatieven die hier en daar worden ontplooit om de al te grote verschillen te verkleinen. Een aantrekkelijke duivensport voor zo’n groot mogelijk aantal liefhebbers, daar heeft volgens mij iedere duivenliefhebber voordeel bij.

Een liefhebber die vanaf zijn (her)start direct begonnen is met zich te specialiseren is de 48 jarige Anton van Oort uit Geffen. Anton is in 1980 met de duivensport in contact gekomen doordat hij samen met zijn broer Jan in kleinvee handelde op de veemarkt in den Bosch, waar zij met hun vader (die net als Anton ook varkenshandelaar was) dikwijls naar toe gingen. Tussen 1980 en 1983 heeft Anton al samen met zijn broer als jeugdlid van de eerste successen in de duivensport geproefd. Ze hebben in 1981 zelfs een reportage in de "Vredesduif "gehad vanwege hun goede resultaten op Orleans, Chateauroux en Bourges met de jonge duiven. In 2000 is Anton opnieuw begonnen. De aanleiding om opnieuw te beginnen was de varkenspest in 1997 waardoor zijn bedrijf compleet stil kwam te liggen. Omdat Anton tijd over had ging hij bij een klant van hem die ook met duiven speelde de duiven opwachten en zodoende liep hij het duivenvirus weer op. Na een drietal jaren op zijn plannen te hebben gebroed, besloot hij zich op de overnacht te gaan toeleggen. Vooral ook omdat deze discipline het beste bij zijn levensstijl past (5 dagen werk met ongeregelde werktijden en tevens eigen baas). Bij 3 tophokken van Oost Brabant ( H v/d Eijnden Wetjes uit Deurne, Chris van den Bos uit Oss en Ruud van Iersel uit Helvoirt) werden 10 tot 15 late jongen gekocht en hieruit is hij gaan kweken. Vooral met de duiven en het advies van Ruud van Iersel is hij zeer goed geslaagd. 70% van de duiven die op dit moment zijn hok bevolken voert nog het bloed van deze duiven.

Anton speelt met 30 koppels waarvan 15 jaarlingkoppels op alleen de overnacht ,waarbij de ZLU vluchten zijn voorkeur hebben. Daarnaast heeft hij nog 10 kweekkoppels. Hij speelt zijn duiven op nest omdat dit voor hem het eenvoudigste is; “Ik doe vaak s morgens het hok open en s avonds weer dicht, vanwege mijn werk. Er zou meer uit te halen zijn als ik wat meer bij huis zou zijn en op bepaalde uren met de duiven bezig zou kunnen zijn. Deze tijd komt nog wel in de toekomst hoop ik, want om topresultaten te bereiken is feitelijk wel het voeren van een strak regime in verzorging en training tijdens het vliegseizoen nodig”. De mooiste prestaties van Anton zijn tot nu toe zijn resultaten op Barcelona. Deze vlucht ooit te winnen is zijn zeer ambitieuze doelstelling. Met zijn Barcelona duivin de Mireia (Catalaans voor bewonderingswaardig) die 4 jaar achtereen prijs pakte op deze vlucht en 3e kampioensduif in 2008 over de ZLU vluchten in Oost Brabant werd, was Anton overigens ook al zeer in zijn nopjes. Helaas is deze duivin afgelopen jaar verspeeld op Barcelona 2012. Dit was haar 5e Barcelonavlucht. Ze had tot dan toe 11 keer prijs gehaald op de overnachting.

Anton legt uit waarom hij zich op de ZLU vluchten heeft toegelegd en waarom hij het met mij eens is dat specialisatie in de duivensport heden ten dage onvermijdelijk is. “Ik heb in 2008 voor het eerst met de ZLU vluchten meegedaan en meteen een goed jaar op deze vluchten gehad. Dit was natuurlijk een mooie stimulans om hier mee door te gaan. Ik vind deze vluchten de beste graadmeter om je duiven te selecteren, omdat het hier puur en alleen op de kwaliteit van de duif aan komt zonder de grote invloed van de nacht die je vaak op de middaglossing ziet. Kijk maar naar het verloop in snelheid op eletekst van deze vluchten en dan zie je duidelijk wat ik bedoel. Bij de morgenlossing zit de snelheid van 1 tot 10 dicht bij elkaar en op de middaglossing heeft vaak de nacht de snelheid van 1 t/m 10 bepaald. Dit geeft een vertekend beeld in de kwaliteit van de duif en daarmee ook van zijn kweekwaarde. Ik vind een duif die meer als 12 uur of 1000 km aan een stuk kan vliegen om thuis te komen de moeite waard om mee door te kweken, dat is in mijn ogen vooruitgang in vliegkwaliteit. Zo’n duif komt op de middaglossing ook goed tot zijn recht, terwijl dat andersom , dus een goede duif van de middaglossing die dus gewend is aan 2 stukken van circa 500 km op de morgenlossing, heel vaak kansloos is. Verder is mijn keuze voor de morgenlossing ook mede bepaald door de sfeer van de vereniging en het inkorflokaal voor de ZLU: de vrienden van de fond 2001 in Oss. Dit zijn allemaal marathonvliegers (70 leden) die met hun allerbeste duiven aan de ZLU vluchten deelnemen . Zij kunnen ook heel goed de behaalde resultaten op die buitencatogorie vluchten waarderen en weten hoe moeilijk dit is en hoeveel geduld het vergt om hier goed op te presteren. Een oudere ZLU vlieger uit Boekel vertelde me in 2008 toen ik voor het eerst de morgenlossing ging vliegen dat de ZLU vluchten de hoge school van de duivensport zijn. Bij de morgenlossingsvluchten zijn er veel sterke hokken in heel Nederland, maar er is geen enkel hok dat kan overheersen zoals bij de eendaagse en jonge duivenvluchten. Het is al vaak geprobeerd om net als bij de andere onderdelen in onze sport om met veel duiven en op een gunstige locatie wekelijks in rayons of werkgebieden iedereen te overklassen, maar dat is tot op heden nog niet gelukt omdat het bij deze vluchten puur op de kwaliteit van duiven aankomt. Vele liefhebbers hebben 1 goede, sommige wel 5 en er zijn enkele uitzonderingen die 10 toppers op hun hok hebben, maar niemand is er tot nog toe in geslaagd om op deze vluchten van 1 t/m 25 te spelen of 50 bij de eerste 100. Dat is voor mij een belangrijke reden om op deze vluchten te blijven spelen, omdat ik bij iedere ZLU vlucht van te voren het gevoel heb dat een kans maak op de overwinning in groot verband terwijl ik dat op de programmavluchten al jaren niet meer heb.”

De grootste bedreiging van de hedendaagse duivensport is volgens Anton het overdreven fanatisme van bepaalde liefhebbers om te slagen. Dat geeft bij velen het gevoel van onmacht en frustratie . Dit is volgens hem alleen tegen te gaan door een beperkt aantal duiven te laten gelden voor het kampioenschap en het poulesysteem.


27-10-2012

Simon IJnsen – Ameland / Verkeerde Ligging

Afgelopen jaar heb ik met veel interesse de vele discussies in duivenkrant en op websites gevolgd over het onderwerp ligging en trek. Ook kwam dit onderwerp geregeld ter sprake tijdens mijn hokbezoeken. Zo was ik afgelopen zomer op bezoek bij Simon IJnsen in Hollum op Ameland. Toen ik na een bootreis van drie kwartier op Ameland aankwam, dacht ik bij mezelf; “Wanneer iemand het over een nadelige ligging heeft, moet die persoon eerst ook eens even gaan kijken bij een duivenliefhebber op Ameland”. Simon is in mijn ogen dan ook iemand die beslist recht van spreken heeft over dit onderwerp. Hij weet uit zijn inmiddels 35 jarige ervaring wel waar hij over praat en dat is niet zo gek als je op een eiland woont in het uiterste noorden van ons land. Je hebt het dan over afstanden van bijna 920 km voor Ruffec, dat afgelopen jaar een ochtendlossing dus dagfondvlucht was (in de afdeling Friesland een overvlucht van 100 km t.o.v. de kortste afstanden) en 1200 km voor St Vincent, een afstand die in zuid Limburg en Zeeland niet eens vanaf Barcelona gevlogen wordt. En als toetje moeten ze de laatste 15 km ook nog de Waddenzee over. Specialisatie op de overnacht ligt op Ameland niet alleen vanwege de grote afstanden niet zo voor de hand, want om mee te kunnen spelen moet hij zich heel wat meer moeite getroosten dan de overgrote meerderheid duivenliefhebbers in ons land. Denk alleen al aan de verplichte bootreis van drie kwartier naar de vaste wal. Dus niet alleen de duiven moeten over extra doorzettingsvermogen beschikken, maar ook zeker de liefhebber. Vandaar dat ik Simon gevraagd heb om zijn gedachten over dit onderwerp op papier te zetten aan de hand van een aantal vragen.

Simon is 50 jaar en heeft 35 jaar duiven. Na eerst als programmaspeler actief te zijn geweest, kwam hij op een gegeven moment (een kleine 10 jaar geleden) duivenvriend Wieger Ten Caat uit Klazienaveen tegen, die op Ameland op vakantie was. Het is de invloed van Wieger geweest die Simon er toe doen heeft besluiten om zich op de overnachting te gaan toeleggen. Zie ook het weblog van Simon op de website van Marathon Noord http://www.marathonnoord.nl/default.asp?ContentId=2740&LanguageId=31&CategoryId=2424&NewsId=55531. Inmiddels zit hier een zeer goed hok overnachtduiven. Wanneer Simon op een gunstigere plaats zou wonen zou hij naar mijn mening beslist nog beter presteren. Aan de kwaliteit van zijn duiven ligt het absoluut niet dat hij tot nu toe nog geen opvallende prestaties heeft neergezet. Want zo werd er het afgelopen jaar met door Simon gekweekte duiven drie keer TT behaald. De Rode Simon won bij de gebroeders Keekstra de 1e nationaal Orange 1026 km tegen 1.809 duiven van Sector 4, wat tevens de 2e snelste duif van de sectoren 3 en 4 samen was tegen 6.609 duiven. Verder won een door Simon gekweekte duif bij de combinatie Ten Caat – Kap afgelopen jaar zowel de 1e van de afdeling op St Truiden tegen 10.113 duiven als de 1e van de afdeling en tevens de 5e Nationaal op Limoges (sector 4).

Zeker voor wat betreft de programmavluchten betreft kun je op een bepaalde plaats wonen in je concoursgebied waar je voor het behalen van een kampioenschap bij voorbaat al kansloos bent, zegt Simon. Op de overnachting maakt de ligging echter veel minder uit, al is dan het wonen op één van de verste afstanden vanwege die laatste loodjes (die op zulke afstanden soms wel erg zwaar wegen) vaak een struikelblok. Maar toch acht Simon zichzelf niet kansloos voor een mooie klassering of podiumplaats in groter verband, ook al hebben zijn duiven de handicap van een grote overvlucht en de Waddenzee die overbrugd moet worden. De afgelopen jaren wisten de Amelanders Foppe Molenaar, Siegfried Kooiker en Andre Wildervank zich op een overnachtvlucht ook al op Teletekst te plaatsen. Simon doet er alles aan om de volgende te gaan worden in dat rijtje. Uiteraard speelt de factor geluk ook altijd een rol, geeft Simon aan. Wanneer in een fondseizoen er hoofdzakelijk vluchten met zware kopwind zijn, waardoor de oversteek van de Waddenzee nog lastiger wordt, kun je woonachtig zijnde op Ameland een podiumplaats in groot verband wel vergeten. Echter, wanneer er ook een paar vluchten tussen zitten met wat oost in de wind erbij, zodat de duiven door Noord Holland komen, ben je op Ameland beslist niet kansloos, zegt Simon. Zelf zie ik op de overnachting dan ook graag dat de westelijk gelegen losplaatsen aangehouden worden , dit omdat er in de zomer vaak oost in de wind zit.

Nog niet zo lang geleden schreef fondspeler Sjaak Buwalda, die de strijd om de eer met de nationale fondtop (met succes) ook vanaf een vrij ongunstige plaats aanbindt, dat de echte goede duiven zich weinig gelegen laten liggen aan de trek, omdat dit geen kladvliegers zijn. Hier is Simon het helemaal mee eens. Echte topduiven trekken zich ook van ongunstige omstandigheden niet zo veel aan, zegt hij. Wanneer de echte goede duif maar op het juiste moment in topvorm is, dan is die tot wonderen in staat. Om de duiven voor een vlucht klaar te maken zodat ze op het moment suprême tot een topprestatie in staat zijn, vindt Simon toch soms best lastig. Vooral het bepalen van het moment om in te grijpen als er iets aan de gezondheid lijkt te haperen. Hij is er een voorstander van om zo min mogelijk naar de medicijnpot te grijpen. Zo hebben bijvoorbeeld zijn kwekers nog nooit een geelkuur gehad. Toch ontkom je er niet aan om zo nu en dan medicatie toe te dienen om erger te voorkomen, zegt Simon. Dikwijls ben je hier te laat mee . Ik denk dat de grote kampioenen dit moment eerder aan zien komen en hun concurrenten daarmee dus een slag voor zijn.

Simon die overigens wel alle vluchten mee speelt voor de punten , omdat hij vindt dat hij dat als bestuurslid van zijn club wel verplicht is, maakt af en toe met zijn overnachtduiven op een programmavlucht ook verrassend mooie uitslagen, terwijl dit voor zijn duiven toch echt invliegvluchten zijn. Hoewel zulke successen ook zeker leuk zijn is het Simon zijn doel om op een overnachtvlucht een keer Teletext te halen. Gezien de kwaliteit van zijn duiven gekoppeld aan de inzet van Simon lijkt het mij dat dit doel niet veraf meer is.


14 oktober 2012

John Hazeleger – Harderwijk / Duiven aanschaffen

Op 16 september citeerde ik in mijn column over selecteren als basis voor succes, Jos van Loosbroek die zei dat het niet gemakkelijk is om aan goede duiven te komen, tenzij je over veel geld zou beschikken. Ik sloot toen af met de opmerking dat ik het hier niet mee eens ben en dat ik in een volgende column nog wel eens iets zou schrijven over de aanschaf van duiven . Ik sprak in de weken daarna onder andere over dit onderwerp met één van de betere spelers op met name de dagfond van Harderwijk en omgeving, namelijk John Hazeleger uit Harderwijk. John is 47 jaar en heeft in totaal zo’n 26 jaar duiven. John is in 2004 in Harderwijk opnieuw met de duivensport gestart nadat hij vanaf 1999 in Veenendaal de duivensport had beoefend. Tijdens zijn jeugd heeft hij met zijn vader samen gedaan van zijn 6e tot zijn 18e. Op zijn eigen website heeft John uitgebreid beschreven wat voor duiven zijn hokken bevolken, zijn behaalde prestaties, zijn spelmethode, etc. Zie http://www.johnhazeleger.nl/evenvoorstellen.htm Dat ga ik hier dan ook niet herhalen maar beperk me tot het onderwerp duiven aanschaffen en de visie van John hierop. In mijn ogen een interessante en doordachte visie.

Ik heb al eerder beschreven dat wanneer je met duiven begint en jezelf als doel stelt om binnen een paar jaar goede prestaties neer te zetten, je niet zo erg diep in je buidel hoeft te tasten om goed materiaal aan te schaffen want goede duiven zijn beslist betaalbaar, buiten de commerciële hokken om. John geeft aan dat hij het met deze stelling van mij eens is en voegt daar het volgende aan toe; “Vaak heb ik het idee dat men denkt met geld ook de prestaties te kunnen kopen. Maar dit is gelukkig niet zo. Er word teveel gekocht zonder dat men zich afvraagt of deze duif wel geschikt is voor hun hok. Je moet eerst naar je eigen situatie kijken voordat je wat gaat aanschaffen. Vragen die je daarbij jezelf zou kunnen stellen zijn bijvoorbeeld; Hoe is mijn gezinssituatie en hoeveel tijd heb ik per dag om voor mijn duiven te zorgen? Hoe is mijn financiële situatie? Wil en kan ik elke dag mijn hok schoonmaken of niet? Wil ik snel ingrijpen en veel voorbehoedend kuren tegen ziektes of wil ik een soort duiven die over veel natuurlijke weerstand beschikken? Ben ik iemand welke zijn duiven met regelmaat kan verzorgen of heerst er juist geen regelmaat? Met welk spelsysteem vlieg je (weduwschap-nest-etc.)? Voor welke afstanden wil ik duiven aanschaffen?”

John geeft met het bovenstaande aan, dat je voordat je besluit om duiven aan te schaffen veel voorbereidend werk zou moeten doen om teleurstellingen (lees miskopen) te voorkomen. Hij zegt hier dus eigenlijk mee, dat hoe beter je je huiswerk doet, des te groter de kans op succes zal zijn. Een waarheid die vast niemand zal betwisten. Waarom doen veel beginnende, maar ook zeker gevorderde liefhebbers dan toch hun huiswerk niet goed zou je zeggen. Hierop heeft John ook geen antwoord, maar hij heeft hier wel ideeën over;

“Volgens mij wordt momenteel bij het aanschaffen van een duif veel te veel de nadruk gelegd op de afstamming en veel te weinig op de prestaties van een duif. Ook word er veel te weinig gekeken naar de kweekprestaties van de duiven waarvan jongen worden aangeboden. Een doffer of duivin welke al diverse toppers of goed bruikbare duiven heeft gegeven lijkt een goede vererver te zijn en je zou moeten proberen om daar jongen van aan te schaffen. Als je duiven bij wilt halen begin dan eerst met het zoeken naar een liefhebber met goede duiven. Niet in de advertenties en op de veilingsites, maar zoek in de uitslagen en kampioenschappen op bijvoorbeeld Compuclub naar de beste spelers. Kijk vervolgens naar het prijspercentage wat ze behalen en met hoeveel duiven ze spelen. Als je een liefhebber op het oog hebt, probeer dan zoveel mogelijk over deze liefhebber te weten te komen. Onder andere door hem zelf te bellen en vragen of hij informatie over zichzelf wil verstrekken. Als je op deze manier van verschillende goede spelers informatie verzameld hebt, zoek je de liefhebber uit wiens thuissituatie, hokruimte, beschikbare tijd, soort verzorging, etc. het beste bij je past. Deze liefhebber zou je dan moeten benaderen en vragen of je duiven van hem of haar kunt krijgen of kopen.”

Als je op de manier die John beschrijft te werk gaat, acht ik de kans groot dat je aan goede duiven komt voor een redelijke prijs. Daarnaast start je met goed basismateriaal welke zich redelijk snel aan jou en je manier van duiven houden zullen hebben aangepast. Ga er altijd van uit dat de meeste liefhebbers er plezier aan beleven als ze een beginnend liefhebber op weg kunnen helpen. Vaak zullen deze liefhebbers geen of weinig bekende namen op de stambomen hebben staan, als ze die al hebben. Let er vooral op dat de ouders van de duiven zelf goed gepresteerd hebben of al goede jongen hebben gegeven. Geen broer of zus, achterkleinkind enz. kopen. Alleen uit de goede duif zelf en liefst drie van de viergrootouders met prestaties (als vlieger of als kweker). Ik vroeg John hoe hij te werk zou gaan als hij opnieuw zou moeten beginnen. Hij geeft hierop het volgende antwoord; “Allereerst ga ik te werk zoals ik hiervoor heb beschreven. Ik ga vervolgens naar twee liefhebbers die al jaren tot de betere liefhebbers behoren en welke ook al jaren streng selecteren op prestaties. Het liefst ook liefhebbers die een aan elkaar verwante stam bezitten zodat ik hun duiven later onderling goed kan kruisen. Ook belangrijk is het vermogen van de duiven om bij verschillende weertypen kop te kunnen vliegen. Bij een liefhebber die alleen presteert bij een bepaald weertype zal ik niet snel duiven aanschaffen. Verder is de afstandsgeschiktheid van belang (de disciplines waarop door de betreffende duiven de beste prestaties zijn behaald).”

John wil nog wel even benadrukken dat ook al ga je op de door hem beschreven manier te werk bij het aanschaffen van duiven, dit geen absolute garantie is dat je direct een paar toppers op je hok hebt, want ook goed spelende liefhebbers kweken niet alleen maar goede duiven, zelfs niet uit hun kampioenen. Ik sluit me hier volledig bij John aan. Maar de kans op het kweken van een aantal bruikbare tot zeer bruikbare duiven is wel veel groter, helemaal wanneer je een aantal duiven tegelijkertijd aanschaft, dan wanneer je op een veiling of anderszins enkele vaak te duur verkochte duiven met klinkende stambomen koopt. Het enige nadeel is dat je geen klinkende namen op je stamkaarten hebt. Dus wanneer je ooit wat zou willen verkopen zullen deze niets of bijna niets opbrengen. Daar tegenover staat dat je ook veel minder hebt hoeven te investeren. Tot slot nog een paar tips van John:

Op het moment dat je denkt dat je weet hoe het moet, kun je soms met je neus op de feiten worden gedrukt en blijkt dat je het toch minder goed weet dan je dacht. Het kan dan moeilijk zijn om niet in paniek te raken. Probeer toch rustig te blijven en één en ander te analyseren. Grijp niet meteen naar de medicijnpot en ga ook je je systeem niet direct aanpassen.

Als je duiven het niet doen zoals je zou willen, zal je er eerst achter moeten zien te komen of het niet aan de kwaliteit van de duiven ligt. Wanneer je immers niet weet of de duiven goed zijn, kun je alles blijven aanpassen maar weet je nooit zeker of dit wel nut heeft.

Blijf voortdurend op zoek naar nieuw bloed en versterking voor je hok. Doe je dat niet dan blijf je stil staan.


25 september 2012

Rob van Hove – Scheemda / Schrijvers over de duivensport

Zelf ben ik één van de velen die regelmatig iets over postduiven op internet schrijf. Dit blijft voornamelijk beperkt tot een tweewekelijkse minireportage annex column op mijn eigen website en daarnaast worden deze artikeltjes eveneens geplaatst op duivenvlucht.nl. Verder schrijf ik zo nu en dan een korte reactie op een duivenforum (voornamelijk op het Praathuis). Wanneer je mijn schrijfproductie echter afzet tegen de duivenliefhebbers die dagelijks op internet te vinden zijn, ben ik dus maar een zeer kleine vis in de vijver van duivensportschrijvers op internet.

Een zeer bekende naam voor liefhebbers die veel op internet rondsurfen is Rob van Hove. Sinds een jaar of drie zie je zijn naam opduiken in forums als die van Pipa, duiven-forum, duivensites.nl, zijn eigen blogs als duivensportinnovatie.blogspot, duivennieuws.blogspot.com en zijn column op de website van Theo Streefkerk. Ik had al geregeld mailcontact met Rob de afgelopen twee jaar en vanwege zijn (eigen)wijze manier waarop hij de duivensport tegemoet treedt deed nam mijn nieuwsgierigheid naar deze veelschrijver geleidelijk aan steeds meer toe. Uiteindelijk is het er dan van gekomen en stond Rob met zijn duivenmaat Ernst uit Scheemda bij me op de stoep en hebben we een genoeglijke middag over de duivensport gesproken.

Rob is 52 jaar en is een herstarter in de duivensport. Als jongen van een jaar of 15 heeft hij een paar jaar duiven gehad die op een gegeven moment voor andere interesses moesten wijken. Na een stop van 25 jaar kwamen er in de jaren 90 weer duiven. Eerst in Leiden waar Rob woonde tot april 2011 en daarna in Nieuw-Scheemda. De grote successen in de duivensport moeten nog gaan komen. Het mooie van de duivensport vindt Rob ook dat je jezelf door het beoefenen van de duivensport goed leert kennen en je regelmatig je vastgeroeste ideeën over hoe zaken zijn en zouden moeten, soms grondig dient te herzien. Voor Rob geldt daarbij dat het schrijven over de duivensport een soort van therapeutische werking heeft. Hij zegt hier het volgende over; “Het scherpt mijn geest. Door te schrijven en te reageren op de reacties die dit schrijven oproepen dwing ik mezelf continu om na te denken over hoe ik in het leven sta, op welke manier ik naar de wereld om me heen kijk, waarom ik reageer zoals ik reageer, waarom bepaalde reacties me raken en andere juist weer niet, enz.”

Rob is meerdere jaren actief geweest als magnetiseur naast zijn baan als organisatieadviseur (had een eigen bedrijf). In december 2008 heeft Eddy Noel in samenwerking met Rob een interessant artikel geschreven over de band tussen melker en duif. http://www.pitts.be/index.asp?par=f_articles.detail&ID=740 In dit artikel heeft Rob zo begrijpelijk mogelijk uitleg gegeven over hoe melker en duif een magnetische band hebben met elkaar en hoe dit van invloed kan zijn op de prestaties van de duiven. Alleen al het publiceren van een dergelijk artikel kan veel negatieve reacties oproepen. Een onderwerp als magnetisme wordt immers door vele duivenliefhebbers direct al zonder zich er in te verdiepen als hocus pocus en onzin afgedaan. Dit schrikt Rob echter geenszins af om zijn mening over allerlei onderwerpen luid en duidelijk te verkondigen. En de reacties die hij soms krijgt kunnen vrij heftig zijn. Rob geeft aan; “Ik zet mezelf kwetsbaar neer. Daar ben ik me zeer zeker van bewust, maar ik ben bereid om klappen op te vangen. Dat is immers ook leerzaam. Je leert als mens misschien wel het meeste van je tegenslagen. Ik loop nergens meer voor weg. Ik merk wel dat ik van bepaalde onderwerpen meer energie krijg dan van ander.”

Onderwerpen waar Rob zich de afgelopen tijd mee bezig heeft gehouden waren o.a. het aan de kaak stellen van vermeende misstanden zoals fraude, gesjoemel met stamkaarten, het toedienen van antibiotica en andere stoffen aan de duiven, bestuurlijke misstanden en het plaatsen van kritische noten op stukjes van medeschrijvers waar Rob vraagtekens bij plaatst. Nu zijn dit vooral zaken die negatieve energie oproepen, zowel bij Rob zelf als de lezers. Inmiddels is hij op een punt aangekomen dat hij dit soort onderwerpen vooral aan anderen wil overlaten om over te schrijven. Wie een beerput opentrekt zit vaak zelf in de stank, zegt Rob. “Het wordt tijd dat een ander eens in de stank gaat zitten.” Hij wil zich nu meer gaan richten op de positieve zaken en mooie gebeurtenissen in de duivensport.

Wanneer je veel schrijft, betekent dat automatisch ook dat je heel wat uren achter je pc doorbrengt en ook zelf heel veel leest. Dat geldt ook zeker voor Rob. Hij besteed minstens drie tot vier uur per dag achter de computer aan het lezen van het laatste duivennieuws op allerlei websites. Naast Pipa, Duivensites, Duiven Forum, Kom Kom, Duivenvaria, Duivenvlucht.nl bezoekt hij ook veel websites en columns van bekende en minder bekende duivenliefhebbers als o.a. Gert Jan Beute, Ad Schaerlaeckens, Willem Mulder en Eddy Noel. De onderwerpen waarover hij het liefst leest, zijn leerzame artikelen over voeding, ziektes, spelsystemen e.d. Rob kan niet genoeg benadrukken dat de duivenliefhebbers vooral zeer kritisch en alert moeten zijn op wat ze lezen. Er zijn nogal wat schrijvers die slechts vertellen wat ze kwijt willen en alleen maar halve waarheden vertellen. En dan is er ook nog een categorie die eigenlijk alleen maar zegt “koop vooral mijn spullen en luister vooral naar mij”. Die laatste categorie handelt vooral uit eigen belang, terwijl ze er beter aan zouden doen om de duivensport een dienst te bewijzen door hun concurrentie harder te laten vliegen.

Rob vind dat je als individuele duivenliefhebber ook een bepaalde verantwoordelijkheid hebt om je steentje bij te dragen aan het behoud van de duivensport. En niet alleen aan het behoud, maar ook aan het verbeteren van het imago en het opnieuw opbouwen van de sport. Dat is zeker niet alleen de verantwoordelijkheid van bestuursleden of de grote commerciële liefhebbers. Maar, misschien ook juist veel meer van de gemiddelde liefhebber, de kleine man. Ook zij hebben min of meer de plicht volgens Rob om zich over het opnieuw inrichten van hun duivensport druk te maken en niet alleen achter de bar. Rob roept hierbij ook juist hen op om meer hun stem te laten horen.


16-09-2012

Jos van Loosbroek – Rosmalen / Selecteren als basis voor succes

Vanaf het begin van de duivensport wordt al door een ieder die iets op papier heeft gezet over de duivensport, geschreven over het belang van selecteren. Een van de bekendste duivenboekenschrijvers uit de vorige eeuw John Lambrechts, schreef in 1961 al het volgende; “de basis van alles waarop een goed hok bevolkt met waardevolle kwekers en vliegers berust, ligt in de eerste plaats bij de schifting”. In de 50 jaar die zijn verstreken hebben velen dit in min of meer dezelfde bewoordingen herhaald. Ook dit jaar heb ik deze stelling vanuit verschillende hoeken weer gelezen, o.a. in de columns van de bekende selecteur Gert Jan Beute. Je zou dus denken dat iedere duivenliefhebber het belang van selecteren dus inmiddels wel beseft. Toch is mijn ervaring dat velen het selecteren van hun duiven maar een beetje op zijn beloop laten. Ze maken er weinig werk van, verdiepen zich maar minimaal in selectiecriteria, houden de prestaties van hun duiven niet bij, enz.

Tijdens mijn hokbezoeken breng ik dit onderwerp dikwijls ter sprake. Een van de liefhebbers waarmee ik het recent over deze materie had is Jos van Loosbroek uit Rosmalen. Jos is 59 jaar en heeft 37 jaar duiven. Hij is in de duivensport beland door zijn ex-zwager die ook nog steeds duiven heeft. Jos behoort al jaren tot de gemiddelde liefhebbers die elk jaar wel een paar mooie uitslagen behaald en in zijn vereniging met zo’n 50 vliegende leden eindigt hij meestal bij de eerste 10 à 15 generalen. Jos is één van die liefhebbers die graag elke week met zijn duiven speelt, maar ook wel beseft dat hij meer kans maakt op een podiumplaats als hij zich op één of enkele disciplines zou specialiseren. Omdat Jos het moeilijk vindt om zijn duiven thuis te houden, daar hij erg veel genoegen beleeft aan het thuiskomen van zijn duiven, neemt hij het voor lief dat hij tot nu toe weinig op het podium heeft gestaan. Toch begint het bij Jos ook steeds meer te kriebelen. Het is niet denkbeeldig dat hij zich binnen nu en een paar jaar ook op een bepaald spelonderdeel zal gaan toeleggen met de bedoeling om op die discipline met de besten mee te kunnen.

Al pratende met Jos over de weg naar de top en welke hindernissen hij daarbij zo al zou moeten overwinnen, werd duidelijk dat ook Jos veel moeite heeft met selecteren. Vooral van aanhankelijke duiven die sterk op hem reageren kan hij maar moeilijk afstand doen, ook al zijn dat dikwijls niet zijn beste duiven. Jos denkt dat hij in de afgelopen jaren regelmatig een goede jonge duif heeft opgeruimd omdat hij zich alleen door de prestaties als jonge duif liet leiden. Hij is er inmiddels wel achter dat selecteren op prestaties als jonge duif riskant is en zeker als je het selecteren op uiterlijke kenmerken niet 100 % in de vingers hebt. Zijn beste vliegers waren en zijn allemaal duiven die het als jonge duif maar zeer matig deden. Jos is één van de vele liefhebbers die van mening is dat er in de ogen van een duif wel iets valt af te lezen, maar voor wie de ogentheorie een ver van zijn bed show is. Ook zegt Jos dat hij wel gelooft dat de kwaliteit van de spieren van invloed is op de prestaties, maar net als het overgrote deel van de liefhebbers heeft hij daar bij het selecteren nooit naar gekeken. Jos is wel zo eerlijk om toe te geven dat hij het beoordelen van de spieren ook niet echt goed in zijn vingers heeft.

John Lambrechts gaf in zijn boek “rasverbetering van postduiven” in 1961al het advies om een ervaren duivenkeurder in te schakelen wanneer men zelf de kweekwaarde van zijn duiven niet kan inschatten. Dit advies werd in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw door velen opgevolgd, vooral in België. Ook tegenwoordig zijn er wel enkele duivenkeurders/selecteurs actief, maar mijn indruk is dat hier tegenwoordig veel minder gebruik van wordt gemaakt dan vroeger. Overigens valt het mij op dat er op internetforums, op Facebook en in de duivenlokalen vrij dikwijls geschreven en gezegd dat niemand in een duif kan kijken. Ik vroeg Jos hoe hij hier tegenaan kijkt. Jos geeft aan dat het hem vrij logisch lijkt dat niemand aan de buitenkant kan zien hoe goed het oriëntatievermogen van een duif ontwikkeld is, maar dat er in het duivenwereldje mensen rondlopen die een postduif op diens vlieg of kweekwaarde kunnen beoordelen leidt voor Jos geen twijfel.

Voor Jos komt het contact met zijn duiven voorop. Hoewel hij relatief weinig duiven heeft, 40 oude en maximaal 40 jongen, besteed hij gemiddeld zo’n drie uur per dag aan zijn duiven. Voor hem is de band met zijn duiven erg belangrijk. En hiermee kom je direct bij de kern van wat het voor Jos moeilijk maakt om te selecteren. Ook noemt Jos nog een punt en dat betreft de aanschaf van duiven. Als je eenmaal wat geld gespaard hebt en je denkt daarmee wat goeds te hebben aangeschaft, is het extra moeilijk om die duiven op te ruimen en geef je deze duiven gemakkelijk een herkansing. Als het dan ook nog mooie duiven zijn om te zien en ze zijn erg aanwezig op het hok bijvoorbeeld door hun karakter, wordt het nog moeilijker om ze op te ruimen zegt Jos. Daarnaast is het erg moeilijk om aan goede duiven te komen is zijn ervaring, tenzij je heel erg goed in je slappe was zit. Daar ben ik het niet helemaal mee eens, maar op het aanschaffen van duiven kom ik een volgende keer wel terug.


26 Augustus 2012

Edmond Tournier – Lommel / Grote namen in de duivensport.

Omdat ik een groot fan ben van de duiven van Piter Beerda, wiens stam gebaseerd was op de Tourniers die in de jaren zestig in Lommel werden gehaald, besloot ik een bezoek te brengen aan Edmond Tournier. Edmond is de inmiddels 64 jarige zoon van de wereldberoemde Jacques Tournier. Edmond wilde wel een paar uur met mij over de duivensport bomen. Helaas waren de kweekboeken er niet meer, dus kon hij niets meer nakijken, maar een man wiens leven bijna 50 jaar uit duiven heeft bestaan, is uiteraard een bron van kennis.

Tournier voorstellen zal voor de overwegend oudere duivenliefhebber niet nodig zijn. Ik geef daarom in vogelvlucht even een korte schets van Jacq en Edmond Tournier. Jacq Tournier was een zeer bekwaam duivenmelker, groot kampioen en daarnaast ook een beroemd schrijver over de duivensport. Zijn inzichten en ervaringen die hij voor verschillende duivenkranten beschreef, zie ik regelmatig terugkomen in de columns en dagboeken van bekende en minder bekende hedendaagse schrijvers over de duivensport. Jacq Tournier begon als kleine jongen met postduiven. Na zijn studie nam dit serieuze vormen aan en schafte hij bij goede vliegers jongen aan van duiven die minstens een eerste prijs hadden gevlogen en het liefst in hun stamboom ook 1e prijswinnaars hadden. Tijdens de tweede wereldoorlog heeft Jacq zijn duiven kunnen behouden zodat Jacq bij de bevrijding in september 1944 een voorsprong op de concurrentie had. Na de oorlog is hij direct begonnen om veel te kweken en ook veel te verkopen. Vooral de Nederlandse duivenliefhebbers stonden bijna in de rij om jonge duiven aan te schaffen. En dat is zo gebleven tot de verkoop in 1993.

In de jaren zeventig werd de gezondheid van zijn vader steeds slechter en in 1976 heeft Edmond alle duiven van hem overgenomen. In die jaren werden er twee tot drieduizend jongen per jaar verkocht waarvan 80 tot 90 % naar Nederland. In 1994 werden alle duiven met uitzondering van de jongen van 1993 verkocht. Edmond wilde het namelijk een stuk rustiger aandoen. Uiteindelijk besloot Edmond in 1999 om alles te verkopen. Hij wilde niet meer zoveel tijd in duiven steken maar in andere zaken. Echter de tijd om de duivensport definitief de rug toe te keren was nog niet gekomen. Edmond was namelijk goed bevriend met Frans Derks uit Geldrop. Deze Frans Derks was een opkoper van duiven. Van vele grote namen in de duivensport werden door hem duiven aangeschaft. Deze duiven werden bij Edmond in de hokken geplaatst en daardoor bleven er dus duiven op de hokken in Lommel. Van het een kwam het ander en er werd besloten om samen te gaan doen. Ze zouden vanaf 1 januari 2000 als combinatie samen gaan spelen. Echter, het lot besliste anders want op 30 december 1999 overleed Frans.

Na rijp beraad met de familie van Frans besloot Edmond om alle vitesse/midfond duiven te verkopen en alleen de fondduiven aan te houden. Van 2001 tot 2008 werd door Edmond met de nazaten van de door Frans aangekochte duiven op de grote fond meegedaan. Aan die herstart van Edmond ging dus geen vooropgezet plan vooraf maar feitelijk rolde hij er in. Zodoende zaten er teveel verschillende rassen door elkaar want Frans had ze van vele hokken. Dat de basis goed was, werd snel duidelijk want al snel werden op alle klassiekers successen geboekt. In 2005 was Edmond Tournier één van de uitblinkers op St-Vincent met de jaarlingen. Dat jaar won hij de 1ste provinciaal op St-Vincent jaarlingen, blonk uit op Bordeaux oude en jaarlingen, zette een mooie reeks neer op Barcelona waarop hij begon met de 15e nationaal en op Irun maakte hij een prachtige uitslag in de Fondclub 234d (38 mee): 2-3-4-5-7-13-19-23-33-36-46, enz. Maar in 2008 viel definitief het doek. Edmond had de laatste jaren al veel contact met Herbots die met grote regelmaat duiven voor hem verkocht naar China. Juist op het moment dat dat de duiven hem steeds meer te veel werden, kwam er een mooi aanbod via Herbots vanuit China dat door Edmond werd geaccepteerd waarna de hele kolonie Tournier naar China verhuisde. Enige tijd later volgde ook het hele archief van ruim 100 jaar duivensport in huize Tournier naar China. Dit was een vrachtwagen vol. Hier zaten ook een 500 tal brieven bij van en aan zijn vader van vele grote beroemdheden uit de duivensport, zoals de vader van de gebroeders Janssen, Bricoux, Hansenne, Fabry, Genette, Dokter Linssen, etc. Van deze brieven heeft Edmond nog wel kopieën gemaakt voordat hij ze verkocht.

De duivensport heeft nog volop zijn interesse en hij heeft er een aantal goede vrienden van over gehouden, maar Edmond kan en wil er geen tijd meer voor vrij maken. Zijn zoon Jan is chefkok van het restaurant Cuchara dat gevestigd is naast het pand waar de duivenhokken staan. Dit restaurant floreert zeer goed en achter de schermen heeft Edmond hier een grote inbreng in. Hij is de hele dag op pad voornamelijk om inkopen te doen, maar ook om kleine problemen in de bedrijfsvoering op te lossen. Het duivenhok is nog intact en zal niet worden afgebroken, want het is beschermd stadsgezicht. Het is nu in gebruik als opbergplaats. Het enige wat er van de duivensport (behalve de hokken) over is, zijn de oude dagboeken van zijn vader die dateren van kort voor de 2e wereldoorlog tot begin jaren 70. Hier staan persoonlijke zaken in. Hoewel ook die persoonlijke dagboeken handelen nog voor ongeveer 90 % over duiven.

Tot slot enkele uitspraken van Edmond waaruit zijn grote kennis van en betrokkenheid bij de duivensport spreekt:

Er zijn er enkelen die zeer veel kunnen zien aan een duif. Ik heb daar uiteraard ook gebruik van gemaakt. Ik snap die weerstand niet zo goed, die sommigen hebben tegen mensen die iets meer aan een duif kunnen zien dan de gemiddelde liefhebber.

Er moet meer worden gedaan om de kleine man bij de sport te houden. Zoals alle duiven klasseren op de uitslag. Het ernaast vliegen in moet in de toekomst niet meer mogelijk zijn. Vooral voor beginners is dat veel te frustrerend.

Kampioenen hebben alles te danken aan de mindere liefhebbers. Zonder verliezers zijn er geen winnaars. Als we allemaal even slim zijn, zijn we allemaal even dom. Onwetendheid en koppige vooringenomenheid houden helaas velen van mooie successen af.

Als ik toen wist, wat ik nu weet had ik veel andere keuzes gemaakt. Een van de beste lessen die ik geleerd heb is dat je geen twee dingen tegelijkertijd goed kunt doen.

 


 

05 Augustus 2012

Frits Smit – Willemsoord / Meer dierenvriend dan duivenmelker

Een van de mooiste dingen van mijn activiteiten met de-duivencoach.nl vind ik het contact met al die verschillende mensen die ieder op hun eigen manier de duivensport beleven. De één die heel professioneel met de sport bezig is en daarbij niets aan het toeval overlaat, een ander die het allemaal niet zo nauw neemt en voor wie de duiven echt een hobby zijn. Ook is er een categorie echte dierenvrienden die hun duiven zien als vrienden. Zo iemand is bijvoorbeeld Frits Smit uit Willemsoord, nu 64 jaar en in totaal met een onderbreking zo’n kleine 30 jaar duiven. Hij heeft het duivenvirus van zijn broer overgenomen die als jongen in een houten aardappelkistje een paar sierduiven had. In zijn studententijd heeft Frits de postduivensport opgepakt. Zo fanatiek dat zijn studieresultaten hier soms flink onder te lijden hadden. Op zijn racefiets vanuit Groningen met een slaapzak bij zich, bezocht hij vele van de destijds grote tophokken. Veelal in België zoals John Lambrechts, Tournier, Descamps van Hasten, Jules Rijckaart, Jos Hermans, Desmet Matthijs, enz. Vooral bij John Lambrechts de bekende duivenboekenschrijver werd hij goed ontvangen. Hij mocht er zelfs overnachten en hij kreeg van hem ook heel wat duiven.

In de beginjaren werden ook wel wat succesjes geboekt, maar kampioenschappen heeft hij nooit behaald. Frits noemt zichzelf met enige zelfspot wel een groot kampioen in het er onderdoor gaan. Vroeger had hij hier grote moeite mee, maar op een gegeven moment heeft hij voor zichzelf de knop omgedraaid. Niet meer het presteren met de duiven voorop stellen, maar er zoveel mogelijk van gaan genieten. Voor Frits bestaat dat genieten uit het contact met zijn duiven. Al zijn duiven hebben gewone namen als bijvoorbeeld Lotje, Wanne en Spikkeltje in plaats van de namen die gewoonlijk op stamkaarten prijken als Turbo, Giant, Goudklompje etc. Ook kent hij elke bijzonderheid van iedere duif, zowel de uiterlijke kenmerken als de karaktertrekken. Frits voert soms ook hele gesprekken met zijn duiven. Zijn antwoord op mijn vraag wat duiven nu voor hem betekenen zegt volgens mij genoeg over wat voor soort duivenliefhebber hij is. “Duiven zijn voor mij speciaal. Een duif kan mij ontroeren door de blik, de uitstraling, de geur en zoveel meer. In moeilijke periodes in mijn leven hoefde ik maar een poosje in het duivenhok te gaan zitten en gleed de sores van me af. Een duif is voor mij geen ding, geen middel om op dat vergankelijke schavotje te staan of met een foto in de krant of op internet. Een duif is een levend wezen waar ik verantwoordelijk voor ben, ook voor die duif die 500 km van huis verdwaald is. Hoe ver weg ook, ik haal ze altijd weer op. Een duif die iets voor me betekent (en dat zijn er veel) mag tot zijn dood op mijn hok blijven.”

Dat er door Frits weinig successen zijn geboekt ligt in mijn ogen zeker niet aan de kwaliteit van zijn duiven. Hij bezit beslist een aantal knappe duiven met een goed genenpakket. Dat blijkt ook wel bij het natrekken van een aantal van zijn duiven op internet. Op verschillende hokken over de hele wereld zijn er mensen met nazaten van zijn duiven geslaagd en dan met name met de van Wanroys. Frits heeft namelijk twee lijnen op zijn hok en dat zijn de oude van Wanroys en de Jos Hermans (Luythagen). Beide lijnen zijn nauw ingeteeld. Frits wil namelijk het liefst alleen rode en zwarte duiven op zijn hok. Dat is eigenlijk vanaf het begin al zo geweest en duiven van beide rassen zijn er dan ook altijd op zijn hok te vinden geweest. Van Jos Hermans heeft hij in indertijd verschillende duiven en eieren gekregen. Tussen 1984 en 1996 zat Frits in het buitenland en had hij geen duiven. Toen hij in 1996 weer begon heeft hij, voor zover hij ze kon terugvinden, weer duiven uit zijn oude basis terug gehaald . Daarnaast heeft hij Wanroys bijgehaald van Ben Hendriks, Jacob van Alphen, Eyerkamp, Jan Boomkamp en Ruud Sommeling. De Hermansduiven die hij in 1996 weer bijhaalde kwamen van Wietse Jansen en Oldenburger.

Dat de nazaten van Frits zijn duiven over de hele wereld terecht zijn gekomen (China, Australië, Amerika, Duitsland, Engeland) betekent niet dat Frits een handelaar is. Integendeel zelfs. Frits verkoopt zelden een duif maar geeft er wel veel weg. Als ik iemand blij kan maken met een duif die anders bij mij in de soep beland, zal ik dat niet laten, zegt Frits. Hij probeert daarbij wel om iemand iets mee te geven waar die liefhebber wat mee kan. Dit jaar heeft hij er inmiddels al een stuk of 40 weggegeven. Hij hoopt wel altijd feedback te krijgen over de resultaten die met zijn duiven behaald worden . Ook Jacob van Alphen (kweekcentrum) heeft in de afgelopen jaren regelmatig duiven van Frits gehad. Via zijn kweekcentrum vonden deze duiven of hun nazaten de weg over de hele wereld. Verschillende kopers zijn er goed mee geslaagd. Frits zelf is er zelf dan ook van overtuigd dat wanneer een goede melker zijn duiven zou overnemen hij of zij daar goede resultaten mee zou boeken. Hoewel hij zelf geen enkele ambitie heeft en overweegt om helemaal met vliegen te stoppen zou hij het wel fijn vinden als er nog eens een topklassering met een duif bij hem vandaan zou worden behaald. Dat ze het kunnen staat voor Frits buiten kijf. Een paar van zijn duiven hebben dit overigens bij anderen wel laten zien.

Voor Frits staat dus het genieten van zijn duiven voorop. Hij korft dan ook weinig in en er bestaat zelfs een grote kans dat hij helemaal met het vliegen stopt. Hij zegt hier onder andere het volgende over: “Het belang van de duif staat bij mij voorop. Als ik een duif in de mand stop, moet ik er alles aan gedaan hebben dat die weer terug kan komen en zeker weten dat het geen onmogelijke opgave voor de duif geweest is. Omdat ik eigenlijk niet goed kan zien of een duif in vorm is of niet, neem ik vaak het zekere voor het onzekere en korf ik bij twijfel gewoon niet in. En ik twijfel dus nog al eens. Eigenlijk heb ik mijn duiven het liefst thuis. Wanneer ik ze mee doe op de vlucht wil ik ze wel allemaal weer terug. Blijft er eentje achter dan loop ik toch vaak naar het hok om te kijken of die er weer zit. Terugkomen vind ik belangrijker dan of ze de eerste of de laatste van een uitslag worden. Ik hoef dan ook eigenlijk niet meer zo nodig te klokken. Ik heb wel vaker op het punt gestaan om er maar helemaal mee te kappen, want hoewel ik geen enkelen aspiratie heb behalve mijn duiven gezond te houden, lukt zelfs dat lang niet altijd. Laat staan ze in topconditie aan de start brengen, want ik weiger om ze om de haverklap vol te stoppen met allerlei antibiotica en andere dubieuze "preventieve rotzooi". Daarnaast wordt het genieten van mijn duiven momenteel wel heel erg op de proef gesteld door de vele verliezen aan de roofvogels. Het liefst heb ik mijn duiven de hele dag los, jong en oud gewoon door elkaar , maar dat kan nu helaas niet meer. De roofvogel heeft een groot deel van mijn plezier in het duiven houden weggenomen.”

 


 

20 juli 2012

Esther en Wilco Bultman – Doornspijk / Enthousiasme en Aandacht.2

Vorig jaar oktober schreef ik een eerste column/minireportage over het onderwerp enthousiasme. Ik gaf in deze column aan dat succes naar mijn idee begint met enthousiasme en het zien van mogelijkheden in plaats van onmogelijkheden. Ik ben van mening dat plezier van je hobby/sport beleven met enthousiasme begint. Enthousiasme om er tijd en energie in te steken en daarnaast ook te genieten van de activiteiten die je met en voor de duiven onderneemt. Een ieder die de vrouwelijke helft van de hoofdpersonen van deze minireportage kent zal begrijpen waarom ik voor deel 2 van deze column bij Esther en haar echtgenoot Wilco in Doornspijk terecht gekomen ben. Esther die als duivenkoerier stad en land afreist om onze gevleugelde vrienden op hun bestemming te brengen straalt namelijk één en al enthousiasme uit. Niet alleen in levende lijve, maar ook op haar blog, haar bijdragen op het duivenforum Duivencompetitie.nl, op Facebook, Twitter , etc. Overal spettert het enthousiasme vanaf.

Esther (35 jaar) en Wilco (40 jaar) vliegen sinds begin van dit jaar in combinatie. Wilco is met duiven opgegroeid en heeft jaren samen met zijn vader gespeeld in de combinatie Bultman. Toen hij een relatie met Esther kreeg is hij gestopt met de duivensport, mede ook omdat Wilco zijn ideeën steeds minder strookten met die van zijn vader. Nadat Wilco en Esther zich in hun boerderijtje in Doornspijk gevestigd hadden kwam pa Bultman op een gegeven moment langs met een mandje duiven en zei; “Hier…je wist het toch altijd zo goed!!! Heb je vast wel ergens een hokje voor!” En zo begon Wilco in 2005 weer met postduiven. Nadat Esther zich daar steeds meer mee ging bemoeien ontstond er uiteindelijk opnieuw een Combinatie Bultman. Maar daar bleef het voor Esther niet bij want inmiddels was zij een koeriersdienst begonnen onder de naam Duivendirect.nl. En het kon natuurlijk niet uitblijven dat Wilco hier achter de schermen ook een rol in ging spelen. Esther beschrijft op haar website uitgebreid over haar activiteiten als duivenkoerier en hoe ze hiertoe gekomen is, dus dat ga ik hier niet herhalen maar verwijs naar haar website. Een aanrader! Ik zou zeggen lees dit artikel maar eens, maar surf beslist ook even verder op haar blog en website http://www.duivendirect.nl/index.php/blog/38-mijn-padje-naar-de-duiven.html

Het aspect aandacht staat bij Esther ook hoog in het vaandel. Mijn inziens is het vooral hierdoor dat de koeriersdienst zo’n succes is. Zorg en aandacht voor het dier en de klant is voor haar iets vanzelfsprekends. Esther die zelf uit de paardenwereld komt, had voordat ze Wilco ontmoette niets met duiven. Maar door de relatie met Wilco kreeg ze de duiven er gratis bij, zegt ze lachend. Esther geniet van de omgang met dieren. Ze is een boerendochter en met dieren opgegroeid. Dat ze goed met dieren kan omgaan blijkt bijvoorbeeld uit de volgende uitspraken; “Ik vind het leuk om een dier uit te dagen. In positieve zin des woord overigens. Een paard wat niet gevangen kan worden in de wei, moet je niet opdrijven, of er achter aan gaan hollen. Je gaat op je hurken zitten in de wei met een appeltje in je hand en de natuurlijke nieuwsgierigheid laat het paard vanzelf bij jou komen! Ik denk vanuit het dier. Hoe krijg ik het zover dat ..….. “ Ook haar ontboezeming dat ze het er moeilijk mee heeft als duiven achterblijven is tekenend voor haar kijk op de duivensport; “Ik begin dan te denken waar zou het nu uithangen als het nog leeft? Die arme beestjes.”

Bij Wilco draait het meer om de spanning en het resultaat. Hij kickt erop wanneer een duif thuis komt van Barcelona of St Vincent. Dat vindt hij erg mooi en bezorgt hem soms kippenvel! Daarnaast geniet Wilco ook van het kweken. Hij vind het reuze interessant om zich te verdiepen in stambomen. Daar kan hij ook heel wat tijd insteken. Verder is Wilco ook zeer geïnteresseerd in methoden om een duif zover te krijgen dat die in staat is om een topprestatie te leveren. Hoe haal je het maximale eruit! Wilco is doelgericht. Zijn streven is nog eens een teletekst notering te behalen. Hij won al eens een tweede NPO Orleans jonge duiven. Dat smaakte naar meer. Voor Esther staat vooral het beleven van plezier aan de duiven voorop. Een beloning voor het harde werken zou uiteraard wel leuk zijn, zegt ze. Zowel Wilco als Esther zijn beiden fanatiek maar kunnen ook goed hun verlies dragen en gunnen een ander de zege. Hun gezamenlijke spreuk is “zonder verliezers geen winnaar” en daar sluit ik me helemaal bij aan!!

Zowel Esther als Wilco geven aan geen specifiek voorbeeld of leermeester te hebben; “Wij kiezen onze eigen weg. Wel staan we open voor alles en iedereen. En uit alle wijze uitspraken en lessen pikken we datgene op wat voor ons het beste overeenkomt met ons gevoel. De ene keer pakt dat beter uit dan een andere keer maar dan hebben in ieder geval wel weer wat geleerd!”

Tot slot nog een paar specifieke vragen aan Esther n.a.v. haar beroep als duivenkoerier.

Wat maakt je nu zo enthousiast in het duivenwereldje?

Dat is heel veel, want ik vind zoveel mooi! Ik maak erg veel mee…en alles heeft zijn charmes. Ik stap soms wel eens in de auto als ik bij een adres vandaan kom en lopen me de tranen over mijn wangen van het lachen. Soms van een heer in boxershort aan de voordeur ( ’s morgens uit bed gebeld) tot aan leuke vitter en foeterpartijtjes tussen twee bejaarde echtgenoten. Daar kan ik nu zo van genieten. De mens in zijn/haar puurste vorm.

Je ontmoet erg veel duivenliefhebbers en je bent mede afhankelijk van hen voor je broodwinning. Betekent dat ook dat je jezelf aan de klant probeert aan te passen?

Nee. Ik ben gewoon mijzelf. Doe maar gewoon…dan doe je al gek genoeg! Ik ben niet afwachtend of terughoudend maar heb meestal wel een wat gereserveerde houding. Ik hou zelf ook niet van een bijdehand, grootmondig en zeer zelfverzekerde persoonlijkheid aan mijn voordeur. Bij “vaste klanten” waar ik vaak kom geef je wel iets meer van jezelf prijs, vooral als je bij iemand op je gemak voelt. En ook dat vergt tijd uiteraard. Ik krijg met van allerlei mensen te maken. Niet alleen uit alle lagen der bevolking maar ook met alle soorten humeur en karakter wat je maar bedenken kan. Ik vind het persoonlijk heel erg vervelend wanneer iemand zijn onvrede over een verkoop of een misverstand tussen het ophaal- en afleveradres op mij afreageert. Ik houd me daar altijd onzijdig in en doe zeker geen uitspraken. Ik blijf altijd neutraal…en als ik dat rustig uitleg aan de persoon in kwestie dan komt de rust wel terug. Don’t Shoot the messenger…

Beschrijf eens één heel bijzondere ontmoeting.

Ik heb buiten al mijn bijzondere zakelijke relaties om, het voorrecht gehad om een paar hele speciale mensen te mogen ontmoeten. Zo heb ik een klant waar ik, toen ik er de eerste keer kwam verplicht koffie moest drinken. Wanneer ik er nu kom staat er altijd een gedekte tafel klaar. Dit contact is voor mij heel bijzonder geworden. Als ik in de buurt van zijn woonplaats ben bel ik hem geregeld even of het gelegen komt? Vrijwel altijd is het dan; natuurlijk meisje de koffie staat klaar. En wanneer ik daar dan bij hem zit, geniet ik van de rust die deze man uitstraalt. Hij weet dat ook op mij over te brengen. Heel fijn is dat!!

Door wat voor soort zaken wordt je geroerd tijdens je werk als duivenkoerier?

Tjee, dat is een moeilijke vraag. Ik ben een gevoelsmens. Dat weten heel mensen in mijn omgeving wel. Ik ga altijd af op mijn gevoel en merk heel snel wanneer er iets aan de hand is. En vaak komt dat al pratende vanzelf aan de orde. Ik weet niet wat het precies is, maar het komt erg vaak voor dat mensen mij hun levenslast vertellen. Misschien komt dit omdat ik het aanhoor en er niet omheen draai of voor wegloop. Dat weet ik eigenlijk niet precies. Maar als mensen hun verhaal vertellen dan raakt het me gewoon. En ik moet dat zelf ook weer uiten en dat doe ik dan soms in mijn blog. Het feit dat men hun gevoel en hun sores aan mij willen toevertrouwen, daar kan ik door geroerd raken. En ik weet dat ik ze niet kan helpen in daden, maar wel door hen aan te horen. En misschien helpt dat hen om een beetje een orde in de chaos van hun hoofd te scheppen. En als je dan later een sms’je krijgt met de boodschap “dank je, dat had ik even nodig” , dan doet mij dat goed.

Met het bovenstaande verhaal en de antwoorden op mijn vragen is deze minireportage wel wat minder mini als dat mensen van mij gewend zijn. Ik hoop dat Esther nog lang met hetzelfde enthousiasme doorgaat met het op hun plaats brengen van duiven en dat ze nog veel klanten een extra stukje aandacht mag geven.


08-07-2012

Piet Hendriks - Nijmegen / De Kleine Liefhebber

Ik heb al vaker geschreven dat ik erg kan genieten van het contact met allerlei soorten duivenliefhebbers van amateur tot professional. In deze minireportage staat deze keer een gewone liefhebber centraal, een kleine man zoals hij zichzelf typeert. Die kleine man is Piet Hendriks uit Nijmegen, 72 jaar oud en al zo’n 55 jaar actief in de duivensport. Ik kwam met Piet in contact doordat hij mij benaderde met vragen over zijn hokverluchting. Ik verwees hem door naar Bennie van Dijk die hem vervolgens met Willem Mulder in contact bracht. Van laatstgenoemde heeft hij een aantal zeer bruikbare adviezen gekregen. Enkele maanden nadat Piet de aanpassingen aan zijn duivenhok had doorgevoerd moest ik bij hem in de buurt zijn en besloot ik om even te kijken hoe e.e.a. ervoor stond. Bij mijn aankomst in de straat waar Piet woont, viel mijn oog op een scootmobiel die voor de deur van seniorenwoning stond en waarop een oude ongeringde postduif zat. Nadat ik mijn auto geparkeerd had, ontdekte ik pas dat ik bij die bewuste woning moest zijn. Later hoorde ik dat deze doffer een nazaat moest zijn van duiven van een overleden liefhebber die in deze buurt heeft gewoond. Deze duiven worden door de vrouw van Piet gevoerd.

Bovengenoemd voorvalletje typeert deze mensen als echte dierenvrienden en duivenliefhebbers. Achter het huis op een klein binnenplaatsje waar je alleen maar door de slaapkamer kan komen, staat het hok van Piet. De afmetingen van het hok zijn 6 bij 2 meter. Hij woont sinds 2 jaar samen met zijn vrouw Dien in deze woning. Hiervoor woonde hij in een andere wijk van Nijmegen. Hoewel hij daar wel wat meer ruimte had, had hij ook daar een hok van dezelfde afmetingen. Een grote liefhebber is Piet in die 55 jaar dus nooit geweest. Maximaal 40 duiven bevolkten zijn hokken en er gingen zelden meer dan 15 duiven mee. Piet is in zijn werkzame leven schilder geweest en sinds hij zeven jaar geleden met pensioen is gegaan heeft hij meer tijd voor zijn duiven gekregen. Maar helaas laat nu zijn gezondheid hem echter regelmatig in de steek. Ook speelt het financiële aspect een grote rol. Zo worden de vrachtkosten bijvoorbeeld steeds duurder. En dan hebben we het nog niet eens over andere kosten zoals dierenarts (verplichte enting), eventuele medicatie, aanpassingen aan het elektronische systeem, enz. Piet realiseert zich goed dat hij zich met zijn beperkte middelen niet kan meten met de grote professionele hokken. Het plezier dat hij aan de omgang met zijn duiven beleeft is er echter niet minder om. Aan de ene kant vreest hij dat de grote hokken die wekelijks rond de 100 of meer duiven spelen de doodsteek voor de duivensport zijn, maar aan de andere kant zou het ook zo kunnen zijn dat mede door die grote inkorvers de vrachtprijzen niet helemaal de pan gaan uitrijzen, zegt hij. Piet denkt er inmiddels wel over om in de nabije toekomst over te schakelen naar de grote fond. Tot voor kort wilde hij het hele programma nog spelen, maar ook Piet wil wel eens een vroege duif draaien en hij acht de kans dat dit hem op een fondvlucht nog wel eens gaat lukken groter dan op een vitesse of midfondvlucht. Zijn grootste successen heeft hij eveneens op de fond behaald zoals in de jaren 80 en 90 onder andere een 2e, 3e, en 4e fondkampioenschap , een 3e en 4e superfondkampioenschap en een 4e kampioenschap op de overnachtfond.

Vanwege zijn slechte gezondheid is Piet de laatste tijd wel wat afhankelijker geworden van de goede wil van sportvrienden. En elkaar helpen is een stuk minder vanzelfsprekend geworden dat dan dit vroeger was. Dat is in de hele maatschappij zo en dus ook in de duivensport, zegt Piet. Maar gelukkig zijn er nog wel mensen die hem willen helpen met het uit de auto halen van de mand en andere klusjes die hem minder gemakkelijk afgaan. Ook zijn er verschillende liefhebbers die hem hebben geholpen aan duiven zoals zijn sterk spelende clubgenoot Nico Meuwsen en de gebroeders Sanders uit Millingen aan de Rijn. Op beide hokken zitten duiven van het beste dat er in Nederland rondvliegt voor de vitesse/midfond/dagfond (o.a. Verkerk, v.d. Merwe, Koopman, Sangers, Heremans-Ceusters). Daarnaast heeft hij ook fondduiven gehad van onder andere de combinatie van Breugel uit Vught en Smulders uit Ulestraten. Over de aangeboden hulp heeft Piet dan ook niet te klagen. Piet geeft aan dat hij met deze hulp ook erg in zijn sas is. Om zelf duiven van genoemde tophokken aan te schaffen schieten zijn financiële middelen (zoals eerder genoemd) te kort.

Piet is al vanaf 1967 lid van PV Prins Hendrik in Nijmegen, volgens velen de sterkste club van Nijmegen. Vaak is het concours in de vereniging al gesloten terwijl je in de cc dan nog lang niet op het laatste blad staat, zegt Piet. Piet heeft er vrede mee dat hij met de middenmoot goed kan meekomen en af en toe een goed jaar heeft, waarin dan soms ook nog een kampioenschap wordt behaald. Om in de duivensport mee te kunnen blijven komen moet je de hoop op een goede klassering nooit verliezen zegt Piet, want dan kun je beter direct stoppen. Piet geeft aan dat hij de laatste paar jaar onnoemelijk veel pech met de duiven heeft gehad. Op mijn vraag waarom hij dan toch doorgaat met duiven zegt hij dat hij nog steeds veel plezier aan de omgang met zijn duiven beleeft. Daarnaast beleeft hij ook veel genoegen aan het contact met de clubgenoten in het clublokaal. Hij verricht daar verschillende werkzaamheden waaronder het inkorven van de duiven. Het is heel belangrijk om iets om handen te hebben zegt Piet. In het interview dat ik had met Albert Jan de Jong, noemde deze de duivensport een probaat middel tegen de eenzaamheid. Met deze uitspraak is Piet het roerend eens. Ook zijn vrouw beaamt dit. Als Piet het soms even wat minder zag zitten vanwege een tegenwerkende gezondheid en tegenslag met de duiven, zei ze tegen hem “De duiven gaan niet weg. Jij gaat niet achter de geraniums zitten, Piet”. Ook dit jaar is tegenslag hem niet bespaard gebleven, want hij is met het africhten al 24 jongen verspeeld. Maar dat hij nu niet met de jongen kan spelen is voor hem geen reden om niet naar de club te gaan. En over een paar weken begint de natour weer en zal Piet met hetzelfde optimisme weer met zijn mandje duiven naar het lokaal gaan. En wie weet zal Piet zijn wens nog eens vervuld worden en behaalt hij die mooie uitslag op de eendaagse fond met een teletekstvermelding erbij. De aanhouder wint en een aanhouder is Piet beslist. Ze noemen me in het lokaal wel eens de Pitbull zegt hij lachend.

 


 

22-06-2012

Bennie van Dijk - Westerhaar / Keurders en adviseurs

Eén van de activiteiten die ik als de-duivencoach.nl verricht is het selecteren/beoordelen van de duiven. Daarin ben ik lang niet de enige. Er lopen in dit wereldje alleen al in Nederland enkele tientallen “keurders” Rond. Onder hen zijn een paar hele bekende die commercieel flink aan de weg timmeren en min of meer de status van goeroe hebben in de zin van een autoriteit of leermeester. Maar er zijn ook een aantal minder bekende “keurders” wat echter niet wil zeggen dat ze minder kennis en vaardigheden bezitten. In de meeste gevallen timmeren ze minder commercieel aan de weg. Met sommigen heb ik mailcontact. Een enkeling heb ik ook life ontmoet zoals Bob Berendsen en de persoon die centraal staat in deze column/minireportage te weten Bennie van Dijk uit Westerhaar. Bennie heb ik ontmoet toen we samen een tafel keuring deden voor duivenforum het Praathuis. Dit vond ik een erg prettige ervaring en we hebben toen afgesproken om een keer nader kennis te komen maken.

Bennie is 63 jaar en speelt daarvan 32 jaar met duiven, na ze ook in zijn kindertijd te hebben gehad. Zijn aandacht voor duiven was al jong gewekt. Toen hij 5 à 6 jaar was ving hij al duiven tussen de korenschoven. Gedurende de afgelopen 32 jaar heeft Bennie eigenlijk altijd successen gekend. Vorig jaar stond hij zelfs drie maal op Teletekst van een NPO vlucht. Zijn mooiste successen vindt hij zelf het 3x winnen van het generaal kampioenschap van de afdeling 9 en het generale kampioenschap op de NPO vluchten. Bennie speelt al lang niet meer voor een generaal kampioenschap, maar hij wil wel altijd bij de besten zijn als hij mee doet. Die winnaarsmentaliteit zit a.h.w. in zijn genen. Hij is ook een paar jaar actief in de honden- en aquariawereld geweest en heeft ook daar verschillende kampioenschappen binnengehaald.

Bennie heeft zijn kennis vooral zelf opgedaan. Door vooral heel veel te lezen en erg goed naar de kampioenen te luisteren, maar ook door veel zelf uit te proberen. Hij is 15 jaar adviseur bij Garvo diervoeders geweest en geleidelijk aan heeft het adviseren zich via mond op mondreclame uitgebreid. Hij is indertijd bij Garvo terechtgekomen via Willem Mulder de bekende voedingsdeskundige die tegenwoordig bij Matador werkzaam is. Willem vroeg hem om bepaalde voeding uit te testen en van het een kwam het ander. Tegenwoordig test Bennie regelmatig producten van Matador en Backs uit. Willem Mulder komt nog steeds geregeld langs en dan wordt een hele boom opgezet over voeding, verluchting, bijproducten, medicatie, etc.

Bennie selecteert, koppelt, geeft adviezen bij ziektes en op het gebied van hokverluchting en stelt voerschema’s op. Hij geeft aan dat zijn adviezen er hoofdzakelijk op gericht zijn om de fouten uit de verzorging te halen. Hoe minder fouten men maakt des te harder men vliegt. Zonder dat hij reclame maakt of anderszins commercieel aan de weg timmert, weten veel liefhebbers hem goed te vinden. Zo’n twintig keer per dag gaat de telefoon. Ook vanuit Duitsland wordt hij regelmatig om raad gevraagd. In menig reportage kom je zijn naam tegen. Hij schaart zichzelf echter niet in het rijtje van bekende duivengoeroe’s omdat hij deze activiteiten niet vanuit een commercieel oogpunt doet, maar puur uit liefhebberij. Datzelfde geldt ook voor het doen van een tafelkeuring die hij heel incidenteel doet. Als hij dit doet is dat omdat hij er plezier in schept om mensen iets te leren.

Om succes in de duivensport te behalen moet je vooral nuchter blijven zegt Bennie. Laat je kop niet gek maken door anderen, maar denk vooral zelf goed na. Dat betekent dus wel naar anderen luisteren die goed presteren, maar hen niet blind navolgen. Niet zo snel iemand geloven, maar er eerst zelf proberen achter te komen hoe iets zit. Je kunt vooral veel van je eigen duiven leren, zegt hij. Observeer je duiven en geef ze veel aandacht. Zorg dat ze niets te kort komen. Het hok moet behaaglijk aanvoelen en beslist niet teveel duiven in het hok. Dat laatste is een fout die veel mensen maken. Ze hebben meer duiven dan dat ze zouden moeten hebben op basis van de hun beschikbare tijd en ruimte. Er is dan te weinig contact tussen de duiven en hun baas. Bennie kan elke duif met één hand uit het hok pakken. Vooral bij het spel met de duivinnen hecht hij veel waarde aan het contact tussen baas en duif. Duivinnen vliegen vaak op de baas, zegt hij.

Bennie geeft aan dat er erg veel onzin wordt verkondigd op duivensites en in duivenkranten. Vooral al die nadruk op gedwongen training is naar zijn mening echt nonsens. Voor de gemiddelde wedvlucht is drie kwartier trainen genoeg, zegt hij. Bennie raakt hier een gevoelig onderwerp. Ook ik krijg regelmatig verontruste mailtjes omdat de duiven naar de mening van de liefhebber te weinig hebben getraind. Het voert te ver om daar nu dieper op in te gaan maar het is een mooi onderwerp voor een toekomstige column en ik kom daar dan ook zeker op terug.

Bennie is goed thuis in de wereld van de voedingssupplementen en heeft al heel wat uitgeprobeerd. Toch gebruikt hij zelf voornamelijk natuurlijke producten als zelf gemaakte elektrolyten van honing en zout, yoghurt over het voer als extra eiwitten om snel te herstellen, verse bakkersgist, en op maandag een mengsel van fijngesneden wortels, uien en knoflook. Ook wordt regelmatig salie en weegbree verstrekt. Het enige fabrieksproduct waar hij zeer over te spreken is, is Backs Extra Energie wat zijn duiven voor de inkorving krijgen.

Tot slot nog enkele uitspraken van Bennie:

Veel fouten worden gemaakt uit gemakzucht en door teveel naar anderen te kijken.

Duiven moeten blijven eten, wanneer het voer blijft staan zijn de prijzen weg.

Goed spelende liefhebbers wordt vaak verweten niets te willen zeggen, maar de kern is dat ze het vaak zelf ook niet weten. Vaak wordt het succes bepaald door enkele (zeer) goede duiven. Als die er niet meer zijn is het ook met de successen van die liefhebbers gedaan.

Ontzettend belangrijk en vaak onderschat, is dat de duif volledig hersteld moet zijn voordat die opnieuw de mand in gaat.

Selecteer vooral op de natuurlijke gezondheid van de duif en op het vermogen om snel te herstellen.

Begin met donker weer met af te richten van de jonge duiven. Een veel gemaakte fout is te wachten met africhten van de jonge garde tot het schittterend zomerweer is met een strak blauwe lucht. Dat is vragen om verliezen.

Zorg voor een lage luchtvochtigheid in het hok.


10-06-2012

Bertram van Zuiden en Patrick Slabbekoorn - Swifterbant / Vliegen in combinatie

In eerdere columns/minireportages schreef ik al vaker over het vormen van combinaties om de duivensport betaalbaar te houden en over meer vrije tijd te kunnen beschikken naast de duiven. Bertram van Zuiden uit Swifterbant en Patrick Slabbekoorn uit Lelystad zijn twee liefhebbers met wie ik hierover van gedachten wisselde. Bertram is 31 jaar oud en is vanaf 2001 actief in de duivensport nadat hij van een aantal liefhebbers uit de regio (J. van Schaik Lelystad, Familie Zeeman Swifterbant en G.v.d Berg Elspeet) een aantal late jongen had gekregen. Als jongen was hij al met de duivensport in aanraking gekomen toen hij de duiven van zijn buurman tijdens zijn vakantie verzorgde. Patrick is 47 jaar oud en heeft vanaf 2008 duiven, terwijl ook zijn interesse in duiven als jonge jongen gewekt was. Dit omdat zijn opa duiven had.

Patrick en Bertram kennen elkaar nu een paar jaar. Ze kwamen met elkaar in contact toen Patrick een paar duiven te koop had waarin Bertram geïnteresseerd was. Op een gegeven moment besloten ze hun krachten te bundelen en sinds dit jaar vliegen ze in combinatie bij PV Flevoland in Urk. Twee weten nu eenmaal meer dan één zeggen ze en daarnaast heb je samen een groter budget tot je beschikking wat in de duivensport ook niet onbelangrijk is, vooral niet als je het hele programma wilt spelen. Patrick zegt hierover o.a. het volgende; “Je kan de sport net zo duur maken als je zelf wilt. Heb je een kleine beurs zal je prioriteiten moeten stellen, en tevreden zijn met wat je hebt. Samen proberen we binnen onze mogelijkheden t.a.v. het financiële aspect het plaatje rond te krijgen. Verder ben ik van mening dat men zich niet moet gaan vergelijken met andere liefhebbers, het gaat erom dat je zelf plezier hebt in de duivensport. De duivensport is niet zo moeilijk, je kunt het zo moeilijk maken als je zelf wilt.”

Belangrijk in een combinatie is samen goed overleggen en vooral ook om elkaar in diens waarde te laten. Een ieder heeft immers zijn of haar eigen sterke en zwakke punten. Het is goed om die van elkaar te kennen en hiervan in de samenwerking optimaal gebruik te maken. Beiden hebben ze hun eigen rol in de combinatie. De één heeft wat meer tijd en de ander wat meer geld te besteden. Dat vult elkaar dus goed aan. Bertram is verantwoordelijk voor de dagelijkse verzorging van de vliegers en Patrick steekt zoveel als mogelijk de helpende hand toe. Patrick werkt bij een verhuisbedrijf in Amsterdam, is vroeg op en heeft geen vaste werktijden. Om individueel de duivensport op een professionele manier te beoefenen heeft hij geen tijd, vandaar dat hij alleen kwekers thuis heeft.

Bertram is erg gehecht aan zijn duiven en hij geeft aan dat hij best wel wat moeite heeft met het opruimen van duiven. Ook het verliezen van een duif gaat hem niet in de koude kleren zitten. Als er een duif niet terug is van de vlucht loopt hij de dagen daarna veelvuldig het hok in om te kijken of de bewuste duif al terug is. Patrick kijkt hier iets nuchterder tegenaan, hoewel hij het uiteraard ook jammer vindt als een goede duif niet meer terugkomt. Bertram steekt ook veel tijd in het observeren van zijn duiven en ziet dan ook snel of er iets aan de hand is met een bepaalde duif. Hij kent ze ook in de lucht goed uit elkaar en ziet dan ook veel aan de manier van het vliegen van zijn duiven. Patrick vaart dan ook vrijwel geheel blind op het oordeel van Bertram, aangezien hij elke dag de vliegduiven ziet. Wel wordt overlegd welke duif met welke vlucht meegaat, en hoeveel er mee gaan, maar dat levert zelden een discussiepunt op.

In de korte tijd dat de combinatie is gevormd zijn er al aardige successen behaald. Hoewel zij zich met name richten op het spel in de vereniging en het ACG vlogen ze in 2011 al een 8e op teletekst van Pithiviers. In het ACG 5 werd in 2011 het 1e kampioenschap dagfond onaangewezen behaald en werden ze 5e onaangewezen in de Friese Fondclub. Zij willen graag alles spelen behalve de overnachtfond. Ze willen het liefste de duiven elke week aan het werk zien. De laatste twee jaar lag de nadruk op de dagfond, omdat bleek dat ze daarvoor de goede duiven hadden. Helaas zijn ze dit jaar al een paar van die goede duiven kwijtgeraakt die verschillende kopprijzen in groot verband hadden gevlogen. De komende jaren willen ze zich toch ook wat meer op het kortere werk gaan toeleggen. Hiervoor zijn de afgelopen periode bij verschillende liefhebbers wat jongen voor het snellere werk aangeschaft.

Beiden zien de rol van de liefhebber als zeer bepalend om te slagen in de duivensport. Ze zijn van mening dat presteren met echte goede duiven vrij gemakkelijk gaat omdat je aan een echte topper meestal weinig hoeft te doen. Maar, zeggen zij; “het is juist de kunst om van een minder goede duif een stabiele vliegduif te maken. En daarbij heb je in je rol als trainer/liefhebber zeker wat in de melk te brokkelen”. Hoe wordt je dan een goed trainer/liefhebber vroeg ik hen. Patrick antwoordt hierop dat je hiervoor een bepaalde aanleg moet hebben. Heb je die niet dan zal het zelden wat worden met je in de duivensport, zegt hij. Ik ga een heel eind mee in deze mening van Patrick, toch denk ik dat je tot op zeker hoogte het “vak” wel kan leren. Ik vroeg hen vervolgens van wie of wat zij zelf het meeste hebben geleerd o p duivensportgebied. Hierop geeft Patrick aan dat hij tot nu toe het meeste heeft geleerd van de fouten die hij zelf gemaakt heeft. Hij gaat erg op zijn eigen gevoel af en neemt niet zo snel iets van een ander aan, omdat hij vindt dat iedere liefhebber moet doen wat bij hem/haar en de duiven het beste past. En iedere liefhebber zal hier een eigen theorie voor hebben. Het is echter ook weer niet zo dat hij helemaal niet openstaat voor de ervaringen van anderen. Uit de reactie van Bertram maak ik dat ook hij vooral veel zelf heeft uitgevonden en daarbij ook van zijn eigen fouten heeft geleerd. Overigens geeft Bertram hierbij wel aan dat het hem niet aan goede adviezen heeft ontbroken. Met name Simon Zeeman en Gerard v/d Berg stonden en staan altijd voor hem klaar.

De combinatie van Zuiden kweekt samen met de familie Zeeman. Daarnaast ruilen ze regelmatig duiven met andere liefhebbers. Hierbij staat hen voor ogen dat een ieder beter wordt van de ruil. Beiden vinden het erg belangrijk dat men in de duivensport elkaar iets gunt. Te veel kampioenen verkopen liever een duif dan dat hij/zij een ander op weg helpt. Dat is jammer en is niet goed voor het behoud van de sport, vinden ze. Dat geldt ook voor het uitwisselen van informatie en ervaringen. Dat is eveneens erg belangrijk om de sport te behouden zeggen zij. Vandaar dat ze een eigen website hebben opgezet http://www.lbvanzuiden.nl en Bertram ook actief is op Facebook. Verder is voor hen ook het verenigingsleven belangrijk. Bertram regelt diversen zaken rond de taartvluchten aan het einde van het vliegseizoen, en zit in de attractiecommissie en weet regelmatig een liefhebber te strikken voor de bonnenverkopingen die de vereniging houdt. Patrick verricht taken voor hun eigen website alsmede voor de website van de vereniging.

Zoals Patrick en Bertram en in hun vereniging nog acht andere combinaties aantonen, zou het in combinatie vliegen de oplossing kunnen zijn voor de velen die nu stoppen omdat het lichamelijk te zwaar wordt, financieel een te grote belasting is of teveel tijd kost. Bertram en Patrick voegen hier het volgende nog aan toe:

Als één van ons een afspraak heeft op de inkorfdag of als de klok moet worden afgeslagen, dan is het altijd erg prettig dat de ander dat van hem kan overnemen.

Je moet over het algemeen heel wat jonge duiven kweken om een paar echte goeden over te kunnen houden (die je soms ook sneller kwijt kan zijn dan dat je ze kweekt zoals ook wij dit jaar hebben ervaren). Dat betekent dat je wel een aantal kweekkoppels of vermeerderaars nodig hebt. Niet iedereen heeft daarvoor de ruimte. Ook dit kan een goede reden zijn om in combinatie te gaan vliegen.


27-05-2012

Albert Jan de Jong - Steggerda / Maak de duivensport aantrekkelijker (2)

In het Spoor van 20 april stonden er opvallend veel artikelen over de toekomst van de duivensport, een onderwerp dat blijkbaar toch veel mensen bezighoudt. Ook schrijf ik geregeld zelf iets over dit onderwerp. Dit doe ik vrijwel altijd vanuit het perspectief van een liefhebber. Ik ga namelijk van het standpunt uit dat een ieder zijn eigen verhaal heeft en dat het zinvol is om vanuit verschillende invalshoeken naar een onderwerp te kijken, dus naar zoveel mogelijk verschillende verhalen te luisteren. De waarheid in zijn geheel is niet te kennen zeiden de oude filosofen al. Een ieder heeft dan ook zijn eigen (stukje) waarheid.

Op 30 september vorig jaar schreef ik een artikel met dezelfde subtitel. In dat artikel sprak ik met G. Vos een man die ruim 70 jaar postduiven had gehad. Al pratende met deze nog altijd bevlogen duivenman bedacht ik dat het toch vreselijk jammer is dat er voor deze bij de duivensport betrokken mensen dikwijls geen plek is om dagelijks even binnen te lopen en over duiven te praten . Natuurlijk bestaan dit soort plekken er wel in den lande maar het is toch slechts mondjesmaat. Dit is jammer want aan dergelijke plekken is beslist behoefte en bovendien zullen er verschillende ouderen bereikt kunnen worden voor wie de duivensport meer zin aan het bestaan kan geven. Hiermee bedoel ik de mogelijkheid die zo’n plek biedt om nieuwe vriendschappen op te bouwen en te onderhouden, tijdsbesteding (voorkomen van verveling) en zorg aan iets te kunnen geven (aan de eigen duiven, maar ook de bijdrage aan het verenigingsleven, misschien het bekleden van een bestuursfunctie, het helpen met de bezigheden in het clublokaal, etc.).

Het sociale aspect van de duivensport wordt in mijn ogen vaak onderschat. Iemand die deze mening met mij deelt is Albert Jan de Jong uit Steggerda, de voormalig voorzitter van de NPO en huidig voorzitter van de afdeling Friesland 96. Duivensport brengt structuur in de dag zegt hij. De duiven moeten dagelijks worden verzorgd. In het vliegseizoen moet je in het weekend naar de vereniging, soms meerdere malen. Dit geeft sociale contacten. Duivensport is dan ook een probaat middel tegen de eenzaamheid vindt AJ. Ik ben het volledig met hem eens en voeg daar aan toe dat daarnaast uit diverse onderzoeken is gebleken dat de omgang met dieren, waaronder duiven, ook heilzaam is voor de geest. Binnen de verenigingen zou hier dan ook meer aandacht voor moeten zijn. Behalve aandacht voor het binnenhalen van nieuwe leden zouden er binnen de verenigingen ook meer gerichte activiteiten moeten worden ondernomen om de leden die we hebben bij de sport te houden. Vlak hierbij ook het financiële plaatje niet uit. Duivensport is niet goedkoop en voor de hele smalle beurs kan een financiële tegenslag net de druppel zijn om met de duivensport te stoppen. Albert Jan vindt het een verantwoordelijkheid van verenigingsbestuurders om hier alert op zijn. In bepaalde gevallen zou ervanuit de vereniging (tijdelijk) ook financiële steun aan leden moeten kunnen worden geboden, die anders zouden stoppen.

Albert Jan is 71 jaar oud en heeft vanaf zijn 34e duiven, nadat hij ze als kind tussen zijn 8e en 15e jaar ook al had gehad. Van die in totaal ruim veertig jaar met duiven is hij ruim 30 jaar actief als bestuurslid. Hij bekleedde het voorzitterschap van vereniging, afdeling en zoals gezegd de NPO. Onder zijn voorzitterschap is het document “vlucht naar de toekomst” tot stand gekomen. Een stuk waarin de contouren van een moderne duivensport zijn neergezet. De gedachte achter dit document is onder andere na te denken over de vraag hoe de sport aantrekkelijk kan worden houden dan wel is te maken voor bestaande en nieuwe leden. Albert Jan zegt hierover; “We zullen de sport moeten herinrichten vanuit de vraag: hoe zouden we de sport nu organiseren als we zouden starten? Verder moet Sport en Spel voorop staan en niet de organisatiestructuur. De organisatiestructuur moet volgen uit de opzet van Sport en Spel, met een programma waarbij elke discipline aan zijn trekken komt. Nu is de organisatiestructuur bepalend en is een groot deel van de afdelingen bang om autonomie in te leveren”. Ik denk dat Albert Jan hiermee de spijker op zijn kop slaat. Ook ik heb zelf het idee dat er in het bestuur van een aantal afdelingen mensen zitten om de enkele reden dat ze graag besturen, maar voor wie het spelen met de duiven echter bijzaak is. Van zulke bestuursleden kun je mijn inziens niet veel verwachten ten aanzien van het moderniseren van de duivensport. Gevraagd naar de mening van Albert Jan in deze geeft hij aan dat dit binnen de duivensport inderdaad vaker voorkomt dan wenselijk is en dat hierdoor noodzakelijke ontwikkelingen worden tegengehouden.

Albert Jan komt mij over als iemand die zich zeer goed verdiept heeft in vele aspecten van de duivensport. Hij weet m.i. heel goed waar hij over praat op allerlei terreinen Het zal denk ik dan ook niet vaak voorkomen dat hij ergens geen mening over heeft, maar ik heb daarbij wel het idee dat hij niet altijd het achterste van zijn tong zal laten zien. Tijdens ons gesprek kwamen vele facetten van de duivensport aan de orde, maar ik wil me in deze minireportage met name richten op hoe hij tegen de terugloop binnen de duivensport aankijkt en welke ideeën hij heeft om de duivensport voor de toekomstige generaties te behouden. Een aspect dat in dit verband al vaak genoemd is in reportages en door mensen die met de actieve duivensport stoppen, is het tijdsbeslag dat de sport op je legt en dat dit soms flink kan wringen met de tijd die je gezin van je vraagt. Albert Jan herkent dit en vult daarbij aan dat de duiven ook juist vaak extra aandacht vragen op de momenten dat het in het gezin ook net druk is (rondom etenstijd, in de weekenden, vakanties). Hij is van mening dat het generaal kampioenschap zijn langste tijd heeft gehad en moet worden afgeschaft. Wanneer je voor een generaal kampioenschap speelt schieten vakanties en weekeinduitjes er meestal bij in. Wanneer je een gezin hebt, zal dit bijna altijd voor de nodige fricties zorgen. Specialisatie is volgens Albert Jan dan ook onontkoombaar. Daardoor ontstaat er meer ruimte voor vakantie en een weekeindje weg. Ook hij zelf heeft zich maar op één onderdeel/discipline toegelegd. In zijn situatie is dat overnachtfond. Deze discipline is het gemakkelijkst te combineren met een drukke werkkring en veel afwezigheid.

Albert Jan heeft zichzelf geen hoge doelen gesteld. Zijn belangrijkste doel is plezier beleven aan de duiven en daarnaast proberen om een goede uitslag te maken. Het mooiste aspect van de duivensport vindt hij de omgang met de duiven met als hoogtepunt de spanning van het zien thuiskomen van de duiven, met name de eerste duif. Een van de hoogtepunten uit zijn duivenloopbaan is een 4e prijs in de sector op Montauban in 2007. Een dieptepunt was het bezoek van een marter aan zijn duivenkolonie begin dit jaar die zijn hele duivenbestand heeft gedood. Een positief neveneffect van dit droeve gebeuren is wel dat hij binnen een paar weken weer honderd jonge duiven op zijn hok had zitten van vele liefhebbers in den lande. Dit toont volgens mij weer eens aan dat veel duivenliefhebbers bereid zijn om een ander te helpen. Daarnaast zegt het m.i.ook wel wat over de mate van waarin de voormalig voorzitter van de NPO en huidig voorzitter van Afdeling 11 wordt gewaardeerd. Albert Jan heeft in 2012 dus op meerdere fronten een nieuwe start gemaakt. Ik wens hem hierbij veel succes en sluit af met een paar kenmerkende uitspraken van Albert Jan:

Professionalisering is een gegeven, we zien het in elke sport. Commercie is er en heeft naast nadelen ook positieve kanten omdat het de duivensport in het nieuws brengt. Zie bijvoorbeeld de show van Ivo Niehe en de schrijvende pers bij extreme bedragen die voor een duif betaald worden.

De duivensport heeft zeker toekomst maar moet een beter imago krijgen.

De duivensport sport wordt niet onbetaalbaar. In de vorige eeuw was de financiële situatie aanmerkelijk minder dan nu en speelde men ook met duiven. Het huidige probleem is dat iedereen veel duiven in wil korven en dat maakt het duur.

De vereniging moet uitdragen dat je met 6 duiven ook plezier kunt beleven.

De vereniging moet meer naar buiten treden. Bijvoorbeeld middels promotie door scholen uit te nodigen, duiven te koppelen aan leerlingen en ‘s maandags mee te delen wie gewonnen heeft.

De NPO moet landelijk zorgen voor een kwalitatief goed bureau met een directeur die richting de politiek en andere belangenorganisaties, dierenbescherming/PvdD, een sterk verhaal weet neer te zetten.


06-05-2012

Daan Mooijweer - Vollenhove / Jeugd en Duivensport (3)

Omdat ik de afgelopen weken verschillende artikelen voorbij heb zien komen in het Spoor en op internet over de moeilijkheden waar jeugdige duivenliefhebbers tegenaan lopen, vond ik het weer eens tijd worden om een jeugdlid aan het woord te laten in een column/minireportage op mijn website. Martin van Zon schreef in een tweetal artikelen in het Spoor aan de hand van een voorbeeld, waarom hij van mening is dat de zelfstandige jeugd niets te zoeken heeft in de duivensport. De redenen die hij hiervoor geeft zijn dezelfde zaken die ik zelf ook beschreven heb in mijn eerdere twee artikeltjes over dit onderwerp, zoals de afhankelijkheid van steun van ouders of andere familieleden zowel financieel als bij de verzorging en de grote kans op frustratie. Martin heeft hier dan ook zeer zeker een punt. Meer dan vroeger is de beginnende jeugd aangewezen op hulp, wil hij of zij succes oogsten. Maar gelukkig zijn er nog genoeg senior liefhebbers die een beginnend jeugdlid die hulp willen bieden, naast de financiële hulp die deze jeugdige liefhebbers van hun ouders krijgen c.q. nodig hebben.

Tijdens een tafelkeuring bij PV Flevopost in Vollenhove maakte ik kennis met zo’n jeugdlid die gelukkig op veel steun kan rekenen van ervaren liefhebbers uit zijn club. Het betreft Daan Mooijweer eveneens uit Vollenhove. Daan is 15 jaar oud en is pas sinds oktober 2011 zelfstandig met duiven begonnen. Op deze tafelkeuring deed Daan ook mee met een paar gekregen duiven. Ik had de opdracht om uit de tentoon gestelde duiven de (in mijn ogen) beste twee duiven aan te wijzen. Mijn verbazing was achteraf zeer groot toen bleek dat van de drie beste duiven er twee van Daan bleken te zijn. Vooral ook al omdat de gemiddelde kwaliteit van de te beoordelen duiven zeer hoog was. Zo zat onder die 3 besten de Iris van G & J Bos die afgelopen jaar als 4e in de Europacup eindigde te Dortmund. Maar ook de Schalie die ooit 9e beste vitesseduif van Nederland in de WHZB competitie was bij de combinatie Dikken. Deze Schalie had de combinatie Dikken aan Daan gegeven. Wanneer een jeugdlid een dergelijke topper cadeau krijgt, heeft hij of zij het wel zeer goed getroffen met zijn clubleden. Maar Daan kreeg niet alleen de Schalie van de combinatie Dikken maar ook de winnende duif van mijn keuring genaamd “de Steek”. Dat zo’n jongen die net een paar maanden bezig is met de duivensport deze tafelkeuring won, vind ik heel mooi, maar ik vind het helemaal geweldig dat hij duiven van een dergelijk kaliber van een clublid heeft gekregen. Daarnaast had Daan van verschillende liefhebbers een aantal duiven te leen gekregen om jongen uit te kweken. Hieronder zat ook een dochter van deze “Steek”. Nadat Daan van deze duivin drie jongen had gekweekt, is die weer terug gegaan naar de combinatie Dikken. Dat Daan de duif goed verzorgd had bleek een paar weken geleden wel toen deze duivin een 6e in het ACG tegen 2300 duiven won.

Daan is een paar jaar geleden met de duivensport in contact gekomen door zijn overbuurman Jannes Belt. Tijdens een bezoekje aan deze liefhebber kwamen net de duiven van een vitessevlucht thuis. Dat vond Daan zo mooi dat hij vanaf die tijd regelmatig op zaterdag bij zijn overbuurman ging kijken. En zo is bij Daan het duivenvirus ontstaan. De eerste jaren bleef het bij het helpen verzorgen van de duiven van zijn buurman, maar gaandeweg wilde hij toch ook met eigen duiven aan de gang. Zo kwam er in het najaar van 2011 een tweedehands hok en kort daarop de eerste duiven. Zoals gezegd kwamen deze duiven vooral van de combinatie Dikken en van zijn buurman Jannes Belt. Daan beleeft veel plezier aan het verzorgen van zijn duiven en kijkt er naar uit dat hij over een paar maanden met de jonge duiven mee kan gaan doen . Stilletjes hoopt hij er op dat hij er in zal slagen dit eerste jaar meteen goed mee te gaan doen. Hij beseft wel dat hij in zo’n sterke vereniging met verschillende spelers die bij de afdelingskampioenen behoren, van goede huize moet komen om een kampioenschap te kunnen behalen. Maar hij zal in ieder geval zijn uiterste best gaan doen om zoveel mogelijk in de eerste helft van de uitslag te komen.

Daan heeft de artikelen van Martin van Zon ook gelezen, maar hij kan zich moeilijk voorstellen dat hijzelf het bijltje er snel bij neer zal gooien. Wel ziet hij zelf ook in dat je als jeugdige liefhebber wel hulp moet krijgen van goed spelende liefhebbers en ook is financiële steun van je ouders noodzakelijk. Met de steun van zijn ouders zit het wel goed. Zijn vader betaalt het voer en de bijproducten. Zelf moet Daan de vluchten betalen. Ook springt zijn vader wel bij in de verzorging, bijvoorbeeld met het loslaten als Daan laat thuis is. Het komt de laatste tijd regelmatig voor dat zijn vader achter het huis naar de koppel duiven staat te kijken als deze hun rondjes draaien. Dus wellicht dat vader ook nog door het duivenvirus aangestoken wordt. Hij zal de eerste vader niet zijn die via een zoon of dochter in de duivensport is beland. Daan heeft de afgelopen 5 jaar een goede leerschool bij Jannes Belt gehad. Toen deze wegens ziekte en een operatie een tijdje was uitgeschakeld verzorgde hij geheel zelfstandig diens duiven, inclusief het inkorven en klokken. Toch heeft de duivensport nog genoeg geheimen voor hem en vindt hij het bijvoorbeeld best lastig om de duiven gezond te houden en ervoor te zorgen dat ze in de juiste conditie aan de start komen. Maar met de hulp van met name Niels en Harry Dikken en Jannes Belt zal hij dit ook vast wel onder de knie gaan krijgen.

Behalve met goed te luisteren naar de eerdergenoemde liefhebbers en andere sterke spelers van zijn club probeert Daan ook zoveel mogelijk kennis te vergaren op internet via de websites van liefhebbers die sterk vliegen in de afdeling. Ook krijgt hij van zijn buurman “het Spoor” die hij grondig doorspit. Daan ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet. En volgens mij is dit vertrouwen niet misplaatst. Met de steun van genoemde clubgenoten en een vader die steeds meer interesse in de duiven lijkt te gaan krijgen, acht ik de kans dat er voor Daan een toekomst is weggelegd in de duivensport redelijk groot.


21-04-2012

Hendrie Beelen - Harderwijk / Een herstart maken.2

In mijn vorige artikel schreef ik over de ervaring van een herstarter in de duivensport. Die zijn er gelukkig redelijk wat en ik hoop zelf dat er nog een flink aantal bij gaan komen. Of dat inderdaad gaat gebeuren is de vraag. Maar wanneer er meer initiatieven worden ontplooid om herstarters binnen te halen, schat ik in dat er de komende jaren vanuit deze groep wel nieuwe aanwas is te verwachten.

Deze keer weer een herstarter in beeld. Het betreft Hendrie Beelen uit Harderwijk. Als voormalig lid van de combinatie Beelen voor velen geen onbekende naam. Vooral in de fondwereld zal bij een aantal mensen wel een lampje gaan branden bij deze naam. Hendrie is 57 jaar en vanaf 2000 actief als duivenmelker. Hij heeft 10 jaar in combinatie gevlogen met zijn neef Henk. Deze combinatie was tussen 2004 en 2010 zeer succesvol, met als hoogtepunten in 2007 de 1e NPO Brive, de 1e nationaal Tarbes en een 2e NPO Orleans,. Daarnaast eindigden ze als 5e in de fondspiegel in 2009 en als 6e in 2010. In dat laatste jaar werd ook nog een 28e nationaal Perigeux gewonnen. Voor Hendrie kwam de beslissing van zijn neef om met de duiven te stoppen als een volslagen verrassing. Voor hem was stoppen met de duivensport absoluut niet aan de orde.

Hendrie die door zijn neef in de duivensport was gerold (na een paar keer kijken als de duiven thuis kwamen sloeg het virus over) besloot dan ook om na de totale verkoop van de duiven opnieuw zelf te beginnen vanaf zijn eigen huisadres. Waar er bij zijn neef ruimte was voor een hok van 10 meter en met 30 nestkoppels, moet hij het nu doen met slechts 3 ½ meter hok en plaats voor 12 koppels vliegers (en een paar losse duivinnen bij de nestkoppels in). Ook qua tijd voor de verzorging moet hij een flinke stap terugdoen. Met z’n tweeën duiven verzorgen geeft veel minder tijdsdruk, dan wanneer je er alleen voor staat. Aangezien Hendrie al ’s morgens om 06.15 uur naar zijn werk moet, is het voor hem onmogelijk om de duiven meer dan één maal per dag te laten trainen. En ook wanneer hij om 16.30 thuis komt, kan hij niet direct alle tijd aan de duiven besteden vanwege huishoudelijke taken. Dus naast minder ruimte, is ook tijdgebrek voor Hendrie een grote belemmering om het optimale uit zijn duiven te kunnen halen.

De duiven waar Hendrie en zijn neef Henk succesvol mee waren, stamden voor een groot deel af van duiven van Herman te Pas uit Ulft via Nico Mons uit Hierden. In het vroege voorjaar van 2011 zijn alle duiven totaal verkocht. Er zijn een flink aantal duiven naar het verre oosten vertrokken waaronder de stamvader 2. Maar Hendrie heeft gelukkig zelf nog de hand weten te leggen op 2 zonen van de stamvader 2 en heeft via liefhebbers die hun soort op de hokken hebben nog enkele nazaten terug gekregen. Door hiermee gericht te gaan kweken hoopt hij binnen een jaar of vijf weer aan de kop mee te kunnen gaan draaien. Hendrie beseft echter wel dat dit niet gemakkelijk zal zijn en is de komende paar jaar al heel tevreden met een aantal mooie uitslagen. Maar ook als het hem niet gaat lukken om de top weer te bereiken zal hij zich daarbij neerleggen. Zoals Hendrie zelf zegt; “Ik kan ook al enorm genieten van de thuiskomst van de duiven, zelfs van de laatste”.

Er zijn wel een aantal overeenkomsten tussen de sportbeleving van Hendrie en die John van de Wildenberg, de herstarter waar ik het vorige stukje over schreef. Net als John heeft Hendrie voor de overnacht gekozen, omdat ook naar zijn mening op de kortere afstanden ligging en wind van veel te grote invloed zijn op het verloop van het concours. Verder is hij het met John eens, dat wie nog duiven houdt op de manier van 20 jaar terug, nergens meer komt. Hendrie is niet tegen de commercie in de sport want dat hoort bij de huidige tijd, maar commercie werkt wel misstanden in de hand en daar kan hij zich soms wel kwaad om maken. Waar Hendrie zich ook aan stoort is dat veel voorstellen die de duivensport ten goede zouden kunnen komen, vaak meteen weer worden afgeschoten door lieden die niet denken in het belang in van de gehele sport maar alleen aan hun eigen belang. De duivensport heeft volgens Hendrie alleen nog toekomst als we met zijn allen een bijdrage leveren aan het behoud van de sport. We moeten er dan ook met elkaar mee stoppen om overal tegenaan te schoppen, zoals bijvoorbeeld het kankeren op grote inkorvers.

Hendrie is lid van PV de Eendracht in Harderwijk, een vereniging waar ik zelf van 1985 tot 1987 ook lid van ben geweest. In die tijd had deze club nog 115 leden. Inmiddels is dit aantal bijna gehalveerd. Hendrie kent een aantal van die ex-leden en ook de reden waarom zij de duivensport de rug hebben toegekeerd. Het betreft onder andere gezondheidsproblemen, ruimtegebrek, de hoge kosten, te weinig plezier in de sport tijd en tijdgebrek. Ik heb aan Hendrie gevraagd of hij deze mensen weer terug ziet komen als herstarter. Hij is hier wel positief over en verwacht er wel een aantal van terug als bijvoorbeeld hun kinderen de deur uit zijn. In combinatie vliegen zou voor velen een uitkomst zijn, maar dan moet je wel de juiste partner vinden en dat is niet altijd even gemakkelijk. Het grote voordeel is uiteraard dat je de kosten kunt delen en wat meer tijd over houdt voor andere dingen omdat je de taken kunt verdelen.

Volgens Hendrie kan je de duivensport zo duur maken als je zelf wilt. In bijna elke vereniging zijn er wel mensen die een nieuwe liefhebber of herstarter willen helpen. Voor het aanschaffen van jonge duiven voor een schappelijke prijs kan een beginneling of herstarter vaak wel terecht bij goed spelende liefhebbers in de vereniging. Maar die hulp kan ook bestaan uit het bouwen van een hok bijvoorbeeld. Zo is Hendrie zelf opnieuw gestart met een hok dat door een paar clubgenoten is gebouwd. Een beginneling moet vooral veel vragen en goed luisteren naar de liefhebbers die al jaren hard spelen, zegt Hendrie. Daarnaast adviseert hij ook om veel te lezen en dingen uit te proberen.

Tot slot nog enkele uitspraken van Hendrie:

Er is in mijn ogen in de duivensport alleen nog maar ruimte voor specialisatie. We moeten stoppen met de generale kampioenschappen, want dat is alleen nog maar te doen voor mensen die om welke reden dan ook bij huis lopen.

Houdt er als beginneling of herstarter rekening mee dat het niet eenvoudig is om op de uitslag te komen en laat je hoofd niet gelijk hangen als het je niet meteen lukt!


08 april 2012

John van de Wildenberg - Oss / Een herstart maken

In mijn vorige stukje haalde ik al aan dat ik regelmatig van herintreders hoor dat de duivensport erg veranderd is, waarmee dan vooral bedoeld wordt dat het een stuk moeilijker is geworden om op een mooie plaats van de uitslag te komen, dan pakweg 15 jaar of langer geleden. Eén van die herstarters die dit bij me aankaartte is John van de Wildenberg uit Oss.

John is 48 jaar. In 1973 is hij als jongentje van een jaar of negen begonnen met duiven bij zijn vader. De vader van John had een café in Oss. Daar werden de duiven ingekorfd van één van de vele duivensportverenigingen die Oss in die tijd rijk was, de Julianapost. In 1983 is John zelfstandig met de duiven gaan vliegen, wat hij tot 1994 heeft volgehouden. Toen moest hij helaas stoppen vanwege zijn toenmalige werkzaamheden als internationaal chauffeur. Gedurende die periode heeft John verschillende mooie resultaten behaald zoals het winnen van de beker van de gemeente Oss op Orleans jonge duiven in 1991. Daarnaast werden veel kopprijzen gewonnen op zowel de vitesse, midfond, eendaagse fond als ook op de overnacht. Zo had John in 1992 drie duiven mee op Dax. Alle drie klasseerden ze zich bij de eerste 10 in de Kring Oss en bij de eerste 300 nationaal. Deze duiven waren deels Theelens en duiven afkomstig van Bram Kooij via Jan van de Heuvel uit Macharen. Van Jan van de Heuvel heeft John in die periode verschillende goede duiven bekomen. Dit waren voornamelijk Klakken. Daarnaast had hij ook Janssenduiven van Joop Beumer via Bennie Snoeks die ze daar rechtstreeks haalde.

In de zomer van 2008 is John opnieuw begonnen met de duivensport. Hij kon van zijn plaatsgenoot Hans Nooijen bijna een hele ronde jonge duiven krijgen, zo’n kleine 30 stuks. Dat was de aanleiding om weer opnieuw te beginnen. In 2009 en 2010 kwamen daar duiven bij van Henk Dekkers uit Heesch en voor de overnacht van Cees van Grunsven eveneens uit Heesch uit duiven van Kouters en Anton van Haaren. In 2009 is John met de jongen beginnen te spelen. Sinds vorig jaar heeft John besloten om zich op fond te gaan specialiseren. De prijzen op de midfond zijn hem te snel verdiend en worden teveel door de wind en ligging bepaald. De concoursen op de eendaagse en overnacht vindt hij eerlijker. Op de lange trajecten vliegen de duiven niet meer in zulke grote groepen en moeten ze meer op eigen kracht zien thuis te komen. Dat spreekt hem meer aan en hij heeft zich voorgenomen om er alles voor te gaan doen om op die disciplines met de besten mee te kunnen komen.

John realiseert zich dat hij ten opzichte van 15 jaar geleden veel minder op zijn beloop kan laten. Zo heeft hij inmiddels ondervonden dat er veel veranderd is aan voeding en bijproducten. Er wordt veel zwaarder gevoerd met toevoegingen als pinda’s, kaas, schapenvet, olie, enz. De duiven worden veel meer getraind. Er wordt veel meer door de weeks met de duiven gereden en de duiven moeten nu vaak gedwongen trainen terwijl vroeger de nadruk juist lag op zoveel mogelijk rust. Als beginner en herintreder moet je goed kunnen observeren en luisteren, zegt John. Het is soms best moeilijk om er achter te komen wat de beste systematiek is, en wat de beste producten zijn. Je krijgt lang niet altijd antwoorden op je vragen. De meesten laten het achterste van hun tong niet zien en je wordt snel op het verkeerde been gezet.

De strijd om de kampioenschappen is vooral voor de mensen die het oude stramien volgen al bij voorbaat verloren zegt hij. Veel ouderen berusten er gewoon in dat ze niet meer mee kunnen komen en hebben de strijdbijl begraven. Ze nemen genoegen met een paar prijsjes halverwege de uitslag. Dit geldt niet voor John. Hij wil die strijd wel aangaan. Hij typeert zichzelf als iemand die het karakter van een winnaar heeft: “Ik ga alleen voor het beste”. Dit betekent niet dat John duizenden euro’s voor duiven gaat uitgeven, of een ultramodern hok heeft laten neerzetten en hij gaat ook geen massa’s duiven houden. John probeert wel aan de beste duiven te komen door uitslagen te bestuderen en hij heeft zijn hok zodanig ingericht dat de invloed van weersomstandigheden zo klein mogelijk is en de duiven het er naar hun zin hebben en in vorm kunnen komen op die momenten dat John dit wil. Dat de duivensport veel professioneler is geworden en er door de kampioenen zo weinig mogelijk aan het toeval wordt overgelaten is John zeker niet ontgaan. Er ontgaat hem sowieso niet veel op duivengebied. Hij bezoekt de websites van verschillende liefhebbers op internet, leest de reportages over de kampioenen op de diverse duivensites en veel van de columnisten. Toch wordt hij zeker niet moedeloos als hij leest over liefhebbers met tientallen meters hok, met hokverzorgers in loondienst en de fulltime duivenmelker die de duivensport voor zijn beroep uitoefent en honderden jonge duiven meegeeft. Het is een ongelijke strijd, maar geen onmogelijke. Je moet realistische doelen stellen. Ook voor de serieuze kleinere liefhebber valt er nog genoeg te winnen zoals WHZB of TBOB, NPO overwinningen en TT vermeldingen. Maar dan moet je je wel richten op een specialisme of onderdeel dat bij jou en je mogelijkheden past.

Het verbaast John niet dat de commercie zijn intrede in de duivensport heeft gedaan. Commercie is een kwestie van vraag en aanbod. Duiven kunnen een goede boterham voor een handelaar opleveren, dus zijn er uiteraard mensen die daar een graantje van mee willen pikken. John geeft aan dat die commercie er altijd al is geweest alleen op veel kleinere schaal. In 1989 kocht John zelf een jonge duif bij de beroemde gebroeders Janssen waarvoor hij toen 2000 gulden moest betalen. Hij heeft daar overigens zelf nooit een bruikbare duif uit kunnen kweken. De bedragen die heden ten dage door voornamelijk Aziatische duivenbazen worden betaald, grenzen echter aan het belachelijke. Wanneer je je realiseert dat de oorsprong van de duivensport bij de fabrieksarbeider ligt is de duivensport wel erg ver van zijn oorsprong afgedwaald. Wanneer het op deze weg doorgaat wordt de duivenport voor de gewone man onbetaalbaar en blijven alleen de megahokken over. Hier ligt volgens John een hele belangrijke taak voor de NPO. Die moet er alles aan doen om de duivensport betaalbaar te houden. Ik sluit me hier volledig bij aan!


23 maart 2012

Jan van Brandenburg - Andelst / Duivensport met de paplepel ingegeven

Zijn de duivenmelkers in Nederland inderdaad een uitstervend ras zoals ik geregeld lees op allerlei websites? Die vraag intrigeert me en ik breng die vraag dan ook regelmatig ten sprake als ik ergens op hokbezoek ben. Dikwijls komen hier interessante discussies uit voort. Een ieder die ik hierover spreek is het me eens dat de duivensport voor beginners in deze huidige tijd een zeer ingewikkelde sport is. Ook herintreders zeggen vaak dat de duivensport toch wel erg veranderd is en dan bedoelen ze eigenlijk dat het veel moeilijker is geworden om een prijsje mee te pakken. Het wordt al een heel stuk gemakkelijker als je de duivensport van huis uit meekrijgt. Toch heeft het merendeel van de huidige duivenliefhebbers geen opvolger, ondanks dat velen wel kinderen hebben.

Eén van die liefhebbers met wie ik dit onderwerp besprak is Jan van Brandenburg uit Andelst. Jan is één van de vele liefhebbers aan wie de duivensport van huis uit met de paplepel is ingegeven, maar die zelf ook geen opvolger heeft. Jan is 55 jaar en is door zijn vader in de duivensport gerold. Zijn vader overleed toen Jan nog maar 10 jaar oud was. Vanaf die tijd zijn Jan en zijn broers met de duiven doorgegaan. Toen zijn broers het huis verlieten ging hij zelfstandig verder met de duiven en ging daar tot op de dag van vandaag zonder onderbreking mee door. Jan’s broer Ben heeft ook nog duiven en woont in de plaats met de toepasselijke naam Duiven. Zijn andere broer heeft ze ook jaren gehad, maar die is er mee gestopt omdat het niet meer te combineren viel met zijn werkzaamheden.

Ook Jan ervaart dat hij niet de tijd in zijn duiven kan steken die nodig is om aan de top mee te draaien. Als manager Personeel en Organisatie is Jan de hele dag van huis (zo'n 12 uur op een dag inclusief reistijd). Zijn vrouw werkt ook nog parttime. De dagen dat zijn vrouw thuis is laat ze de duiven los. Op de dagen dat ze werkt gebeurt dat meestal niet eerder dan tegen zes uur 's avonds. De ervaring van Jan is dat zo laat op de dag de neiging om te trainen minder is, maar neemt de dingen zoals ze zijn: “Wanneer je de duivensport op hoog niveau wilt beoefenen kan dat zeer tijdrovend zijn. Ik probeer mijn ambitieniveau aan de beschikbare tijd aan te passen; met een drukke baan kun je onmogelijk op alle disciplines haantje de voorste zijn”.

Jan heeft twee kinderen die niets van de duivensport willen weten. Ook bij Jan in de club zijn de vader/zoon of vader/dochter combinaties maar op de vingers van één hand te tellen. Ik vraag me af of het ook zo was, dat in de periode dat de duivensport in de lift zat, ook veel kinderen van duivenliefhebbers zelf geen interesse in duiven toonden. En dat de aanwas vooral van jongeren kwam van wie de vader geen duiven had. Deze vraag is mijn inziens een interessant onderwerp voor een onderzoek. Jan geeft de volgende verklaring voor het feit dat zijn kinderen en die van zijn clubmaten niet in duiven geïnteresseerd zijn; “Ten opzichte van mijn jeugd hebben kinderen tegenwoordig qua hobby/vrijetijdsbesteding enorm veel alternatieven en zijn ze minder genegen zich nagenoeg het hele jaar aan huis te binden.”

Ook is één van de oorzaken van weinig aanwas van nieuwe liefhebbers volgens Jan dat het duivensportwereldje vrij gesloten is met weinig open communicatie. Op mijn reactie dat er toch erg veel informatie op internet te vinden is zegt Jan o.a.; “Er zijn inderdaad heel veel meningen over bijv. medische begeleiding, preventief enten, lappen, toedienen van supplementen, e.d. Een aantal liefhebbers ziet echter door de bomen het bos niet meer en is denk ik gebaat bij uniforme en consistente adviezen die hem vooruit helpen. Aan deze vorm van openheid ontbreekt het mijn inziens nog te veel; de "openheid" beperkt zich te veel tot het ventileren van de eigen mening/het verkopen van de eigen ideeën zonder zich af te vragen waar de ander nu mee gebaat is.”

Tot slot nog een paar uitspraken van Jan over hoe hij tegen de huidige duivensport aankijkt:

Initiatieven om meer duivensporters te werven zouden zich meer moeten richten op ouderen die hun kinderen groot hebben, dus de groep vanaf pakweg 45 jaar.

Er zou een soort van mentorsysteem moeten worden ingevoerd waarbij beginners een mentor krijgen/kiezen die de nieuwkomer op het juiste spoor zet.

De duivensport is qua ideeën vastgeroest en nieuwe ideeën/initiatieven sterven helaas vaak een vroege dood.

Het aantal vluchten zou tot één per week beperkt moeten worden.


8 maart 2012

Combinatie Dikken – Vollenhove / Stambomen 2

Het onderwerp stambomen en aankoopbeleid sneed ik al eens eerder aan. Ik benoemde toen het in mijn ogen verkeerde aankoopbeleid van het merendeel van de duivenliefhebbers. Ik schreef dat zeer goede vliegers of hun rechtstreekse jongen alleen aangeschaft worden als er een klinkende afstamming achter zit. Het gaat dan om stambomen met bekende namen van liefhebbers of duiven er op. Het is zelfs zo dat jongen uit goed presterende duiven zonder deze bekende namen op een aantal veilingsites niet eens aangeboden kunnen worden omdat niet zeker is dat ze de advertentiekosten en de prijs voor de foto wel zullen opbrengen. Kort geleden vertelde een liefhebber mij nog dat hij liever duiven koopt met statiegeld zoals hij een mooie stamkaart noemde. Voor de liefhebber die graag iets terug wil verdienen kan dit aspect belangrijk zijn, maar ik zou toch zeggen dat het belangrijkste doel om duiven aan te schaffen is dat je met deze nieuwe inbreng harder gaat vliegen. En duiven met een klinkende stamkaart die ook nog eens uit goed presterende duiven komen zijn de laatste jaren erg in trek, dus voor de gemiddelde liefhebber met een kleine tot gemiddelde beurs veelal niet betaalbaar.

Je moet je goed realiseren dat de meeste verkopers er op uit zijn om zoveel mogelijk geld te verdienen. De markt floreert goed door de grote vraag vanuit met name Azië en een ieder probeert daar een graantje van mee te pikken. En daar is ook niets mis mee in mijn ogen. Je moet je hiervan alleen goed bewust zijn en je ogen dus zeer goed openhouden. Naarmate ik steeds meer duiven selecteer, kom ik ook steeds vaker door mij uitgeselecteerde duiven tegen op veilingsites. Ik zit soms bijna schaterlachend achter mijn computer als ik de superlatieven lees waarmee deze in mijn ogen poelierduiven worden aangeprezen. Bijvoorbeeld een doffer die in vier jaar tijd 3 x een 1e wint in verenigingsverband met een deelname van minder dan 200 duiven wordt aangeprezen als een fabelachtige en superieure rasduif. Als dit fabelachtig en superieur is? Het zijn allemaal superduiven, golden collecties, wonderduiven, cracks, wereldtoppers, uitzonderlijke raspaardjes, kinderen van legendarische topduiven enz. Lees in dit verband het artikel van Jos Goesen eens waar de volgende link naar verwijst http://fondduiven.nl/index.php/gehoord-gezien-gelezen-door-jos-goessen/87-verkoop In mijn ogen de spijker op zijn kop!

Het voordeel van de hier boven beschreven “gekte” is wel dat wanneer je met duiven begint en jezelf als doel stelt om binnen een paar jaar goede prestaties neer te zetten, je niet zo erg diep in je buidel hoeft te tasten om goed materiaal aan te schaffen want goede duiven zijn beslist betaalbaar, buiten de commerciële hokken om. Zoals Jos Goesen in het hierboven aangehaalde artikel schrijft "Er Lopen nog altijd genoeg minder bekende mannen rond met topprestaties waar u kunt aankloppen. En dit voor honderden malen goedkoper dan wat momenteel loos is in het op hol geslagen duivencircus.” Ik sluit me hier bij aan en ken zelf tientallen van zulke hokken waarvan de eigenaren er ook nog eens plezier aan beleven om iemand op weg te helpen met goed basismateriaal.

Zulke liefhebbers zijn bijvoorbeeld vader en zoon Dikken uit Vollenhove. Deze combinatie bestaande uit vader Harrie (64 jaar en heeft daarvan 52 jaar duiven) en zoon Niels (30 jaar en actief sinds 1999) passen ook in het rijtje mensen dat goed tot zeer goed presteert maar wiens duiven commercieel niet in trek zijn. Nu is duiven verkopen ook niet direct iets waar ze erg warm voor lopen. Voor hen staat het goed presteren voorop. En dat doet deze combinatie dan ook al jaren. Ze zijn al jaren te vinden bij de kampioenen in de cc en ook bij de afdeling Friesland stonden ze de afgelopen jaren regelmatig op het podium. Zij doen dit niet door regelmatig duiven te kopen. Sterker nog, ze hebben nog nooit een duif gekocht. Alleen een paar keer een bonnetje. Toch weten ze al zo’n 25 jaar goede tot zeer goede duiven weten te kweken. Dat bewijzen de vele duifkampioen-schappen die zowel op de vitesse, midfond als dagfond door hen in cc verband zijn behaald. Ook afgelopen jaar met de 2e en 3e duifk. Midfond en de 1e en 5e duifk. Dagfond in ACG 9 stonden ze er weer goed bij. (op de foto de 1e duifkampioen eendaagse fond)

Vader en zoon Dikken zijn dus het bewijs dat het beslist niet nodig is om duiven met klinkende stambomen aan te schaffen. Op hokken waar weinig aangekocht wordt, wordt meestal uit alle duiven gekweekt. Dat is ook hier het geval. Uit de goede duiven, ook uit de jaarlingen, worden elk jaar jongen gekweekt. Hun kwekers, vrijwel alleen bejaarde vliegers, zitten niet vast en worden tijdens het vliegseizoen gekoppeld aan de vliegers waarmee ze op totaalweduwschap vliegen. Na het seizoen wordt uit zulke koppelingen ook regelmatig een jong aangehouden. Zoals gezegd worden er geen duiven bijgekocht en wordt er alleen via ruiling ander bloed verkregen. Zo ruilen ze al ruim 20 jaar duiven met Winfried Zotsch uit Rotterdam. Ook hebben ze in 2004 samenkweek gedaan met Gerrit en Jan Bos, wat goed heeft uitgepakt. In 2010 zijn er nog drie duiven van Eijerkamp bijgekomen. Inmiddels zijn vader en zoon er wel van overtuigd dat ze met dit goede basismateriaal verder kunnen bouwen aan een kolonie eendaagse fondduiven die zich met de besten kunnen meten. Maar zo hier en daar zullen er de komende tijd wat puntjes op de i gezet gaan worden. Zo werden er door hen tot voor kort nauwelijks stambomen gemaakt en werd voornamelijk goed op goed gezet, zonder dat uiterlijke kenmerken werden meegewogen. Inmiddels wordt er hard aan gewerkt om meer zicht op de zwakke en sterke kanten van de kolonie te krijgen en te kijken op welke fronten verbeteringen mogelijk zijn. Een eerste stap hiertoe is het maken van stamkaarten. Hier wordt momenteel hard aan gewerkt. Niet om hun duiven commercieel aantrekkelijker te maken, maar wel om inzichtelijker te krijgen welke duiven de beste nakweek geven. Een stambomenprogramma is daar een erg handig hulpmiddel bij. Daarnaast hebben ze ook een website laten maken die momenteel nog in ontwikkeling is http://www.hdikkenenzn.nl/index.html Op deze website stellen ze zich voor en worden hun duiven en prestaties gepresenteerd, zodat ik hiernaar graag verwijs.

Enkele uitspraken van de combinatie Dikken over hoe zij de duivensport beleven:

“ Wij vinden het absurd dat er zoveel geld betaald wordt voor een duif met een mooie stamboom of een duif die één keer in zijn leven een 1e prijs heeft gewonnen, terwijl voor veel duiven die wekelijks in de kop vliegen nauwelijks aandacht is. Mensen willen vaak alleen duiven die een 1e prijs hebben gevlogen terwijl dat beslist niet de beste hoeven te zijn.“

“ We zijn ons ervan bewust dat we misschien niet de beste duiven hebben, maar door onze verzorging halen we er wel het optimale uit.”.

“Het mooiste aan de duivensport vinden we het klaar maken voor een vlucht en dat ze dan ook goed naar huis toe komen. De spanning op zaterdagmorgen en dan het goede gevoel dat je krijgt als je een paar vroege duiven hebt. Het is voor ons echt een sport!”

“ Het moeilijke is om de duiven gezond te houden. Maar als je goed op let, kun je veel voorkomen. Vorm en supervorm is een moeilijke materie, je weet nooit hoe lang het duurt en je mag dankbaar zijn als je het een aantal weken op je hok hebt.”

“Er zouden eens wat meer mensen spontaan een jeugdlid of beginner moeten helpen wanneer die met onze sport begint.” (Zij hebben afgelopen jaar zelf een jeugdlid 14 duiven gegeven waaronder enkele zeer goede vliegers die op een leeftijd waren gekomen dat het met kopvliegen gedaan was en hopen dat hij het aankomend jaar met de jongen daarvan goed zal presteren).


24 februari 2012

Combinatie van Breugel – Vught / Saamhorigheid

Een term die nogal eens in verband met de duivensport wordt genoemd is saamhorigheid, het gevoel van bij elkaar horen. Het steeds minder ervaren van dit gevoel is wellicht ook één van de oorzaken van de terugloop van het aantal duivenliefhebbers. Ik hoor dit geluid de laatste tijd namelijk regelmatig. Vooral ook van ex-duivenliefhebbers. Wanneer er in termen gesproken wordt van wij en zij is een saamhorigheidsgevoel ver te zoeken en dat gebeurt helaas maar al te vaak in de duivensport. Toch worden en zijn mensen dikwijls lid van een vereniging juist vanwege dat saamhorigheidsgevoel. Maar dit geldt al lang niet (meer) voor iedere duivenliefhebber. En hier ligt waarschijnlijk een knelpunt dat niet zo eenvoudig is op te lossen. Enerzijds is dat een mentaliteitskwestie en anderzijds zijn er grote verschillen tussen de behoeften van de individuele liefhebbers. Hoe groot die verschillen in behoefte zijn kun je bijvoorbeeld op een discussie op de NPO website lezen, zie de volgende link. http://www.npoveenendaal.nl/actueel/nieuwsberichten/npo-slaat-weg-naar-verandering-in In deze discussie zie je verschillende berichten waarvan de strekking is dat wanneer het gezellig is in de club zullen er minder mensen afhaken. Wat hier ook van zij, het is in ieder geval een aspect waarvoor binnen verschillende verenigingen meer aandacht zal moeten komen, willen zij blijven voortbestaan.

Ik kwam op dit onderwerp onder andere door enkele discussies op Forum Het Praathuis en door een gesprek met Ad van Breugel uit Vught die onder meer aangaf zich te ergeren aan het gebrek aan respect voor elkaar en elkaars prestaties, wat hij steeds vaker in de sport zegt tegen te komen. In zijn eigen club van zo’n 20 vliegende leden speelt dat gelukkig nog niet zo, maar hij vreest dat veel van dit soort kleine clubs de komende jaren zullen verdwijnen en wat dan? Liefhebbers als Ad en zijn vader Sjef behoren tot de categorie duivenliefhebbers die met de sport zullen stoppen als aan hun behoefte aan saamhorigheid niet meer wordt voldaan. We hebben het dan over de duivenliefhebbers die duiven voor hun hobby hebben en vooral gericht zijn op het plaatselijk (verenigingsspel), dus de amateurs. Naar mijn schatting betreft dit zo’n 80 % van de duivenliefhebbers. Dit percentage wordt o.a. ook door Huib Caarls genoemd in een discussie op forum “Het Praathuis”. Huib schrijft dat de duivensport op deze amateurs drijft en geeft aan dat om die reden er alles aan gedaan moet worden om deze mensen voor de sport te behouden. Hier sluit ik me volledig bij aan. De duivensport moet zeker aantrekkelijk blijven voor mensen als Ad en zijn vader Sjef.

Ad die met zijn vader Sjef in combinatie speelt is in 1982 met de duivensport begonnen. In dat jaar heeft hij een paar koppels eieren van mij gekregen. Dit was in het kader van de actie “Maak ze blij met een ei” die door het Neerlands Postduiven Orgaan werd gehouden en waarbij liefhebbers werden opgeroepen om eieren of jonge duiven ter beschikking te stellen van jeugdige liefhebbers. Ik herinner me nog dat ik in 1982 die eieren zelf naar de toen 12 jarige Ad in Vught heb gebracht. Met de duiven die uit die eieren kwamen werden meteen leuke successen behaald, zodat Ad in 1984 met zijn vader naar Wijk bij Duurstede kwam om nog een paar koppels eieren te halen. Uit één van die eieren werd de 84-2045571 geboren, een duif waar Ad heel veel plezier aan heeft gehad . Zo werd hij 1e duifkampioen en won hij o.a. een 1e prijs op Chateau roux. In de jaren die volgden (de duif werd 16 jaar oud) kreeg ik regelmatig een telefoontje als er weer een succes was behaald met die duif of met zijn nazaten.

Hoewel Ad zijn vader Sjef al wel duiven had, is het bij Ad toch pas echt gaan kriebelen toen hij zelf een paar opvangers mocht verzorgen. Toen hij kort daarop als jeugdlid de eerste successen behaalde met de duiven die hij in zijn bezit kreeg door de actie “Maak ze blij met een ei”, was hij voor de duivensport gewonnen en inmiddels heeft hij nu 30 jaar postduiven. Het winnen van een kampioenschap is nooit echt een item voor Ad en Sjef geweest, maar ze beleven vooral veel plezier aan het omgaan met de duiven, het zien thuiskomen van de vlucht en de gezelligheid in de vereniging. Daarnaast schenken Ad en zijn vader jaarlijks veel bonnen. Misschien wel de helft van het aantal door hen gekweekte jonge duiven wordt op bonnen weggegeven. Zij doen dat omdat ze graag andere liefhebbers willen helpen om aan goede duiven te komen, enerzijds omdat Ad destijds toen hij zelf met duiven begon ook goed geholpen is. En anderzijds willen zij op deze manier een steentje bijdragen aan het behoud van de duivensport en in het bijzonder het verenigingsleven. Immers, het zijn veelal verenigingen die hun clubkas middels een bonnenverkoop kunnen bijvullen.

Feitelijk geldt voor iedere duivenliefhebber wel dat het demotiverend werkt wanneer er regelmatig naast de punten wordt gevlogen en in het gunstige geval slechts enkele prijsjes in de 2e helft van de uitslag worden gepakt. Altijd tot de minderen behoren is voor maar zeer weinigen goed te verteren. Dit geldt ook voor de combinatie van Breugel. Hoewel ze zoals gezegd vooral amateurs zijn die de duivensport als hobby beoefenen, vinden ze het zo onderhand ook wel tijd worden om meer successen te gaan oogsten. Hun grootste succes dateert alweer uit 1995 toen ze op de Olympiade te Utrecht de mooiste jonge doffer van Nederland hadden. Ze realiseren zich echter wel dat ze om aan de top mee te kunnen draaien een en ander professioneler zouden moeten aanpakken en misschien is daar de tijd nu rijp voor. Echter - en hierin is Ad heel beslist - het mag niet ten koste gaan van hun plezierbeleving. Winnen is harstikke leuk, maar niet ten koste van alles, zegt Ad. Zo noemt hij als nadeel van specialisatie op de grote fond het minder op de club komen, wat betekent minder contact met de clubleden en dus minder saamhorigheid. Mede om die reden zijn ze erg blij dat nichtje Danitia ook gek op duiven is en met 8 koppels duiven aan de vitesse/midfond deelneemt. En zo blijft het levendig in de club ook al doen ze zelf niet mee. De combinatie van Breugel gaat zich de komende jaren volledig op de overnachtfond richten en hoopt stiekem toch ooit op die discipline tussen de groten op een podium te komen staan.

 


 

5 Februari 2012

Gerrit en Christiaan Beelen - Hierden / Toekomst van de duivensport

Een onderwerp waarop ik regelmatig terugkom in mijn stukjes, is de toekomst van de duivensport. Sommigen vragen zich af of daar hier in Nederland sowieso nog wel een toekomst voor is. Dat de duivensport in landen als het voormalig Oostblok en China volop bloeit, terwijl er in Nederland jaarlijks meer liefhebbers stoppen dan dat erbij komen is een ieder bekend. De vraag is waarom komen ze er daar wel bij en hier niet? Hoe kun je nu de belangstelling opwekken van potentiële duivenliefhebbers? Volgens een onderzoek dat Arie Dijkstra in de jaren 90 uitvoerde moet het antwoord vanuit de basisverenigingen moet komen. Maar is dat wel zo? Wat maakt de duivensport voor al die nieuwe duivenliefhebbers in het voormalig Oostblok en China dan zo aantrekkelijk? Dat is zeker niet het verenigingsleven. Dat bestaat daar immers nauwelijks. In China is het vooral het gokelement dat mensen doet besluiten om duiven te gaan houden. Gokken zit de Chinezen in het bloed wordt vaak gezegd. In Nederland zijn er overigens ook genoeg goklustigen. Kijk bijvoorbeeld eens naar het aantal mensen dat mee doet aan loterijen. In Nederland zijn dat toch nog altijd ruim 5 miljoen mensen. Moet het gokelement terug in de duivensport? Ligt hier een oplossing om het dalend aantal leden een halt toe te roepen? Volgens mij ligt hier wel een deel van de oplossing. Er moet in ieder geval iets te winnen zijn, iedereen wil graag beloond worden voor zijn inspanningen.

Wat trekt nieuwe liefhebbers nu aan de duivensport dat hen doet besluiten om zich aan te sluiten bij het steeds kleiner wordende legioen duivenliefhebbers in Nederland? Met deze vraag zal de PPN (Promotie Postduivensport Nederland) zich waarschijnlijk ook wel bezig houden. Om hun doelstelling te bereiken, namelijk dat meer mensen de duivensport gaan beoefenen, zullen ze hier zeker zicht op hebben c.q. moeten krijgen. Ik vraag me overigens wel af of er al een onderzoek is geweest naar de motieven om met de duivensport te starten. Wanneer je daar middels een enquête bij de succesvolle beginners in de sport achter zou willen komen, zouden die antwoorden wel eens heel verrassend kunnen zijn. Voor de 43 jarige Gerrit Beelen en zijn 14 jarige zoon Christiaan uit Hierden, was dit het wedstrijdelement, de spanning om op tijd een duif thuis te krijgen en die te zien aankomen. Gerrit startte in 2004 met postduiven nadat hij bij zijn buurman en zijn zwager Everhard van Pijkeren wel eens was wezen kijken bij het thuiskomen van de duiven. Hij kocht bij zijn start een hok via internet en kreeg van verschillende liefhebbers in zijn club duiven. Het ging dat eerste jaar meteen al goed want hij eindigde als zevende in regio 1 met de jonge duiven. Na drie jaar op dit hok te hebben gevlogen begon ook zijn zoon Christiaan interesse in de duivensport te krijgen en werden de zaken fanatieker aangepakt. Er moest een beter hok komen en betere duiven. In 2007 werd er een nieuw hok van 13 meter lang gezet inclusief rennen ervoor en werden 10 jonge duiven bij één van Nederlands topspelers Cor Leijtens uit Oostelbeers aangeschaft (soort C & G Koopman uit de lijn van de Gentil).

Tot nog toe spelen Gerrit en Christiaan het hele programma omdat ze het leuk vinden om op alle vluchten duiven mee te geven, maar het is niet denkbeeldig dat ze zich in de toekomst gaan specialiseren op één of twee onderdelen omdat ze streven naar successen in groot verband zoals een afdelingskampioenschap en/of een NPO overwinning. Met specialisatie is dit doel uiteraard beter bereikbaar. Vanaf 2007 zijn Gerrit en Christiaan 4 x bij de eerste 5 generale kampioenen van de sterke vereniging de Eendracht in Harderwijk geëindigd en in Regio 1afd. 8 GOU 4 x bij de eerste 10 generale kampioenen snelheid. Ook werd in 2007 in Regio 1 het 1e aangewezen fondkampioenschap behaald. De duiven waarmee deze successen worden bereikt zijn voor ruim 80 % afstammelingen van de 10 jonge duiven die ze in 2007 bij Cor Leijtens hebben gekocht. Dat zegt wel iets over de kweekwaarde van deze duiven. Behalve de genoemde aanschaf bij Cor Leijtens worden er maar sporadisch duiven aangeschaft, wel worden er met clubgenoten regelmatig duiven geruild. Via internet worden er geen duiven aangeschaft omdat ze geen duiven kopen die ze niet in handen hebben gehad.

Gerrit geeft aan dat hij eigenlijk alles zelf ontdekt en uitgezocht heeft. Een leermeester heeft hij niet gehad. Voordat hij met de duivensport begon had hij 20 jaar ervaring in de vogelsport. Wat hij daarvan geleerd heeft is vooral je eigen koers te varen en niet teveel het voorbeeld van anderen na te volgen. Waar hij wel wat moeite mee heeft is de afgunst die hij regelmatig tegenkomt. Binnen zijn eigen club zijn er overigens genoeg liefhebbers die een ander willen helpen. Lastige zaken vindt Gerrit de verluchting van de hokken (voor alle hokken zitten er daarom rennen), het gezond houden en het voeren (vooral op de korte afstanden). In het verzorgen van de duiven gaat erg veel tijd zitten, wat met een fulltime baan soms lastig is te combineren. Dus om naast het verzorgen nog tijd te steken in het surfen op internet en op duivenforums mee te doen is voor Gerrit geen haalbare kaart. Die tijd besteed hij liever aan het observeren van zijn duiven.

Christiaan is vanaf het begin ook betrokken bij de duiven en heeft zich gaandeweg de basiskennis van de duivensport eigen gemaakt. De jonge duiven zijn het terrein van Christiaan, maar ook maakt hij de hokken van de ouden meestal schoon. Zo fanatiek en leergierig als Christiaan, heb ik de afgelopen twee jaar wel meer jeugdleden gezien, maar wat hem vooral onderscheidt is de feeling voor duiven. Ik voorspel dat Christiaan een hele grote gaat worden in de duivensport. Tijdens het schrijven van dit stukje kreeg ik het bericht dat Christiaan vorige week Nederlands kampioen met zijn vogels is geworden met 2 x goud en 2 x zilver (de vogels heeft hij om in de winter tijdens het stille seizoen van de duiven ook iets om handen te hebben). Als dit een voorbode is van de successen die hem in duivensport nog te wachten staan, zal het niet lang meer duren voordat mijn voorspelling uitkomt. Inmiddels zit Christiaan al weer uren bij de jonge duiven en heeft hij er het volste vertrouwen in. Hij kan niet wachten tot het seizoen weer begint.


22 januari 2012

Willie Bronkhorst – Stokkum / Kweekcentra 2

Zoals ik in mijn vorige stukje al schreef breidt mijn netwerk en klantenkring zich bijna dagelijks uit. Hier ben ik uiteraard erg blij mee. Natuurlijk blijven niet alle klanten hangen, maar tot nu toe heb ik met de meerderheid van mijn klanten van het eerste uur nog steeds vrij frequent contact. Van deze contacten steek ik zelf ook veel op. Het is voor mij immers bij nieuwe contacten ook steeds aftasten met wat voor persoon ik te maken heb, met welk doel ik ben ingeschakeld en hoe zorg ik ervoor dat mijn advies ook opgevolgd wordt en die klant ook echt geholpen is? In dit verband is het dus erg prettig te vernemen als iemand zijn doel (deels) bijstelt naar aanleiding van mijn advies. En als dat dan ook nog tot succes leidt is dit voor mij net zo waardevol als voor de betreffende liefhebber zelf. Zo werd ik bijvoorbeeld vorig jaar bij Gert Cirkel gevraagd om zijn duiven te koppelen. Dit was een bijzondere klus. Gert heeft namelijk alleen maar witte postduiven die hij als eigenaar van de Witte Duivenservice loslaat bij bruiloften, begrafenissen, openingen van bedrijven en evenementen. Hij had mij ingeschakeld om hem te helpen bij het formeren van een kwalitatief goede stam witte duiven. Omdat zijn activiteiten zomer en winter doorgaan, moet hij een stam duiven hebben die onder de moeilijkste omstandigheden van afstanden tot 300 km terug moeten kunnen komen. Daar ik bij het beoordelen van zijn duiven tot de conclusie kwam dat de gemiddelde kwaliteit vrij hoog was, gaf ik hem het dringende advies om zijn duiven ook op wedvluchten te spelen. Gert gaf toen echter aan dat zijn zaken teveel tijd in beslag namen en hij de duiven immers ook niet gelijktijdig in kan zetten voor een bruiloft en een wedvlucht. Maar, niets is veranderlijker dan een mens, want Gert ging met zijn jonge duiven afgelopen jaar toch de baan op en zoals ik al voorspeld had lieten zijn witten zien dat ze niet onderdoen voor hun minder opvallend gekleurde soortgenoten. Gert speelde mooie prijspercentages en ondanks dat hij de laatste vlucht niet mee kon doen en zijn jongen niet verduisterd had, eindigde hij toch als 8e in de club tegen 35 vliegende leden.

Zo’n voorbeeld als hierboven geeft weer eens aan dat er vele typen duivenliefhebbers zijn met uiteenlopende doelstellingen. Naast de verschillende specialisten op een bepaalde discipline/afstand, zijn er liefhebbers die duiven kweken voor tentoonstellingen, liefhebbers van een bepaald “ras” of kleur, liefhebbers die alleen aan eenhoksraces meedoen en liefhebbers die liever kweken als vliegen. Zoveel mensen, zoveel wensen. Zo’n liefhebber die zelf niet vliegt maar wel graag mooie en goede duiven kweekt is Willie Bronkhorst uit Stokkum. Willie heeft een klein kweekcentrum waar hij zich vooral toelegt op de kweek van Meulemansduiven en dan met name Choco’s die naast dat ze mooi zijn ook goed vliegen. Er is veel vraag naar Choco’s en vooral als die goed presteren. Willie is helemaal weg van de Meulemansduiven. Niet alleen van de Choco’s, maar ook van de gehamerde, de bonten en witpennen geniet hij elk kweekseizoen met volle teugen als daar weer een ronde van in de broedschalen ligt. Als de jongen mooi opgroeien en wanneer hij hoort dat de liefhebber die ze koopt er goed mee presteert heeft Willie een goed seizoen. Naast de Meulemansduiven kweekt Willie ook nog enkele andere duiven met opvallende kleuren zoals vale Sions en witte postduiven, maar er gaat voor hem niets boven de Meulemansen.

Willie is 59 jaar oud en is in 1995 de duivensport ingerold toen hij voor zijn werk overnachtte in een hotel in Akersloot. Tijdenseen avondwandeling werd zijn aandacht getrokken door een grote koppel postduiven die mooi aftekenden tegen de blauwe lucht. Hij besloot een kijkje te nemen bij die liefhebber (Rinus van Bohemen). Deze Rinus bezat indertijd onder andere Meulemans duiven. Hiervan was Willie meteen gecharmeerd vanwege hun postuur en kleur. Toen Rinus aanbood om voor hem een ronde jongen te kweken waarmee hij aan wedvluchten kon gaan deelnemen, was Willie verkocht en werd dat zelfde jaar al meteen lid van de postduivenvereniging CLV in ’s-Heerenberg. Gedurende een jaar of tien heeft Willie met deze duiven en hun nazaten gespeeld. Met de jonge duiven kon hij altijd goed meekomen, maar vanwege zijn werk was hij vaak ver van huis, waardoor hij te weinig aandacht aan zijn duiven kon geven. Op een gegeven moment was de duivensport niet meer met zijn werk te combineren en is hij gestopt. Maar zijn duiven opruimen wilde hij echter beslist niet. Vanaf die tijd is hij begonnen met het kweken van duiven voor anderen en zo is dit kleine kweekcentrum uiteindelijk ontstaan.

Het doel van Willie is duiven kweken die goed zijn gebouwd, met een zachte pluim, mooi van kleur en ook nog eens goed presteren. En het moet gezegd worden. Sinds de start van dit kweekcentrum zo’n vier jaar geleden, zijn er al verschillende goede duiven in Stokkum geboren. Vooral uit Engeland en Duitsland bereikten hem goede berichten. De vraag naar zijn duiven door Duitse liefhebbers wordt daardoor dan ook steeds groter. Willie hoort helaas lang niet altijd wat terug over de resultaten die met zijn duiven en hun nazaten worden bereikt en dat vindt hij erg jammer. Want mede op basis van die terugmeldingen kan hij verder met het opbouwen en verbeteren van zijn Meulemansstam. Hij vindt het namelijk erg belangrijk dat de vliegkwaliteiten van de Meulemansduiven bewaard blijven. Hij vindt het ook erg jammer dat er zoveel zogenaamde Meulemans (met name Choco’s) worden verkocht die behalve de kleur helemaal niets met het oude Meulemansras te maken hebben. Dit versterkt hem in zijn wens een kwalitatief goed hok Meulemansduiven op te bouwen. Omdat hij ze zelf niet kan uittesten op de vluchten en hij te weinig terughoort over de prestaties van de door hem gekweekte duiven overweegt Willie om aan één of enkele eenhoksraces te gaan meedoen. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat we zijn naam in de toekomst op de uitslagen van de eenhoksraces gaan tegenkomen.


6 januari 2012

Henri Akkerman – Willemsoord / Beginners bij de sport houden

Het afgelopen jaar ben ik veel op stap geweest voor de-duivencoach.nl. Ik merk dat mijn activiteiten steeds meer bekend raken bij duivenliefhebbers uit het gehele land. Ik krijg meer en meer positieve reacties. De eerste maanden nadat ik gestart was werd er een paar keer een negatief getinte opmerking in mijn gastenboek geplaatst. Het afgelopen jaar ontving ik echter alleen maar positieve berichten, zowel in mijn gastenboek als over de mail. Ik stel het ook zeer op prijs dat als mensen tevreden zijn met mijn advies en daar baat bij hebben, ze hiervan melding maken in mijn gastenboek. De beste reclame is een tevreden klant. En zoveel mogelijk tevreden klanten is mijn doel. Indirect hoop ik dat e.e.a. bijdraagt aan het behoud van de duivensport. Ik streef ernaar om zoveel mogelijk mensen bij de sport te houden door een steentje bij te dragen aan het vergroten van het plezier dat ze aan de duivensport beleven. Veel nieuwe aanwas komt er immers niet, dus voorkomen dat mensen afhaken vind ik net zo belangrijk als nieuwe leden werven. In dit verband haal ik ook even een mailtje aan dat ik vandaag ontving met ondermeer de volgende tekst “nogmaals bedankt, het communiceren met jou motiveert mij enorm om goed met de duiven door te gaan want soms denk ik daar wel eens anders over.”

Zoals gezegd is er weinig nieuwe aanwas van postduivenliefhebbers, maar ze zijn er gelukkig nog wel. Een van die nieuwe postduivenliefhebbers is Henri Akkerman uit Willemsoord. Henri is 30 jaar oud en één jaar actief als postduivenliefhebber. Hij heeft eerst 5 jaar sierduiven gekweekt, namelijk Oud Hollandse Meeuwen, Nederlandse Helmduiven en Damasceners, waarmee hij redelijk succesvol is geweest. Zijn beste prestaties met de sierduiven was twee maal algemeen kampioen op een show met daarnaast meerdere tweede en derde plaatsen. Henri heeft de overstap naar de postduiven gemaakt onder invloed van zijn schoonvader Luut van Benthem uit Vollenhove. Hij heeft het hok zelf gebouwd samen met zijn opa. Zijn eerste duiven zijn afkomstig van zijn schoonvader en enkele bevriende duivenliefhebbers waaronder Peter van der Haar uit Staphorst en Richard Reuling uit Didam. Afgelopen jaar heeft Henri voor het eerst meegevlogen met de jonge duiven. Een paar keer leuk op de verenigingsuitslag te staan was zijn doel voor dat eerste jaar en dat is hem gelukt. Hij eindigde op de 11e plaats bij de jonge duiven van de 26 spelende liefhebbers in zijn vereniging PV de Doorzetters uit Steenwijkerwold, een sterke vereniging met ongeveer 50 leden waaronder een paar die landelijke bekendheid genieten zoals de gebroeders Limburg, Herman Brinkman, Gerrit van Vilsteren en niet te vergeten Adri Kors. Om als beginneling je naam tussen dergelijke kampioenen op de uitslag te krijgen valt absoluut niet mee. Daar is Henri inmiddels ook wel achter.

Gevraagd naar wat Henri moeilijk vindt aan de postduivensport, antwoordt hij dat er zoveel meer factoren zijn waarmee je rekening moet houden, dan dat hij gewend was bij het houden en fokken van sierduiven. Hij noemt als de drie belangrijkste de duif, het hok en de voeding. Dat zijn in mijn ogen ook precies die dingen waarom het draait in de duivensport. Henri geeft aan dat het opdoen van de kennis om welke eigenschappen het draait bij een goede postduif niet iets is wat snel onder de knie is te krijgen. Waaraan kun je bijvoorbeeld een goede kweek- of vliegduif herkennen? Bij een sierduif zijn dit veelal uiterlijke kenmerken, maar bij een postduif ligt dat een stuk gecompliceerder. Daar heeft hij gelijk in. De postduivensport is sowieso veel gecompliceerder dan de sierduivenwereld. Alles wordt veel professioneler aangepakt en de prijzen van de duiven liggen vele malen hoger dan bij sierduiven. Henri vindt het als beginnende liefhebber dan ook lastig om aan goede duiven te komen omdat hij de weg niet weet in de postduivenwereld. Dit probleem kennen de meeste liefhebbers en beslist niet alleen beginners. Zeker als je over een niet al te ruim budget beschikt is de kans dat je verdwaalt in het doolhof van het aanbod van duiven erg groot. Je kunt je geld maar eenmaal uitgeven en een miskoop is sneller gedaan dan dat je een kampioen aanschaft. Binnen mijn netwerk zijn er gelukkig genoeg liefhebbers die beginners als Henri zonder grote investeringen een flink eind op weg willen helpen. Daarnaast is er het aspect hok dat Henri voor de nodige vraagtekens plaatste. Het hok dat hij met zijn opa had gebouwd bleek klimatologisch niet helemaal te voldoen (ventilatie en luchtvochtigheid). Vervolgens werd clubgenoot John Limburg ingeschakeld die bekend staat als een deskundige op dit gebied (en die ik ook graag meevraag als ik naar een liefhebber ga waarbij ik geconstateerd heb dat het niet goed zit met het hok). Op zijn advies worden deze winter daarom een aantal aanpassingen aan het hok verricht. En als derde moeilijk aspect noemt Henri de voeding en de invloed hiervan op de conditie van de duiven. Hij heeft de afgelopen periode in duivenboeken, op internet en via de bekende duivenbladen op dit gebied inmiddels al heel wat opgestoken. Wanneer hij daarnaast zijn oren goed te luisteren legt bij de kampioenen in zijn club, zal hij dit aspect ook wel onder de knie gaan krijgen, is mijn inschatting. De successen zullen als het een beetje wil meezitten dan beslist ook wel gaan komen.

 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl