31 december 2015

 Hennie Beumer - Deventer / De gewone liefhebber.7

Een naam die ik de afgelopen jaren regelmatig voorbij heb zien komen op forum het Praathuis, alsmede op stamkaarten van duiven bij liefhebbers waarvoor ik de duiven koppel, is die van Hennie Beumer uit Deventer. Door wat ik van hem las en hetgeen ik over hem hoorde, werd ik nieuwsgierig naar deze liefhebber en maakte ik met Hennie een afspraak voor een bezoekje. Ondanks dat er zo hier en daar wel een aantal nazaten van zijn duiven op verschillende hokken in de ruime omgeving van Deventer zitten, behoort Hennie niet tot de grote kampioenen van zijn afdeling, maar valt hij eerder onder de categorie gewone liefhebbers. Omdat juist de verhalen van die gewone liefhebbers die hun hele leven in de duivensport zitten veel herkenning oproepen bij mijn lezers, vond ik Hennie dan ook bij uitstek iemand voor mijn columns/minireportages over de gewone liefhebber. En omdat we weer midden in de periode van internetveilingen zitten heb ik hem met name gevraagd naar zijn mening over het aanschaffen van duiven.

Hennie is 74 jaar en zit 60 jaar in de duivensport. Hij heeft vele ups en downs meegemaakt in zijn duivenloopbaan en is inmiddels op het punt aangekomen dat plezier aan de duiven beleven voor hem belangrijker is dan een plaats op een podium. “Ik heb genoeg gepresteerd en hoef niets meer te bereiken. Ik zie ze graag van de vlucht thuiskomen en wacht ze samen met mijn kleinzoon (9 jaar) op. Hij heeft in mijn hok een aantal eigen duiven. We maken er altijd een spelletje van wiens duiven het eerste thuiskomen. Als hij 1e is krijgt hij van mij een prijs.” Op mijn vraag hoe het komt dat ik zo hier en daar zijn naam nog wel eens tegenkom op stamkaarten, geeft Hennie aan dat dit niet komt omdat hij een handelaar is. Dat is hij beslist niet zegt hij; “Ik heb in mijn leven veel liefhebbers geholpen met advies en begeleiding en een aantal van hen heb ik een volledige ronde late jongen gegeven. Ik geef gemakkelijk een duif weg en beleef er plezier aan als iemand daar mee slaagt. Ik ben dan ook absoluut geen liefhebber van de hedendaagse duivenhandel. Er worden tegenwoordig zoveel duiven verkocht (vooral via internet) waaronder ook duiven die vroeger voor de slacht weg zouden gaan. Ik heb zelf nauwelijks ruimte voor kwekers dus goede bevlogen duiven die te oud worden, verkoop ik ook meestal voor een vrienden prijs. En vaak zijn die kopers daar goed mee.” Op mijn vraag hoe hij zelf te werk zou gaan als hij weer helemaal op nieuw zou moeten starten, geeft Hennie aan dat hij eerst de uitslagen goed zou uitpluizen en vervolgens naar een kleine onbekende melker zou gaan die grote prijspercentages speelt met veel kopprijzen. “Ik zou dan jongen willen hebben uit duiven die in de kop van de uitslag vliegen. Nu zullen de meeste liefhebbers niet direct hun beste duiven weg doen, tenzij je met een extra goed gevulde beurs op pad gaat en geen problemen hebt met het betalen van bedragen van duizend euro en meer voor een duif. Want uiteindelijk is voor veel geld bijna elke duif te koop. Maar de gemiddelde duivenliefhebber heeft geen duizenden euro’s te besteden, dus is deze afhankelijk van de goede wil van de desbetreffende liefhebber om hem de jongen uit zijn beste duiven te gunnen voor een redelijke prijs. Je krijgt over het algemeen alleen goede duiven als het klikt met een liefhebber.”

Hennie is in zijn beginperiode eind jaren 50 net als bijna iedereen met krijgertjes begonnen. Na verloop van tijd moesten deze plaats maken voor goede duiven. Om succes in de duivensport te behalen zal je toch echt goede duiven moeten hebben, zegt hij. Bij Hennie kwamen de successen vooral uit nazaten van duiven die hij aanschafte bij de al jaren goed spelende liefhebbers als G Schuiling, Gebroeders Borgmans en W. Scholten. “De meeste van mijn duiven stammen af van deze basisduiven. Ik haal niet zo vaak duiven bij. Het meeste wat te koop aangeboden wordt zijn immers duiven die de liefhebber zelf niet (meer) op zijn hok wil hebben. Het zijn ook dikwijls duiven die zelf niets gepresteerd hebben. Die wil ik sowieso niet op mijn kweekhok. Sporadisch haal ik wat bij van een vriend die goed vliegt. Toevallig heb ik de afgelopen twee jaar wel wat vers bloed bijgehaald bij een bevriende en goed spelende liefhebber hier uit de stad, namelijk Hans Muntstege. Ik ben doorgaans best wel voorzichtig om duiven in mijn eigen stammetje in te brengen. Een goede afstamming is sowieso belangrijk en ze moeten bij mijn duiven en mijn systeem van verzorging passen. In die zin ben ik het wel met John Hazeleger eens die in één van jouw columns zei dat er teveel wordt gekocht zonder dat men zich afvraagt of deze duif wel geschikt is voor hun hok. Ik deel zijn mening dat je eerst naar je eigen situatie moet kijken voordat je wat gaat aanschaffen. Men koopt veel te gemakkelijk en meestal alleen op basis van de stamkaart.”

Hennie heeft recent een schouderoperatie ondergaan en kon hierdoor ruim drie weken zijn duiven niet verzorgen. Gedurende die periode heeft zijn vrouw ze verzorgd. Inmiddels kan hij zijn duiven weer zelf verzorgen en dat is maar goed ook want sinds kort zitten de kwekers van de eerdergenoemde Hans Muntstege ook bij Hennie. Deze had zijn kwekers eerst elders ondergebracht, maar nadat deze persoon last van zijn longen kreeg, moesten de duiven daar weg. Hennie had net zijn kweekafdeling leeg staan dus bood hij aan dat Hans ze bij hem kon plaatsen. De jongen worden onder elkaar verdeeld. En zo kan Hennie zijn duivenbestand naar een hoger niveau brengen zonder dat hij daarvoor hoeft te investeren. Het betreft namelijk allemaal duiven die hun kweekwaarde al bewezen hebben. Ik hoop dat Hennie zijn gezondheid het toelaat dat hij de vruchten van deze samenwerking mag gaan plukken en dat hij nog vele jaren van zijn duiven zal kunnen genieten. 


10 december 2015

Combinatie Post - Urk / Vliegen in combinatie.3

Een van de hoofdpersonen van mijn vorige item over dit onderwerp, Andries Eekhof uit Joure, is afgelopen jaar met de duivensport gestopt na het overlijden van zijn vader waarna het huis van zijn vader waar de hokken stonden, moest worden verkocht. Met zijn compagnon samen heeft hij nog wel een paar duiven, maar daar deze hoog bejaard is, moet er een flinke stap terug gedaan worden. Ook de combinatie die in deze column centraal staat, namelijk de combinatie Post op Urk kreeg afgelopen jaar met een sterfgeval te maken. Aanvankelijk begonnen zij vorig jaar als driemanschap. Jaap 64 jaar, zijn zoon Jacob 37 jaar en Cees de broer van Jaap, die afgelopen jaar is overleden en slechts 59 jaar is geworden. Cees vormde hiervoor samen met zijn broer Jan enkele jaren een combinatie en deed zo ervaring in de duivensport op. Jaap ging wel eens bij Cees kijken en kreeg zo interesse in de duivensport. Toen zoon Jacob die vanwege zijn werk veel van huis is, aangaf wel iets te voelen voor een combinatie om gezamenlijk de duivensport te gaan beoefenen, werden de koppen bij elkaar gestoken, plannen gemaakt, boeken gelezen en internet afgestroopt. En zo werd eind 2014 de combinatie Post geboren.

Allereerst werd er een duivenhok aangeschaft bij Hokkenbouw (Harger) Eikelboom uit Swifterbant. Ze kozen voor dit bedrijf omdat Harger zelf ook duivenliefhebber is. Verder waren er via Cees contacten met Dirk Huizinga uit Emmeloord van wie er een aantal duiven kwamen, gevolgd door enkele duiven van Gert Jan Beute en van diverse liefhebbers via internet. Jacob is de onderzoeker van de combinatie en had mij al eerder ingeschakeld om hen te coachen. Het enthousiasme droop er bij de mannen af zodat ik deze klus graag aanpakte. Aangezien Jaap en Jacob echt helemaal niets van duiven wisten, moesten hen hele basale zaken worden bijgebracht. Je moet dan denken aan vragen als hoe houd ik een duif vast, het onderscheid in duivenkleuren en deze kunnen benoemen, hoe vaak laat ik de duiven los per dag, wanneer kan ik een jonge duif gaan opleren, enz. Jacob gaf in het begin meteen al aan, dat ondanks dat hij op mijn advies een paar duivenboeken had gelezen, hij elke dag wel weer nieuwe vragen had. Dat schrok mij niet af, maar ik ben wel begonnen om structuur aan te brengen, door stapjes te beschrijven en mee te denken over een plan van aanpak.

Omdat er niet van twee erven tegelijk mag worden gevlogen, vloog Cees vanaf zijn eigen adres en gingen Jaap en Jacob het afgelopen jaar van start met de jonge duiven op het nieuwe hok. De 8 kweekkoppels samengesteld uit de laatjes van Dirk Huizinga en de via Gert Jan Beute en internet aangeschafte duiven werden op 15 februari gekoppeld. Dat ging zeer voorspoedig, evenals het op eieren komen en het opgroeien van de jongen. Aangezien het eerste jaar vooral in het teken van leren en ervaring opdoen stond, hadden we met elkaar besloten het niet meteen te ingewikkeld te maken en de jongen niet te verduisteren. Dit ook, omdat er steeds jongen werden bijgezet gedurende de zomer tot een paar weken voor de eerste vlucht. Het seizoen begon prachtig voor hen met een eerste plaats voor Cees in de vereniging en Jaap en Jacob twee duiven bij de eerste 10. De volgende vluchten ging het wat minder, maar ze wisten toch elke vlucht de uitslag te behalen. De ene keer wat vroeger als de andere keer, maar om als beginner in je eerste jaar als duivenmelker er met onverduisterde jongen alle vluchten bij te zitten is een prima resultaat, waar ze zelf ook met tevredenheid op terugkijken. “We hebben redelijk gevlogen en geleerd van onze fouten. Er is voor ons immers nog veel te leren. Het verzorgen gaat ons beter af dan we vooraf hadden gedacht. Maar het zien of een duif in conditie is en het herkennen van ziektes is bijvoorbeeld iets dat we nog moeten leren. We leren elke dag bij en we zijn blij dat Nico (de-duivencoach.nl) op ons pad gekomen is. Een van de dingen we van hem hebben geleerd is dat we iets harder moeten worden. En dat vinden we best lastig want we zijn vooral dierenvrienden en elke duif is ons eigenlijk even dierbaar. Duiven opruimen doen we dan ook niet graag. Ook halen we elke verdwaalde duif op. Maar we beseffen wel dat willen we vooruit komen dat selectie daar een onderdeel van is. En vooruit komen willen we uiteraard wel graag. We hopen ieder jaar een stapje vooruit te zetten. We hopen volgend jaar de mooie uitslag van Cees met o.a. de 1e, 5e en 7e te verbeteren. Helaas kan Cees dat niet meer meemaken, maar zijn zoon Harm zal de hobby van zijn vader voortzetten.”

De combinatie Post is niet van plan het grootschalig aan te pakken en daarvoor hebben ze ook niet de ruimte. Jaap heeft maar een klein binnenplaatsje dat al grotendeels is volgebouwd. Er is plaats voor 8 kweekkoppels, 12 koppels vliegduiven en zo’n 35 jongen. Maar met zo’n bescheiden ploeg is het maar mijn mening ook goed mogelijk om mooie successen te behalen in de duivensport, als je je zelf maar realistische doelen stelt. Maar voorlopig staat de hele duivensportbeleving bij Jaap en Jacob in het teken van leren en ervaren en vooral ook genieten. En genieten doen ze van alle aspecten. En dat varieert van het zien uitkomen van een ei tot aan het verzorgen van een verdwaalde duif en te horen krijgen dat die zijn hok weer gevonden heeft. Jaap geeft aan dat ze dit jaar veel duiven hebben opgevangen en verzorgd. Het behalen van een mogelijk kampioenschap in de toekomst, is iets waar ze (nog) helemaal niet mee bezig zijn. Zo hebben ze ook nog geen keuze gemaakt voor een spelsoort, hoewel voor 2016 met het jonge duivenspel alles uit de kast gehaald zal worden om daar een aantal mooie uitslagen op te gaan maken. Om die reden wordt aankomend jaar dan ook aan winterkweek gedaan. En ook zullen de jongen van de ronde daarna worden verduisterd. Er wordt in ieder geval alles aan gedaan om het aankomende jaar de ingezette lijn om de uitslag niet te missen, voort te zetten en zover dat binnen mijn mogelijkheden ligt, zal ik hen uiteraard bijstaan dit bescheiden doel te behalen.


27 November 2015

Peter en Atie Sannen - Radewijk / Specialisatie onvermijdelijk (4)

Twee jaar geleden schreef ik over specialisatie dat wanneer je de strijd met grote professionele hokken aan wil gaan, je de meeste kans op succes hebt wanneer je je op een onderdeel specialiseert waar de kansen op een overwinning min of meer gelijk zijn. Sindsdien is het aantal liefhebbers nog verder afgenomen, hetgeen in bepaalde gebieden van ons land tot gevolg heeft dat er steeds meer liefhebbers op plaatsen wonen waar in de wijde omtrek geen andere liefhebbers te bekennen zijn. Dat betekent in veel gevallen meteen ook dat men daar op de korte disciplines vrijwel kansloos is voor een overwinning. Het is niet voor niets dat je in grote delen van ons land ziet dat de specialisatie op dagfond en overnachtfond steeds meer toeneemt. Net als de vorige liefhebber die centraal stond in de column over dit onderwerp, Reijer Bronkhorst uit Uddel, heeft ook de hoofdpersoon van deze column/minireportage zich op de overnachtfond gespecialiseerd. Dat betreft Peter Sannen uit Radewijk die wordt bijgestaan door zijn vrouw Atie.

Peter is 47 jaar en heeft vanaf zijn 12e jaar duiven. Hij is geboren in Doorn en woonde met zijn ouders naast een oom die een hok met sierduiven had. Toen zich daar op een gegeven moment een postduif bij aansloot, werd dat Peters duif. Hij was zeer gefascineerd door het feit dat een duif los kon rondvliegen en vervolgens weer terug op het hok kwam. In de jaren negentig besloot Peter zich op de overnachtfond toe te gaan leggen. Hij zegt hier zelf over; “Wij zijn niet van het snelle werk. Winnen op een seconde tijdsverschil is voor ons niet interessant. De prestaties zijn dan in onze ogen gelijk. We hebben meer respect voor een fond-prestatie. Duiven die dat klaarspelen hebben iets extra’s. Toen wij in 1995 voor de eerste keer meededen in de Fondclub Gooi- en Eemland op de vlucht Bourges en daarop direct een eerste in de Fondclub en een 5e nationaal speelden, waren we echt verkocht voor de fond. De herinnering aan deze prestatie is nog levend. Ook de 54e nationaal Limoges in 2008 tegen 13.239 duiven is een mooi resultaat dat ons goed is bijgebleven. Dit soort mooie prestaties herhalen is ons doel. Kampioenschappen zeggen ons niet zo veel.”         

Peter geeft aan dat hij mijn stelling deelt dat je alleen middels specialisatie op een onderdeel met zoveel mogelijk dezelfde kansen, in deze huidige tijd nog succesvol kunt zijn. “Als je niet je hele leven wilt laten beheersen door de duiven is specialisatie een must. Ondanks dat ben je toch nog behoorlijk gebonden door de sport. Zonder een behoorlijke dagelijkse inspanning komen er geen resultaten.” Peter merkt hierbij op dat hij zonder de hulp van zijn vrouw Atie al lang zou zijn gestopt; “Atie denkt mee, helpt mee (verzorgt de duiven als ik naar mijn werk ben) en deelt de spanning tijdens de wedstrijden. Dat is heel prettig.” Peter geeft tevens aan dat Atie en hij nog de enige fondspelers zijn in zijn vereniging de Vechtevliegers in Gramsbergen. Maar aankomend jaar krijgen ze gezelschap van een clublid die overstapt naar de overnachtfond. Wie weet volgen er in de toekomst dan nog meer.

Voor Peter is er meer dan alleen het winnen van een vroege prijs wat hem aantrekt in de duivensport; “Het thuiskomen van een duif na een lange zware vlucht is natuurlijk het mooiste wat er is. Als een duif je verrast geeft dat een kick. Maar ook beleef ik veel plezier aan het zien trainen van de duiven. Als je ploeg hard en lang traint geeft dit een machtig tevreden gevoel. Verder vind ik het fijn dat je via de duivensport mensen leert kennen. Het sociale gebeuren in de vereniging en daar om heen is ook leuk.” Peter noemt zichzelf redelijk fanatiek, maar het internet afstropen naar betere duiven is aan hem niet besteed, evenmin als uitgebalanceerde voedingsschema’s en de vele bijproducten; “We voeren in het seizoen Beyer Koopman aangevuld met veel snoepzaad en hennepzaad. Buiten een gevarieerde mengeling van een juiste samenstelling en goed grit/roodsteen en af en toe een vitamientje, vinden we bijproducten totaal onbelangrijk. Ik denk dat er door veel liefhebbers onnodig veel geld aan uit wordt gegeven, welke beter gebruikt zou kunnen worden voor de aankoop van een goede duif of advies over het hok. Alleen de verkoper wordt hier beter van. Er worden extracten verkocht voor € 50,- per liter. Dit is echt absurd in mijn ogen en maakt de sport onnodig duur.”

Tot slot nog enkele vragen

Zijn er zaken die je lastig/moeilijk vindt?

Ja. Op dit moment vind ik het lastig om mijn hok goed te krijgen. Over hokken wordt maar weinig geschreven, terwijl ik denk dat dit het belangrijkste uitgangspunt is op weg naar succes. Elk hok is weer anders en de ligging is medebepalend. Er zou in rapportages  meer over moeten worden geschreven met foto’s erbij. Je kunt geen goede duiven spelen en selecteren op een slecht functionerend hok. Ook al koop je de beste duiven.

Voor specialisatie op de overnacht en zeker in het noorden van het land heb je wel krachtpatsers nodig, heb je die?

Ja dat wel. Onze duiven komen ook bij specialisten op de grote fond hier uit het noorden zoals Bennie Homma, de Gebroeders Limburg en Michel Schuurmans. We hopen hiermee een kwalitatief goed hok duiven op te bouwen. We letten daarbij wel op uiterlijke kenmerken zoals goed gebouwd, goed gespierd, goed gekleurde ogen en een goed verenpak, maar de mand is voor ons allesbepalend. We zullen niet zo snel een duif opruimen als deze op een onderdeel wat minder goed bedeeld is. Niet te snel veroordelen dus. Wilskracht en taaiheid van het gestel zijn voor de fond zeer belangrijke eigenschappen en die komen toch vooral naar boven op de wedvluchten.


14 november 2015

 Jan van Keulen – Asten / Een herstart maken.5

De periode dat drie van de vier herstarters uit mijn vorige columns over dit onderwerp zonder duiven waren varieerde van 15 tot 28 jaar. Alleen Hendrie Beelen die 10 jaar lang deel uitgemaakt heeft van de succesvolle combinatie Beelen, is na het uiteenvallen van de combinatie en de verkoop van de duiven, direct weer voor zichzelf opnieuw begonnen. De liefhebber die in deze column centraal staat behoort tot dezelfde categorie herstarters als de laatst genoemde. Het betreft de 67 jarige Jan van Keulen die met een onderbreking van een jaar of vijf in zijn tienertijd, al vanaf zijn 7e jaar in de duivensport zit. Jan geniet in duivensportland redelijke bekendheid vanwege de grote successen die hij gedurende vele jaren geboekt heeft, met name op de overnachtfond. In 2011 heeft hij vanwege ernstige problemen met zijn gezondheid, zijn kolonie totaal verkocht met uitzondering van de jonge duiven.

Jan zijn eerste kennismaking met de duivensport was als ventje van een jaar of zeven. Hij kreeg zijn eerste twee duiven van Pietje de Vijver die zijn ouders hielp bij het hooien.  Deze werden in een leegstaand opfokhokje voor kuikens gestopt. Hier kwamen al snel duiven bij van Jan Maas die tussen zijn kippen ook wat duiven had zitten. Na verloop van tijd werden deze ongeringde postduiven vervangen door geringde exemplaren en werd hij lid van een duivenvereniging. Hij was toen 12 jaar en moest het meteen tegen de senioren opnemen want het fenomeen jeuglid kende men toen nog niet. Zonder enige hulp heeft Jan (zoals hij het zelf zegt) alles uitgevogeld en vooral veel geluisterd naar de oudere liefhebbers van zijn toenmalige club de Peelkruisers in Someren. Met veel vallen en opstaan heeft Jan “het melken” in zijn vingers gekregen. Hij had het geluk meteen al over een paar knappe jonge duiven te beschikken (jongen uit een opgevangen Belg) waarmee hij de eerste of tweede vlucht al meteen de eerste speelde, ondanks dat deze duif 5 minuten buiten was blijven zitten. Dit was het begin van een succesvolle duivenloopbaan. Zo won Jan onder andere een 2e, 3e en 5e nationaal Barcelona, een 4e nationaal Perpignan en een 8e nationaal St Vincent en verwierf hij grote roem met zijn Chebet die de beste Barcelona duif van Nederland was over vier jaar. Deze Chebet die van 1990 was, zie ik nog regelmatig terug in stambomen van duiven die zich in de kop van de nationale uitslagen plaatsen.  Zie ook Jan zijn facebookpagina http://members.chello.nl/j.keulen4/

Na de verkoping van al zijn meerjaarse duiven heeft Jan met de jongen van 2011 een doorstart gemaakt. Dat leek in 2012 meteen al aardig te gaan lukken. Met name op Cahors waarop hij met 18 jaarlingen mee 9 goede prijzen pakte. Maar in november 2012 werd er, naast de gezondheidsproblemen die hij al had, ook nog prostaat kanker bij hem geconstateerd. Gedurende het hele jaar 2013 verkeerde hij in de medische molen van onderzoeken en bestralingen en speelden de duiven nog maar een zeer kleine rol in zijn leven. Gelukkig kwam hij er weer bovenop en vanaf 2014 wordt er samen met zijn zoon weer een poging gedaan om de vroegere successen te gaan evenaren. Maar een nieuwe start maken met een bijna geheel ander soort duiven en daarnaast geplaagd te worden door veel lichamelijk ongemak, dat valt niet mee, zegt Jan. “Maar ik geef niet gauw op en zal toch proberen om nog enkele jaren leuk mee te spelen. Mijn duivenloopbaan afsluiten met een 1e nationaal zou ook wel erg leuk zijn. En onmogelijk is dat niet. Ik heb er tenslotte al een aantal malen dicht bij gezeten.”

Je zou verwachten dat iemand als Jan die kan terugkijken op enkele decennia goed tot zeer goed presteren, de duivensport zo in zijn vingers heeft dat hij er met een paar jaar wel weer zal staan. Toch vind Jan dat niet zo vanzelfsprekend. “Succes komt je niet zomaar aanwaaien. Daar moet je zelf veel voor doen en je krijgt zeker niet vanzelf een topkolonie op je hok. Zeker in deze tijd van professionalisering die het gevolg is van de specialisatie en waarin concoursen die vroeger dagen openstonden nu binnen een paar uur zijn afgesloten, moet je van goeden huize komen om aan de top te geraken. Daar wordt wel wat te gemakkelijk over gedacht. Iedereen die een eerste speelt denkt meteen dat hij miljonair kan worden.” Ik denk dat Jan niet zo ver van de werkelijkheid afzit met deze uitspraken, maar toch heeft hij op de gemiddelde herstarter en vooral op degene die er tientallen jaren uit is geweest, een flinke voorsprong. Ik stelde hem daarom de vraag hoe een herstarter die er lang uit is geweest, het nu het beste zou kunnen aanpakken. “Allereerst moet je sterk in je schoenen staan en hoe meer levenservaring je mee brengt, des te groter zijn de kansen dat je slaagt om aan de top te raken. Verder moet je vooral goed luisteren naar liefhebbers die al jaren goed spelen. Helaas vertellen die lang niet altijd hoe ze het doen. Er zijn er nogal wat die alleen hun eigen straatje zo schoon mogelijk vegen. Er wordt ontzettend veel onzin verteld. Weinigen komen uit voor de vele fouten die ze gemaakt hebben. Vandaar dat mensenkennis en levenservaring zo belangrijk is. En dat geldt ook bij de aanschaf van duiven. Contacten zijn ontzettend belangrijk. Je kan met een bonnetje en wat geluk een heel eind komen. Wanneer je door iemand goed geholpen bent en je hebt een goed gevoel bij die man, ga daar dan terug.

Omdat Jan vrijwel zijn hele leven in de duivensport zit en zelf jarenlang op topniveau heeft gepresteerd kent hij de duivenwereld erg goed. Toen ik hem vroeg van wie hij het meest heeft opgestoken, noemde hij direct de naam van de levende legende Jan Theelen. Verder zit hij regelmatig op internet en leest hij Duifke Lacht en Top Wings. Jan is het met mij eens dat wanneer je je ogen goed open hebt je tegenwoordig veel gemakkelijker aan de juiste informatie komt dan vroeger, maar je moet deze info net als de duiven zelf, goed kunnen selecteren. Een beginnend liefhebber die bij Jan te rade zal gaan, klopt zeker niet tevergeefs bij hem aan. Wanneer hij iemand helpen kan doet hij dat.

Ik sluit deze column/minireportage over een bijzondere liefhebber af met net zo bijzondere anekdote.

Tijdens het vliegseizoen van 2001 reed Jan samen met zijn duivenvrienden Jan Bernards, Rik Stevens en Huub Nijs elke maandag naar Maastricht om hun duiven te lappen. Zo ook op de maandag nadat in het weekeinde Barcelona was vervlogen. Natuurlijk ging het gesprek over Barcelona en de vrienden wisselden hun ervaringen uit. Jan had er op dat moment nog slechts eentje thuis van de vier. Terwijl ze de duiven individueel aan het lossen waren, komt er ineens van het dak van het hotel Applebees waar ze altijd koffie dronken, een duif naar beneden gevlogen die naast de auto op de grond landt. Jan loopt naar de auto en bekijkt de duif die wel heel erg op een duif van hem zelf lijkt. Hij probeert de duif te pakken maar die vliegt weer naar het dak van het hotel. Jan loopt vervolgens naar zijn duivenmaten en vertelt hen dat deze duif zeer waarschijnlijk zijn 2e getekende van Barcelona is. Natuurlijk wordt hij door hen uitgelachen. Je bent rijp voor een inrichting wordt er gezegd. Maar Jan geeft het niet op. Hij vraagt aan Huub Nijs of deze zijn lege mand geopend bij de auto wil neerzetten. Huub doet dat en vervolgens komt de duivin weer naar beneden en loopt de mand in. En ja hoor het is zijn 2e getekende. Vanaf die tijd ging ze door het leven als Miss Applebees. Het jaar daarop ging ze weer naar Barcelona waarop ze de 77e nationaal won (8713 d.) en de 109e internationaal tegen bijna 30.000 duiven. Uiteraard was dit voor Jan één van de mooiste gebeurtenissen uit zijn hele duivenloopbaan!


26 oktober 2015

Jeugd en Duivensport.7 / Job v.d. Horn - Eenrum

Daar dit inmiddels de zestiende column is waarin ik over één of meerdere jeugdleden schrijf, heb ik de vorige columns waarin het onderwerp jeugd aan de orde kwam, nog eens doorgelezen. Enerzijds om herhalingen te voorkomen en te zien welke aspecten nog niet aan de orde zijn geweest. En anderzijds wilde ik eens nagaan wie van deze toenmalige jeugdleden nu nog jeugdlid is en wie van hen nog actief met duiven speelt. Het aantal jeugdleden in de duivensport is immers, net als het aantal volwassen liefhebbers dat actief is in de duivensport, al jaren dalende. Tussen 2010 en 2012 heb ik 12 jeugdleden bezocht waarvan een aantal in combinatie met hun vader speelde(n) of door vader geholpen werd. De meeste van hen of hun vader heb ik onlangs benaderd. Tot mijn verrassing zijn er van deze 12 nog 10 actief in de duivensport en de andere twee volgen de duivensport zo goed en kwaad als het kan, voornamelijk in de weekenden, omdat ze studeren en doordeweeks uithuizig zijn. Maar geen van hen heeft de duivensport de rug toegekeerd.

Met het jeugdlid dat deze keer centraal staat in mijn column/minireportage kwam ik in contact door Max van der Zwaag. Deze keurmeester uit het hoge noorden is actief in het stimuleren van de duivensport en in die hoedanigheid benaderde hij me of ik een bon wilde schenken voor een jeugdevenement van een commissie waarvan hij deel uitmaakt. Het betreft de jeugdcommissie van afdeling 10 bestaande uit Gerard Temmen, Hendrikus Ruiter, Tim Boelens, Johan Steenbergen en Max van der Zwaag. De afdeling heeft tussen de 60 en 90 jeugdleden. Het doel van deze commissie is deze jeugdleden geven wat ze verdienen, namelijk aandacht en het gevoel dat ze er bij horen. Voor de jeugd is er een jaarlijkse jeugd-dag met activiteiten zoals spelletjes met een prijsuitreiking van de kampioenschapen en uitreiking van de gratis gewonnen prijzen tijdens het vluchtseizoen. De prijsuitreiking is jaarlijks in het bij oudere jongeren (vooral bij liefhebbers van de bluesmuziek van Cuby & the Blizzards) bekende café/restaurant Hofsteenge te Grollo. In 2015 was er voor elk jeugdlid een hokbezoek geregeld die ze via loting op de jeugd-dag hebben gekregen. Ook waren er door sponsors duivenbenodigdheden geschonken. Op de jeugd-dag waren er 26 jeugdleden met broer/zus vriend/vriendin & ouders/begeleiders aanwezig. In totaal 65 personen. Het was een geslaagde dag aldus Max die aangaf dat er in maart 2016 weer een dergelijke dag zal worden georganiseerd.

Mijn bon zou er uit bestaan dat het betreffende jeugdlid een dag met mij op stap zou mogen bij het afleggen van hokbezoeken. In overleg met de winnaar van dit hokbezoek, Job van de Horn uit Eenrum, besloten we dit echter om te zetten in een hokbezoek van mij aan hem waarbij ik zijn duiven zou beoordelen en hem tevens tips over de verzorging zou verstrekken. Dit bezoek mondde later uit in een gezellige middag duiven beoordelen in Eenrum bij de bekende overnachtspeler Hielko Postma, waarbij ook twee andere jeugdleden met een aantal van hun duiven kwamen.

Job is 13 jaar en heeft 4 jaar duiven. Hij heeft kennis met de duivensport gemaakt via een neef van zijn vader (Gerard Terpstra). Deze had tijdens een bezoek bij Job thuis twee duiven bij zich en vertelde toen, dat wanneer hij ze los zou laten, deze rechtstreeks naar zijn huis zouden vliegen. Toen Job dat niet geloofde kreeg Job van hem een jonge postduif zodat hij dit zelf ook kon ervaren. En het duurde vervolgens niet lang voordat er een echt postduivenhok in de tuin stond. Inmiddels staan er vier hokken van bij elkaar zo’n 20 vierkante meter op het ruime erf achter het ouderlijk huis. De hokken zijn door zijn vader gebouwd met hulp van Job. Inmiddels zitten daar zo’n 65 duiven op. Hij heeft duiven van verschillende liefhebbers gekregen en ook hebben zijn ouders een paar duiven voor hem gekocht bij de bekende tandem Kroeze Helmholt die vorig jaar nog nationaal hokkampioen dagfond was. Zijn ouders staan achter de hobby van hun zoon en steunen hem vooral financieel. Zoals gezegd heeft hij familie met duiven. Naast de hiervoor genoemde Gerard Terpstra is er nog een oom met duiven, Reindert Meijer die in dezelfde club als Job speelt. Voor hulp kan Job altijd terecht bij Hielko Postma die zich als een ware mentor opwerpt voor de jeugdige duivensporters in de vereniging. Hij gaat bij Job en de andere jeugdleden regelmatig even polshoogte nemen om te kijken hoe het zit met de gezondheid van de duiven en recent is hij met de jeugd een dagje naar Eijerkamp geweest. 

Een paar jaar geleden hield Job een spreekbeurt over postduiven op school. Met deze spreekbeurt heeft Job gezorgd voor de aanwas van twee andere jeugdleden, namelijk Hein Wosten en Jos van de Meer. Ze zijn lid van vereniging de Marnevliegers in Warfhuizen, een club van 22 leden (inclusief deze 3 jeugdleden). In deze regio (Rayon 1 van afdeling 10) wordt de duivensport door de meeste liefhebbers nog hobbymatig uitgevoerd, d.w.z. dat er in zijn club en rayon nog geen liefhebbers zijn die wekelijks de uitslagen domineren zoals dat elders in afdeling 10 wel gebeurt. Mede hierdoor lukt het de jeugdleden en dan met name Job om zich regelmatig aan de kop van de uitslag te klasseren. Zo stond Job al een paar keer op de lokale teletekst en daar is hij uiteraard trots op. Vooral voor jeugdleden is het wel fijn dat ze een min of meer gelijkwaardige strijd om de punten kunnen voeren en niet wekelijks mee hoeven te maken dat sommige liefhebbers er 20 of meer voor hun eerste draaien.

Job geniet van het met de duiven zelf bezig zijn. Het dagelijks laten trainen, het zien opgroeien van de jonge duiven en het thuiskomen van de duiven van een vlucht zijn voor hem de mooie dingen van het duiven houden. Zijn lievelingsduif is zwartje 448. Niet omdat ze zo goed presteert maar omdat hij haar het langste heeft. Het beoordelen van de conditie van de duiven en het zien of er iets aan mankeert vindt Job nog erg lastig. Ook zou hij graag aan een duif kunnen zien of het om een goede of slechte duif gaat (dat wil iedereen wel en is maar voor weinigen weggelegd). Er is een periode geweest dat Job alles wat hij maar over duiven kon vinden, wilde lezen. Maar inmiddels probeert hij zoveel mogelijk van de duiven zelf te leren door ze veel en zo goed mogelijk te observeren. Wel leest hij wekelijks het Spoor der Kampioenen en zo nu en dan nog iets op internet en daarnaast luistert hij goed naar de betere spelers in zijn club. Dat hij het “melken” steeds beter in de vingers krijgt is te zien aan zijn resultaten, want met het 5e keizer generale kampioenschap van de club is hij al mooi op weg naar een plaatsje op het podium. Als hij zo door gaat zal een podiumplaats dan ook niet lang meer op zich laten wachten.


7 oktober 2015

De Kleine Liefhebber.3 / Ardy Bullee - Gorinchem

De eerste kleine liefhebber die ik in mijn column beschreef was Piet Hendriks uit Nijmegen. Deze was zeer klein behuisd (bejaardenwoning met klein binnenplaatsje), kampte met gezondheidsproblemen en kon zich financieel niet al te veel extra’s veroorloven. De tweede column/minireportage over dit onderwerp betrof een liefhebber van 96 jaar die vanwege zijn hoge leeftijd beperkt was in het aantal duiven dat hij kon houden/verzorgen. Beide columns dateren al van drie jaar geleden. Het werd tijd dat ik weer eens een kleine man aan het woord zou laten. Voor de liefhebber die ik dit keer over zijn sportbeleving als kleine melker heb geïnterviewd, speelt geen enkele van de hiervoor genoemde argumenten. De reden dat deze liefhebber maar weinig duiven houdt en speelt is dat hij wil laten zien dat een andere weg dan de geëigende paden ook kan leiden tot succes. Deze liefhebber is de 52 jarige Ardy Bullee uit Gorinchem.

Ardy heeft vanaf zijn 14e jaar duiven. Echter door verschillende omstandigheden (o.a. verlaten ouderlijk huis en een top sportende dochter) is hij al drie keer met de sport gestopt en opnieuw begonnen en dit jaar volgt na een verhuizing alweer een nieuwe start. Ardy beleeft met name veel genoegen aan de uitdaging om zelf een echte topper te kweken. “Een goede prestatie op een vlucht neerzetten is lang niet zo moeilijk als een goede duif kweken. Voor een goede uitslag op een vitesse of midfond vlucht heb je niet persé goede duiven nodig. Voor de kweek daarentegen wel. Het kweken of het samenstellen van koppels vind ik enorm moeilijk. Ik geloof dan ook beslist niet in het koppels zomaar samenstellen. Het moet mogelijk zijn om sturing te geven aan de kwaliteit van de kweekresultaten.” Uit het voorgaande kun je al opmaken dat Ardy de lat hoog legt. Hij wil alleen maar echt goede duiven op zijn hok. Voor middenmoot is bij hem geen plaats. “De reden dat ik weinig duiven heb en speel heeft niets met tijd en geld te maken. Het is veel simpeler. Ik heb gewoon niet meer goede duiven. Ik ben geen vakkenvuller. Ik heb liever 1 goede dan een hok vol met middelmatige duiven. Qua selectie gebruik ik meerdere meetmomenten. Zo wordt een duif die na 3 tot 4 keer spelen geen prijs heeft gewonnen, ingehouden (volgens mij overgenomen van Alwin Petri). Het liefst zie ik aan het eind van het seizoen duiven met minimaal 50% prijs 1:10 en tenminste 1 kopprijs en die meerdere keren als eerste op het hok arriveerden. Een duif die niet als eerste op het hok kan verschijnen daar heb ik niets aan. De prijzen moeten naarmate het seizoen vordert steeds beter worden, dus geen fietsband die leegloopt maar één die steeds harder wordt.” De duiven verdienen een plekje bij Ardy  op zijn hok dus niet zo gemakkelijk. Er is simpelweg geen plaats voor probeersels of middenmoters. De totale hokruimte beslaat slechts 3 bij 1,5 meter. Het is verdeeld in 2 meter voor de oude duiven (inclusief enkele kwekers) en 1 meter voor de jonge duiven. Er wordt met maximaal 4 tot 5 ouden gespeeld. En er worden jaarlijks zo’n 20 tot 30 jongen gekweekt.

Een eerste prijs spelen vanuit een spoetnik: een 1e Bourges en een 1e Troyes

Dat je met zeer weinig duiven ook hele mooie aansprekende resultaten kunt behalen heeft Ardy al meerde malen bewezen. Zo was hij al eens 25e NPO midfondkampioen (2005) met maximaal 6 duiven per vlucht in de mand en in 2014 was hij 5e kampioen jonge duiven onaangewezen in Afdeling 7 met maximaal 10 duiven per vlucht mee. Een mooi moment voor hem was toen hij in 2012 op dezelfde dag twee duiven speelde, waarvan eentje op een vitessevlucht en de ander op een dagfondvlucht. Op de vitesse vlucht won hij de 1e prijs en op de dagfondvlucht de 2e prijs in de club. Verder heeft hij meerdere malen de eerste in de club gewonnen met één duif mee. Ook geeft het hem veel voldoening om 100 % prijs te spelen met zijn kleine vliegploeg. Inkorfbeperking is voor Ardy dan ook helemaal niet nodig. “In alle sporten is er veel ongelijkheid. Kijk bijvoorbeeld in het voetbal naar de budgetten van topclubs. Een club als Barcelona maakt bijna 500 miljoen euro omzet, tegen een begroting van 65 miljoen van Ajax en 7 miljoen van Cambuur. Degene die veel duiven inkorft zal wel een heel andere drijfveer hebben. Maar natuurlijk ben je met weinig duiven veel kwetsbaarder en moet je veel voorzichtiger zijn om te voorkomen dat je duiven verspeeld. Ook met weinig duiven dagfond spelen is zeker mogelijk, maar dan moeten je duiven daar wel geschikt voor zijn.”

Wanneer je met zo weinig duiven kweekt en speelt zal je een heel sterke basis moeten hebben, anders boer je erg snel achteruit. Er worden immers minder goede dan slechte duiven geboren en iedereen verspeelt tegenwoordig wel duiven, al zou het alleen maar aan de roofvogels zijn. Ardy bevestigt dit en geeft aan hoe hij te werk is gegaan. “De snelste en m.i. beste weg is dat je enkele nationale asduiven of olympiade duiven aanschaft en daar met beleid flink van kweekt. Ik kon me dat echter niet veroorloven en startte met zomer- en late jongen uit bewezen duiven van de Combinatie Verbree en de gebroeders Koehoorn. Hiermee moet je wel wat geluk en geduld hebben. Maar ik ben er goed mee geslaagd. Ik zie graag prestatieduiven in een stamboom over meerdere generaties. Maar daarnaast is het ook belangrijk om de uitslagen goed te lezen. Er zijn voorbeelden genoeg van liefhebbers die voor een vermogen aan duiven hebben gekocht van de hedendaagse grote namen, maar er zelf nauwelijks iets mee kunnen uitrichten. Ik hou overigens niet van duiven die in de mode zijn, maar van oude bewezen bloedstromen. Voor de rest is het vooral streng ziften. Hoe dan ook van de 10 gekochte of gekweekte jongen zijn er na een jaar 1 of 2 over.”

Tot slot enkele vragen.

Is met weinig duiven spelen nog wel mogelijk tegenwoordig? D.w.z. kun je dan nog mee doen voor een kampioenschap?

Duivensport is enorm complex en met weinig duiven spelen is complexiteit in het kwadraat. Bijvoorbeeld het laten trainen van 1 of 2 duiven gaat gewoon niet, ze zitten na 1 rondje vliegen weer op de klep. Maar meedoen voor een kampioenschap is zeker goed te doen. Maar je zult wat creatief moeten zijn en ervoor zorgen dat alles elke week weer op zijn plek valt.

Je hebt veel gelezen, duivenboeken, krantjes, etc? Wat springt er voor jou uit waar je veel van opgestoken hebt?

Ik ben een zoeker en lees veel en ben dus altijd op zoek naar onderwerpen die bij mijn systeem passen en die me verder kunnen helpen, vaak zijn dit kleine dingen. Ik kan zo geen voorbeelden noemen maar ik weet wel dat ik het vaak in de verkeerde richting heb gezocht en het mezelf te moeilijk heb gemaakt.

Wat adviseer jij andere kleine liefhebbers?

Zorg dat je het leuk vind en blijft vinden. Blijf vooral ook nieuwsgierig en hou je oren en ogen goed open, dan komt de rest vanzelf. Succes in duivensport is niet te koop en zit niet in potjes en flesjes. Alleen met passie kan je verder komen!

Hoe belangrijk is voor jou het verenigingsleven?

Het is een leuke bijkomstigheid, maar de duivensport beleef ik vooral thuis en 365 dagen per jaar.


23 september 2015

Benno Kastelein - Hengelo / Verliezen met jonge duiven voorkomen 

Er wordt de laatste tijd veel geschreven over de mogelijke oorzaken van de grote verliezen met jonge duiven. Zo heeft Hans Stephanus zich sinds vorig jaar bezig gehouden met het ontwikkelen van- en het experimenteren met een stof die er voor zorgt dat sporen van het landbouwgif (Neonicotinoïden) die zich in het duivenvoer bevinden, beter door het lichaam worden afgescheiden. Daarnaast schreef Martin van Zon in het SdK twee artikelen over dit onderwerp en focuste hij zich daarbij vooral op de gezondheid en de selectie. Ook schreef Willem Mulder een zeer uitvoerig artikel waarin hij zijn licht liet schijnen op feitelijk alle min of meer bekende oorzaken en recent las ik ook een interessante column van Kees Bosua op zijn website over dit onderwerp. Deze laatste richtte zich vooral op de trend om te voorzichtig te zijn met jonge duiven. Alle vier hiervoor genoemden hebben het m.i. volledig bij het rechte eind v.w.b. de (deel)oorzaken. Zelf heb ik me op Facebook en forum het Praathuis al eens uitgelaten over dit onderwerp, waarbij ik als één der belangrijkste oorzaken van de grote verliezen bij sommige liefhebbers beschouw, het verkeerd opleren. Feitelijk leren de meeste liefhebbers hun duiven helemaal niet op. De overgrote meerderheid lost hun jongen in grote groepen, soms wel met honderden tegelijk. Dat heeft niets met leren (oriënteren) te maken. Uit allerlei onderzoeken is gebleken dat er in zo’n groep enkele leiders zijn die bijna blind gevolgd worden. In plaats van het volgen af te leren (voor zover mogelijk, want een duif is een kuddedier) wordt dit volgen van de leiders juist gestimuleerd. Helemaal fout dus! Wanneer alle trainingsvluchtjes dus “goed” verlopen, d.w.z. de hele groep vliegt in één streep naar huis en is al voor de baas thuis, hebben 90 % van de duiven niet tot nauwelijks iets geleerd. Ik ben een groot voorstander van het individueel of in tweetallen lossen. Dat kost wel wat tijd maar van twee keer op deze manier de duif zelf de weg te laten zoeken, leren ze meer dan van 10 keer in de massa recht op huis aan te vliegen. Een tijdje terug sprak ik met Benno Kastelein over dit onderwerp. Benno had in een open brief aan de NPO zijn ongerustheid uitgesproken over de richting die de NPO en de afdelingen zijn ingeslagen, met het in zijn ogen te krampachtig bezig zijn met het organiseren van kleine concoursen, waardoor de duiven alleen maar in een zo groot mogelijk tempo in grote koppels richting hun huis kunnen vliegen. De inhoud van deze brief sluit geheel aan op mijn visie. Vandaar dat ik Benno vroeg om aan deze column over het onderwerp “verliezen met jonge duiven voorkomen”, mee te werken.

Benno is 50 jaar en heeft vrijwel zijn gehele leven al duiven. Eerst sierduiven en daar kwamen later postduiven bij. Als kind ging hij al kijken bij postduivenliefhebbers die bij hem in de buurt woonden en zo rolde hij vanzelf in de postduivensport. Hoewel hij ook het programmaspel mooi vindt heeft de overnachtfond zijn voorkeur. Daarop vroege duiven pakken dat is zijn doel, kampioenschappen volgen dan vanzelf. “Elke keer weer vind ik het machtig om ze op de klep te zien vallen helemaal vanuit Zuid-Frankrijk. Ook  geniet ik meer van vluchten met een langere concoursduur dan van een vlucht waarbij de prijzen in 10 minuten verdiend zijn. Het proberen te kweken van duiven die deze afstanden steeds sneller en gemakkelijker aan kunnen vind ik net zo mooi als de wedstrijden. Ook de sfeer onder fondliefhebbers spreekt mij over het algemeen meer aan. Zowel het gunnen als het elkaar vooruit helpen met duiven maar zeker ook met tips.” Dat Benno er goed in geslaagd is om duiven te kweken die aan de kop kunnen vliegen op de grote afstanden bewijst hij al een aantal jaren, maar dit jaar kwam de kroon op zijn werk met de 1e nationaal Cahors sector 3, wat tevens de snelste was van heel Nederland. In verschillende reportages op internet en in de duivenkranten is Benno met deze overwinning in het zonnetje gezet en in deze reportages staat uitgebreid beschreven met wat voor duiven hij deze en andere prestaties behaald en hoe de duiven worden verzorgd. Daar ga ik in deze mini reportage dan ook aan voorbij. Interessanter voor deze column is zijn visie op het verlies van jonge duiven en op de duivensport in het algemeen.

Benno steekt zijn mening over veel zaken in de duivensport niet onder stoelen en banken. Op forum “Het Praathuis”, maar ook op Facebook laat hij regelmatig van zich horen. Benno; “Ik zeg wel wat ik denk, maar ben niet zo iemand die het bij voorbaat al ergens niet mee eens is (hoop ik). Wel denk ik dat er binnen de duivensport nog veel te verbeteren valt en verbaas ik mij er soms over hoe iedereen zomaar achter elkaar aanhobbelt. De zaken in de duivensport waar ik me aan stoor probeer ik maar te accepteren, anders wordt de ergernis groter dan het plezier. Maar net als veel anderen erger ook ik me bijvoorbeeld aan het vele commentaar over slecht verlopen vluchten. We korven met z’n allen de duiven in ondanks dat er slecht weer wordt voorspeld, maar we verwachten een mooie vlucht. Zo niet dan ligt dit aan de lossingscommissie en zijn we niet te beroerd om zo snel mogelijk op bijvoorbeeld Facebook te zetten wat een eikels het zijn en dat veel duiven de dood in zijn gejaagd. Tja, zo hebben we geen PvdD nodig om onze prachtige hobby om zeep te helpen en vrijwilligers weg te jagen.”

Het thema van deze column/minireportage is verliezen van jonge duiven voorkomen en met de brief van Benno in gedachten heb ik hem hierover een aantal vragen gesteld. Benno is iemand die zelf weinig jonge duiven verspeelt dus heeft wel recht van spreken, dunkt mij.

Er worden de laatste jaren veel jonge duiven verspeeld. Daar zijn een aantal oorzaken voor te noemen, maar m.i. is de belangrijkste oorzaak de duif zelf. Mee eens?

Daar ben ik het zeker mee eens. We creëren kladvliegers en geen postduiven in de zin van “waar je ze ook los laat, ze komen weer thuis.” Een duif mag van mij de eerste keer gerust in een niet al te grote groep gelost worden. Dit zie ik dan meer als wennen aan de mand dan als leren oriënteren. Wat veel belangrijker is, is dat ze een goed erfelijk pakketje hebben en goed gezond zijn. Dus als je de klep ‘s morgens wilt openen, dan moeten ze eigenlijk niet kunnen wachten en er tegenaan vliegen. Als ze dan in een halve minuut allemaal buiten en hoog in de lucht of al weg zijn, dan zit het goed met de gezondheid. De 2e keer africhten toch graag alleen of in een groep die haar huisadres niet allemaal dicht bij elkaar heeft. Duiven kunnen veel meer dan we denken, maar door alles zo te beperken, kweken we eigenschappen als zelf oriënteren en doorzetten als ze uit koers zijn geraakt, er uit. Dit is zeker één van de redenen waarom er in mijn club meer verliezen zijn onder de liefhebbers van de snelheid dan onder de fondmannen.

Je hebt een open brief aan de NPO geschreven waarin je aangeeft dat de duiven lossen in kleine groepen die allemaal dezelfde kant op moeten i.p.v. de oplossing voor het beperken van verliezen, juist mede een oorzaak is. Wat stel jij voor m.b.t. de lossingen?

Mijn voorstel zou zijn geen vluchten onder de 150km en graag met meerdere afdelingen op het zelfde moment lossen. De voordelen hiervan zijn; “Je houdt weer duiven over die zichzelf goed kunnen oriënteren, het concours staat iets langer open, op den duur minder verliezen en een betere spreiding, juist op de korte afstanden”.

Heb jij reacties op dit artikel/brief gekregen? Zo ja, wat was de strekking?

Ik heb inderdaad redelijk wat reacties gekregen. De meesten waren het met mij eens, maar anderen vinden dat ik graag wil dat ze alles kwijt raken.

Ik ben van mening dat veel liefhebbers hun jongen verkeerd opleren. Ze schaffen alleen of gezamenlijk aanhangwagens aan en brengen ze massaal weg. Alles wordt gelijk gelost. Naar mijn mening moet je juist de duiven op jonge leeftijd beginnen te leren om zelf de weg naar huis te zoeken. Kun jij je hierin vinden?

Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik ken daar ook wel voorbeelden van. Zo bracht een liefhebber zijn eigen duiven 2 keer zelf naar Deurne. Hij loste ze daar, kwam thuis en de koppel kwam er al aan en alle duiven waren dus gelijk met hem thuis. Daarna gingen ze mee met de wagen en was hij er 10 van de 30 kwijt. Deze hadden dus niets geleerd maar zijn die twee keer gewoon meegevlogen. Veel fond-liefhebbers willen hun duiven ook graag in andere richtingen of andere afdelingen mee hebben, zodat ze in ieder geval zelfstandig een stukje moeten vliegen en zich moeten oriënteren. Bij de eerste de beste slechte vlucht i.v.m. het weer komen de duiven bij deze liefhebbers stukken beter thuis! Ook geven ze graag de late jongen mee met taartvluchten om dezelfde reden. Een grote spreiding!

Ben jij met me eens dat er te vaak probeersels op de kweek worden gezet en er daardoor teveel aan het toeval wordt overgelaten en er dus ook veel minderwaardige duiven worden gekweekt?

Gedeeltelijk. Ik wil zeker niet kweken uit duiven die al generaties geen mand meer hebben gezien. Maar bijvoorbeeld uit wat leuke jaarlingen kweek ik rustig een koppeltje jongen als er meerdere goede duiven in de familie zitten. Meer goede duiven in de stamboom is geen garantie maar vergroot wel degelijk je kansen is mijn mening.

 

Er wordt mijn inziens ook te vaak gewacht op zogenaamd goed weer om jongen af te richten. Met enkele buien en temperaturen tussen 15 – 20 graden is juist veelal beter dan met de zon hoog aan de hemel. Ben jij het hier mee eens?

Absoluut mee eens! Niets is zo slecht voor onervaren duiven dan een strak blauwe hemel!! Voor oude ervaren duiven is dit geen probleem, maar een strak blauwe lucht en 25+ graden staat garant voor een slecht verloop. Wij kijken vaak naar wat mooi weer is om ze op te wachten. Dit is iets heel anders dan gemakkelijk weer voor duiven. Ook als er oost in de wind zit is het ALTIJD lastiger dan met west in de wind. Zelfs zuidoost wat gemakkelijk lijkt is toch altijd nog lastiger voor de jongen dan zuidwest, west of zelfs noordwest! Waarom? Dat weet ik niet, maar let er maar op!

Ik ben van mening dat je niet bang moet zijn om duiven te verliezen. Hoe meer je je daarop focust hoe meer duiven je zal kweken die gemakkelijk verloren gaan. Juist door ze flink aan de tand te voelen en streng te selecteren, zal je binnen een paar jaar nauwelijks nog duiven kwijt raken behalve aan de roofvogels. Kun je je hierin vinden?

Een 100% manier is er niet maar mijn mening is dat je zo snel mogelijk de duiven die niet op eigen kracht/oriëntatie thuis kunnen komen moet kwijtspelen. Hoe mooi die er ook uitzien. Als ze weg zijn kunnen er ook geen jongen uit gekweekt worden en leg je een dergelijke eigenschap als snel opgeven niet vast. Dus veel inkorven en ze het niet te gemakkelijk maken (dus het liefst duivenvluchten met een groot aankomstgebied en een redelijke afstand zodat ook de zwakkeren door de mand zullen vallen). Over het algemeen heb ik zelf niet veel verliezen. Vorige week heb ik mijn jongen op de derby gespeeld (500km). Ze zijn twee keer naar Groesbeek geweest (75km) en twee keer naar Deurne (115km). Ik ben er slechts 4 verspeeld van de 48.

Wat zijn jouw ideeën over selecteren? Waarop? Gezondheid? Het hele jaar door? Alleen op prestaties, enz.?

 houdt in dat ik bijna alle jongen die ik kweek en na de vluchten nog over heb probeer door te houden. Natuurlijk zijn er enkelen die ik niet houd omdat ze in mijn ogen te veel missen om een goede te worden, maar als er geen grote gebreken aan zijn, worden ze als jaarling vanaf week 1 meegegeven en gaan ze 2 keer naar de overnacht. Wie dan prijs vliegt mag blijven en een enkele waar ik van denk dat het wel eens een goede zou kunnen worden krijgt nog een extra jaartje de kans. Tweejarigen selecteer ik puur op de resultaten. Hierbij tel ik mee wat ze als jaarling hebben laten zien. Wie als 2 jarige een lege lijst heeft of alleen 1 staartprijs moet plaats maken. Theorieën zijn mooi maar als je er te veel volgt of er te zwaar aan tilt wordt het in mijn ogen ballast in plaats van dat het je vooruit helpt. Ik denk wel dat je met duiven moet starten die in hun stamboom meerdere goede duiven hebben zitten. Dit is geen garantie maar vergroot wel voor 100% je kansen.


4 september 2015

Arie Dijkstra - Oudwoude / Beroemde kweekkoppels 3 – Leonardo x Tinkelbel

Dit is mijn derde column over dit onderwerp. Na de beroemde kweekkoppels Bijter x Visje van Jans de Vries en het Betuwekoppel van Gerrit Veerman, is het deze keer het koppel Leonardo x Tinkelbel van Arie Dijkstra dat ik in de schijnwerpers wil plaatsen. Ook dit koppel heb ik nog in levende lijve kunnen bewonderen. Afgelopen voorjaar was ik bij Arie op bezoek en heb ik naast dit beroemde koppel ook een aantal kinderen uit dit koppel in handen gehad. Bijna was dit niet mogelijk geweest want op 19 februari 2012 werd de totale kolonie van Arie, met uitzondering van de duiven geboren in 2011 en 2012, via Pipa verkocht. Maar omdat het er op het laatste moment naar uitzag dat beiden naar verschillende hokken zouden verhuizen besloot Arie om ze terug te kopen. Hij wilde beslist dat dit koppel bij elkaar zou blijven.

Arie is 49 jaar en heeft de duivensport met de paplepel ingegoten gekregen. Vanaf zijn 12e groeide zijn interesse in de duiven. Van zijn vader en niet in de laatste plaats ook van de Friese kampioen wijlen Piter Beerda heeft hij het “melken” geleerd. Vanaf zijn 17e is hij met zijn vader in combinatie gaan vliegen. Deze combinatie is gedurende vele jaren zeer succesvol geweest. Vanaf 2003 is Arie vanuit Oudwoude zelfstandig gaan vliegen. Feitelijk is hij zo lang hij met duiven speelt altijd succesvol geweest. Op zijn zeer uitgebreide en informatieve website staat de hele historie vanaf begin jaren zeventig beschreven. http://www.ariedijkstra.nl/Index%20Nederlands.htm

Deze column/minireportage gaat echter niet over de successen van Arie op de vluchten, maar meer specifiek over zijn prestaties als kweker van topduiven. Met Leonardo x Tinkelbel heeft Arie een koppel samengesteld dat verantwoordelijk is voor vele grote successen op nationaal, maar ook op internationaal niveau. Ik kan zonder enige moeite enkele pagina’s volschrijven met referenties van liefhebbers die met de nazaten van dit koppel zeer goed geslaagd zijn. Maar dat kan men op de website van Arie zelf ook allemaal lezen. De basis van de stam duiven van Arie is gelegd met de Tourniers van Piter Beerda en Jansenduiven van o.a. Bastiaans en Richters. Later kwamen hier ook duiven bij van onder andere Steven van Breemen en Flor Engels. Arie heeft behalve het beroemde koppel dat centraal staat in deze minireportage al meerdere zeer goede kweekkoppels samengesteld. Zo is Leonardo zelf een zoon van een ander topkoppel namelijk Big Boom x Evita. En de Big Boom is op zijn beurt weer een kleinzoon van het Koppel Tijger x Strikje dat ook een enorme stempel heeft gedrukt op de kolonie Dijkstra. In de stamboom van Tinkelbel zien we nog zo’n basiskoppel en wel het z.g. Blauwe koppel. Kortom om de paar jaar wordt er door Arie wel een dergelijk topkoppel samengesteld. Echter een koppel als Leonardo x Tinkelbel heeft hij nog niet eerder gehad en het zal heel moeilijk worden om nog eens zo’n koppel samen te zetten. Wat kinderen uit dit koppel op de vluchten en in de kweek presteren is in talloze reportages en op de website van Arie te lezen. De belangrijkste rechtstreekse kinderen wil ik er toch even uitlichten zoals "Okidoki" (2e Nat. Asduif Dagfond '08 en tevens vader en grootvader van o.a. autowinnaar, 2e NPO Sens 8.211 d., 4e NPO St. Quentin 7.567 d., 6e Prov. Laon 10.548 d., 9e NPO Pithiviers 6.452 d. enz.), "Spikkeltje" (1e Kampioen Dagfond rayon/samenspel '08), "Boogie" (1e Asduif Friese Fond Club '09), “Pico Bello” vader van "Torre" (1e Prov. Asduif Friese Fond Club 2011), “Ramses” (1e Asduif Oud DKB 2010), “De 726” (moeder en grootmoeder van o.a. 1e Prov. St. Quentin, 1e Prov. Boxtel, 2e NPO Sens 9.941 d., 2e NPO Morlincourt, enz.), “Ceasar” (vader van 1e Noordelijke Unie Sens tevens 1e NPO Sens), “Ariëlle” (moeder van 1e Noordelijke Unie Argenton), “De 760” (vader van 1e NPO Tours), “Mona Lisa” (medewinnaar van 1e Nationaal Kampioenschap Eendaagse Fond NPO 2011), “Blauwe Arie” (vader van autowinnaar SA Million Dollar Race 2014 ($ 100.000,-) en 6e Asduif Grand Averages SA Million Dollar Race 2012), “Sweet Tinkelbel” (moeder van autowinnaar halve finale Derby Arona Tenerife), “Friso” (vader van 2e Asduif Grand Averages SA Million Dollar Race 2012) ), “Okidoko” (vader en grootvader van o.a. 1e NPO Orléans, 1e NPO Chateauroux, 1e NPO Argenton, 2e NPO Argenton, 3e NPO Chateauroux, 3e NPO Chateaudun, 5e NPO Argenton, 5e NPO Bourges, enz.) en “Nesta” (bij gebroeders Homma vader van meerdere eerste prijswinnaars). Dit zijn slechts 15 van de maar liefst 36 goede tot zeer goede duiven uit dit koppel die hun sporen op de kweek en in de mand verdiend hebben.

In totaal zijn er 75 jongen gekweekt van “Leonardo” x “Tinkelbel”. Hiervan zijn er voor zover bekend 36 goede duiven, waarvan er 13 onder de categorie superduiven vallen. Van 12 kinderen is door de nog jonge leeftijd nog niet helemaal zeker of het goede zijn, maar het lijkt veelbelovend. Verder is van 8 kinderen niet veel bekend, omdat ze naar het buitenland zijn verkocht (China, USA, enz.) Blijven er 19 over die het niet hebben gered, doordat ze of niet goed waren, zijn weggebleven, zijn verongelukt of zijn gepakt door de roofvogel. Arie bezit zelf nog 13 kinderen van “Leonardo” x “Tinkelbel”. Daarnaast heeft hij van “Leonardo” nog 6 kinderen met een andere moeder en van “Tinkelbel” nog 1 jonge duivin met een andere vader.

Arie heeft dit koppel bewust zo gekoppeld, maar niet alleen dit koppel. De meeste koppels worden door Arie bewust bij elkaar gezet. Arie hier zelf over; “Er wordt zeer gericht gekweekt, hierbij wordt gebruik gemaakt van zowel inteelt, lijnenteelt als kruisingen. Het begint op de vlieghokken. Hier wordt niet aan vrije paring gedaan. Ik selecteer de duiven, waarvan ik jongen wil kweken, die het beste presteren. Ik probeer de koppelingen zo te verdelen dat er een evenwicht is tussen kruisingen en inteelt. Bij inteeltkoppelingen zie ik het liefst dat de partners zich op verschillende eigenschappen van elkaar onderscheiden. Dit om de vitaliteit in de stam te bewaren. Een voorbeeld hiervan is dat ik bij een inteeltkoppeling altijd duiven met verschillende oogkleuren tegen elkaar aanzet. Meestal roodgrijs x bruingeel. Verder zal ik niet snel twee grote duiven of twee kleine duiven tegen elkaar zetten. Wel groot x klein, klein x groot of middelgroot x middelgroot. Als jongen uit twee vliegduiven gelijk goed presteren dan zal het betreffende koppel snel naar het kweekhok verhuizen. Inteelt of lijnenteelt heeft alleen maar zin als je een stam duiven hebt, die over vele jaren heeft bewezen topduiven te kunnen kweken. Omdat ik al een stam duiven heb waarbij alles in meer of mindere mate familie van elkaar is, hou ik er niet zo van om bijvoorbeeld broer x zus of vader x dochter of moeder x zoon aan elkaar te koppelen. Wel wordt steeds teruggekoppeld naar de oude Tournierbasis. Dit is dus de dominante factor in de stam.”

In deze column/minireportage heb ik een voor mijn doen zeer uitvoerige lijst van duiven en prestaties opgenomen. Wellicht lijkt het hierdoor op een stukje reclame voor de duiven van Arie. Dat is echter geenszins mijn doel, maar uiteraard wel ere wie ere toekomt. Hieronder laat ik Arie zelf aan het woord over dit koppel en zijn kweekmethode, aan de hand van een aantal vragen die ik hem hierover gesteld heb.

In hoeverre heb jij je verdiept in het kweken en kweektheorieën?

Ik heb me overal in verdiept, maar ook heel veel weer aan de kant geschoven als zijnde niet relevant. Ik denk dat wanneer ik me er niet in verdiept had, ik hetzelfde resultaat zou hebben gehad. Dit komt omdat ik toen ik jong was, veel geluisterd heb naar urenlange discussies en verhalen over duiven tussen mijn vader, Piter Beerda en Willem Beerda. Mannen die in de jaren 70 al aan de top stonden in de Friese duivensport.

Kun je beschrijven hoe dit koppel precies is ontstaan?

“Tinkelbel” zat in 2006 op het vlieghok gekoppeld aan “Elrond”. “Tinkelbel” was in 2004 als jong mijn beste. “Elrond” was een zoon van mijn beste koppel tot dan toe, namelijk uit “De Big Boom” x “Evita”. In 2005 heb ik de eerste twee jongen van “Tinkelbel” gekweekt (met een andere doffer). Die heb ik weggegeven. Later dat jaar heb ik ze voor de natour gekoppeld aan “Elrond”. Hier kwam een prachtig witpen duivinnetje uit, namelijk “Minerva” (later moeder van meerdere eerste prijswinnaars). In 2006 heb ik dus voor het eerst met twee jongen van “Tinkelbel” gevlogen. Dit waren “Ajax” en “Athena”. Als jong waren dit mijn besten. “Ajax” was o.a. drie keer mijn eerste duif. “Elrond” was echter het hele seizoen 2006 niet fit. Zijn gezondheid werd heel langzaam, maar zeker, slechter. Totdat zijn gezondheid zo slecht werd dat ik hem moest verwijderen. In 2006 had “Tinkelbel” een topseizoen, waarbij ze mede verantwoordelijk was voor het 2e kampioenschap Eendaagse Fond in de afdeling. Op de natour werd ze nog eens 4e asduif van het rayon. Toch werd besloten dat ze naar het kweekhok moest. Ik heb liever een goede kweekduif dan een goede vliegduif. En dat er goede uit konden komen had ze al bewezen. Met “Elrond” ging dat echter niet meer, dan maar met zijn broer “Leonardo”. In verband met de inteelt was het voor mij belangrijk dat “Leonardo”, net als zijn broer, een bruingeel oog heeft en “Tinkebel” een roodgrijs oog. Verder speelt mee dat “Tinkelbel” aan de kleine kant is en “Leonardo” aan de stevige kant. Omdat lichaamsgrootte in de vererving elkaar compenseert pakte dit bij deze koppeling heel mooi uit. Zowel “Tinkelbel” als “Leonardo” hadden in 2006 al bewezen dat ze goede jongen brachten. De keuze was dus snel en gemakkelijk gemaakt.

In de stamboom van zowel Leonardo als Tinkelbel komt het koppel de Witteslag x de Strik terug? Heb je bewust naar deze twee duiven terug gekweekt?

Ik hou ervan om bij het kweken gebruik te maken van inteelt of lijnenteelt, met tussendoor kruisingen, waarna ik weer verwante duiven tegen elkaar aan kan zetten. Ik doe dat dus heel bewust. Bij de ouders van “Leonardo” is er sprake van lijnenteelt. De moeder van “De Big Boom” is van dezelfde familie als de vader van “Evita”, dit zijn respectievelijk “De Strik” en “De Kleine 10”. Bij de ouders van “Tinkelbel” is er sprake van zowel inteelt als lijnenteelt. De ouders van “De Lichte Morlincourt” zijn neef en nicht. Oftewel beide grootmoeders, ”De Strik” en “Het Grijs Orléanske”, zijn zusters. De ouders van “Dochter Dikke Blauwe” zijn ook weer familie van elkaar. Hier hebben we het dan weer over dezelfde familie waar stammoeder “De Strik” van afstamt.

Wat maakt dit koppel voor jou een superkoppel?

Uit een superkoppel moeten niet alleen topvliegers komen, maar misschien nog belangrijker, hun kinderen moeten op hun beurt ook weer supers kunnen kweken. Belangrijk daarbij is dat als er met kinderen gekweekt wordt op inteelt, dat de vitaliteit blijft in de volgende generaties. Dit is bij “Leonardo” x “Tinkelbel” het geval. Dit maakt het voor mij een superkoppel.

Heb je er een verklaring voor waarom dit zo’n goed koppel is?

Het is een goed koppel omdat de jongen goed zijn. Van tevoren ben je aan het puzzelen hoe het ene het beste past bij het andere, maar uiteindelijk moeten de kinderen van het koppel bewijzen dat het inderdaad zo is. Het zijn twee geweldige duiven in de hand, maar toch zijn ze heel verschillend. “Leonardo” is een zoon van een superkoppel, waar heel veel goede vliegers en kwekers uit zijn gekomen. “Tinkelbel” presteerde super. Haar meest in het oog springende prestatie was, dat ze als jong met een harde oosten wind de eerste speelde op St. Ghislain in de Friese Fond Club, terwijl haar hok in het noordoosten van de afdeling ligt.

Je hebt beiden ook op ander partners gehad met van Leonardo vooral belangrijke nakweek? Hoe zit dat met Tinkelbel?

Met een doffer is het gemakkelijker om hem een keer aan een andere duivin te koppelen. Na 2007 wist ik dat “Leonardo” de perfecte doffer voor “Tinkelbel” was. Ik heb er dan ook geen seconde meer over nagedacht om ze aan een andere doffer te koppelen. Zoals ik hiervoor zei had “Tinkelbel” daarvoor al een paar supers gegeven met een broer van “Leonardo”.

Ik neem aan dat je zelf in goede kweekkoppels gelooft. Je hebt er door de jaren heen een aantal gehad. Blauwe koppel, Big Boom x Evita, 96 x 96. Waren dit allemaal bewuste koppelingen?

Bijna alle kweekkoppels zijn heel bewust tegen elkaar aan gezet. Dus ook de hele goede. Bijvoorbeeld de doffer van “Het Blauwe Koppel” kweekte als jaarling onze beste jonge duif. Toch besloten mijn vader en ik om hem een andere duivin te geven, omdat we dit een betere match vonden. In het eerste jaar kweekten we uit deze koppeling “De Dikke Blauwe”. Een superduif en nog altijd over de jaren heen mijn ‘All Time Favorit’. Hij is de grootvader van “Tinkelbel”. Dat wil echter niet zeggen dat alles slaagt, zoals je zelf had gehoopt. We hebben het nu over mijn topkwekers, maar er zijn er natuurlijk veel meer koppels die ook bewust bij elkaar zijn gezet, maar die minder zijn geslaagd.

Het creëren van een aantal superkweekkoppels zoals “Het Blauwe Koppel”, “De Tijger” x “Het Strikje”, “De Big Boom” x “Evita”, “De Late v.d. Strik” x “Dochter Het Grijs Orléanske”, “De Lichte Morlincourt” x “Dochter De Dikke Blauwe” en natuurlijk “Leonardo” x “Tinkelbel” zie ik wel als een hoogtepunt van mijn duivensportcariëre.

Tot slot antwoordt Arie op mijn vraag wat hij als een dieptepunt van zijn duivensportcariëre heeft ervaren, dat zijn verkoop op Pipa in 2012 feitelijk het gevolg was van een dieptepunt. Namelijk het binnen 14 dagen verliezen van 10 favorieten aan de slechtvalk in het voorjaar van 2011.


23 augustus 2015 

Succes in de duivensport.2 / Amanuel Öz - Denekamp

Omdat ik op mijn vorige column/minireportage van 14 dagen geleden veel positieve reacties ontving, besloot ik om er maar direct een vervolg op te schrijven. Een van de liefhebbers die reageerde gaf aan veel van zichzelf te herkennen in de manier waarop Cees van Panhuis het succes in de duivensport heeft bereikt. Dit betreft de 40 jarige Amanuel Öz uit Denekamp. Amanuel is een herstarter die in 2009 na een onderbreking van tien jaar besloot om weer met duiven te beginnen en zich vanaf 2011 weer net als in de jaren negentig op de overnacht is gaan toeleggen. Hij is er in zeer korte tijd in geslaagd om weer met de allerbesten mee te doen. In 2013 stond hij al weer op het podium met een 1e Nationaal Orange (sector 3) en in 2014 met een 3e Nationaal Periquex (sector 3). Daarnaast werden in 2013 en 2014 diverse kampioenschappen in groot verband op de overnacht behaald o.a. 1e OA overnachtfondkampioen Afdeling 9, 1e AA overnachtfond afd.9, 2e OA kampioen VNCC en 1e AA kampioen VNCC, 1e OA kampioen overnachtfond zowel in kring 2 als CC de Grensstreek etc. Amanuel heeft twee keer het genoegen mogen smaken van een nationale overwinning. Naast de sectoroverwinning op Orange in 2013 won hij in 1998 de 1e nationaal Bergerac (de snelste van het gehele concours). Als het aan Amanuel ligt blijft het daar echter niet bij. Hij stelt zichzelf hoge doelen, namelijk om bij de (inter)nationale fondtop te komen en te blijven. Hij wil zich ook meer gaan toeleggen op de ZLU vluchten en proberen daar topresultaten te bereiken. Amanuel twijfelt net als Cees soms ook of hij zijn doelen niet moet bijstellen of de verzorging moet aanpassen. Hij geeft aan dat indien hij tot de ontdekking komt dat het bijstellen van zijn plannen, aanpassen van zijn systeem of welke verandering dan ook, zou kunnen bijdragen tot meer succes, dat hij dan niet zal aarzelen om in te grijpen of bij te sturen. Dat heeft hij in het verleden meerdere malen gedaan o.a. toen hij na zijn herstart in 2011 weer begon te spelen en merkte dat zijn duiven niet in conditie kwamen. “Ik ging zaken aan de verluchting veranderen, omdat ik zag dat mijn duiven niet uit de verf kwamen, maar last bleven houden van ornithose-achtige klachten. Er moest regelmatig medisch ingegrepen worden middels orni-kuren en dan ging het weer een tijdje goed. In het najaar 2012 was ik het helemaal beu. Ik ben op hokbezoek bij Jelle Jellema geweest om de hokken te bekijken. En ik heb diverse filmpjes bekeken van hokkenbouwers en specialisten op het gebied van verluchting. Ik heb zelfs een specialist bij het hok gehad voor onderzoek met de nodige aanbevelingen, maar zonder resultaat. Uiteindelijk was ik overtuigd van een verluchting systeem. Daarop heb ik de hokken aangepast en Bennie van Dijk gevraagd om dit te komen bekijken. De verbouwingen kregen zijn goedkeuring, op een paar kleine details na en deze zijn daarna nog doorgevoerd. Vanaf die tijd waren de problemen met ornithose voorbij en werden de resultaten beter.”

Een goede start begint met een goed hok, maar daar ben je er nog niet mee. Dan begint de zoektocht naar goede duiven. Hoe kom je daar aan zonder heel diep in de buidel te moeten tasten is een vraag waar velen mee worstelen. Voor Amanuel was deze keus echter niet zo moeilijk. Tijdens de vorige periode had hij kennis gemaakt met wijlen Chris van der Velden en zijn zoon Jaap. Hij was daar geweest naar aanleiding van de film die de Koerier met hen gemaakt had en wist dat daar een zeer goed hok duiven zat. “Voor mijn herstart wilde ik rechtstreekse afstammelingen van duiven hebben die bewezen hadden echt in de kop van de uitslag te kunnen vliegen. Dus bij de eerste 10 nationaal en liefst jongen uit duiven die zelf een 1e nationaal hadden gevlogen. Ik ging naar wijlen Chris van de Velden en zijn zoon Jaap om de simpele reden dat zij een hok vol met toppers hadden en meerdere kampioenschappen, asduiven en nationale overwinningen op hun naam hadden staan. Zij hebben mij zonder aarzelen geholpen door mij een mand vol met duiven mee te geven, geheel gratis. Waar vindt je nog mensen die op dat niveau spelen en die iemand gratis aan duiven helpen uit hun beste duiven? Daarnaast kwam van de gebroeders Herbots een Zoon van hun Barcelona Diva. De Barcelona Diva speelde de 1e Internationaal Barcelona. Met deze doffer heb ik hengstenkweek gedaan door hem aan verschillende van der Velden duiven te koppelen. De kinderen van deze doffer spelen een belangrijke rol bij de opbouw van mijn hok. Ook heb ik van mijn sportvriend en mentor Hennie Notkamp een aantal jongen uit zijn rechtstreekse van der Velden duiven gehad. De ouders van deze duiven had ik destijds samen met hem bij wijlen Chris van der Velden gehaald.

Op de vorige column over succes in de duivensport kreeg ik van Gerhard Bolks de reactie dat er voor hem maar één bepalende factor geldt om succes in de duivensport te bereiken en dat is de liefhebber zelf. Ook al is het hok nog zo goed en de duiven van de beste kwaliteit en gezond, dan nog kan een verkeerde inschatting of fout van de liefhebber er voor zorgen dat er niet uitkomt wat er in zit. Inderdaad zijn zelfs de plaats waar je woont, hoe je hok staat, hoeveel duiven je kunt houden en hoeveel tijd en geld je beschikbaar hebt allemaal zaken die je uiteindelijk weer bij de liefhebber zelf doen uitkomen. Alles valt en staat met hoe ver je wilt gaan en wat je er voor over hebt om succes te behalen. Ook Amanuel denkt hier zo over. “De goede melker bepaalt alles en is de sleutel tot het succes. Selecteren op gezondheid, vervolgens selecteren op prestaties en ten slotte de beste tegen de beste koppelen. Dat heb ik opgeschreven en hangt in mijn hok samen met de volgende leus; Een tomeloze inzet en nooit verslappen.” Verder kan Amanuel zich ook helemaal vinden in de uitspraak van Cees van Panhuis dat als hij een slechte vlucht heeft gehad, dit op de eerste plaats aan hem zelf ligt. “Hierin herken ik mezelf ook. Voor mij geldt ook dat hoe slechter het gaat met de duiven hoe harder ik mijn best ga doen om het nog beter te doen. Ik leg mijn oren geregeld te luisteren bij topspelers en lees veel over duiven. Daarbij schrijf ik ook zaken op die ik anders doe op dat moment of iets dat ik heb uitgeprobeerd. En in de herfst/winter schrijf ik nogmaals alles op, zoals zaken die ik anders heb gedaan en waar ik dan positieve, negatieve of geen resultaten van heb overgehouden. Dus ik evalueer elk seizoen.”

Liefhebbers als Amanuel die veel tijd en inspanning in de duiven steken komen daardoor nogal eens in de knel met hun privé leven (werk en gezin). Ik vroeg Amanuel of één en ander nog wel in balans met elkaar is. En of hij nog met de duiven zou doorgaan als deze inspanningen minder rendement zouden opleveren. Zijn antwoord was; “Ja, de beloning voor mijn inzet is voldoende want als dat niet (meer) het geval is, dan stop ik er direct mee. De reden is simpelweg omdat je er alles voor doet qua begeleiding, rijden, investeren, etc. Daar wil ik dan ook wel de vruchten van plukken. Een en ander levert soms spanning op in de tijdverdeling tussen duiven en gezin. Voorop staat dat mijn gezin niet onder mijn hobby/sport mag lijden. Dat vind ik ontzettend belangrijk. Ik doe dan ook zoveel mogelijk dingen samen met mijn gezin. Ik wil beslist niet dat de kinderen later zeggen dat ik er nooit voor hen was. Dat krijg ik nu soms wel eens te horen. Ik heb thuis echter de afspraak gemaakt dat de maanden juni en juli voor de duiven zijn. Want dat zijn de maanden waarin de verzorging optimaal moet zijn en de duiven mijn volledige aandacht moeten hebben om topprestaties neer te kunnen zetten.”

Tot zover Amanuel Öz die met zijn verhaal aangeeft dat het succes hem niet is komen aanwaaien. In een volgende column over dit onderwerp wil ik nog wat meer inzoomen op de offers die veel kampioenen (moeten) brengen om jarenlang op hoog niveau te kunnen blijven presteren.


9 augustus 2015

Succes in de duivensport / Cees van Panhuis - Meppel

De vorige column/minireportage schreef ik over eenvoud in de duivensport. Toen ik die column aan het schrijven was ontstond het idee voor deze column en ik had daarbij iemand voor ogen die in bijna alles een tegenpool is van Moes, de hoofdpersoon van de vorige column. Het onderwerp van deze column is succes in de duivensport. Ik ben over twee maanden zes jaar actief als de-duivencoach.nl. Gedurende die periode heb ik ongeveer 500 duivenliefhebbers bezocht van krabber tot (groot) kampioen. De meesten van hen heb ik voor korte of langere tijd begeleid, geadviseerd of soms alleen maar gevolgd. Ik probeer me daarbij ook steeds in de persoon te verplaatsen en me een beeld te vormen van de factoren die van hem een stelselmatige verliezer, middelmatige speler of kampioen maken. Als coach wil ik me immers richten op het oplossend vermogen van de liefhebber die van mijn diensten gebruik maakt. Daarvoor is het voor mij belangrijk om een goede inschatting te maken of diegene met mijn adviezen/hulp verder kan komen. Recent zat ik een boek te lezen waarin de Amerikaanse psycholoog Martin Selligman werd aangehaald. Deze heeft veel onderzoek gedaan naar de factoren die een bijdrage leveren aan het feit dat iemand een prettig/gelukkig leven leidt. Hij noemt vier natuurlijke menselijke deugden die hiervoor verantwoordelijk zijn. Deze deugden zijn achtereenvolgens; slim en verstandig handelen, zelfbeheersing, rechtvaardigheid en eigen keuzes durven te maken en vol te houden. Uit vele onderzoeken is gebleken dat het ontwikkelen van deze deugden je leven zin en inhoud geeft. Sommige lezers zullen zich afvragen wat dit met duivensport te maken heeft. Dat zal ik in deze column proberen uit te leggen. Het zijn in mijn optiek namelijk dezelfde deugden die er toe bijdragen dat iemand succesvol is/wordt in de duivensport.

In de persoon van Cees van Panhuis zie ik de hierboven genoemde deugden in meer of mindere mate terug. Cees kwam 5 jaar geleden op mijn pad toen ik kort daarvoor de eerste stappen had gezet met de-duivencoach.nl. Hij was net geopereerd aan zijn arm en had wat praktische hulp nodig bij de verzorging van zijn duiven. Ook wilde hij graag met mij sparren over zijn herstart in de-duivensport. Samen met zijn zoon vloog hij vanaf 2005 in combinatie vanuit Leersum en waren al de nodige successen behaald. In Meppel had hij destijds alleen een aantal kweekduiven. Hij had echter plannen om zelf vanuit Meppel te gaan vliegen. Cees is een man die niet over één nacht ijs gaat. Alvorens hij ergens aan begint worden er eerst plannen gemaakt die met verschillende mensen worden besproken. En hij zoekt deze mensen zorgvuldig uit. Het moeten mensen zijn die goed zijn in hun vakgebied en laten zien dat ze weten waar ze over praten. Voor Cees zijn duivenplannen betekende dit dat hij eerst zorgvuldig de disciplines uitzocht waar hij op wilde uitblinken. In eerste instantie had hij het plan opgevat om zich op de overnacht toe te gaan leggen. Hij had er zelfs al een aantal late jongen voor aangeschaft. Uiteindelijk koos hij toch voor de dagfond en de verdere jonge duiven vluchten. Vervolgens liet hij de hokken zodanig aanpassen, dat ze in de maanden waarop deze vluchten plaatsvinden het meest ideale klimaat hadden. Daarna werd er bewust gezocht naar duiven die op deze disciplines konden uitblinken. Onder andere op advies van Gert Jan Beute werd bij Eijerkamp een zoon en een dochter van de Euro (1e Europese asduif 2003 van 100 tot 400 km bij Heremans-Ceusters) en een zoon van de Ché (supervlieger en kweker van Eijerkamp met o.a een 1e NPO Orleans) aangeschaft. En zo begon hij in 2011 met een flinke ploeg jongen op zijn adres in Meppel te vliegen met als doel op de NPO vluchten voor jonge duiven uit te blinken. Voor wat betreft de verzorging, voeding, medische begeleiding en training legde hij zijn oor te luisteren bij mensen die hun sporen hadden verdiend met het jonge duivenspel zoals de combinatie Boonen in Hierden. En tot verbazing van velen was het dit eerste jaar direct een paar keer flink raak. Zo werd zijn Tiny, een dochter van de zoon Ché x dochter Euro, 1e nationale asduif jong door op de 3 NPO vluchten respectievelijk de 1e, 16e en 47e te winnen tegen gemiddeld 7.000 duiven. En hier bleef het niet bij. De afgelopen jaren werden nog veel meer aansprekende successen behaald.

Uit de manier waarop Cees één en ander heeft opgepakt kun je opmaken dat vooral de deugden een eigen keus durven te maken en vol te houden naast het slim en verstandig te werk gaan bij hem goed zijn ontwikkeld. Tot slot heb ik Cees de volgende vragen voorgelegd:

Je hebt na lang wikken en wegen uiteindelijk gekozen om je toe te leggen op de dagfond en de verdere jonge duiven (NPO) vluchten. Waarom?

Uiteindelijk vind ik het programmaspel het mooiste, maar in verband met mijn gezondheid moet ik beslist keuzes maken. Alles spelen kan echt niet meer. Vandaar mijn keuze voor de dagfond vluchten en de NPO vluchten met de jongen. Dit zijn ook de vluchten waarmee ik mijn spanning kan opbouwen. Ik werk daar dan ook heel gericht naar toe.

Je had in eerste instantie het plan om je op de overnachtfond te richten en er zelfs duiven voor aangeschaft. Toch ben je na een paar maanden geswitcht. Waarom?

Die keuze voor de overnachtfond was eigenlijk ingegeven na overleg met Richard, omdat door een veranderende rayonindeling in afdeling 7, waar ik samen met Richard als combinatie vloog, het steeds moeilijker werd om vanuit Leersum voor een generaal kampioenschap te vliegen in groot verband. Op bepaalde (vooral korte) vluchten kwamen we daar in het rayon niet meer aan te pas en al helemaal niet in de afdeling. We hebben toen in eerste instantie gedacht dat we successen in groot verband wel konden vergeten tenzij we ons op de overnacht zouden gaan richten. Door het bestuderen van uitslagen en met verschillende mensen hierover te praten is uiteindelijk de keuze tot stand gekomen om mij vanuit Meppel op de genoemde disciplines te gaan richten en dat is een juiste keuze geweest. Overigens heb ik van die laatjes voor de overnacht 1 doffer aangehouden waarin ik veel vertrouwen had. Die heeft mijn vertrouwen niet beschaamd door een 3e NPO en 9e nationaal te winnen op St Vincent in 2014. Deze zit gekoppeld aan een sierduif tussen mijn jongen. Zo simpel kan het zijn om een Teletekstplaats te behalen.

Je hebt jezelf hoge doelen gesteld (Teletekst) en deze ook al meerdere keren behaald. Zijn er ook momenten geweest dat je twijfelde of je de juiste keus gemaakt had?

Natuurlijk twijfel je wel eens, en als het niet goed gaat neemt die twijfel toe, maar ik zal nooit afwijken van de weg die ik van te voren heb uitgewerkt. Ik zal altijd mijn schema aanhouden en in de keuze blijven geloven die ik heb gemaakt.

Hoe staat het met je zelfbeheersing? Bijvoorbeeld als je een slechte vlucht hebt. De duiven doen niet wat je had verwacht?

De zelfbeheersing kan soms beter, maar ik neem na een tegenslag nooit onjuiste beslissingen, vanuit emotie genomen. Dat zie ik wel vaak gebeuren. Kijk bijvoorbeeld eens op Facebook na een zware vlucht. Als ik een slechte vlucht heb gehad, dan zeg ik de eerste paar uur weinig. Ik ben dan druk bezig om na te gaan waar ik een fout heb gemaakt of wat ik over het hoofd heb gezien. De duiven maken nooit een fout. Als ik een slechte vlucht heb gehad, ligt dat alleen aan mij. Ik ben dan niet scherp genoeg geweest.

Onderzoeken naar succesfactoren toonden aan dat mensen die zich in hun leven er op richten om de volgende vier deugden te ontwikkelen en te verbeteren; “zo slim en verstandig mogelijk handelen, zelfbeheersing, rechtvaardigheid en eigen keuzes durven te maken en vol te houden”, het meest succesvol in hun leven zijn. Hoe zit dat bij jou? Ben jij daar bewust mee bezig (geweest)?

Ik heb in mijn leven veel in de voetbalsport gedaan (DVS, 33, FC Horst uit Ermelo) en op het hoogste niveau 2 professionele wielerploegen gehad. Daar heb ik veel succes mee behaald. Je kunt rustig stellen dat ik veel op de proef ben gesteld en daardoor min of meer gedwongen was om aan genoemde deugden te werken. En dat ging niet vanzelf. Ik maakte het me zelf en ook anderen daardoor soms niet gemakkelijk. Maar ik geloofde heilig in de ingeslagen weg, zowel zakelijk als sportief. Dat heeft me geen windeieren gelegd.

Je hebt flink wat tegenslagen in je leven gehad vooral op het gebied van gezondheid. Dat belemmert je echter niet om er vol tegenaan te gaan?

Daar kan ik heel kort over zijn, bij elke tegenslag beet ik me nog meer vast in bepaalde doelen die ik had gesteld.

Veel mensen blijven hangen in belemmerende overtuigingen als; dat lukt mij toch niet, dat is te hoog gegrepen, ik heb toch nooit geluk, etc? Ik neem aan dat jij dat soort overtuigingen niet hebt?

Er is voor mij maar één overtuiging die leidt tot succes, namelijk “Overal waar je aan begint moet je er van overtuigd zijn dat het je beslist zal gaan lukken, en dan lukt het ook”.

Tot zover Cees van Panhuis die zich door zijn gebrekkige gezondheid (o.a een duivenlong) niet heeft laten weerhouden om in de duivensport zijn doelen te verwezenlijken.


 27 juli 2015

Mustafar (Moes) Effendi – Assen / Eenvoud in de duivensport

De aanleiding voor dit onderwerp is dat bij het bekende Belgische duivenblad “Duifke Lacht” in mei van dit jaar het begrip eenvoud centraal leek te staan. Zowel de redacteur Patrick Philippens als de columnisten Jaak Nouwen en Co Verbree gaven in hun columns aan dat het allemaal wel wat eenvoudiger kan in de duivensport. Zo schreef Jaak Nouwen dat zijn manier van duiven eenvoudig is en ook kan zijn omdat hij zijn doel niet te hoog stelt. Hetgeen voor hem betekent goed mee kunnen komen en af en toe eens uitblinken. Er moet tijd en ruimte overblijven voor andere zaken schrijft hij. Een paar maanden geleden was ik op bezoek bij Mustar (Moes) Effendi in Assen en in zijn manier van duiven houden herken ik veel van wat Jaak schrijft. Net als bij Jaak is er bij Moes meer dan alleen maar duiven. Moes houdt zich onder ander ook bezig met het trainen van politiehonden, het kweken van papagaaien en het houden van Koi karpers. Verder doet hij veel aan sport zoals zwemmen en vechtsporten. Moes heeft een turbulent leven achter de rug waarin niet altijd tijd was voor duiven. Als beroepsmilitair is hij onder andere uitgezonden geweest naar oorlogsgebieden in het Midden Oosten, Libanon, Syrië, Israël, Irak en Iran. In die periodes had hij ook duiven. Die werden toen verzorgd door zijn vader.

Zo fanatiek als Moes met sporten is, is hij beslist niet met de duiven. Voor een kampioenschap spelen is niets voor hem. Als hij een keer niet mee kan doen, is dat geen probleem voor Moes, niets moet. De uitdagingen zitten voor Moes namelijk niet alleen in het spelen. Het koppelen en kweken vind hij net zo mooi. Tekenend voor Moes zijn visie op de duivensport is wel zijn antwoord op mijn vraag wat hij nog wil bereiken in de duivensport. “Mijn doel is ondanks dat de duivensport vergrijst mijn steentje er aan bij te dragen dat de sport zo lang mogelijk blijft bestaan.” Met een dergelijk antwoord geeft hij aan dat een eigen doel bereiken in de duivensport, als bijvoorbeeld het winnen van een eerste prijs, ondergeschikt is aan een ideëel oftewel sociaal doel. Het voortbestaan van de duivensport als een belangrijke reden om in de duivensport actief te zijn/blijven heb ik nog niet vaak iemand horen zeggen. En als iemand dit al noemde was het altijd iemand die actief is/was als bestuurder. En een bestuursfunctie is niets voor Moes. Maar zo’n uitspraak past echter wel helemaal bij hem en hoe hij in het leven staat. Moes heb ik halverwege de jaren 90 voor het eerst ontmoet via een wederzijdse vriend die zelf ook duiven heeft gehad. Toch heeft het 22 jaar geduurd voordat ik hem een bezoek bracht. Moes is 52 jaar en is geboren in Harlingen als zoon van een Indonesische vader en een Friese moeder. Zijn vader had al duiven toen Moes geboren werd, dus hij is opgegroeid met duiven.

Moes heeft zich de afgelopen jaren op de overnachting toegelegd. Het merendeel van zijn duiven is gratis verkregen van liefhebbers die dat spelletje ook graag spelen zoals Jaco van Nieuw Amerongen, Wim Oostveen, Eddy Bloemen, Henry Hoeks, Arie Schippers en Sjoerd Grouwstra. Ook heeft hij een paar programmaduiven van Jan Karsten gehad. Net als Jaak Nouwen heeft Moes geen hokken vol duiven (hij korft gewoonlijk maar enkele duiven in), heeft hij geen vasthouders, koopt hij zelden een duif, gebruikt hij geen medicatie (hij ent alleen tegen Paramixo en Paratyfus) en verduistert hij niet en licht hij ook niet bij. Wel gebruikt hij regelmatig enkele bijproducten op kruidenbasis (van Peter Boskamp, kruiden van Leo Pronk en de bekende Prange Suppe). Zijn verzorging is simpel. Zijn hokken maakt hij om de dag schoon en de duiven komen elke dag los. Hij mengt twee mengelingen voer van een niet al te duur merk en ze krijgen regelmatig vers grit. Samenvattend zijn er dus aardig wat overeenkomsten tussen de manier waarop Jaak Nouwen duiven houdt en hoe Moes dat doet. In de prestaties van beiden zitten echter grote verschillen. En dat is niet in de laatste plaats omdat goed presteren voor Moes geen doel op zich is. Daar waar Jaak Nouwen als doel heeft om regelmatig een mooie uitslag te maken met af en toe een uitblinker en hij daarin ook zeer goed slaagt, heeft Moes voor zichzelf geen andere doel dan plezier aan zijn duiven en de duivensport te beleven en is het sociale aspect voor hem veel belangrijker dan een mooie uitslag. Op mijn vraag wat de mooiste prestatie is die hij ooit met de duiven behaald heeft antwoordt Moes; “Geen idee. Dat is jaren terug. Wat ik me nog wel goed herinner is dat ik ooit een goede overnachtduif had die afkomstig was van Henk de Weerd. Deze duif mistte nooit, totdat dat ik hem verspeelde van Barcelona.” Tot zover Mustar Effendi. Ik hoop dat hij nog jaren plezier aan de duivensport mag beleven.


12 juli 2015 

Jan Woldendorp – Hoogeveen / Vruchtenduiven

Tot nog toe heb ik in die 6 jaar dat ik als de-duivencoach.nl actief ben nog nooit iets geschreven over wilde c.q. oorspronkelijke duivensoorten. Hoog tijd om hier eens aandacht aan te schenken. Wereldwijd zijn er 309 oorspronkelijke duivensoorten en ruim 800 sierduivenrassen. Voor veel postduivenliefhebbers bestaat de duivenwereld echter alleen uit postduiven en ze hebben geen idee dat er op duivengebied veel meer uitdagingen zijn dan alleen de postduivensport. Toch zie je ook dat onder degenen die stoppen met postduiven er verschillende duivenliefhebbers zijn die zich op een andere manier met duiven gaan bezig houden. Zo ook de hoofdpersoon van deze column/minireportage, de 68 jarige Jan Woldendorp uit Hoogeveen. Jan heeft vanaf zijn kinderjaren al duiven. Dat is begonnen met een koppel jonge houtduiven die door een vriendje uit hun nest waren gehaald. Jan ontfermde zich hierover en bracht ze met de hand groot. Dat hij hier aanleg voor had werd in de buurt bekend zodat er vanaf die tijd regelmatig jonge tortelduiven en andere jonge vogels bij hem werden gebracht. Zijn zakgeld ging in die tijd op aan voer. Tijdens zijn jeugd is hij met postduiven begonnen bij zijn ouders thuis. Nadat hij getrouwd was en in een flat woonde begon hij door een toeval opnieuw met postduiven van onderuit de flat. “In de flat had ik een buurman die uit Hilversum kwam en ook een oud duivenhouder bleek te zijn en dat was Jan Reuling. In een gesprek met Jan voor de flat komt er plots een rode doffer naar beneden en loopt de hal van het trappenhuis in. Wij hebben de duif gevangen, een hokje in de schuur gemaakt, de duif uit gewend via het steekraampje en de combinatie Woldendorp- Reuling was een feit. Dat ging prima en er werd menig succes behaald.” Later heeft hij nog zelfstandig op twee verschillende locaties met postduiven gevlogen. In totaal heeft Jan ongeveer 25 jaar postduiven gehad.

Nadat Jan gestopt was met de postduiven werden er nog steeds geregeld allerlei soorten vogels en duiven bij hem gebracht, dus helemaal zonder duiven is hij nooit geweest. Toen hij op een gegeven moment op een vogelmarkt een koppeltje groene Afrikaanse Papegaaiduiven aan had geschaft is hij zich gaan verdiepen in de fok van vruchtenduiven. Jan houdt van uitdagingen. Ergens mee kweken wat een ander niet lukt is zo’n uitdaging. Hij slaagde er al snel in om uit de Afrikaanse Papegaaiduiven jongen te fokken, hetgeen hem een oorkonde opleverde voor de eerste eigen kweek van deze soort vruchtenduif. Vruchtenduiven zijn veelal schitterend gekleurde duiven waarvan er ongeveer 120 soorten bestaan, die hoofdzakelijk leven van vruchten en bessen. Sommige soorten kunnen ook pitten en zaden verteren. De meeste vruchtenduiven leven in Afrika, Azië, Australië en Nieuw Zeeland. In Europa komen de meeste soorten niet tot broeden. Oorzaken daarvoor zijn gelegen in factoren als het klimaat en de korte dagen in de wintermaanden in onze streken. Vruchtenduiven moeten sowieso minimaal 14 uur daglicht hebben en de temperatuur mag nooit onder de 15 graden komen. “Door de snelle vertering van het zachte voedsel, eten de duiven de hele dag door hele kleine beetjes. Ze hebben dan ook een heel kort darmstelsel. Ik moet de dagen daarom met kunstlicht verlengen en ze zitten zomer en winter op plm. 16 uur licht en bij een temperatuur van minimaal 16 graden C.” Ook stellen ze hoge eisen aan hun voeding. Jan maakt zelf het voedsel van diverse soorten fruit dat hij mengt met Nutribird T16 Pellets (korrels) op basis van geselecteerde granen en veel verse vruchten. Hierover strooit hij een voedingssupplement genaamd Aves Fruitmix. Om vruchtenduiven (gezond) te kunnen houden is er dus heel wat meer nodig dan voor een hok post- of sierduiven. Het luistert allemaal zeer nauw en de duiven zijn zeer kwetsbaar. En dan hebben we het nog niet eens gehad over wat Jan er voor moet doen om jongen te kunnen kweken.

Jan heeft de afgelopen jaren met verschillende soorten vruchtenduiven gefokt. Met sommige rassen kostte het hem 5 jaar alvorens ze tot fokken kwamen. Momenteel fokt hij de volgende soorten vruchtenduiven; Prachtvruchtenduif, Zwartnekvruchtenduif, Karmijnkopvruchtenduif en Liliakapvruchtenduif. Via internet verdiept Jan zich in de leefomgeving van desbetreffende soort. Verder worden ervaringen uitgewisseld met andere fokkers. Er is zeer weinig over vruchtenduiven beschreven in boeken, zodat Jan feitelijk alles zelf heeft moeten uitvinden. En deze kennis deelt hij vervolgens weer met anderen. Hij geeft aan dat het feit dat de Karmijnkopvruchtenduif nu vrij algemeen voorkomt in Europa, zijn verdienste is geweest. Jan levert de door hem gekweekte duiven aan particulieren en dierentuinen. Voor de rassen die Jan fokt bestaan wachtlijsten. Alles moet worden geregistreerd, er zit een hele papierwinkel achter. Zelfs de prijs staat vast en wordt door dierentuinen bepaald. Nu deze soorten niet meer mogen worden geïmporteerd bestaat er een Europees fokprogramma waarbij alle kwekers zijn aangesloten. Inmiddels is het zo dat de soorten vruchtenduiven die Jan kweekt, in dierentuinen nauwelijks tot kweken komen en zie je dat steeds meer dierentuinen hun vruchtenduiven van particulieren als Jan betrekken. En dat is niet zo vreemd als je ziet wat een enorme inspanning er voor nodig is om een paar jongen te kweken. De gemiddelde postduivenliefhebber zal zeggen dat het onmogelijk is om vanuit een door een broedmachine uitgebroed ei een jong van een postduif groot te brengen. Dit is voor Jan echter een peuleschilletje. Hij brengt de helft van zijn vruchtenduiven namelijk vanaf het ei groot met de hand. Handopfok kweekt gemakkelijker omdat ze minder storingsgevoelig zijn, is zijn ervaring en daarom stelt hij elk kweekkoppel samen door een door hem met de hand opgefokte duif aan een partner te koppelen die door zijn ouders is grootgebracht (natuurbroed).

        

Het is een zeer arbeidsintensief en zorgvuldig karweitje om jongen van de vruchtenduiven met de hand groot te brengen. Jan moet er ’s nachts de wekker voor zetten daar ze om 2.30 uur gevoerd moeten worden. En ook als hij op pad gaat en lang weg is, neemt hij zo’n jonge duif dus gewoon mee. Een dergelijke inspanning wil/kan vrijwel niemand opbrengen. Ook moet je erg veel geduld hebben en goed tegen tegenslagen kunnen. De voldoening als hij er in slaagt om jongen te kweken van een soort waarvan dit niemand nog gelukt is, is echter groot. Door Jan gekweekte vruchtenduiven zitten intussen in dierentuinen en vogelparken in heel Europa. Daar kan hij mijn inziens trots op zijn! De voldoening van zo’n resultaat is misschien wel vergelijkbaar met een nationale overwinning als postduivenliefhebber.


28 juni 2015

 Henk Kip – Hollandscheveld / Selecteren.2

In september 2013 schreef ik mijn eerste column/minireportage over dit onderwerp en liet hierover Mari Broeren uit Den Dungen aan het woord. Dat is inmiddels al weer ruim anderhalf jaar geleden. De aanleiding om het weer eens over selecteren te gaan hebben, was dat ik recent In “Duifke Lacht” een artikel van André Roodhooft over selecteren las, waarin hij aangaf dat selecteren het grootste geheim in de duivensport is. André heeft als uitgangspunt dat goede duiven niet gekocht moeten worden maar zelf gekweekt. Om deze te kunnen kweken zal je wel met een goede basis moeten starten, zegt hij. En dan veel kweken, spelen en dan vooral keihard selecteren. Bikkelhard selecteren is de boodschap van André. Deze boodschap wordt al zo lang de duivensport bestaat door velen gepredikt, maar toch door weinigen opgepikt is mijn ervaring. Ik schreef zelf al eerder dat het belang van selecteren binnen de duivensport zwaar wordt onderschat. En dat dit gevolgen heeft voor de resultaten mag duidelijk zijn. De mensen die de duivensport op de eerste plaats als hobby/liefhebberij beschouwen, is de categorie die doorgaans veel te veel duiven laat zitten die op basis van hun prestaties geen plaats op hun hok hebben verdiend. Ze kunnen moeilijk afstand van een duif doen en besteden soms honderden euro’s aan benzine of koeriersdiensten om duiven op te halen die geen euro waard zijn. Vaak betreft het jongen die van het hok zijn geslagen of van een kort trainingsvluchtje verspeeld. Ik geef daar geen oordeel over. Een ieder is vrij om duiven te houden op zijn of haar manier. Maar wanneer je serieus wil mee doen voor een topklassering of kampioenschap is dit niet de weg. Dan zal je de duiven flink aan de tand moeten voelen en voor degenen die (er van uitgaande dat ze gezond zijn) niet op eigen kracht kunnen thuiskomen van een trainingsvluchtje, zou feitelijk geen plaats op je hok mogen zijn. En zeker niet kweken uit zulke duiven! Tenminste als je je eigen kwekers wilt kweken en niet constant duiven wilt bijhalen.

Tijdens een tafelkeuring in Hollandscheveld maakte ik kennis met Henk Kip en raakte ik met hem in gesprek. Henk is 57 jaar oud en heeft vanaf 1983 postduiven. Hij is door een kennis in contact met de duivensport gekomen. Die had al duiven en zocht een compagnon. In 1985 is Henk op zichzelf verder gegaan. Met duiven van zijn neef G. v.d. Sleen en van de destijds zeer bekende combinatie Kip/Profijt werden eind jaren 80 leuke prestaties behaald als het 5e generaal kampioenschap van de Noordelijke Fondclub (dagfond + overnachting + jonge duiven). Ook werden op St Vincent en Bergerac in 1989 en 1990 met slechts twee duiven mee mooie prestaties neergezet met 100 % prijs. Henk heeft echter ook genoeg teleurstellingen beleefd in de duivensport. Hij geeft aan dat hij het duivenmelken met vallen en opstaan heeft geleerd en dat hij nog steeds veel vragen heeft. Vooral op het gebied van voeding en het gezond weten te houden van de kolonie. Er is teveel geheimzinnigheid in de duivensport vindt Henk. De betere spelers weten net iets meer en hebben meer contacten zodat ze beter op de hoogte zijn van de ontwikkelingen op het gebied van voeding, supplementen en medicatie, zegt hij. Ik volg Henk wel in deze gedachtegang. Ik constateer dat namelijk zelf ook in mijn dagelijkse contacten met duivenliefhebbers. In een andere column kom ik hier nog wel op terug. Over dat onderwerp alleen al (verschillen in kennis en vaardigheden) zijn meerdere columns te vullen. Ik vroeg Henk wat hij graag zou willen bereiken in de duivensport. “Ik wil zo goed mogelijk presteren met de duiven en ooit een NPO overwinning behalen zou het mooiste zijn dat ik als duivenliefhebber kan bereiken. Daar wil ik mijn best voor gaan doen. Feitelijk heb ik nu net een herstart gemaakt. Nadat ik begin vorig jaar mijn duiven had gekoppeld kreeg ik paratyfus onder de duiven. Ik heb toen alles opgeruimd. In het najaar van 2014 heb ik vervolgens jonge duiven aangeschaft van Jacob Draaisma uit Dronrijp en dit jaar heb ik drie koppels eieren op een bon gekregen van Johan Halman uit Zuidveen (hier zijn inmiddels 6 prachtige jongen uitgekomen) en verder heb ik van Bram Wassenaar uit Minnertsga een koppel zomerjongen 2014 en een zestal jongen 2015 aangeschaft. Met deze nieuwe ploeg hoop ik weer een goed hok duiven op te kunnen gaan bouwen. Als ik dan ook nog het voeren beter onder de knie krijg en mijn duiven gezond kan houden, zouden de successen weer moeten komen.”

Ik heb Henk de onderstaande vragen m.b.t. selecteren voorgelegd.

Selecteren is m.i. de basis voor succes, mee eens?

Ja, daar ben ik het mee eens. Ik vermoed dat de meeste liefhebbers niet streng genoeg selecteren. Ze hebben bijvoorbeeld 16 broedbakken en die moeten elk jaar weer vol. Je kunt beter een paar bakken leeg laten, dan duiven laten zitten die geen plekje op het hok verdienen. En wat je dan ook ziet is dat uit die twijfelachtige duiven zelfs ook nog jongen worden gekweekt. Ik ben er wel achter dat je alleen maar moet kweken uit je beste duiven en dat je niet te lang moet wachten met een goede duif op het kweekhok te zetten.

Ben jij het met me eens dat het belang van selecteren binnen de duivensport zwaar wordt onderschat?

Ja. Dat vind ik ook. Zelf heb ik met de meeste duiven ook te veel geduld gehad. Vooral wanneer ik duiven had aangeschaft had ik er vaak moeite mee om die op te ruimen. Die kregen vaak meerdere kansen, maar uiteindelijk bleken ze toch niets waard te zijn. Ik geloof wel dat het fout is om dergelijke duiven te lang te laten zitten. Als ze zowel als jong en jaarling niet één keer op tijd zijn geweest, zou je zulke duiven in de meeste gevallen er uit moeten selecteren.

Ik ben van mening dat er te vaak probeersels op de kweek wordt gezet en daardoor teveel aan het toeval wordt overgelaten. Wat vindt jij?

Wanneer je duiven aanschaft dan moet je ook streng selecteren, want ik ben er wel achter gekomen dat lang niet alles wat je aanschaft, geschikt is voor de kweek. Het probleem voor veel liefhebbers is dat ze moeite hebben met het selecteren van de duiven op uiterlijk waarneembare kenmerken en daarom gaan kweken uit duiven met ongewenste eigenschappen, die vervolgens weer door vererfd worden.

Denk jij net als Mari Broeren, dat er veel liefhebbers zijn die van zichzelf wel weten dat ze wel wat hulp kunnen gebruiken bij het selecteren, maar het niet aandurven om er iemand bij te halen vanwege eventueel geroddel van sportvrienden?

Ik denk dat Mari gelijk heeft. Het gaat vaak zo dat als van iemand bekend wordt dat hij of zij hulp en/of duiven heeft gekregen er al snel het praatje rond gaat dat deze persoon geen verstand van duiven heeft. Voor mij is het echter wel duidelijk dat lang niet iedere liefhebber een duif in de hand kan beoordelen. Zelf gaat me dat ook niet zo goed af, maar daar schaam ik me beslist niet voor. Ik bevind me in groot gezelschap. Hulp vragen op onderdelen waar je zelf niet goed in bent, dat zouden veel meer liefhebbers moeten doen.

Waar let je zelf op bij het selecteren?

Selecteren moet je volgens mij het hele jaar door doen. Duiven die tobben met hun gezondheid kun je beter zo snel mogelijk opruimen. Mijn betere duiven waren altijd de duiven die er strak en gezond bij zaten. Hoewel ik weet dat er heel wat medicijnen worden verstrekt, denk ik toch dat je een streepje voor hebt als je weet hoe je je duiven gezond kan houden met zo min mogelijk medicatie. 


 7 juni 2015

 Henk Berentsen – Warnsveld / Kweekcentra.6

Op één van mijn vorige columns kreeg ik van Henk Berentsen uit Warnsveld een reactie. Deze liefhebber gaf aan dat hij een kweekcentrum heeft, dat hij specifiek had opgezet om beginnende liefhebbers voor weinig geld aan bruikbare en liefst ook goede duiven te kunnen helpen. Zijn uitgangspunt hierbij is dat ze beter een mand vol bij hem kunnen halen en deze door de reismand laten selecteren dan dat ze hetzelfde of veel meer geld uitgeven aan enkele duiven met klinkende namen en er dan zoals vaak gebeurt na een paar jaar achter komen dat ze met het verkeerde materiaal zijn gestart. Daar Henk met deze visie mijn nieuwsgierigheid naar hem en zijn kweekcentrum had gewekt, besloot ik om hem een bezoekje te brengen om zo een beeld te krijgen van de mens achter dit kweekcentrum.

Henk is 67 jaar en is in de duivensport terecht gekomen door zijn broer Theo. Omstreeks zijn 12e jaar bracht zijn broer hem het duivenvirus over en sindsdien heeft Henk met een paar kleine onderbrekingen vrijwel onafgebroken duiven gehad. In zijn jonge jaren werden er meteen al leuke resultaten behaald zoals een 4e Nationaal Wenen en een 2e op het Bondsconcours Passau. En op zijn 18e was hij al 1e kampioen jong in de C.C. Zutphen (460 leden). In de jaren die volgden nadat hij getrouwd was en op zichzelf woonde, volgden nog vele jaren van mooie uitslagen en kampioenschappen. Tegen de tijd dat zijn kinderen het huis gingen verlaten is Henk zich meer op het kweken dan op het vliegen gaan toeleggen. Dit is zo vanzelf gegroeid omdat hij wel met duiven bezig wilde zijn, maar de discipline van het op vastgestelde tijden loslaten en voeren niet meer wilde/kon opbrengen. Henk wilde alleen nog duiven voor zijn ontspanning en niet teveel aan huis gebonden zijn. Op deze manier, door zich alleen op het kweken te richten, lukt dit hem prima. Geleidelijk aan heeft Henk zich een vaste plaats in het wereldje van kweekcentra verworven. Zijn kweekcentrum wat hij de simpele benaming Pigeons Breeding Loft heeft gegeven, geniet redelijk wat bekendheid. Zijn klanten komen uit het hele land en de meesten komen regelmatig terug. Jaarlijks kweekt hij bijna 200 jongen die voor een groot deel naar vaste klanten gaan, waarvan er elk jaar weer een paar bijkomen.

Op zijn kweekhok zitten vooral duiven van Piere en Anneke Faes uit hun rechtstreekse van Loon en Dirk van Dijck duiven. Verder zitten er nog Ad Schaerlaeckens duiven via Herman en Dennis Beverdam uit Enter en uit de lijn van de Kleine Dirk (Koopman) van Geert Suijkerbuijk uit Bergen op Zoom. Zie voor een compleet overzicht van zijn duiven zijn website http://www.henkberentsen.nl/koppellijst.html In de loop van de tijd zijn er vanaf zijn hok verschillende goede duiven het land in gegaan. Dat doet Henk erg goed, want hier doet hij het voor. Het grootste succes met zijn duiven en/of hun nazaten werd behaald door wijlen Gerrit Lahuis (2e Nat/NPO Blois, midfond duifkampioen en 5e Nat Berlijn). Het telefoontje van Lahuis die hem zijn vroege duif op Blois meldde staat Henk nog bij als de dag van gisteren. Dat was een geweldig fijne ervaring zegt Henk. Gevraagd naar wat nu zijn hoofddoel met het kweekcentrum is, geeft hij aan dat hij er veel voldoening uithaalt als mensen met zijn duiven slagen. “Mijn doel is een stammetje duiven te bezitten waaruit ik regelmatig toppers kan kweken. Dit doel heb ik feitelijk al bereikt, maar probeer ik steeds verder te optimaliseren. Met mijn kweekcentrum wil ik “eerlijke duiven“ aanbieden die gezond zijn en in potentie de eigenschap hebben om kop te kunnen vliegen zodat de koper tevreden is. Ik ben tevens van mening dat de prijs die je voor een jonge duif vraagt voor vrijwel iedere duivenliefhebber te betalen moet zijn. Mensen die meer geld aan duiven uit geven dan dat ze zich eigenlijk kunnen permitteren, werken zich zelf in de nesten. Dat is niet goed voor de duivensport. Het is voor mij ook belangrijk om te weten hoe de door mij verkochte jongen het doen. Ik hecht daar veel waarde aan. Enerzijds omdat ik daar mijn selectie en koppelbeleid op aanpas en anderzijds omdat mijn streven er op gericht is dat men slaagt met de aankopen die men bij doet. Vergelijk het maar met het presteren met de duiven en de voldoening die je hebt als je vroeg zit. Diezelfde voldoening ervaar ik als de door mij gekweekte duiven bij anderen goed presteren.”

Wanneer kweken van goede duiven het belangrijkste aspect van de duivensport voor je is, dan zal je je ook (in ieder geval een beetje) moeten verdiepen in wat de beste duiven van het moment zijn. Uitslagen en stambomen bestuderen, veilingsites en websites van de sterkste spelers bezoeken, etc. Desgevraagd geeft Henk aan dat hij wel een beetje bij houdt wat er op de veilingsites aangeboden wordt, maar dat hij zelden iets via internet aanschaft. Wel bestudeert hij de stambomen van topduiven, al dan niet aangeboden op internet. “Ik baseer me vooral op mijn eigen stam en de duiven/lijnen waaruit deze is opgebouwd. Mijn streven is om deze stam steeds beter te maken. Dit doe ik door nieuw bloed in te brengen die uit goede bloedlijnen komen van hokken waar met name vliegresultaten belangrijk zijn. Ik richt me bij mijn aankopen vooral op (jongen van) asduiven, want dat zijn duiven die onder alle (weers)omstandigheden naar huis komen en karakter hebben. Van zulke asduiven bestudeer ik de stambomen en probeer ik de hierdoor verkregen inzichten toe te passen op mijn eigen hok. Ik heb in mijn hoofd een ideaal type waaraan elke duif die ik voor de kweek inzet moet voldoen. Dat zijn een goede uitstraling (intelligent en vol levenslust), er altijd gezond en strak bij zitten, karakter tonen en goed in de hand aanvoelen (gespierd, zacht en evenwichtig).”

Mijn conclusie uit het bezoek aan Henk en de mailwisseling die daarna met hem volgde is dat dit kweekcentrum past in het rijtje kleinschalige kweekcentra die niet specifiek een winstoogmerk voor ogen hebben, maar waarvan de eigenaren vooral genieten van de omgang met hun duiven. Daarnaast is het contact met duivenvrienden voor hen ook erg belangrijk en streven ze naar zoveel mogelijk tevreden klanten. Zodoende halen ze ook veel bevrediging uit de resultaten die anderen behalen met de door hen gekweekte duiven. In dit verband zijn er grote overeenkomsten tussen Henk Berentsen en Gerard Dekker, Dick Blaauwendraat, Willie Bronkhorst en Karel Rudolph waarover ik in eerdere minireportages schreef.


 20 Mei 2015

Jurgen Menkhorst – Drogeham / Toekomst van de duivensport.4

Vorig jaar maart deed Gerhard Bolks uit Gramsbergen zijn zegje over hoe hij de duivensport beleeft en hoe hij de toekomst van de onze geliefde hobby/sport tegemoet ziet. Gerhard die op verschillende fronten binnen de duivensport zijn steentje heeft bijgedragen, had een duidelijke visie op dit onderwerp. Met name zijn verdeling van de duivensporters in drie groepen, namelijk de traditionele hobbyist, de fanatieke topsporter en de professional, vind ik een heel bruikbaar instrument dat ik inmiddels zelf bij de begeleiding van de duivenliefhebbers die mij inschakelen, ook hanteer. Degene die ik in deze column/minireportage over dit onderwerp aan het woord laat valt mijn inziens onder categorie 2, de fanatieke topsporter die veel tijd besteed aan de duivensport, veel erover leest en praat en bereid is de nodige offers te brengen om aan de top mee te draaien. Het betreft de 26 jarige Jurgen Menkhorst uit Drogeham, die inmiddels een bekende naam aan het worden is, vanwege zijn werkzaamheden op het kantoor van de NPO in Veenendaal. Hij werkt namelijk sinds mei 2014 parttime als medewerker wedvluchtondersteuning bij de NPO. Dus ook beroepsmatig is Jurgen actief in de duivensport, waardoor hij uiteraard een andere visie op de duivensport heeft dan de gemiddelde duivenliefhebber.

Jurgen heeft vanaf zijn kinderjaren al duiven. Eerder was zijn vader de liefhebber en had hij enkele lievelingsduiven bij zijn vader in het hok. Later werd hij jeugdlid en speelde hij volledig zelfstandig. Na een paar succesvolle jaren als jeugdlid, is hij in combinatie met zijn vader gaan vliegen. Dit was beter met studie en werk te combineren voor zowel Jurgen als zijn vader. Samen met zijn vader werden verschillende mooie overwinningen behaald in CC verband, vooral op de iets zwaardere vluchten met NO wind. Eén van zijn mooiste herinneringen aan de periode in combinatie met zijn vader was een 2e prijs op een midfondvlucht in de afdeling met ‘de Belg’. Momenteel bevindt zijn duivenloopbaan zich in een tussenfase. Hij is sinds enige tijd afgestudeerd en samen met zijn partner probeert hij zich nu eerst ergens te gaan settelen. Vanuit het Gelderse Zelhem is hij verhuisd naar het Friese Drogeham. In deze fase van zijn duivenmelkersloopbaan is zijn aandacht nu het meest gericht op de kweek. Jurgen probeert nu te werken aan het opbouwen van een eigen stammetje met als basis Janssen-van Loon duiven gekruist met kinderen van 1e NPO winnaars. Zijn uitgangspunt is goed basismateriaal en daarbij heeft hij wel een ideaalplaatje over hoe een goede duif er naar zijn mening uit dient te zien. Hij ziet daarbij ook graag een rijkgekleurd oog, maar dat is het dan ook volgens Jurgen. De ogentheorie zegt hem niet zoveel. Net als ik zelf is Jurgen van mening dat er binnen de postduivenwereld meer rekening gehouden zou kunnen worden met de wetten van de erfelijkheid (genetica). “Zeker nu er steeds meer bekend wordt over het DNA van postduiven zou het interessant zijn om deze materie niet buiten beschouwing te laten. Binnen heel veel andere sectoren waar niet meer over sport gesproken kan worden, maar waar bedrijven moeten leven van productie (ook een prestatie) wordt met genetica extreem veel rekening gehouden. Topliefhebbers hebben al lang door dat de kans om uit een topduif een goede vlieger te kweken aanzienlijk groter is dan uit een losse flodder.”

Met bovenstaande uitspraak laat Jurgen al iets los over zijn visie op de toekomst van de duivensport. Die moet met zijn tijd mee gaan om te overleven en daar hoort het inspelen op nieuwe wetenschappelijke inzichten bij, maar ook door gebruik te maken van nieuwe kennis en technieken. De vooruitgang en vernieuwing in de duivensport zal van jonge, goed opgeleide mensen als Jurgen moeten komen. Hoe denkt hij bijvoorbeeld over het kunnen combineren van werk, gezin en duiven? “Duivensport is een tijdrovende sport en ik zie ook wel dat dit soms lastig is te combineren met werk en gezin, maar bij mij speelt dat gelukkig (nog) niet zo’n rol. Mijn vriendin is tevens mijn dierenarts. Haar interesse voor de duiven is bovengemiddeld meer dan bij veel andere stellen. Het lijkt mij wel belangrijk dat het gezin/vrouw achter de sport staat, hoewel ik ook genoeg liefhebbers ken waarbij de vrouw nagenoeg geen interesse heeft in de sport en waarbij het ook perfect gaat.” Op mijn vraag of hij een toekomst voor de duivensport ziet geeft Jurgen aan dat hij die zeker wel ziet. “Er moet wel een bepaalde herstructurering plaats gaan vinden. We zullen moeten gaan inzien dat de duivensport een sport is geworden waarin commercie een belangrijke leidraad is geworden. Uiteindelijk gaat het er om dat de meeste liefhebbers elke zaterdag een vlucht willen hebben zonder al te veel moeilijkheden er om heen, denk bv. aan bestuurlijke perikelen. Duivensport moet uitnodigend zijn vanwege het wedstrijdelement, de leuke onderlinge communicatie met duivenvrienden, de duif op zichzelf (een pracht vogel, ook voor leken gemakkelijk te houden) en het verenigingsleven.

Jurgen is gezien zijn leeftijd bij uitstek iemand om de vraag aan te stellen hoe je de jongere generatie bij de duivensport kan betrekken. Als antwoord op deze vraag geeft hij aan dat iedere liefhebber daar zijn steentje aan kan bijdragen. Hij noemt als voorbeeld dat hij vaak kinderen van vrienden en/of de vrienden zelf, mee neemt naar het duivenhok. Het is mij opgevallen dat onder de allochtone Nederlanders, vooral die van Turkse en Chinese afkomst er nogal wat liefhebbers van duiven zijn. Toch zie je relatief weinig postduivenliefhebbers van buitenlandse afkomst, afgezien van enkele die zelfs landelijk bekendheid genieten. Volgens Jurgen zou de oorzaak hiervan kunnen liggen in de financiën of misschien een stroef verloop van de communicatie vanuit de verenigingen. Op mijn vraag of de duivensport misschien te ingewikkeld is voor beginners, antwoord Jurgen heel verrassend dat hij vindt dat de duivensport juist gemakkelijk te leren is, als men de randzaken maar buiten beschouwing laat. Dit antwoord staat haaks op wat ik doorgaans te horen krijg van beginners. Maar misschien dat Jurgen, die de duivensport zelf met de paplepel heeft meegekregen, zo’n andere visie heeft, omdat hij voorbeelden in zijn omgeving kent van beginners die het duiven melken snel onder de knie kregen. En die voorbeelden ken ik inderdaad zelf ook, maar de meerderheid worstelt toch enorm met het zich eigen maken van de basale kennis. Je hoeft maar even door de duivengroepen op Facebook heen te scrollen om een indruk te krijgen waar men zoal als beginner tegenaan loopt. Op mijn vraag of er nog wel genoeg liefhebbers bereid zijn om nieuwe liefhebbers te begeleiden en te helpen is Jurgen ook erg positief. “Ja daar ben ik van overtuigd. Zeker in gebieden waar de sport en de dichtheid van het aantal liefhebbers per dorp hoog is.” Ook het financiële aspect vormt vaak een beletsel om te starten of om goed mee te kunnen op het niveau van de gevestigde orde. Ik was benieuwd hoe Jurgen hier tegenaan kijkt. “Vaak krijg je van veel liefhebbers jongen toegestopt. Begin hiermee om de basis van het duivenmelken onder de knie te krijgen. Maar stop hier na twee jaar mee en begin dan te werken aan de vorming van een eigen stammetje. Probeer dan van enkele goede liefhebbers goed materiaal te bemachtigen. Niet altijd is het duurste ook het beste. Tevens ben ik erg voor veterinaire controle zodat je als beginner ook je duiven gezond houdt het hele jaar.”

Als de grootste bedreiging voor het voortbestaan van de duivensport ziet Jurgen de afgunst onder de liefhebbers en daarnaast ook de resistentie tegen de werkzame middelen van duivenziekten welke in antibiotica zitten. Als medewerker van de NPO is Jurgen uiteraard goed op de hoogte van de discussie die is opgelaaid over het verdwijnen van de meldingen op TT. Hij geeft aan dat hij positief staat tegenover het initiatief van een aantal financiers uit de duivensport om los van de NPO een Teletekstpagina op te zetten. “Ik denk dat het waardevol is om iets authentieks niet te laten verdwijnen.” Tot slot vroeg ik Jurgen naar zijn mening ten aanzien van de invloed van dierenbeschermingsorganisaties op onze hobby; “Ik denk dat we zoveel mogelijk moeten doen om onze sport op een positieve manier af te bakenen en dat we laten zien dat duivenliefhebbers zo gek nog niet zijn als het om dierenwelzijn gaat. We stellen protocollen op die wekelijks te toetsen zijn aan weersinvloeden en vluchtomstandigheden. Ook leven we de regels na die de overheid voor ons opgesteld heeft.”


  07 mei 2015

 Lydia de Graaf - Oldehove / Jeugd en Duivensport.6 

In mijn column/minireportage over Jelle Hooikammer uit Staphorst schreef ik dat het contact met jeugdleden allerlei herinneringen oproept over mijn ervaringen als jeugdlid. Dat was ook het geval toen ik de 15 jarige Lydia de Graaf in het Groningse Oldehove bezocht. Staande voor haar kleine promohokje dat ze in bruikleen heeft van de NPO, moest ik denken aan het hokje waar ik zelf ooit mee begon. Ik woonde destijds in Wassenaar en was 13 jaar toen mijn vader een duivenhok voor me maakte in de schuur. Daar hield ik mijn eerste duiven (vooral gevangen verwilderde en verdwaalde postduiven en sierduiven). Dit hok werd echter al snel weer afgebroken en werd vervangen door een klein hokje in de tuin. Dit was een houten kinderledikant (waar ik zelf nog in had geslapen), dat door een broer van een vriendje werd omgebouwd tot duivenhokje. Dat vriendje was Dave Onvlee, die nu nog steeds (en ook goed) met duiven speelt als lid van de combinatie Onvlee-Langeveld. Op dit hokje waar 8 duiven in konden, begon ik in 1971 te spelen bij de Wassenaarse Vriendenclub. Een club die inmiddels niet meer bestaat. In deze vereniging werd in dat jaar naast Dave Onvlee, ook een ander vriendje lid (Niek Vollebregt die jarenlang met zijn broer Louis grote successen op Barcelona heeft behaald). Wij drieën waren de enige jeugdleden en er werd destijds vanuit de vereniging weinig voor ons gedaan. We moesten het eigenlijk zelf maar uitzoeken. Er was alleen een iets oudere jongen (net geen jeugdlid meer) die ons het eerste jaar hielp totdat hij ging studeren. Wat dat betreft hoor ik van veel jeugdleden en beginners helaas nog steeds dezelfde soort ervaringen. Dat is gelukkig niet overal zo. En in ieder geval is er vanuit de landelijke organisatie tegenwoordig wel meer aandacht voor de jeugd. Wat zou ik zelf destijds blij zijn geweest met zo’n promohokje!!

 Ook de hoofdpersoon van deze minireportage is erg blij met haar promohokje dat ze in maart van dit jaar van de NPO in bruikleen heeft gekregen. Lydia is in contact gekomen met de duivensport door Harmen Faber die bij haar in de buurt woont. Zij vond vorig jaar een jonge houtduif die uit zijn nest was gevallen. Lydia wilde deze houtduif groot brengen en zocht hulp bij Harmen van wie ze wist dat hij postduiven had. Met zijn hulp slaagde ze daar ook in. Deze houtduif vloog toen hij groot was overdag los rond en kwam de eerste maanden ’s avonds ook weer terug naar zijn hok. Maar een houtduif is geen postduif, dus op een gegeven moment keerde hij niet meer terug. Inmiddels was Lydia zo gehecht aan haar duif en wilde ze graag weer een duif, maar dan eentje die wel zou blijven. Harmen kweekte daarom voor haar begin dit jaar drie jonge postduiven en zodoende werd Lydia zijn trouwe supporter. Al snel ontstond bij haar het idee om ook zelf met wedstrijden te gaan meedoen en dus moest er een hok komen waar iets meer duiven in konden. Dit werd door Harmen zijn toedoen het promohokje. Inmiddels heeft ze zeven jonge duiven, van Harmen en twee andere liefhebbers. De meeste jeugdige duivensporters die ik ken worden door hun ouders financieel ondersteund. Dat is bij Lydia niet het geval; “Ik heb het voordeel dat ik een jeugdlid ben, bijna niks hoef te betalen en er veel voor mij geregeld wordt. Ik heb een baantje (krantenwijk) zodat ik voer kan kopen en de contributie kan betalen. De enige hulp die ik krijg en waar ik heel erg blij mee ben, is dat mijn moeder af en toe de duiven los laat en voor de duiven zorgt als ik weg ben. Ik heb eigenlijk best wel een druk schema met school, huiswerk, krantenwijk etc. en dan schieten de duiven er nog wel eens bij in. Uiteindelijk komt alles altijd wel weer goed en de dag daarop geef ze ik dan weer extra veel aandacht.”

Lydia is dus een echte leek in de duivensport. Ze heeft ook geen familie of vrienden met duiven. De aanwas van dit soort jeugdliefhebbers is erg klein. Het aanbod van vrije tijdsbesteding voor de jeugd van tegenwoordig is erg groot vergeleken met toen ik die leeftijd had. Als ik zo iemand als Lydia tegenkom intrigeert het mij dan ook wat hij of zij zo aantrekt in de duivensport. Lydia; “Ik vind het heel leuk om goed voor de duiven te zorgen, en een leuke uitdaging om ze tam te maken en goed te trainen. Ik focus me nu nog het meeste op hun gezondheid, huisvesting en eten, maar ik kijk er ook al naar uit om straks mee te doen aan de wedstrijden. Dat vind ik erg spannend natuurlijk. De eerste wedstrijd waar ik aan ga meedoen is op 24-07 en is vanaf Zutphen.”

Lydia is lid van PV Naar Huis in Zuidhorn. Deze vereniging telt 24 volwassen leden en 2 jeugdleden waaronder Lydia. Ze geeft aan het naar haar zin te hebben in deze club. Klusjes als het opknappen van de inkorf-unit van de club en het meehelpen met inkorven vindt ze ook erg leuk. Lydia ziet wel in dat er heel wat voor komt kijken om succesvol mee te kunnen doen, maar vooralsnog is ze al zeer tevreden als haar duiven gewoon thuis komen, ook al vliegen ze geen prijs. “Ik ben nog een beginner en moet dus nog heel veel leren. Gelukkig heb ik de hulp van Harmen en kan ik hem alles vragen als ik iets niet weet. Zonder zijn hulp had ik geen postduiven kunnen hebben. Datgene wat ik nu weet heb ik van Harmen geleerd en ook heb ik veel op internet opgezocht. Ik heb namelijk ook een presentatie over postduiven gehouden op school. Daarvoor moest ik uiteraard veel opzoeken over de verzorging, de wedvluchten, enz. Ik heb ook veel filmpjes op YouTube bekeken waarin je mensen met hun duiven bezig ziet. Dat vind ik ook erg leerzaam.”

Uit het bovenstaande wordt eens te meer duidelijk dat een jeugdlid de hulp van een mentor zeer hard nodig heeft. Gelukkig heeft Lydia zo’n mentor in de persoon van Harmen Faber die zich hiermee een goede ambassadeur van de duivensport toont. Het zou mooi zijn als Lydia duivenmelker blijft. De jeugd heeft de toekomst.


24 april 2015

Frank v.d. Dragt – Harderwijk / Beginners bij de Sport houden.6

Het is alweer een jaar geleden dat ik over een echte beginner schreef. Net als de hoofdpersoon uit die column van vorig jaar (Marc Flap) heeft de liefhebber die ik deze keer naar zijn ervaringen heb gevraagd, ook nog maar anderhalf jaar duiven. En de volgende overeenkomst is dat hij in die hele korte periode dat hij duiven heeft, ook al meteen zeer redelijk meedoet met de gevestigde orde. Dit soort knapen moeten het wel in hun vingers hebben, d.w.z. gevoel voor duiven hebben en de juiste antenne die ook goed gericht staat. Ik bedoel hiermee niet alleen het met duiven kunnen omgaan, maar de juiste informatie kunnen selecteren uit het enorme aanbod, met het juiste materiaal beginnen, dus duiven aanschaffen die bij hen passen, aanvoelen bij wie ze het beste kunnen aankloppen voor duiven en advies, etc.  Ik ben altijd blij als dit soort liefhebbers op mijn pad komen. Het zijn meestal zeer dankbare leerlingen en zij doen ook wat met mijn adviezen. En als het dan ook nog goed uitpakt ben ik een tevreden mens. Dit is waar ik het voor doe en niet voor de financiën zoals in de beginfase dat ik startte met mijn activiteiten door sommige criticasters wel eens werd gesuggereerd. Nee, liefhebbers een steuntje/duwtje in de rug geven om succesvol de strijd te kunnen aangaan met de gevestigde orde, dat is mijn belangrijkste doelstelling.

Tijdens mijn bezoeken aan clubgenoten van Frank had ik zijn naam al eens horen vallen. Zo voorspelde o.a. een clubgenoot die al tientallen jaren tot de gevestigde orde behoort, hem een grote toekomst in de duivensport. Dit soort uitspraken hadden mijn nieuwsgierigheid dus al gewekt voordat hij mijn pad kruiste. Ik was daarom zeer verbaasd toen Frank (36 jaar) mij in januari van dit jaar vertelde dat hij pas in september 2013 is begonnen met duiven, dus feitelijk nog maar net bezig was. De eerste vluchten dat hij mee speelde was met late jongen  op de z.g. taart vluchten bij de Hoksebergvliegers in ’t Harde. Zijn vader had tijdens Frank zijn kinderjaren ook duiven en toen is zijn liefde voor vogels en duiven ontstaan. Tot een paar jaar geleden heeft Frank altijd een aantal parkietachtigen zoals Ara’s gehad. Daarnaast was hij de laatste jaren dag en nacht aan het werk in zijn eigen zaak (timmerbedrijf) en was er niet veel tijd voor andere dingen. Omdat hij toch graag iets wilde hebben om zich te ontspannen en het liefst iets met vogels, ontstond bij hem het idee om met postduiven te beginnen. Omdat hij zelf timmerman is en ook al wat duivenhokken had gemaakt waar goed op werd gepresteerd, stond er al snel een hok. Zijn schoonvader Henk, die tot een paar jaar geleden zelf deel uitmaakte van de succesvolle combinatie Beelen, zorgde vervolgens voor jonge duiven van goede spelers als Jacob Hop, Everhard van Pijkeren en de combinatie Boonen.  Enige tijd later kon Frank het hele hok van H.B Hubers uit Didam overnemen. Dat waren voornamelijk overnachtduiven. Met deze duiven is hij in 2014 flink gaan kweken zodat hij op de eerste jonge duivenvlucht met een flinke ploeg jonge duiven aan de start verscheen. Overigens speelde hij met de taartjongen van 2013 ook al met het oude duivenprogramma mee en presteerde het zelfs al om een 5e TT te vliegen op de NPO vlucht Salbris. Ook met de jonge duiven werden er een aantal mooie uitslagen neergezet en opvallend genoeg werden er ook maar enkele jonge duiven verspeeld. Frank startte in 2014 met 102 jongen en had er na de laatste vlucht nog 88 van over. Terwijl ze alles mee geweest zijn t/m Troyes (463 km).

Net als aan de andere beginners heb ik Frank gevraagd wat hij nou echt moeilijk vindt aan de duivensport. Zijn antwoord; “Ik kan het niet echt moeilijk noemen, maar het is wel een lastig aspect wanneer je over niet al te veel tijd beschikt. En dat vind ik het constant scherp moeten zijn. Je moet je duiven voortdurend observeren.  Ik bedoel hiermee dat je echt overal op moeten letten. Dus zowel ’s morgens als ’s avonds de duiven zelf observeren, maar ook de mest bekijken. Ligt er voldoende dons? Hoe vliegen ze? Hebben ze geen dikke koppen of natte ogen? Tocht het niet bij bepaalde weersomstandigheden? Hoe ruikt het op het hok, enz.?  Het belangrijkste is dat ik er plezier in houd en deze dagelijkse inspanning mentaal op kan brengen. Want als het wat minder goed gaat met de prestaties, moet je toch steeds weer die energie en moed opbrengen om er weer volop tegen aan te gaan. Het grote voordeel dat ik heb, is dat mijn hele gezin er achter staat. Mijn vrouw Angelique en mijn kinderen Giwan en Zara vinden het ook prachtig en willen altijd een handje helpen bij de verzorging als dat nodig is. Zo laat Angelique elke dag de jongen los en is ze zaterdags nog zenuwachtiger dan ik. Het is bij ons echt een familie sport. Daarom heb ik me ook geen ander doel gesteld dan alleen het ervan genieten. En natuurlijk willen we winnen, maar genieten is net zo belangrijk en als we dan een prijsje pakken genieten we er dubbel van.”

De liefhebbers die ik in de voorgaande minireportages over de hindernissen sprak die ze moesten overwinnen om mee te kunnen komen, noemden zaken als het schiften van de grote hoeveelheid informatie, het combineren met hun werk en gezinsleven, de financiële offers die er gebracht moeten worden en het daardoor soms keuzes moeten maken om iets wel of niet te doen, onvoldoende hulp krijgen uit de omgeving/club, enz. Ik vroeg Frank hoe hij daar tegenaan kijkt; “De duivensport is prima met mijn werk te combineren. Ik werk momenteel in Nijkerk en neem geregeld duiven mee om daar te lossen. Ik ben om 17.00 uur thuis en laat dan de duivinnen los. Zoals gezegd is mijn vrouw net zo gek met de duiven als ik en steekt een helpende hand toe. De duivensport is inderdaad niet goedkoop. Ook wij zullen ons moeten aanpassen. Momenteel heb ik een grote kolonie van - alles bij elkaar inclusief de jongen - rond de 250 duiven. Dat is eigenlijk teveel voor mij, dus ik heb me voorgenomen om eind van het jaar niet meer dan 100 duiven over te houden. Ik denk wel dat je met een klein budget ook genoeg plezier aan je duiven kunt beleven. Het is inderdaad als beginner niet eenvoudig om je weg te vinden in het doolhof van informatie dat op je pad komt. Ook ik zit geregeld achter de computer, lees reportages, volg discussies op Facebook en bekijk de duivenveilingen. Verder heb ik de afgelopen winter een flink aantal DVD’s over postduiven bekeken. Ik heb vooral van dat laatste veel opgestoken. Ook hou ik mijn oren en ogen goed open in de club en krijg ik geregeld tips van mijn schoonvader, die met de combinatie Beelen grote successen op de overnacht heeft behaald.”

Het onderwerp van deze column is “beginners bij de sport houden”. Door deze beginners zelf aan het woord te laten over wat er nodig is om hen niet te laten afhaken, heb ik hiervan inmiddels een redelijk beeld gekregen. Dat helpt mij weer om mijn dienstverlening nog beter daarop aan te laten sluiten. Daarnaast zie ik ook grote overeenkomsten tussen de beginners die zich met weinig moeite weten te plaatsen tussen de gevestigde namen. In een volgende column over dit onderwerp kom ik hier op terug. Op bezoek bij - en in gesprek met Frank, is mij in ieder geval duidelijk dat er niet zo heel veel voor nodig is om hem bij de sport te houden.  Zijn nuchtere kijk, de bedachtzame en weloverwogen manier waarop hij te werk gaat, het oog voor detail, een onderzoekende geest en een positieve instelling zijn mijn inziens allemaal ingrediënten om in de duivensport te slagen.


10 April 2015 

Johan en Willy Zomer – Weiteveen / Saamhorigheid.2 

De duif wordt veel gezien als het symbool voor verbroedering en saamhorigheid. Het is dit aspect wat binnen de duivensport op een aantal plaatsen echter helaas verloren dreigt te gaan. Door sommigen wordt dit de belangrijkste reden van de teruggang van het aantal beoefenaars van de duivensport genoemd. In februari 2012 schreef ik mijn vorige column over dit onderwerp waarin Ad van Breugel en zijn vader uit Vught hun zegje deden. Zij waren er beiden heel duidelijk in en gaven aan dat ze met de sport zouden stoppen als aan hun behoefte aan saamhorigheid niet meer zou worden voldaan. Ik heb dit soort uitspraken de afgelopen periode veel vaker gehoord en gelezen. Om die reden vond ik het tijd worden om weer eens iemand over dit onderwerp aan het woord te laten. Deze keer is dat Johan Zomer uit Weiteveen en deels ook diens vrouw Willy.

Johan is 66 jaar en is een z.g. herintreder. Tijdens zijn jeugd hadden zijn ouders Meeuwtjes (sierduiven) om het huis rondvliegen. Via die sierduiven is hij destijds (1970) in contact met de postduivensport gekomen en heeft vanaf die tijd lange tijd postduiven gehad. Op een gegeven moment was dit echter niet meer met zijn werk te combineren en is hij gestopt. In 1997 begon het toch weer te kriebelen. Hij was inmiddels verhuisd naar Weiteveen en pakte daar de draad weer op. Van een vroeger clublid, Kees Oosterhof uit Ter Apel en via de aanschaf van enkele bonnen, kwamen de eerste duiven. Echte grote successen zijn er sindsdien niet geweest. Nou hoeft dat voor Johan ook niet beslist. Hij is tevreden met het verzorgen van zijn duiven, af en toe een mooie uitslag of een vroege duif en hij stelt daarnaast veel prijs op de gezelligheid van het verenigingsgebeuren. Hij is lid van PV Zwartemeer, een club van 23 leden. Helaas telt deze club geen jeugdleden. De sport vergrijst jammer genoeg, zegt Johan. Zowel Johan als zijn vrouw Willy zijn goed te spreken over de sfeer in de vereniging. Zelf is Johan penningmeester en zit hij in de commissie die activiteiten organiseert. Naast de jaarlijkse tentoonstelling wordt er na het vliegseizoen altijd een gezellige BBQ gehouden, waarbij ook de dames van harte welkom zijn. Verder is er de jaarlijkse feestavond met de prijsuitreiking van de winnaars van het vliegseizoen, waarbij dan een warm en koud buffet wordt geserveerd. De commissie denkt daarnaast ook nog na om een leuk evenement speciaal voor de vrouwen van de leden te organiseren. Naast genoemde activiteiten bezoekt Johan namens zijn vereniging ook de rayon- en afdelingsvergaderingen.

Johan beleeft zoals gezegd veel plezier aan de omgang met zijn duiven en dan vooral van de kweekperiode. Maar de dagfond en vooral het zien thuiskomen van een duif na een hele dag vliegen, kan hem ook erg bekoren. En niet alleen Johan, want ook zijn vrouw Willy is erg betrokken bij de duivensport. Zij verzorgt de duiven als Johan door omstandigheden dat niet kan en ook beleven ze samen veel plezier aan de éénhoksraces waaraan zij al sinds 2001 mee doen. Ze gaan ook altijd samen naar de eind race toe als het maar even kan. Zo waren ze de afgelopen jaren aanwezig bij de Papshleefrennen in Gronau, de Noordsee Rennen in Sylt, de Ostsee Rennen in Neustadt/Holstein aan de Ostsee (allen in Duitsland) en de Danish Pigeon Race in Aabenraa (Denemarken). Aan deze races deden/doen ze zelf ook mee. Hun mooiste resultaat was in 2008 op de eind race van de Papshleef Rennen in Gronau waar ze de 11e, 33e en 45e prijs wonnen. Johan geeft aan; “We doen vooral mee voor de gezelligheid en de leuke contacten die je daar opdoet met deelnemers uit diverse landen zoals Zweden, Denemarken, Duitsland, België en natuurlijk ook uit Nederland zelf. Daarnaast vind ik het ook een goed alternatief voor mensen die thuis geen duiven meer kunnen houden, maar toch graag in contact willen blijven met de postduivenwereld. Jonge duiven zijn overal wel te koop en dan is het inschrijven en meedoen. Wij zijn voor Nederland ook contactadres voor de Ostsee Rennen en dit jaar zijn we ook het aanleveradres voor de Danish Pigeon Race. Maandag 13 april en maandag 4 mei worden hier de jonge duiven opgehaald door het DPC team uit Denemarken. Ook weer een leuke ervaring.” Uit het enthousiasme dat uit deze woorden spreekt kun je wel opmaken dat het aspect saamhorigheid en verbroedering een belangrijke rol speelt in de sportbeleving van Johan en zijn vrouw Willy.

Naast het plezier van hun duiven, beleven ze ook veel plezier aan hun honden zegt Willy. “We zijn ook heel enthousiaste hondenliefhebbers. We hebben twee honden, namelijk Strauss onze Leonberger en Barkoes onze kleine Kaninchen Teckel. Met deze honden gaan we een paar keer per jaar naar de clubmatch en een grote internationale hondententoonstelling. Ook nemen we ze altijd mee naar de Ostsee rennen in Neustadt.”

Tot slot enkele vragen.

Haal je vaak duiven bij en zo ja waar of op welke manier?

Zo nu en dan, maar niet zo vaak. Soms koop ik een bon van een goed presterende liefhebber. Ik probeer dan van te voren wel iets over de desbetreffende liefhebber en zijn duiven te weten te komen. Teveel duiven worden alleen gekocht op basis van een prachtige stamkaart. De hedendaagse duivenhandel waar gigantische bedragen in omgaan vind ik heel bizar. Velen zijn blijkbaar dol op een goede stamkaart, maar dat zegt mij niet zoveel.

Wordt er door jullie veel geruild en samen gekweekt met bevriende liefhebbers, omdat jullie over zo’n groot netwerk beschikken?

Nee, in deze regio wordt dat niet zoveel gedaan zoals dat in andere delen van het land wel gebeurt. Dat vind ik eigenlijk best wel jammer. Toevallig heb ik dit jaar op advies van de-duivencoach.nl met mijn (naar zijn mening) beste doffer voor het eerst samenkweek gedaan met Bert Bloemert uit Staphorst. We zijn erg benieuwd hoe dat uitpakt. De jongen hieruit zijn in ieder geval prachtig. Nu maar hopen dat ze goed gaan vliegen.

Heb je nog wensen voor de toekomst t.a.v. de duivensport?

Ik hoop nog lang gezond genoeg te blijven om de duivensport te kunnen beoefenen. En verder hoop ik nog eens een overwinning te behalen op een éénhoksrace of in groot verband, bijvoorbeeld een TT vermelding (maar dat laatste lijkt niet meer te gaan gebeuren).


29 maart 2015 

Anne Lenis - Joure / De Verzamelaar

De afgelopen jaren zijn al verschillende types duivenliefhebbers aan bod geweest. Zoals de echte liefhebber in de zin van iemand die zijn duiven als huisdieren beschouwt en zijn duiven nauwelijks of niet durft mee te geven op wedstrijden, enkele fanatieke winnaars, een verenigingsman, een bestuurder, eigenaren van kweekcentra, een eigenaar van een centraal hok en zelfs een zingende duivenliefhebber. Er bevinden zich onder de duivenliefhebbers vele vogels van diverse pluimage. De man die deze keer centraal staat in mijn column/minireportage behoort tot de kleine categorie verzamelaars van ringen en eigendomsbewijzen van postduiven. In Nederland zijn er rond de 20 van deze ringenverzamelaars en deze hebben niet allemaal (meer) zelf duiven. Wereldwijd zijn er enkele honderden mensen die duivenringen en/of eigendomsbewijzen verzamelen. En één van hen is mijn hoofdpersoon van deze column, namelijk Anne Lenis uit Joure.

Anne is 61 jaar en heeft inmiddels ruim 50 jaar duiven. Hij was 10 jaar toen hij zijn eerste postduiven kreeg. De vriend van zijn zus (inmiddels zijn zwager) was duivenliefhebber en timmerman. Deze heeft zijn eerste hok gemaakt. Van hem (Toni Beuker uit destijds Workum, maar nu Nieuw Zeeland) kreeg hij ook zijn eerste duiven. Anne is een kleine liefhebber die tevreden is met zo nu en dan een mooie uitslag en af en toe eens een 1e plaats. “Het vliegen is erg leuk maar de motivatie is er niet altijd. Ik ben één keer kampioen geweest in de club, en werd toen ook fond kampioen in de club. Ik heb ook een keer de asduif gehad. Die heb ik toen weggegeven. Ik ben niet iemand die iedere week gespannen en gestrest bij het hok staat. Ik ben er wel vroeg uit om te kijken hoe laat de duiven thuis kunnen komen. En ik kijk ook wel op de computer om te zien hoe laat de anderen zitten.” Mooie uitslagen zijn er gelukkig ook regelmatig. Zo had Anne vorig jaar op een fondvlucht acht duiven mee en draaide hij ze alle acht in de punten. Ook speelde hij in 2011 een 1e in de Afdeling Friesland op Den Bosch en in 2013 stond hij op Teletekst met een 9e in sector 4 op St Vincent en dat met maar 1 duif mee. Van zulke prestaties kan hij intens genieten, evenals van de gezelligheid in de vereniging. Helaas is zijn gezondheid de afgelopen periode een stuk minder geweest, zodat hij even een stapje terug moest doen, maar dat gaat nu gelukkig weer de goede kant op. Anne heeft de mazzel dat zijn vrouw Gea ook van de duiven kan genieten. Samen genieten is toch het mooiste zegt Anne. “Het is echt een passie. Toen we in 1978 trouwden kreeg mijn vrouw een album van haar familie met foto’s uit haar jeugd. In dat album stond een foto van mij waarbij geschreven stond “Dit is Gea haar liefde” en bij een foto van mij met een duif in de hand bij het duivenhok “en dit is Anne zijn liefde”. Niet iedereen zal dit begrijpen, maar de duivensport zal sowieso voor veel mensen altijd een groot mysterie zijn en blijven.”

Zoals gezegd kan Anne behalve van zijn duiven ook erg genieten van het clubgebeuren. Daarnaast gaat hij nu al bijna 30 jaar mee als begeleider met een bus jeugdleden uit Friesland naar de Jeugddag van de NPO. Vroeger in den Bosch en Rosmalen en nu al weer jaren in Houten. “Ik vind het erg leuk om die kinderen elk jaar weer te ontmoeten in de bus en te begeleiden. Het is mooi om te zien dat deze jeugd zoveel plezier beleefd aan de duivensport. Ook ben ik al een aantal jaren vrijwilliger bij de prijsuitreiking voor de Jeugd in Friesland. Eerst was dit in Joure waar de heer Donker altijd kwam met een film waarbij hij een verhaal vertelde. Dit vond de jeugd schitterend. De laatste jaren wordt dit georganiseerd in Ureterp.” Het meeste plezier beleeft Anne tegenwoordig echter aan het verzamelen van allerlei zaken die met duiven te maken hebben, zoals ringen en eigendomsbewijzen uit de gehele wereld, oude tijdschriften en boeken, postzegels, kaarten met postduiven, oude medailles, duivenfluitjes uit Indonesië, enz. Hierdoor komt hij in contact met duivenliefhebbers van over de hele wereld. “Het is erg leuk dat contact met al die mensen in zoveel verschillende landen. Ik geniet daar iedere dag van! Dank zij internet en vooral Facebook heb ik inmiddels zeer veel contacten opgedaan. Met mijn school Engels kom ik een heel eind. Het is prachtig om te ruilen met deze verzamelaars! Zo ontving ik bijvoorbeeld de afgelopen week ringen uit Irak, Bangladesh en Senegal. Ik bezit inmiddels duivenringen uit 92 landen en eigendomsbewijzen uit 52 landen. Het mooie aan deze hobby is ook dat het verzamelen het hele jaar door gaat. Maar vooral wanneer in januari de nieuwe ringen uitkomen stroomt hier de post binnen Ik vind het overigens wel heel jammer dat er uit China veel nagemaakte ringen en eigendomsbewijzen op de markt komen.”

Tot slot nog een paar vragen.

Zijn er nog speciale dingen die je zoekt?

Ja, vooral ringen van voor 1945. En ook misdrukken van eigendomsbewijzen. In de jaren 30 van de vorige eeuw zijn er ringen uitgegeven met opdruk ZVB of ELSP. Die zou ik wel heel graag willen toevoegen aan mijn verzameling.

Je besteed veel tijd met het zoeken naar spullen voor je verzameling. Besteed je ook tijd aan het zoeken naar betere duiven?

Nee helemaal niet. Daar heb ik trouwens ook geen geld voor. Zo nu en dan krijg ik wel eens duiven en daar zit dan ook meestal wel iets goeds bij. De TT duif van St Vincent heb ik bijvoorbeeld ook gekregen. Laatst kreeg ik nog twee duiven van Gert Jan Beute en een aantal jaren geleden had ik ergens een klusje gedaan en werd ik daarna gebeld of ik 4 eieren kon plaatsen van Peter v.d Merwe. Het bleek dat die man een oom was van deze topspeler.

Hoe kijk je aan tegen de hedendaagse duivensport en hoe zie je de toekomst hiervan?

De duivensport is voor veel mensen een leuke hobby en voor enkelen zelfs hun werk. Ieder doet het op zijn eigen manier. Ik zou het wel zonde vinden als de duivensport verloren zou gaan.


18 Maart 2015

Gerrit Veerman - Volendam / Beroemde kweekkoppels – Het Betuwekoppel

In mijn vorige column over dit onderwerp waarin Jans de Vries centraal stond met zijn beroemde Bijter x Visje, gaf ik al aan dat het aantal echte kweekkoppels beduidend minder is dan de commercie ons wil doen laten geloven. Ik schreef (me daarbij beperkend tot de laatste 20 jaar) dat ik met grote regelmaat nazaten in handen kreeg van een vijftal min of meer beroemde kweekkoppels. Naast de Bijter x Visje noemde ik toen o.a. ook het Betuwekoppel van Jan Peters. Enige tijd geleden had ik de mogelijkheid om dit koppel in levende lijve te kunnen bewonderen. De eigenaar van dit koppel is echter niet Jan Peters zoals velen denken, maar de Volendamse vishandelaar Gerrit Veerman. Wel is Jan Peters, de grote fondmatador uit Bemmel, de kweker van beide duiven, door Gerit gedoopt als Petertje en Agnes. Deze laatste genoemd naar de vrouw van Jan Peters.

Gerrit is 68 jaar en heeft vanaf zijn zesde jaar al duiven. Zijn eerste duiven kwamen van de oom van zijn vader, dat waren zwarte Hornstra’s. Ze werden gehuisvest bij een oom van Gerrit die een hok boven de garage van zijn groot vader had. Hij moest ze zelf verzorgen en het geld voor het voer verdiende Gerrit met garnalen pellen. Gerrit heeft in de loop der jaren verschillende mooie prestaties op de fond behaald, zoals bijvoorbeeld een 8e nat. Bergerac, de 12e nat. Barcelona, een 16e nat. Pau, 3e kampioen ochtendlossing Marathon Noord en de 3e plaats in de Super League van Fond Unie 2000. Ook bewaart hij mooie herinneringen aan die keer dat hij in de fondclub Noord Holland op Bordeaux de enige was die op de dag van lossing een duif thuis kreeg. Maar Gerrit geniet de meeste bekendheid door de prestaties die anderen met zijn duiven en hun nazaten behalen. Gerrit was zelf vanwege zijn drukke werkzaamheden (eigenaar van twee viswinkels) en een slechte gezondheid (reuma) vaak niet in staat om het optimale uit zijn duiven te halen. Hij is echter zeer trots op het feit dat met zijn duiven en hun nazaten zo goed gepresteerd wordt. Wat Gerrit diep raakt is dat niet iedereen die bijzonder goed presteert met zijn duiven en hun nazaten, de herkomst hiervan vermeld, d.w.z. de naam van Gerrit niet vermeld op de stamkaarten en/of in reportages. Voor hem is deze waardering immers de kroon op zijn werk als kweker. En dat betreft dan niet alleen de nazaten van zijn Betuwekoppel, want van zijn hok zijn ook een aantal zeer goede vliegers en kwekers gekomen waar geen bloed van dit beroemde koppel in zit.

Met het Betuwekoppel heeft Gerrit een koppel samengesteld dat verantwoordelijk is voor vele grote successen op nationaal niveau. Ik kan gemakkelijk enkele pagina’s volschrijven met referenties van liefhebbers die met de nazaten van dit koppel zeer goed geslaagd zijn. De meest aansprekende hiervan zijn op de website van Gerrit te lezen. http://www.veermanduivenvolendam.nl/html/prestaties.htm en ook deze lijst is niet up to date en volledig. Ik beperk me voor deze minireportage dan ook tot de absolute toppers. Allereerst de Superkweker Stet van Fred Stet (04-578) rechtstreeks uit het Betuwekoppel. Deze doffer is o.a. vader van een 1e, 2e en 4e nationaal (nazaten 13 x bij de eerste 100 nationaal). Deze doffer verblijft nu op het hok van de combinatie Verwey-de Haan. Dan is er de 04-621 van de Gebroeders Jacobs die eveneens rechtstreeks uit het Betuwekoppel komt. Deze doffer vloog zelf een 8e nat. Perpignan en een 16e nat. Barcelona. Kinderen van deze doffer vlogen o.a. een 3e, 17e, 19e en 25e nationaal. Een paar willekeurige andere excellente nazaten van dit kweekkoppel zijn bijvoorbeeld ook de Suarez van de combinatie Hendriks (1e Fondunie 2000 Agen 2014), de 13-124 van John Laan (1e NPO Salbris 2014) en de Jesper, aslmede ook de Veerman van Rob Timmermans die afgelopen jaar de 1e Internationale Competitie Gouden Duif Zware Fond won waaraan de Jesper en de Veerman een groot aandeel hadden. En recent won een achterkleinkind van het Betuwekoppel op Tenerife voor Anton van Oort de 1e op een loodzware race over zee. Een bijzondere prestatie want deze duif vloog 6 minuten los op 1074 duiven op een afstand van 95 km. En zo zijn er nog veel meer aansprekende resultaten behaald met jongen uit andere zonen en dochters van het Betuwekoppel zoals een 16e nat. Pau. Gerrit heeft echter nog geen gelegenheid gehad om de lijst aan te vullen.

Het Betuwekoppel is door Gerrit bewust bij elkaar gezocht en gekoppeld. Gerrit hier zelf over aan het woord; “Ik heb in 2002 t/m 2004 in totaal 6 duiven gekocht bij Jan Peters. Bij deze 6 duiven zat een duivin waar ik eigenlijk niet zo tevreden over was. Toen er in Rosmalen bij de NPO manifestatie een duivin van Jan Peters te koop werd aangeboden waarvan de stamboom mij aansprak, ben ik naar deze verkoop gegaan en heb die duivin de 03-2014909 gekocht. Deze duivin die ik de Agnes noemde heb ik gekoppeld aan de 02-1214615 (Petertje). Dit was een schot in de roos. De naam van het Betuwe Koppel kregen ze later van Bas Weijers. Die was hier destijds toen Jan Peters een foto wilde laten maken voor een reportage over dit koppel. Bas Weijers heeft hier toen een verslag over geschreven. Ik heb hier toestemming voor gegeven en vind het nog steeds een mooie naam. Maar deze naam is wel de oorzaak van wat misverstanden omdat veel mensen daardoor denken dat dit koppel eigendom is van Jan Peters.”

In het artikel van Bas Weijers wordt het Betuwekoppel en een groot aantal nazaten uitgebreid beschreven. In deze minireportage wil ik vooral Gerrit zelf aan het woord laten over dit koppel en zijn kweekmethodes. “Het kweken van goede duiven is voor mij altijd een passie geweest. Ik ben altijd bezig geweest om het beste wat ik kon krijgen naar mijn hok te halen. Daarom heb ik veel aan samenkweek gedaan met bewezen goede duiven, naast dat ik ook regelmatig duiven bij liefhebbers haalde die goed presteren. Uiteraard moet je natuurlijk ook een beetje geluk hebben, maar je bepaalt zelf wat je op elkaar zet en misschien heb ik daar wel een klein beetje kijk op en gevoel voor. Het begint al met de aanschaf van duiven. Waar haal je duiven en wat haal je voor duiven? Ik ben er altijd van uitgegaan dat niemand alleen goede duiven kweekt en waar je ze ook haalt je altijd een groter percentage onbruikbare duiven aanschaft dan goede. Ik schaf dan ook altijd meerdere duiven van een liefhebber aan. Voor mij geldt tevens dat ik bij de aanschaf van duiven er zeker van wil zijn dat ze geschikt zijn voor mijn afstanden. De kenmerken van deze duiven moeten genetisch vastliggen en daarom ben ik in de vorming van mijn stam uitgegaan van de basis van oude stammen.”

In de stelling van Gerrit t.a.v. de afstandsgeschiktheid en dat je de basis moet zoeken in oude stammen kan ik me helemaal vinden. Ik heb me al zo lang ik me met duiven bezig houd verdiept in stambomen. En wat mij daardoor wel heel duidelijk is geworden, is dat vrijwel elke topduif (onverschillig op welke afstand) afstamt van een select groepje topduiven. Ik noem dat hier gemakshalve de “superverervers”. In de handen van de juiste melkers komen de goede eigenschappen van deze superverervers (en soms zijn dit koppels) altijd weer naar boven. Voor de overnacht zijn dat onder andere de Oude Spin en de 90 van Sjef van Wanroy, het Oud Doffertje van Janus v.d. Wegen, het Trutje en de goede 34 van Jan Theelen,  de Dolle van Marijn van Geel, de Kraag van Toon van Schilt (Wim Muller), de 500 van Giel van Agtmaal, de 131 van Jan de Weert en de 38 en 49 van Jan Aarden. Er ontbreken er nog een paar aan dit lijstje en van de hiervoor genoemde duiven zijn er ook een paar verwant aan elkaar, dus zou ik ook verder terug in de tijd kunnen gaan om nog minder “superverervers” over te houden. Verder zie je ook steeds meer duiven van - of afkomstig van - vader en zoon Jellema aan de kop van de nationale uitslagen, wiens stam deels is opgebouwd uit een nazaat van de 131 van Jan de Weert (Zwart Goud) en daarnaast op de Tournierstam van Piter Beerda. Maar een duif die ook zeker en vooral de laatste jaren steeds meer naar voren komt in de afstamming van de duiven die in Nederland de dienst uitmaken op de grote fondvluchten, is de Fransman van Jan Peters en dit is voor een groot deel te danken aan nazaten van het Betuwekoppel. Want zowel Petertje als Agnes stammen beide af van de Pauduif van Jan Peters die weer een nazaat is van zijn Fransman. Daarnaast stamt Agnes eveneens af van drie van de hiervoor genoemde “superverervers”’ namelijk de 131 van Jan de Weert en de Goede 34 en het Trutje van Jan Theelen.

Met mijn opmerking dat de eigenschappen van de “superververers” in de handen van goede melkers weer naar boven zullen komen, doel ik op de mensen die bewust bezig zijn met kweken en het behoud van de zorgvuldig bij elkaar gekweekte eigenschappen die de afstandsgeschiktheid bepalen. Gerrit is in mijn ogen zo’n melker. Ik laat hem hierover zelf aan het woord; “In mijn tijd als vrijwilliger bij het Volendammer museum heb ik me verdiept in de stambomen van de Volendammers en de specifieke kenmerken van de families. Ik heb hierdoor geleerd om opmerkzaam te zijn op specifieke kenmerken die bepaalde families onderscheiden van anderen. Deze opmerkzaamheid komt me bij het kweken van duiven goed van pas. Zo ben ik gaan letten op de kleur en de doorbloeding van het oog, de zachtheid van de pluim, de natuurlijke vitaliteit (altijd in hun zondagse pak) en het vermogen om hun eigen weg te kiezen (geen kladvliegers). Naar de bouw kijk ik niet zo zeer. Als een duif mij aanstaat op basis van de kenmerken hiervoor genoemd, dan durf ik deze direct als jonge duif al op mijn kweek hok te zetten. Dat heeft mij al menige goede kweker opgeleverd. Waar ik ook zeker op let met het koppelen is of de koppels elkaar willen. Duiven die na 10 minuten nog steeds niets van elkaar willen weten, koppel ik in de meeste gevallen direct over. En zeker in het geval dat ze met elkaar vechten. Ik ben geen liefhebber van nauwe inteelt maar wel van verantwoorde lijnenteelt zoals ik dat zelf noem. Dus wel in verwantschap maar geen broer op zus, vader op dochter of moeder op zoon. Ik ben in mijn stamvorming dan ook niet van één enkele stam duiven uitgegaan als basis maar de duiven op mijn hok stammen af van vier verschillende stammen.”

Tot slot heb ik Gerrit gevraagd waarom hij denkt dat dit koppel zo goed vererft en of hij beide duiven wel eens op een andere partner heeft gehad. Gerrit: “In 2004 zette ik dit koppel op elkaar omdat de afstamming in mijn optiek klopte als een bus. Ik kan er uiteraard niet in kijken maar ik had er direct een heel goed gevoel bij. Toen de eerste jongen hieronder lagen werd dit gevoel alleen maar versterkt, want jongen met zoveel dons had ik tot dan toe alleen maar bij mijn beste duiven gezien. In datzelfde jaar werd uit dit koppel de 621 geboren die bij de gebroeders Jacobs uitgroeide tot een topper van formaat en ook de Superkweker Stet 04-578 die zich ontpopt heeft tot een zeldzaam goede kweker. Ook had ik er dat jaar de 607 en 608 uit en die vlogen zeer goed totdat ze beiden van een zeer moeizaam verlopen vlucht geheel kapot thuis kwamen. Dit koppel was zeer gehecht aan elkaar. Ze zaten altijd samen en paarden alleen in het broedhok. Ook opvallend is dat dit koppel in iedere ronde alleen maar jongen van hetzelfde geslacht voortbracht. Dus altijd twee duivinnen of twee doffers, zo lang als ik er mee gekweekt heb. Ik heb ze in al die jaren slechts één keer op een andere partner gehad. Petertje heeft uiteraard ook het jaar voordat ik Agnes had en na 2013, omdat ze toen geen eieren meer legde, op een andere duivin gestaan. In 2003 had ik Petertje gekoppeld aan de 98-1048770 een duivin die ik te leen had van C. Niesten uit de 404 x 063 van Sam de Jong. Een jong hieruit de 03-921 is de vader van mijn Le Mans duivin. Deze duivin zit 3x in de afstamming van Bolletje (Fred Stet) die de 1e nat. Bergerac en de 4e nat. Cahors vloog. Ook is hij de grootvader van Sjarapova die o.a. een 2e nationaal Bordeaux vloog in 2010 bij Fred Stet.”


27 februari 2015

Boele Koops - Yde / De gewone liefhebber.6

De winterperiode die voor een deel van de duivenliefhebbers in het teken stond van prijsuitreikingen en feestavonden, is voor veel gewone liefhebbers misschien een stille periode geweest waarin de duiven niet zo’n grote rol speelden in hun leven. Onder deze gewone liefhebbers versta ik hen die hun plezier vooral halen uit de omgang met hun duiven, het zien thuiskomen van hun duiven van de vlucht en het contact met hun duivenvrienden. Dit staat in schril contrast met de agenda’s van de kampioenen en sterspelers die niet zelden op meerdere plaatsen tegelijk moesten zijn voor een huldiging, prijsuitreiking, kampioenendag, deelname aan een forum, etc. Een groot deel van deze kampioenen was daarnaast ook al druk met de kweek of de voorbereidingen daarop. Voor deze laatste categorie geldt immers dat zij zich volledig inzetten en daarmee het succes zoveel mogelijk proberen af te dwingen. Dat gaat altijd ten koste van andere dingen en je zag de afgelopen winter ook dat deze volledige inzet voor hun duiven sommigen ook teveel wordt, getuige de verschillende verkopingen van gevestigde namen die het een tijdje of soms ook definitief zonder duiven willen doen. Ik overweeg om binnenkort ook eens een column te wijden aan de druk die het presteren in de duivensport legt op de mannen en vrouwen die in de wintermaanden op de podia staan. 

Deze keer echter weer een gewone liefhebber in beeld. Iemand uit de categorie liefhebbers waar er nu nog velen van zijn, maar die in sommige regio’s volledig ondergesneeuwd raken en vrijwel niet meer op een uitslag terecht komen, of althans niet meer in de kop van de uitslag. Uit de reacties die ik op de vorige vijf columns kreeg die ik over dit onderwerp schreef, maak ik op dat er veel herkend wordt van hun verhaal. Hopelijk is dat met het verhaal van de hoofdpersoon van deze minireportage ook het geval. Het betreft Boele Koops uit Yde. De 53 jarige Boele is met duiven opgegroeid. Zowel zijn vader als zijn opa zijn of waren duivenliefhebbers. Hij heeft met een kleine onderbreking van twee jaar ruim 35 jaar duiven. Boele is in 1977 zelfstandig begonnen op het ouderlijk huis in Eelde met in het begin uiteraard wat hulp van zijn vader. Toen hij met zijn huidige echtgenote in 1982 in Paterswolde ging wonen is hij daar met de sport verder gegaan totdat hij verhuisde. Vanaf 1998 woont hij in Yde en heeft hij hier de draad weer opgepakt. Ook zijn vader heeft nog steeds duiven. Deze worden momenteel ook door Boele verzorgd daar zijn vader dit vanwege een ernstige ziekte nu niet kan. Hopelijk geneest zijn vader weer en kan hij binnen niet al te lange tijd de verzorging zelf weer ter hand nemen en nog lang van zijn duiven genieten.

Boele geeft aan dat voor hem het zien trainen en het terugkomen van de duiven één van de mooiste dingen van de duivensport is. Vroeger kwam daar ook de gezelligheid bij op de club, maar die gezelligheid is helaas een stuk minder geworden, zegt hij. Op mijn vraag wat de reden is dat hij toch nog steeds duiven heeft en aan wedvluchten meedoet, zegt hij dat hij hierop helaas geen positief antwoord kan geven; “Het moeilijkst vind ik me te blijven focussen op wat ik met mijn duiven wil. De duiven komen vaak op het tweede plan en soms vind ik de duivensport ook gewoon niet leuk meer! En dit heeft vooral te maken met de ontwikkelingen binnen de vereniging, maar ook in de duivensport in het algemeen. Ik ben beslist niet positief over de toekomst van de duivensport. Mijn grootste doel is dan ook het plezier terug zien te krijgen in de duivensport. Kampioenschappen behalen daar doe ik al jaren geen moeite meer voor. Ik ben van mening dat met de huidige opzet van kampioenschappen je veel te veel afhankelijk bent van factoren die je als duivenmelker niet zelf in de hand hebt. Het is voor mij voldoende om af en toe een mooie uitslag te maken. Ik hoop dat genoegen toch weer eens te mogen smaken. Mijn mooiste resultaten dateren van voor de verhuizing naar Yde, dus dat is al veel te lang geleden.”     

Daar waar je bij degenen die het goed presteren ten doel stellen, ziet dat ze niets aan het toeval willen overlaten, zie je bij Boele bijna het tegenover gestelde. “Ik doe mijn best om de duiven 365 dagen per jaar gezond te houden en goed te verzorgen. Maar ik doe niets aan voorbereiding op het vlieg- of kweekseizoen. Naar de pennenstand heb ik nog nooit gekeken, laat staan dat ik met het tijdstip van kweken daar rekening mee zal houden. Aan verduisteren of bijlichten bij oude duiven doe ik evenmin.” Op de hokken van de categorie liefhebbers die er elke week willen staan en daar alles voor over hebben, zie je ook steeds vaker verwarming voor een optimaal hokklimaat. Zowel stralingsverwarming als vloerverwarming, met thermostaat, hygrostaat en regelbaar met dimmers en timers. Dat ze hiervan de vruchten plukken in een koud en nat seizoen mag duidelijk zijn. De kloof met liefhebbers als Boele wordt daarmee wel steeds groter. “Na mijn verhuizing naar Yde heb ik de duiven in een gedeelte van een grote stenen schuur gehuisvest. Ik zeg ook altijd: "ik heb geen hok, maar een gat in de muur". Dat het hokklimaat belangrijk is daar ben ik toen wel achter gekomen. Vanaf het moment dat de duiven in de schuur zaten was het eigenlijk niks meer. Inmiddels zit er een nieuw dak op de schuur en zijn de hokken aan de voorkant bijna helemaal open. Dus wel veel frisse lucht, echter geen temperatuurregeling. Het is bij mij in de hokken net zo koud/warm als buiten.”

De verschillen tussen kampioenen en gewone liefhebbers zijn niet alleen zichtbaar in de resultaten tijdens het vliegseizoen, maar ook tijdens het kweekseizoen tekenen deze verschillen zich af. Scrollend op Forums en Facebook zijn er nogal wat voorbeelden te lezen van liefhebbers bij wie de kweek moeizaam verloopt. Op een enkele uitzondering na zijn dit niet de liefhebbers die je ’s winters op de podia ziet. Ook bij Boele verloopt de kweek meestal niet op rolletjes; “De kweek begint bij mij meestal ergens tussen half januari en half februari, zodat er nog tijd is voor een volgende ronde. Dat moet ook wel, want meestal is het kweken hier (ook dit jaar weer) een "drama". Vaak duurt het weken voordat alle duivinnen gelegd hebben.” Dit staat in schril contrast met degenen die de kwekers inmiddels al op de derde ronde hebben zitten en soms al een gehele ronde hebben verkocht. Daar is beslist veel tijd en inzet mee gepaard gegaan om dat te bewerkstelligen. Succes in de duivensport komt je immers niet aanwaaien. Dat veel inzet toch ook bij de kleine liefhebbers met bescheiden middelen tot aansprekende successen kan leiden, bewijst bijvoorbeeld de 15 jarige Quirijn Dieleman uit het Zeeuwse Hoek die ondanks flinke tegenslagen als ziektes, een bunzing op zijn hok en het verlies van een paar van zijn beste duiven op een rampvlucht, zich tussen de midfondkampioenen van de hele afdeling Zeeland plaatste. Het zijn dit soort voorbeelden waar misschien sommige gewone liefhebbers zoals Boele weer moed aan ontlenen om net dat beetje meer energie in hun duiven te steken dat zorgt voor een paar mooie successen, waardoor ze voor de duivensport behouden blijven.


17 februari 2015

Kees Jellema – Hardenberg / kweken 5

Vorig jaar februari schreef ik mijn laatste column over dit onderwerp. Momenteel is voor de meesten het kweekseizoen al weer in volle gang, dus vond ik het wel weer tijd worden voor een column/minireportage over dit onderwerp. Van de vier liefhebbers die ik in de vorige columns over kweken aan het woord liet, hebben er drie gemeen dat ze weinig geloof hechten aan goede kweekkoppels. Die overtuiging komt waarschijnlijk voort uit het feit dat ze zelf nimmer een dergelijk koppel hebben bezeten. Nou ben ik zelf ook wel van mening dat het aantal echt goede kweekkoppels (hier versta ik een koppel onder dat percentagegewijs meer goede en bruikbare duiven op de wereld zet dan slechte en onbruikbare) erg dun gezaaid is. Goede kwekers zijn er meer dan goede kweekkoppels. Daar zal iedereen het over eens zijn. Toch worden uit goede kwekers ook genoeg minder bruikbare duiven gekweekt. Dat is ook zeer logisch als je beseft dat er miljoenen mogelijkheden zijn voor overerving. Op stamkaarten wordt veel geschreven over de prestaties van bepaalde grootouders en overgrootouders. De kopers van deze duiven realiseren zich vast niet dat de zaadcel van de vader van de desbetreffende duif uit maar de helft van het gewone aantal chromosomen (40 van de 80) bestond en dat het dus zeer goed mogelijk kan zijn dat er van die 40 chromosomen, geen of slechts enkele van zijn vader afkomstig zijn en de overgrote meerderheid dus van zijn moeder. Dat betekent dus dat kleinkinderen van zeer veel tot zeer weinig kunnen overerven van een grootouder. Daarom hecht ik er bij de kweek zoveel waarde aan dat minstens drie van de vier grootouders bewezen duiven zijn en het liefst alle vier. Het risico dat je uit zulke duiven veel afval kweekt wordt hiermee immers kleiner.

Deze keer heb ik de 54 jarige Kees Jellema uit Hardenberg gevraagd om zijn kweekervaringen op papier te zetten. Kees is in 1992 als herstarter begonnen nadat hij tijdens zijn jeugd tussen 1973 en 1977 ook reeds postduiven had gehad. Hij kreeg in 1972 van een vriendje een paar sierduiven. Kees had nog een oud konijnenhok dat als huisvesting kon dienen en zodoende vlogen er vanaf die tijd een aantal sierduiven rond om het ouderlijk huis van Kees. Hier sloten zich op een gegeven moment een paar verdwaalde postduiven bij aan. Deze werden door Kees opgegeven en toen hij daar de eigendomsbewijzen van kreeg, werd hij door het bekende postduivenvirus besmet. Een jaar later was hij al lid van de plaatselijke duivenvereniging de Snelle Wieken. Kees over deze periode; “Ik heb meegevlogen tot 1977. De prestaties vielen destijds nogal tegen. Ik won zo af en toe wel een leuk prijsje maar daar hield het ook mee op. Je werd in die tijd als jeugdliefhebber ook niet echt voortgeholpen door de gevestigde orde. In die tijd werden jeugdliefhebbers niet zo belangrijk gevonden als tegenwoordig. In mijn vereniging waren destijds geen leeftijdsgenoten, zodat de aardigheid er op een gegeven moment afging. Daarom heb ik in 1979 de duiven weg gedaan. Omdat ik in dienst moest had ik ook geen tijd meer om de duiven te verzorgen. Ik ben in 1992 weer begonnen met postduiven toen ik op de verjaardag van mijn broer een verdwaalde postduif in zijn tuin zag lopen. Deze heb ik gevangen en mee naar huis genomen. Vanaf dat moment kreeg het bekende virus me weer in zijn greep. Ik heb me in 1993 weer aangemeld als lid bij dezelfde vereniging als waar ik eerder lid was geweest.”

Kees heeft tussen 1993 en 2002 redelijk succesvol op de overnachtfond gespeeld. Dat was in eerste instantie niet echt een bewuste keuze maar eerder een samenloop van omstandigheden. Een oom van zijn vrouw (wijlen Piet Snoeyer uit Coevorden) had namelijk goede overnachtfondduiven en van hem kreeg Kees na zijn herstart zijn eerste duiven. Het vliegen ging eigenlijk meteen al goed, waardoor zijn vader (die zaterdags regelmatig kwam kijken als de duiven moesten komen), ook de smaak te pakken kreeg. Het werd toen eerst combinatie Jellema, enkele jaren later uitgebreid met Ton van Dusschoten waardoor verder gegaan werd als de combinatie Jelle-Duss. In die periode werd vrijwel elk jaar wel een keer een teletekstnotering behaald en soms zelfs meerdere. De herkomst van die duiven was voornamelijk Jan Peters, van Roosendal uit Dedemsvaart, Hain de Jonge, Gurbe van der Schaaf en Harm Vredeveld. De mooiste herinnering uit die periode was een vlucht van Bergerac waarop twee teletekstplaatsen werden behaald. Met 20 duiven mee werden 14 prijzen gewonnen, te beginnen met de 3e en 9e nationaal. Eind 2002 werd het Kees echter allemaal een beetje teveel en deed hij een stapje terug; “Het koste me teveel energie zodat het op een gegeven moment meer werken werd dan ontspanning. Ik heb toen al mijn duiven aan mijn compagnon gegeven en het oude duivenhok verkocht, het jonge duivenhok heb ik gehouden.” Vanaf 2009 besloot Kees om de draad weer op te pakken, maar dan niet meer op de overnacht maar op het programmaspel. Dat gaat redelijk tot nu toe met vorig jaar en het jaar daarvoor al een paar mooie uitschieters. Kees is een kleine liefhebber die met 12 koppels op dubbel weduwschap speelt.

Ik heb Kees een aantal vragen voorgelegd over zijn kweekervaringen.

Heb je een kweekhok c.q. kweekduiven? Zo ja wat zijn dat voor duiven, waar komen die vandaan?

Op mijn kweekhok dat nog erg jong is, heb ik 8 koppels duiven die hoofdzakelijk afkomstig zijn van Klaas Talen en Gerard Wolters. Ook heb ik enkele duiven van Cor Walda, de Gebroeders Leideman en Stephan Lazaroms. Ik heb er veel vertrouwen in dat ik hiermee een goed presterend hok duiven kan opbouwen.

Doe jij iets extra’s voorafgaande aan het kweekseizoen? Bijvoorbeeld bijlichten, verstrekken van extra korrels, eivoer, hennep, haver, olie, levertraan, etc?

De duiven heb ik altijd de hele winter los, met uitzondering van oud en nieuwjaarsdag. Dit heeft mij afgelopen winter 1 duif gekost aan de roofvogels, maar over het algemeen heb ik hiervan weinig last. De duiven komen wel eens wat later weer doordat er een roofvogel achteraan heeft gezeten, maar omdat ze alle dagen bijna los gaan zijn ze in goede conditie en veel alerter dan zomers.  Ik koppel de duiven meestal ongeveer half februari want ik vlieg met de jonge duiven pas mee op de natour en taartvluchten, omdat ik het wel lekker vind om in de zomer ook tijd te hebben voor andere dingen. Doordat ik de duiven wat later koppel en de dagen al wat langer worden en omdat ze in goede conditie zijn heb ik meestal ook weinig problemen met het koppelen. Het is meer een natuurlijk verloop. Dit heeft dus ook niet zoveel voorbereiding nodig dan wanneer je midden in de winter koppelt. Een paar weken voor het koppelen krijgen ze kweekvoer en 2 keer in de week biergist met tarwekiemolie. Ik doe ook regelmatig Naturaline met uitgeperste knoflookteentjes door het drinkwater.

Hoe ga jij doorgaans te werk bij het koppelen? Beredeneerd zelf koppels samen stellen? Zo ja, waar let je dan op?

Ik heb altijd beredeneerd de koppels samengesteld waarbij mijn uitgangspunt goed op goed was, maar ik lette ook altijd op de bouw en de kleur van de ogen. Ik zette zo veel mogelijk geelogers op witogers. In de jaren dat ik goed speelde op de overnachting was dit zowel met kruisingen als met ingeteelde duiven. Sowieso waren de duiven die ik had van Piet Snoeyer al veelal verwant aan elkaar. Hij koppelde namelijk veel neef x nicht en dat deed ik zelf later ook weer.

Goede kweekkoppels of goede kweekduiven, d.w.z. veel overkoppelen?

Ik geloof wel in goede tot zeer goede kweekkoppels, alleen denk ik wel dat deze heel zeldzaam zijn en koppels waarvan de nakweek ook nog goed is, zijn nog zeldzamer. In mijn goede jaren op de overnachting had ik een hele goede kweekduivin, waaruit met verschillende doffers hele goede en goed bruikbare duiven werden gekweekt. Uit haar heb ik drie duiven gekweekt met verschillende doffers die op teletekst vlogen.

 


  31 januari 2015

Harold Zwiers – Den Ham / voersystemen/supplementen en medische begeleiding

Men vraagt mij regelmatig naar een voersysteem of advies voor medische begeleiding. Ook kreeg ik op mijn columns/minireportages een paar keer de reactie van een lezer dat het een interessante reportage was die ik geschreven had, maar dat de persoon in kwestie in mijn reportage had gemist hoe de desbetreffende liefhebber voerde en wat voor bijproducten deze gaf. Ik antwoord in zulke gevallen altijd dat er honderden wegen naar Rome leiden in de duivensport en dat ik bewust heel voorzichtig ben met het beschrijven van een voer methode of wijze van verzorging van iemand die zelf de top (nog) niet bereikt heeft. Ik propageer zelf namelijk altijd dat er veel te vaak beschreven wordt hoe iemand voert en wat hij of zij de duiven verstrekt. Mensen die dertig jaar met duiven spelen zonder opvallende prestaties en op een goede dag de dag van hun leven hebben met een nationale overwinning, verdienen uiteraard wel een reportage. In mijn optiek bewijst de schrijver de zoekende liefhebber (en dat zijn er velen) echter geen goede dienst door uitgebreid verslag te doen van hoe en wat deze liefhebber zijn duiven verstrekt. Het gebeurt heel dikwijls dat ik bij het lezen van zo’n reportage mijn wenkbrauwen frons over de enorme hoeveelheid troep die de duiven te verstouwen krijgen en grondig hoop dat het voorbeeld van de betreffende liefhebber niet opgevolgd wordt. In mijn ogen is het dan niet dat deze duif dankzij die methode/middelen tot deze topprestatie in staat was, maar eerder ondanks de troep die de deze duif allemaal te verstouwen had gehad.

Deze keer wil ik dit onderwerp toch eens aansnijden. De reden hiervoor is dat ik afgelopen zomer bij de Marathon Noord kampioen 2014 op bezoek was en ik met hem een paar genoeglijke uurtjes heb gemolken, waarbij dit onderwerp uiteraard ook aan de orde kwam. Deze liefhebber, de 45 jarige Harold Zwiers uit Den Ham, draait al 30 jaar aan de top van het Nederlandse fondspel mee, niet belemmerd door de grote overvlucht ten opzichte van een groot aantal van zijn concurrenten. Op Marseille spreek je dan over 1042 km en van Barcelona dienen zijn duiven maar liefst 1279 km te overbruggen. Op deze laatste vlucht won zijn Barcelonaduivin afgelopen jaar een 19e internationaal tegen 20.669 duiven. En op de loodzware St Vincent (1139 km) van dit jaar vloog zijn 416 een 6e NPO tegen 1100 duiven. Prestaties van eerdere jaren zijn o.a. 5e nat Munchen (sector 3), 5e en 8e NPO Périgueux, 5e Nat Montauban, 10e nat. Mt de Marsan (sector 3), 10e nat. St Vincent, enz. Daarnaast werden er vele kampioenschappen behaald in groot verband. Dergelijke prestaties al 30 jaar neer te kunnen zetten dwingt respect af en geeft aan dat we hier niet met een eendagsvlieg te maken hebben. Wanneer ik dan toch een keer iemand aan het woord laat over voersystemen, medische begeleiding, supplementen enz. heeft Harold wel recht van spreken dunkt me.

Harold heeft vanaf zijn 10e jaar duiven en heeft het duivensportvirus van zijn vader meegekregen. Als 12 jarige werd hij in 1981 jeugdlid van PV de Luchtsport in Vroomshoop. De duiven waarmee hij startte konden op de kortere afstanden niet mee komen, maar het was hem opgevallen dat ze nooit moe waren wanneer ze thuis kwamen. Vandaar dat ze in 1984 op de fond werden gespeeld, wat datzelfde jaar al resulteerde in het duifkampioenschap fond van de club. Een jaar later deed hij voor het eerst mee op Nationaal St Vincent met 2 duiven en die wonnen een 28e en 151e Nationaal. Vanaf die tijd werd er alleen nog maar fond gespeeld. Die eerste duiven waren nazaten van het zogenaamde Kapstokkoppel van Johan Reekers uit Vriezenveen via Herman Dasselaar uit Vroomshoop. Hij startte dus direct met het juiste materiaal. Want de Kapstoklijn van Ko Nipius die afkomstig was van Jan Aarden, zit in de basis van vele bekende fondhokken zoals van Wim Muller en de gebroeders Bruggeman. Deze duiven van het eerste uur zitten overigens nog steeds door de stam van Harold heen. In de jaren 90 kwamen de Theelens en van de Wegens zijn stam versterken en met name het koppel 1336 x Morsie zorgde voor een aantal nazaten die het predikaat super mogen dragen en voor grote successen zorgen op het hok Zwiers, maar ook op andere hokken.

Harold heeft zich jarenlang ten doel gesteld om kampioen van de VNCC (Vriendenclub Nationale ConCoursen) te worden wat hem verschillende malen is gelukt. Vanaf 2012 is hij zich meer gaan richten op de dagsuccessen en op de ZLU vluchten. Vooral een mooie klassering op de klassieker Barcelona is een uitdaging waar hij wel warm voor loopt. Dat Harold bij mijn vraag wat hij als zijn mooiste succes beschouwd, ook de 19e internationaal Barcelona van afgelopen jaar noemt, is voor mij dan ook geen verrassing. Natuurlijk naast de kampioenschappen in de VNCC en de TT plaatsen op NPO en nationale vluchten en het kampioenschap Marathon Noord.

Terug naar het onderwerp voersystemen/supplementen en medische begeleiding. Harold geeft aan dat hij zijn duiven zo dicht mogelijk bij de natuur probeert te houden en dat betekent zo min mogelijk medicatiegebruik. Bij Harold bestaat de medische begeleiding van zijn vliegploeg uit één keer per jaar een geelkuur (drie weken voor de eerste grote vlucht), één keer per jaar een pil tegen wormen, jaarlijks de verplichte paramixo-enting en er wordt geënt tegen Paratyphus. Dat is alles. Harold hierover; “Een grote natuurlijke weerstand van mijn duiven vind ik heel belangrijk. Zo heb ik niets aan duiven die snel met het geel besmet raken, omdat mijn duiven soms wel 5 tot 6 dagen in de mand zitten voordat ze los komen. Duiven die gedurende die periode in de mand besmet raken, zullen geen top prestatie kunnen neer zetten. Door een strenge selectie op de natuurlijke weerstand vallen dergelijke duiven vanzelf wel af en zo krijg je na verloop van tijd een sterke stam duiven die een hoge infectiedruk aankunnen. Tijdens de kweek wordt er dan ook nooit ergens tegen gekuurd. De jaarlingen dienen als voedsterkoppels en deze hebben dan nog nooit antibiotica of een geelkuur gehad. De jongen (van de kwekers) brengen ze echter altijd goed op. Als je dit systeem jaren lang achter elkaar toe past, vallen de zwakkeren er vanzelf wel tussen uit. Ook mijn kwekers worden nooit tegen iets gekuurd, want dat is de basis om een sterke stam duiven op te bouwen. Dit geldt ook voor de jonge duiven. In hun geboortejaar worden deze ook nergens tegen gekuurd en degenen die iets oplopen, blijven wel achter op de jonge duiven vluchten. Dat is dan mijn eerste selectie (afgelopen jaar heb ik 55 van de 80 gekweekte jongen overgehouden).

Wat voeren betreft hanteert Harold een vrij eenvoudig systeem. Hij mengt drie merken door elkaar (Mariman, Matador en Beijers) en voegt hier afhankelijk van het seizoen een flinke hoeveelheid gerst aan toe. Harold bevindt zich met deze methode in het gezelschap van kampioenen als (wijlen) Janus van der Wegen, Jan Ouwerkerk en de gebroeders Limburg. In gerst zit de G van goud zegt Harold. Hij voert in het voorjaar na de kweek (rond half maart) en dan een paar weken lang, zelfs 100% gerst aangemaakt met lijn zaad olie. Harold; “Ik doe dit om ze weer schoon te maken na het kweken en ze gooien hierdoor al het oude dons er uit. Daarnaast moeten de duiven hier in de winter afzien. Daardoor kan ik ze in de zomermaanden weer mooier en gemakkelijker op gewicht krijgen. Van te vette duiven hou ik niet en ze passen ook niet in mijn systeem. De juiste voeding is uiteraard heel belangrijk en dan vooral ook de balans tussen training en voeding.

Zoals gezegd gebruikt Harold liever natuurproducten dan medicatie, met zijn vrouw Gerda (die een eigen praktijk heeft als natuurgeneeskundig therapeut) als adviseur op de achtergrond. Het hele jaar door krijgen zijn duiven 1x per week (zaterdag of zondag) lijnzaadolie over het voer met biergist van DHP. Verder krijgen ze in het voorjaar verse brandnetelthee. Daarnaast krijgen ze regelmatig knoflook en ui door het water. Hij doet dat al meer dan 30 jaar en is er van overtuigd dat de duiven hierdoor meer natuurlijke weerstand kunnen opbouwen tegen bepaalde ziektes.  Meer informatie op Harold zijn website http://www.haroldzwiers.nl/index.php?nieuws

Tot slot nog een aantal algemene vragen.

Waar heb jij je kennis over duiven en hun verzorging opgedaan?

Als jeugdlid heb ik veel opgestoken van Mans Hekman. De jaren erna heb ik heel wat gelezen in duivenbladen en op forums. Ook heb ik zelf bepaalde dingen uitgezocht/uitgeprobeerd.

Schoon maken of droge mest methode?

Bij de oude duiven wordt er elke dag gekuist en bij de jongen ligt er een deel roosters en blijft de mest daaronder het gehele jaar liggen.

Hoe bereik je de top in de duivensport volgens jou?

Goede duiven bezitten is uiteraard heel belangrijk. Als ik zelf wat bij haal, dan haal ik het beste bij van wat er momenteel rondvliegt en dan het liefst ingeteeld om deze dan weer tegen mijn eigen ingeteelde stam te zetten. Dit geeft vaak de meeste kans op succes. Maar er zijn meer dingen die een rol spelen om goed te presteren zoals een goed hok en de verzorging. Als je in de top van de sport mee wil doen, dan moet je er veel voor over hebben, want voor niets gaat de zon op. Zelf sta ik in de zomermaanden om 04.30 uur op en zijn de duiven om 6.00 uur al uit gevlogen (hierdoor krijgen ze het ritme om vroeg op te staan) wat in mijn ogen ook weer een beetje mee helpt.


11 januari 2015

Peter Lasterie – Nieuw Weerdinge / Duivensportwinkels

Duivensportzaken/winkels is een onderwerp waar ik nog niet eerder over geschreven heb in de afgelopen 5 jaar van columns/minireportages. Omdat ik zelf geen duiven meer heb te verzorgen kom ik nog slechts sporadisch in zo’n zaak. Op zich is het wel een boeiend onderwerp voor een column, want er zijn toch nog wel een aantal van dit soort zaken in ons land ondanks dat de duivensport steeds minder beoefenaars kent. Ik heb zelfs het idee dat het er veel meer zijn dan in de jaren 70 en 80 toen het aantal duivenliefhebbers dat ons land kende meer dan tweemaal zo groot was. Ik kan me nog herinneren dat ik in mijn begintijd in Wassenaar (1970) mijn duivenvoer zelfs bij een kruidenier kocht en later bij de Boerenbond, nu de Welkoop. Wanneer je de website van de Welkoop echter bezoekt, dan zie je dat ze informatie verstrekken over verschillende veel gehouden dieren als honden, katten, paarden, kippen en konijnen en ook over het houden van ratten, cavia’s, muizen, en fretten. Maar over het houden van duiven wordt echter met geen woord gerept, hoewel de meeste Welkoopwinkels nog wel duivenvoer verkopen. Kennelijk ziet deze winkelketen toch niet veel brood in de verkoop van duivenvoer. Als zelfs zo’n grote winkelketen er geen brood in ziet, wat drijft iemand dan om in deze branche een bedrijf te beginnen, vooral in deze economisch toch lastige tijd? Deze en andere vragen heb ik voorgelegd aan Peter Lasterie uit Nieuw Weerdinge.

De 47 jarige Peter Lasterie is vooral bekend van zijn bedrijf in (duiven)rennen, kooien en volières. Daarnaast is zijn vrouw Martha sinds 2013 eigenaar van een dierenvoedingszaak in de Duitse plaats Schöninghsdorf, net over de grens voorbij Zwartemeer. Hier worden naast vele soorten honden-, katten-, paarden-, schapen-, kippen-, varkens- en vogelvoer ook verschillende merken duivenvoer, supplementen en duivensportartikelen verkocht. Peter en Martha hadden het met elkaar al vaker over een eigen zaak gehad. Toen zij dit pand te huur zagen staan, ontstond bij hen het idee om hier een dierenvoedingszaak te beginnen. In eerste instantie leek het geen succes te gaan worden, maar nu ander half jaar later constateren ze dat het toch een goeie zet is geweest. Hun klandizie bestaat voor zo’n 60 % uit duivenmelkers, dus duivenvoer en bijproducten is het meest verkochte product en daarnaast wordt er ook veel honden en kattenvoer gekocht. De meeste klanten komen uit Nederland, maar de Duitsers weten hun winkel ook steeds beter te vinden. Ze verkopen ongeveer 70 verschillende soorten duivenvoer, waaronder ook een eigen mengeling genaamd Lasterie Speciaal. Peter geeft aan dat er bijvoorbeeld van een merk als Beyers aparte mengelingen bestaan voor de Duitse en voor de Nederlandse markt. Zo wilden zijn Duitse klanten in eerste instantie alleen Beyers duivenvoer (Duitse mengeling) en alle bijproducten moesten ook van Beyers zijn. Dat maakte het er niet gemakkelijker op. Inmiddels accepteren een aantal van hen nu ook wel een ander mengeling.

Zoals ik hiervoor al schreef is Peter vooral bekend vanwege de volièrebouw en rennen. Bij vele bekende en minder bekende liefhebbers in het gehele land kun je door hem gemaakte rennen aantreffen zoals bij Ronny van Tilburg, Huub Hermans, Jaap Koehoorn, Martin van Zon en Gebroeders van Toor bijvoorbeeld. Je kunt dan ook rustig stellen dat Peter een druk bezet man is. De winkel van zijn vrouw waar hij het zelf ook druk mee heeft en de rennenbouw betekenen doorgaans lange dagen van heel vroeg opstaan en laat naar bed. Je zou je haast denken dat er geen tijd over blijft voor het verzorgen van een kolonie duiven en dat hij een hokverzorger heeft. Toch doet Peter alles zelf en vliegt hij lang niet onverdienstelijk. Peters vader Gerrit was in de jaren zestig en zeventig één van de smaakmakers en kampioenen van de toenmalige kring Hilversum. Na het overlijden van zijn vader in 2002 heeft Peter de duiven mee genomen naar Nieuw-Weerdinge en heeft hij de hobby van zijn vader daar voortgezet. De eerste jaren als satelliet hok van de Amerikaan Chris Peeman, maar nadat Chris in 2007 kwam te overlijden is Peter zelfstandig doorgegaan, hoewel hij als een soort van eerbetoon aan de man waaraan hij veel te danken heeft, nog steeds vliegt onder de naam Lasterie/Peeman. Afgelopen jaar maakte hij vooral op de vitesse prachtige uitslagen, hetgeen resulteerde in zowel het 1e kampioenschap onaangewezen als het 1e kampioenschap aangewezen op de vitesse in rayon 7 van de afdeling 10. Ook had hij de 1e duifkampioen vitesse van de gehele afdeling 10. Peter heeft behalve duiven van Chris Peeman en Wim Krouwel (uit Hilversum) ook duiven van Heremans-Ceusters afkomst, onder andere via de combinatie Gijsberts-Veenendaal uit Zutphen. Ook heeft Peter afgelopen jaar samenkweek gedaan met Leo Heremans zelf.

Tot slot gevraagd naar de toekomstplannen van Peter geeft hij aan dat hij nog geen plannen heeft voor verdere ontplooiing van activiteiten als bijvoorbeeld internetverkoop, maar hij sluit dat in de toekomst niet uit.

 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl