1 April 2023

Gerrit Knol - Zwolle / Schrijvers over de duivensport.10 (slot)

Wanneer ik een serie columns afsluit, blik ik altijd terug op de voorgaande columns en verwerk ik in de laatste column uitspraken die kenmerkend waren voor de liefhebbers die in de desbetreffende columns centraal stonden. Ik doe dat in de vorm van vragen die ik de hoofdpersoon van de afsluitende column voorleg. Voor de afsluitende column in de serie “Schrijvers over de duivensport” had ik een boeiend gesprek met Gerrit Knol uit Zwolle, de hoofdredacteur van “Het Spoor der Kampioenen”.

Gerrit is 64 jaar en heeft vanaf zijn 6e jaar duiven met een kleine onderbreking van 3 jaar, toen hij vanwege zijn gezin en een drukke baan eventjes geen tijd kon vinden om de duivensport te beoefenen. Hij is door zijn vader in de duivensport gerold. Thuis zijn altijd duiven geweest. Zijn vader was het ook die er bij Gerrit op aandrong om te solliciteren bij “Het Spoor” toen daar een vacature vrijkwam voor hoofdredacteur. Gerrit zat op dat moment (2013) zonder werk na een lange loopbaan in de verzekeringswereld. Hij had zich voordat hij deze baan kreeg nooit eerder bezig gehouden met schrijven voor een duivensportblad. Zelfs het lezen schoot er vaak bij in vanwege zijn drukke baan.

Gerrit heeft zich sinds de eind jaren 90 toegelegd op de overnacht. Die vluchten vond hij altijd al het mooiste, ook toen hij nog het programma speelde. Dat past ook een beetje bij zijn persoonlijkheid. Gerrit houdt van uitdagingen die ingewikkeld of zwaar zijn, zowel in werk als in hobby. Hij schaatste bijvoorbeeld ook twee keer de Elfstedentocht. Toen de specialisatie zijn intrede deed in de duivenwereld, koos hij voor de marathons. Dat zijn mooiste duivensportherinnering die van een fondduif op een marathonvlucht is, is dan ook niet verwonderlijk. Het betreft zijn herinneringen aan de Berber, een duif die vele mooie prijzen op de grote fond heeft gespeeld en jaren achtereen steeds als eerste in Zwolle terug was op de 1000 km + vluchten. En één prestatie springt daar voor Gerrit uit. Het was een vlucht vanuit Tarbes wat voor Zwolle een afstand van rond de 1130 kilometer is. Vanwege de weersomstandigheden (harde zuidwesten wind) werd besloten van de middaglossing een ochtendlossing te maken. Gezien de afstand en de snelheden die op kortere afstanden waren behaald, had Gerrit niet verwacht dat hij er eentje zou doorkrijgen. Maar plotsklaps om 22.30 uur in de schemering zat zijn Berber op de klep. Een 1e wederom in Zwolle en Nationaal ook mooi op tijd, en een kippenvelmoment voor Gerrit. Naast de marathons heeft Gerrit zich de laatste paar jaar ook op de OLR’s toegelegd. Hier zijn ook al een paar mooie successen op behaald.

Gerrit geniet na 10 jaar hoofdredacteur te zijn van “Het Spoor der Kampioenen” binnen de duivenwereld redelijk wat bekendheid. Bekendheid brengt altijd voor en nadelen met zich mee. Er wordt over je gesproken en dat kan zowel positief als negatief zijn. Zo hoor ik nog wel eens duivenliefhebbers zeggen dat Gerrit in hun ogen wat te moralistisch is. Ik vroeg Gerrit wat hij van deze kritiek vindt. Gerrit; “Ik doe dat bewust. De duivensport kan mijn inziens wel wat moralistische feedback gebruiken. Als ik in mijn column liefhebbers bijvoorbeeld aanspreek op het terughalen van een verloren duif, zeker bij niet duivenhouders, dan zullen zij die dat normaal vinden mij geen moraalridder vinden. Zij die dat wel vinden voelen zich dan als het ware aangesproken op hun eigen gedrag. In Het Spoor komen bijvoorbeeld ook geen scheldwoorden, dieronvriendelijke en vrouwonvriendelijke uitspraken voor. Ook wil ik niet dat er op de man wordt gespeeld. Ik heb daar de afgelopen jaren best wel een paar keer een stevige discussie over gehad met sommige schrijvers. Ik geef de reporters veel vrijheid en krijg die zelf ook van de eigenaar van het blad, maar er zijn fatsoensgrenzen die ik zelf bepaal. Dus er wordt wel eens gecensureerd en er zullen best lezers zijn die het daar niet mee eens zijn. Maar ik denk dat ik daar het blad en de duivensport een dienst mee bewijs. Er is al negativiteit genoeg als ik zo nu en dan hoor wat er bijvoorbeeld op Facebook wordt geschreven. Zelf heb ik ook een account, maar ik lees er nooit op.”

In mijn optiek lijken veel reportages op elkaar en missen ze vaak diepgang. Met John Laan (column 5) had ik hier een heel interessant gesprek over destijds. John gaf aan dat hij er zelf altijd naar streefde om bij een hokbezoek bij een topliefhebber die al jaren hard speelt, boven water te krijgen waar die liefhebber zijn succes aan te danken had. En dat dit best moeilijk is om te doorgronden. Een reporter moet daar vaak veel moeite voor doen. En dat is ook niet iedereen gegeven. Ik vroeg Gerrit hoe hij hier tegenaan kijkt. Gerrit; “Ik snap de kritiek dat teveel reportages te oppervlakkig gevonden worden. Ik zie dat ook wel en probeer er wat aan te doen. Zo heb ik een paar keer een bijeenkomst met alle schrijvers van “Het Spoor” georganiseerd onder leiding van Rob van Vuure de Bladendokter, die zijn sporen heeft verdiend bij een tiental bekende Nederlandse publieksbladen die hij inhoudelijk aantrekkelijker heeft gemaakt, waardoor de oplages stegen. In deze bijeenkomsten wordt feedback gegeven en tips en trucs uitgewisseld.”

Ook Coen Brugman (column 6) gaf aan dat het niet meevalt om een kampioen het achterste puntje van zijn tong te laten zien. Zijn beste reportages schreef hij wanneer er een klik was met de desbetreffende liefhebber, gaf Coen aan. Daarnaast vond Coen dat het werken met standaardvragen hem soms belemmerde om een goede reportage te maken. Ik vroeg Gerrit of hij dat herkende. Gerrit; “Volgens mij hoeft er niet beslist een klik te zijn met de liefhebber om een goede reportage te schrijven. Standaardvragen kunnen een mooi startpunt voor het vraaggesprek zijn. De kunst is echter om de juiste vragen te stellen en door te vragen, dus inderdaad niet een lijstje met standaardvragen af te werken, zonder op de antwoorden in te gaan.”

Net als beide hiervoor genoemde schrijvers geeft ook Kapelaan Bert Breuer, de bekende columnist van het NP Orgaan en duivenboekenschrijver (column 4) aan dat het van belang is dat de grote kampioenen hun werkwijze zo goed mogelijk uit de doeken doen. Hij vindt het de taak van de schrijver om dit als uitgangspunt voor zijn reportages of columns te nemen. Er moet iets van te leren zijn. Goede schrijvers zijn een must om de duivensport te behouden vindt hij. Hoe kijkt Gerrit hier tegenaan? Gerrit; “Echt goede schrijvers binnen de duivensport zijn sowieso schaars, maar of dat erg is? Ik heb namelijk sterk de indruk op basis van wat ik van de lezers terugkrijg, dat veel liefhebbers niet altijd meer zo zitten te wachten op leerzame artikelen. De meesten willen gewoon graag wekelijks iets over hun hobby lezen. Staan er dan tips of adviezen in is dat mooi meegenomen. Bovendien is het ook een kwestie van de rode draad uit alle verhalen/reportages te halen. Indien 8/10 winnaars op het korte werk opvoeren van licht naar zwaar, dan zal dat wel een goede basis zijn om ook uit te proberen!”

In de eerste column over schrijvers over de duivensport liet ik Rob van Hove aan het woord. Rob schreef in die periode regelmatig over de negatieve aspecten in de duivensport, maar na verloop van tijd stopte hij daar mee. Hij gaf aan dat wanneer je een beerput opentrekt je zelf in de stank komt te zitten. Ik vroeg Gerrit hoe hij aankijkt tegen schrijvers die zich vooral op de negatieve aspecten binnen de duivensport richten. Gerrit; “ Naar mijn mening heeft de duivensport vooral nu schrijvers nodig die mee helpen bouwen aan een toekomstbestendige duivensport. Voor schrijvers die alleen afbreken is binnen “Het Spoor” in ieder geval geen plaats. Wat er op internet allemaal geschreven wordt over de duivensport, gaat overigens grotendeels aan mij voorbij. Ik lees geen blogs. Overigens is dat niet alleen zo in de duivensport. Social media wordt veel gebruikt om onvrede en bedreigingen op de maatschappij los te maken. Daar niet aan mee te doen is een bewuste keuze.”

Wijlen Hans van Rossum (column 2) schreef een aantal jaren geleden kritische columns op duivenvlucht.nl over duivenhandel, eerlijk(er) spel, respect opbrengen voor andermans prestaties, de rol van geld in de duivensport, berekening van kampioenschappen, verliezen met jonge duiven, enz. De rode draad in Hans zijn columns was dat hij de duivenliefhebbers een spiegel voorhield. Ik mis zo’n type schrijver eigenlijk. Ik vroeg Gerrit of er ruimte is voor een dergelijke schrijver in het Spoor. Gerrit; “Zeker is er in het Spoor ruimte voor een kritische journalist, maar dan heb je het feitelijk over onderzoeksjournalistiek. Iemand die feiten achterhaalt. Er zijn uiteraard onderwerpen genoeg die onderzocht zouden kunnen worden. Dat kost echter zeer veel tijd en inspanning en daar voorziet onze opzet van het blad niet in. Uiteraard staan wij open voor zaken die wel uitgezocht zijn en van voldoende kwaliteit zijn gewaarborgd. De WOWD doet dergelijke onderzoeken en deze nemen we dan ook op in ons blad. Een onderzoeksjournalist die fulltime met een onderwerp aan de slag gaat kunnen we als duivensportblad echter niet betalen. Of de prijs van het blad moet flink omhoog en ik denk niet dat het gros daar op zit te wachten.”

John Logeman (column 7) en Henk van Caam (column 8) gaven beiden aan dat de duivensport in hun ogen zeker wel toekomst heeft. Naast behouden van de liefhebbers die er nog zijn, zal er door het NPO bestuur meer aandacht moeten zijn voor het imago van de duivensport. Ook zal de duivensport een nieuwe doelgroep moeten aanspreken. Ook van Gerrit heb ik in het Spoor regelmatig een dergelijk geluid gehoord. Gerrit; “De gemiddelde liefhebber streeft niet naar een kampioenschap. Die is al lang blij met regelmatig een uitschieter en geniet van de omgang met zijn duiven. Dit zijn de amateurs/hobbyisten. Daarnaast heb je een veel kleinere groep voor wie het echt sport is en daar wel offers voor wil brengen met in hun midden de echte profs. De duivensport heeft beide categorieën nodig. Ik denk echter dat er nog een categorie potentiële duivenliefhebbers is, namelijk de mensen die enorm geïnteresseerd zijn hoe een duif zijn weg naar huis vindt en de duiven onderweg graag zouden volgen. Wanneer er meer gebruik gemaakt zou worden van de moderne communicatietechnieken in de duivensport, zullen we een veel breder publiek aantrekken. Via de website van de NPO kunnen inloggen op een livescherm waarop iedereen de duiven onderweg kan volgen bijvoorbeeld. Als eerst de interesse op deze manier is gewekt, is een volgende stap om bij een liefhebber in de buurt de duiven op te wachten. En dan kan het maar zo zijn dat men zo enthousiast wordt dat men zelf een hok neerzet.”

Wijlen Theo Gruyters (column 3) gaf destijds aan dat hij teveel reporters zag die vanuit een commercieel oogpunt schrijven. In plaats van de lezer informatie te verstrekken waar deze verder mee komt, plaatsen ze pagina’s vol met uitslagen en prestaties van duiven. Kort daarop volgt dan vaak een verkoping van de desbetreffende liefhebber, zo gaf hij aan. Gerrit geeft aan dat hij dit vaker hoort; “In het Spoor worden echter geen reportages geschreven omdat er een verkoping aanhangt. Als dat in een specifiek geval wel zo is dan wordt de reportage een advertorial, d.w.z. een advertentie die wordt gepresenteerd als een redactioneel artikel en wordt dat erbij benoemd. Dit is een duidelijke afspraak die met de eigenaar van het blad gemaakt is.”

In de 9e column stond Rense Sinkgraven centraal, de schrijver van het boek “Dorus de Doffer”. Rense is naar aanleiding van dit boek te gast geweest in diverse radio en televisieprogramma’s en ook schreven een aantal dagbladen waaronder de Volkskrant een uitgebreid artikel over Rense en de duivensport. Hij heeft zich hiermee opgeworpen als een ambassadeur van de duivensport. Gerrit geeft aan dat hij blij is met alle positieve aandacht voor de duivensport, maar zoals de duivensportbond nu functioneert is Rense volgens hem een ambassadeur zonder land. Gerrit; “Ik mis een duidelijk standpunt over hoe de duivensport gepromoot kan worden. De bond heeft geen visie op dit punt. Wanneer er een visie wordt ontwikkeld over hoe de duivensport er in de toekomst uit kan komen te zien en dat deze een duidelijke plaats binnen de huidige maatschappij krijgt, dan kan je verder gaan werken hoe je dit kunt bereiken. Denk aan allerlei zaken die het voortbestaan van de duivensport bedreigen op het gebied van regelgeving (verbieden van duivenhokken in sommige woonwijken, dierenbelangenorganisaties die de hele duivensport willen verbieden) roofvogels, vogelgriep, enz. Inmiddels is de bond daar wel mee gestart. Aan diverse groepen is gevraagd op papier te zetten hoe in hun ogen de duivensport er in 2030 uit zal zien. Met elkaar kan je dan een gezamenlijk gewenst beeld opbouwen en daar dan naar toe werken.”

Tot slot wil Gerrit nog even benoemen dat er onder dit bestuur van de NPO ook beslist mooie stappen worden gezet. Een van die mooie stappen waar ik zelf ook een rol in heb gehad is dat er nu één nationaal kampioenschap is (de samenvoeging van NPO-WHZB-TBOTB). Gerrit; “Het heeft wat voeten in de aarde gehad om dit te realiseren en dat ik hierbij ook een rol had stemt me naast blij ook wel trots.”


1 Maart 2023

Herman Kroon – Woudenberg / Kweekcentra.7

In mijn columns zoek ik altijd naar de overeenkomsten en de verschillen tussen de liefhebbers die in mijn columns centraal staan en daarbij wil ik zo min mogelijk in herhalingen vervallen. Vandaar dat ik over elk onderwerp maar 10 columns schrijf, uitgesmeerd over meerdere jaren. De vorige keer dat ik iets over kweekcentra schreef is inmiddels al weer 8 jaar geleden, dus dat werd wel weer eens tijd vond ik. Ik bracht daarom recent een bezoek aan Herman Kroon in Woudenberg om met hem een boompje op te zetten over zijn kweekcentrum “de Kroonduif”.

Herman is 58 jaar en is in zijn jeugd met de duivensport in aanraking gekomen door een neef in Rijssen die duiven had. Na een jaar of zes als jeugdlid met de duiven te hebben gespeeld, waarbij een aantal mooie successen werden behaald, moest Herman in militaire dienst en werden de duiven weg gedaan. Een kleine 10 jaar later en inmiddels getrouwd mocht Herman (die bij huis geen duiven kon houden) op een stukje grond van een kennis een van sloopmateriaal gemaakt duivenhokje neerzetten. En zo rolde Herman weer de duivensport in, waarbij hij direct op de allereerste vlucht in de vereniging de 1e, 2e en 4e prijs pakte (7/12). Dit is natuurlijk een hele mooie herinnering, maar zijn mooiste herinnering uit die periode was een 1e plaats in de toenmalige CC de Werbo op een loodzware midfondvlucht met 33 graden en een pittige Noord Oosten wind. Herman had op dat landje geen telefoon en had zelf berekend dat hij zeer laat zat, toen op een gegeven moment een duif zich meldde en zich vermoeid van het dak van het duivenhok liet afrollen. De verrassing was dus groot toen Herman ging melden en hoorde dat hij de 1e in de club had. En toen een half uur later een duivenmaat kwam vertellen dat Herman de eerste in de cc had en hij ook in de afdeling zeer vroeg zat, was de euforie groot. Op een gegeven moment moesten de duiven echter weer het veld ruimen omdat Herman vanwege zijn werk en een verhuizing er geen tijd en ruimte meer voor had.

In 2008 is Herman op het huidige adres opnieuw gestart met duiven. Dat begon ook meteen weer goed. In 2009 werd met de jongen 3 keer een 1e prijs gespeeld. Na een rampvlucht werd gestopt, omdat juist de topduiven werden verspeeld. Vanaf dat moment besloot Herman zich te gaan richten op de dagfond en ging uitzoeken welke duiven op dat moment de dienst uitmaakten op die discipline. Hij kwam tot de conclusie dat voor zijn plannen om een sterk kweekhok op te zetten voor de dagfond hij duiven van Janssen en van Loon origine zou moeten aanschaffen en liefst nazaten van de Kleine Dirk van Gerard van Koopman en de Wittenbuik van Gaby Vandenabeele. En zo kwam Herman in eerste instantie bij Jan Duijn in Enschede terecht. Deze had destijds veel geïnvesteerd bij Gerard Koopman, Dirk & Louis van Dyck, Jos & Jules Engels en Louis van Loon. En hij presteerde daar zeer goed mee. Later kwamen daar nog vele duiven uit dezelfde lijnen bij via Anton Ruitenberg, alsmede duiven van Leo Heremans en enkele Arie Dijkstra duiven. Om zelf succesvol aan de vluchten deel te nemen komt Herman helaas tijd te kort. Voor het verzorgen van de duiven heeft hij gelukkig veel hulp van Corwin van den Heuvel. Een oud leerling die het geweldig vindt om bij de Kroonduif te assisteren en Herman inmiddels veel werk uit handen neemt in de verzorging. Een echte dierenvriend.  De nadruk ligt bij Herman voornamelijk bij het kweken en daar ligt zijn hart ook. Vandaar dat hij het kweekcentrum “Kroonduiven” heeft opgericht.

De belangrijkste reden dat Herman het kweekcentrum heeft opgericht is dat hij zeer geïnteresseerd is in genetica. Niet alleen bij duiven overigens. Het kweken van zeer goede duiven is voor Herman de sport. Het er zelf uit weten te halen in de vorm van superprestaties daar komt teveel voor kijken en dan komt het fenomeen tijdgebrek ook om de hoek kijken. Herman; “Duiven kweken die loeihard vliegen daar haal ik mijn voldoening uit. Ik kweek zo’n honderd jongen voor de verkoop. Het merendeel wordt geveild en wordt door mensen gekocht die succes hebben met eerder bij mij gekochte duiven. Via de veilingen zijn mijn duiven inmiddels in bijna alle landen waar met duiven wordt gespeeld terecht gekomen. Recent kreeg ik nog bericht uit Bangladesh waar iemand succesvol was met de nakweek van een van mij gekochte duif. Het maakt me eigenlijk niet zoveel uit of er veel of weinig kopers voor mijn duiven zijn. Ik maak dan ook geen reclame. Ik zet jaarlijks een aantal jongen uit bij goed spelende liefhebbers die daarmee als een satelliethok voor mij fungeren. Op deze manier zijn er al zeer goede resultaten met mijn duiven geboekt en dat is op zich genoeg reclame. Ik heb overigens ook geen tijd om veel mensen over de vloer te krijgen voor het kopen van duiven. Mijn baan in het onderwijs slokt het merendeel van mijn tijd op. Daarom kan ik ook niet de tijd in mijn vliegduiven stoppen die nodig is om goed te presteren.”

Het doel van zijn kweekcentrum is het kweken van zo veel mogelijk echt goede duiven. Dat deze hun prestaties voornamelijk bij anderen leveren is de consequentie van zijn druk arbeidzaam leven en hier neemt Herman vooralsnog genoegen mee. Herman; “Meer tijd voor de duiven (zowel voor het vliegen als voor het commerciële aspect) zou betekenen dat ik dan minder tijd aan het onderwijs (mijn baan) zou kunnen besteden. Op dit moment is dat nog niet mogelijk, maar op termijn (na mijn pensioen misschien) wil ik graag meer tijd en energie in de duiven steken. Tot die tijd heb ik de duiven voornamelijk voor mijn ontspanning. Om sportieve prestaties te kunnen leveren moet je niets aan het toeval overlaten en dat kost enorm veel tijd en energie dat koste gaat van andere belangrijke zaken in het leven. Dus het is nog maar de vraag of ik na mijn pensioen inderdaad veel tijd ga steken in het zelf presteren. Om op het hoogste niveau mee te doen, moet je vandaag de dag steeds meer de strijd aangaan met professionals. Dat is bijna niet te doen.” Overigens misgun ik deze mensen zeker niets, maar ik wil, als ik meedoe, dat ook voor de volle honderd procent doen en dat zit er helaas nu niet in. In het lesgeven ervaar ik veel zingeving om voor jonge mensen wat te mogen betekenen. De duivensport is daarom voor mij vooral ontspanning!

Herman heeft in de afgelopen jaren de nodige investeringen gedaan. Op zijn website http://www.dekroonduif.nl/ heeft hij één en ander uitgebreid beschreven. Ook heeft hij op zijn website een aantal artikelen geplaatst over genetica toegespitst op de postduivensport. Zeker lezenswaardig voor hen die zich nog nooit in deze materie verdiept hebben. Wat duidelijk is dat Herman niet over één nacht ijs gegaan is bij het opzetten van zijn kweekcentrum en goed weet wat er te koop is. Herman; “Na grondige bestudering van uitslagen en de stambomen van duiven met uitzonderlijke prestaties was het mij wel duidelijk welke duiven mijn kweekhok moesten gaan bevolken. Rechtstreekse kinderen van de Kleine Dirk waren een te grote aanslag op mijn beurs (zo die al te koop waren). Maar ik heb 20 kleinkinderen van “Kleine Dirk” kunnen bemachtigen waaronder 10 kinderen van de superkweker “Wondere Dirk” van Anton Ruitenberg. Als ik wat bijkoop moet het ook iets uit deze lijnen zijn. Goede eigenschappen moet je vasthouden en niet laten verwateren en dat is niet gemakkelijk. Te zware inteelt is ook niet de weg, daar heb ik ervaring mee. Dus ik koop wel degelijk regelmatig iets bij. Er wordt erg veel aangeboden en daar zitten uiteraard ook goede duiven onder, maar je moet je niet gek laten maken door alle reclame en goed weten wat je wilt. Dominante verervers proberen te kweken is mijn passie. Daarom kocht ik bijvoorbeeld van veel tophokken duiven uit de beste koppels die nog afstammen van de Jansenduiven. Deze zijn jarenlang door goede liefhebbers geselecteerd en veredeld. Zet je dit op elkaar, dan heb je de beste kansen. Ik noem het een verwijderde lijnteelt. De beste kweekdoffer van Cor Walda is daar een voorbeeld van. Die vloog goed, en gaf dit ook door. Een kleinkind vloog zelfs een 3e prijs in de finale op een loodzware OLR! Cor verkreeg deze doffer via “de Kroonduif”.

Referenties zijn er genoeg van liefhebbers die geslaagd zijn met de “Kroonduiven”. Op de website van Herman worden er een aantal genoemd. Een mooie ervaring heeft Herman met de “Moby Dick”. Deze is als jonge duif gespeeld op het hok van Dik van de Berg uit Tuk en ontpopte zich daar als een topvlieger. Hij vloog een 7e op Quiévrain tegen 13.331 duiven en een 12e op Niergies tegen 11.595 duiven. Volgens afspraak werden de duiven na het vliegseizoen geveild en het lukte Herman om hem weer terug te kopen. Herman; “Daar heb ik toen veel geld voor betaald, maar hij is het waard! Met zijn nakweek is tot nog toe amper gespeeld, omdat zijn rechtstreekse kinderen worden gebruikt voor de verdere stamopbouw. Een kleinkind uit hem uit halfbroer x dochter vloog al wel een 2e Provinciaal tegen 11.121 duiven. Ook met broers van Moby Dick en kinderen daaruit zijn al een hele serie vroege prijzen gewonnen, onder andere bij Cor Walda en Cees van Lammeren. Veel mensen slagen met deze duiven, omdat de erfkracht zo sterk is, dat ze hun kwaliteiten generaties lang kunnen doorgeven. Hoe meer superduiven in het voorgeslacht, des te groter de kans dat de kwaliteit lang in de familie behouden blijft.”

Het bezoek aan Herman was weer totaal verschillend met de bezoeken aan de kweekcentra waarover ik eerder schreef. Het grootste verschil met de anderen is dat Herman echt een studie heeft gemaakt van alles wat met erfelijkheidsleer in relatie tot postduiven is geschreven. Op tafel in zijn werkkamer lag een stapel echt letterlijk stukgelezen boeken, naast een grote stapel stamkaarten. Dat Herman in het onderwijs zijn brood verdiend zal hierbij ook een rol spelen, vermoed ik. 


 1 februari 2023

In Dubio / Ben Snijder – Appingedam

De afgelopen periode heb ik vrij veel liefhebbers gesproken die in dubio stonden om wel of niet door te gaan met de duivensport. Velen van hen worstelen daar enorm mee en dat soms al een paar jaar. Hier zitten vaak heel schrijnende verhalen achter als bijvoorbeeld een liefhebber die gehandicapt is geraakt door een ernstig ongeval en zelf zijn duiven wel voer en water kan geven, maar niet veel meer dan dat. De man zoekt al een tijd naar een hulpje of een compagnon die iets met duiven heeft. Maar die is niet te vinden. Voor het schoonmaken van het hok heeft hij wel iemand gevonden, maar daar is hij niet voldoende mee geholpen omdat deze persoon geen affiniteit met postduiven heeft. En zo zijn er nog veel meer verhalen van mensen voor wie de duiven veel betekenen, maar die om diverse redenen de duivensport niet zo kunnen beoefenen dat ze succesvol mee kunnen draaien.

Voor de hoofdpersoon van deze column geldt eveneens dat hij al enige tijd worstelt met de keuze van stoppen of doorgaan. Het betreft de 53 jarige Ben Snijder uit Appingedam, bestuurslid van vereniging “De Blauwe Doffer” en samen met Wendela Wiersema sinds 2022 organisator van NIC 0101 Appingedam. Ben is sinds 2006 actief in de duivensport en heeft in de afgelopen 17 jaar diverse leuke successen behaald. Voor die tijd hield hij zich succesvol bezig met het kweken en showen van diverse vogelsoorten (Engelse grasparkieten, Dwergpapegaaien, Kanaries, Zebravinken en Japanse meeuwen). Na het behalen van de 2e prijs met een zwartbruine Japanse meeuw op de show van de speciaal club te Leerdam tegen meer dan 250 vogels in dezelfde groep had Ben zijn doel bereikt en heeft hij de vogels verkocht. Destijds was Ben eigenaar was van een dierenspeciaalzaak in Groningen-Zuid. Daar kwam hij in contact met de Groninger duivenliefhebber Roelf Koopman. Deze wist Ben voor de duivensport te enthousiasmeren wat er toe leidde dat het vogelhok van 12 meter met behulp van de timmerende vogellegende Dirk Does werd omgebouwd tot duivenhok. Van Roelf kwamen de eerste duiven en werd door Ben in 2007 in zijn toenmalige woonplaats Ten Post voor het eerst meegedaan met de jonge duiven.

Tussen 2007 en 2019 waren er regelmatig mooie successen te vieren. De navluchten van 2008 staan Ben bijvoorbeeld nog goed voor de geest waarbij hij van de 4 vluchten 3 x de 1e in de club wist te spelen, waarop destijds nog flink wat duiven meegingen. Ook na zijn overstap naar de marathon werden in 2012 mooie uitslagen neergezet. Bijvoorbeeld op Ruffec wat voor Ben een afstand van 935 km was, werd in het destijds sterke NIC Delfzijl de 3e, 4e, 6e, 10e en 12e  gespeeld en op Cahors (1086 km) werd dat succes nog overtroffen met de 1e, 3e, 4e, 5e, 6e, 8e enz. Een betere start op de fond kun je je niet wensen lijkt mij. Ook de afgelopen jaren waren er nog wel een paar mooie successen als de 5e NPO Afdeling 10 Noord op Vierzon in 2019 en de 7e NPO afdeling 10 Noord op Ruffec in 2022, maar het wordt voor Ben echter steeds moeilijker om de duivensport te combineren met zijn werk. Ben; “Als bedrijfsleider in één van de betere dierenspeciaalzaken van de provincie moet ik elke zaterdag werken. Op woensdag en donderdag ben ik vrij en de andere dagen ben ik van 8.20 uur tot 18.30 uur van huis. Drie á vier afdelingen duiven laten trainen lukt me nauwelijks en bezorgt mij veel stress. Daarnaast kan ik er moeilijk mee omgaan dat ik de duiven zaterdags van de vlucht niet zie thuiskomen. Ik heb het afgelopen jaar het Benzing Live systeem aangeschaft om op het werk toch mee te krijgen hoe laat en welke duiven arriveren van de vluchten, maar ook dit geeft mij te weinig voldoening.”

Ik ken meerdere liefhebbers die in dezelfde situatie zitten als Ben, toch hebben de meesten wel een oplossing gevonden. Sommigen zijn in combinatie gaan spelen of zich gaan toeleggen op enkele vluchten per jaar, veelal op de marathon. Maar ook op de verdere afstanden van de dagfond vallen de duiven zaterdags meestal na sluitingstijd van de winkels. Alles spelen lukt in zo’n situatie niet, of je moet iemand hebben die je helpt met de duiven loslaten, inkorven, klok afslaan enz. En op zo iemand kan Ben geen beroep doen. Ook het spelen in een combinatie is voor Ben geen optie. Ben; “Ik heb de ervaring opgedaan dat 2 kapiteins op 1 schip niet werkt.” Ik vroeg Ben waar zijn keuzes op gebaseerd zijn en of die wel realistisch zijn in zijn situatie. Ben; “Ik ben van nature een beetje een twijfelaar en wispelturig. Dat zie je ook terug in mijn duivensportcarrière. Toen ik met de duivensport startte koos ik voor het programmaspel. Dit ging best goed, maar naarmate mijn eigen bedrijf meer tijd ging kosten, stapte ik over naar de marathon. Ook weer met goede resultaten. In 2014 ben ik naar Appingedam verhuisd. Om een nieuw hok te kunnen laten bouwen bij de woning was ik toen genoodzaakt om mijn kweekduiven (marathon) te verkopen. Omdat ik nu dichtbij de vereniging woon koos ik bij mijn herstart op het nieuwe adres weer voor het programmaspel. Dat leverde me veel frustraties op omdat het me niet lukt om een heel seizoen scherp te zijn. Ik stond op het punt om de duivensport vaarwel te zeggen, maar duivenmaatjes Michel Puister en Wendela Wiersema haalden me over om door te gaan en me te gaan specialiseren op 2 à 3 vluchten per jaar. Nu ben ik dus weer bezig om een lijn goede vliegers op te zetten met als einddoel ZLU Perpignan, Narbonne en Barcelona.”

Om in het uiterste noordoosten van ons land je op dergelijke vluchten te willen gaan richten is mijn inziens vragen om teleurstellingen. De laatste loodjes wegen nu eenmaal het zwaarst en dat geldt zeker voor de ZLU vluchten. Ik durf rustig te stellen dat de duiven die in staat zijn om vluchten van tussen de 1200 en 1400 km met no wind, dus met meer dan 20 uur vliegen, niet dik gezaaid zijn. Een hok opbouwen met alleen dit type krachtpatsers zal een lange moeilijke weg worden vrees ik. Mijn reserves over zijn plannen legde ik dan ook aan Ben voor. Ben; “Ik heb daar natuurlijk zelf ook de nodige hoofdbrekens over. Maar ik ben iemand die uitdagingen niet snel uit de weg gaat en de wens om Barcelona te gaan spelen is erg groot. Dit ondanks de mega afstand van 1375 km. Uiteraard zal het gemakkelijker zijn om aan de marathonvluchten van het NPO programma mee te doen en daar mijn voldoening uit te halen. Maar mijn grootste kick in de duivensport krijg ik wanneer ik ’s avonds tussen 21.00 en 23.00 uur een duif op de klep zie vallen die ’s morgens vroeg is gelost. Of de volgende ochtend als het net licht wordt. Dat heb ik nu een aantal keren mogen meemaken en dat is voor mij het ultieme genieten van de duivensport. Liefst zou ik zien dat de NPO niet 1 maar 3 ochtendlossingen organiseert met afstanden tussen de 900 en 1100 km. In dat geval zou ik daar voor kiezen en misschien op de lange termijn eens een ZLU vlucht. Het komend seizoen wil ik proberen om met de tweejarige duiven de ochtendlossing Ruffec en de middaglossing Agen spelen. En voor de jaarlingen staan een paar dagfondvluchten (Vierzon 759 km en Issoudun 790 km) op het programma. Dus vier vluchten waarvoor ik dan de zaterdag verlof opneem. En mochten de resultaten goed zijn, plak ik er misschien nog een paar jaar aan. Maar zoals gezegd de uitspraak “Niets is veranderlijker dan een mens”, geldt zeker voor mij!”

Zoals ik al vaker schreef in eerdere columns begint succes met realistische plannen voor de langere termijn. Bij veel liefhebbers ontbreken die plannen echter of zijn ze niet realistisch. Ik gaf Ben aan dat ik hoopte dat hij er in zou slagen om realistische plannen te maken toegespitst op zijn situatie en dat hij die plannen zal kunnen verwezenlijken. Ben is met dit advies aan de slag gegaan en hier volgt zijn reactie; “Ik moet voor mijzelf accepteren dat het gehele seizoen in het teken zal staan van twee of drie vluchten waarop ik vrij neem en thuis kan zijn. Alle andere vluchten zijn bedoeld om de duiven in te laten vliegen en ervaring op te laten doen. Ik zal mezelf dan moeten voorhouden dat resultaten op die invliegvluchten niet verwacht moeten worden en is er onverwachts toch een succes op een invliegvlucht is dat mooi meegenomen. Concreet zal dat inhouden dat ik slechts twee vliegafdelingen zal kunnen hebben. De doffers laat ik dan trainen in de ochtend voordat ik naar mijn werk ga en de duivinnen na het werk. Deze zullen op totaal weduwschap ingespeeld worden. Jonge duiven zullen dan pas gekweekt worden wanneer de oude duiven in aanloop naar de marathon bij elkaar mogen blijven om op nest verder gespeeld te worden. Als de ouden dan op nest zitten heb ik immers met de jonge duiven erbij ook slechts twee afdelingen om los te laten en te verzorgen. De acceptatie van het niet altijd hoeven presteren is mijn grootste uitdaging en we gaan in 2023 zien hoe ik dat ga beleven.”

Tot zover Ben Snijder over zijn worsteling om wel of niet te stoppen met de duivensport en ik wens hem heel veel succes en hoop dat hij er in slaagt om aan deze plannen vast te houden en hij voor de duivensport behouden blijft. 


 1 Januari 2023

De Kleine Liefhebber.5 / Gerard van Wijk – Beuningen

Het is inmiddels al weer 6 jaar geleden dat ik de vorige column schreef over een kleine liefhebber. Dit was over Jaak Nouwen de bekende Belgische schrijver van duivenboeken en columns in Duifke Lacht. Het contrast met de hoofdpersoon van deze column is groot. Waar Jaak zich afzette tegen de grote commerciële hokken en zijn mening niet onder stoelen of banken stak, is de hoofdpersoon van deze column een gemoedelijke man die het credo van “leven en laten leven hanteert” en zeker niet de barricaden op zal gaan om voor een eerlijker duivensport te strijden.

Het betreft de 71 jarige Gerard van Wijk uit Beuningen. Gerard heeft zo’n 35 jaar postduiven en voor hem staat de ontspanning voorop. Om het met een klein hokje duiven op te nemen tegen de grotere spelers en hen regelmatig verslaan is voor hem de ultieme sportbeleving. In vereniging en kring goede uitslagen behalen op de dagfond en met regelmaat bij de kampioenen eindigen op deze discipline is zijn doel. En dat doel heeft hij feitelijk al bereikt. Vanaf 2015 is hij bij de kampioenen dagfond in de vereniging en in 2015 behaalde hij de 2e plaats bij het kampioenschap dagfond van de kring. Ook afgelopen jaar werden er weer mooie uitslagen neergezet waaronder een 2e van Nevers in Vlieggebied ZO van afd. 8. Dit is vooral erg knap als je bedenkt dat hij maar met 5 doffers en de laatste 2 vluchten zelfs met maar 3 doffers speelde. Aankomend jaar start hij met 7 doffers. Met de duivinnen wordt alleen op de navlucht gespeeld. De jongen worden niet verduisterd, maar toch komen die ook beslist niet slecht naar huis.

Gerard is dus zoals gezegd een kleine liefhebber. Hij moet woekeren met de ruimte. Op een klein binnenplaatsje staat zijn vlieghok van 4 x 1,6 meter. Dit hokje heeft hij in twee afdelingen verdeeld van elk 1,6 x 1,6 meter. In de ene afdeling zitten de weduwnaars en in de andere de jonge duiven. En daar tussen in zitten de weduwduivinnen in een ruimte van 0,8 x 1,6 meter. Daarnaast heeft hij in zijn schuurtje nog een hokje met 6 kweekkoppels. Gerard speelt alleen met zijn doffers en dat zijn er dus nooit meer dan 8 maar meestal minder. Voor veel jongen heeft hij geen ruimte, dus meer als 20 jongen kweekt hij meestal niet. Gerard legt de lat hoog en duiven moeten echt een plaatsje verdienen. Er is weinig ruimte om te experimenteren. Alleen uit zijn beste duiven wordt gekweekt en nieuwe kweekduiven blijven maar kort zitten als het rendement laag is. Gerard; “Ik hou alleen de beste vliegers aan. Toch vind ik selectie best moeilijk en daarom heb ik de duivencoach.nl laten komen om meer inzicht te krijgen in waarop ik moet letten voor wat betreft de lichaamsbouw en andere uiterlijke kenmerken. Door de adviezen van de-duivencoach.nl heb ik ook wat meer inzicht gekregen in hoe te koppelen.”

Om met beperkte middelen de strijd aan te gaan op de discipline dagfond tegen de grote namen getuigt van optimisme en moed. Gerard beschikt over beide karaktereigenschappen en kan ook heel goed relativeren. Zo had hij afgelopen jaar op de dagfond na 4 mooie uitslagen zicht op een podiumplaats in het rayon, maar helaas misten alle drie zijn duiven op Issoudun. Gerard; “Je moet reëel zijn als je met zo weinig duiven speelt. Het kan alles zijn, maar ook niets. Met enkele duiven mee, moet je heel tevreden zijn als je er een aantal malen in slaagt om de grotere en betere spelers in je directe omgeving te verslaan. Voor mij zijn dat de gebroeders Hoogeveen en Berry Awater. Als ik die een paar keer voorzit ben ik zeer tevreden. Ik heb het dan alleen over de dagfond want de andere vluchten zijn voor mij allen bedoeld om de duiven in te spelen.”

Uit de laatste opmerking blijkt wel dat Gerard realistisch is. Zijn keuze voor de dagfond is ook een bewuste keuze geweest. Op de kortere afstanden hebben ligging en windrichting te veel invloed en overnacht/marathon ligt hem niet zo. “Ik vind de dagfond een prachtig spelletje wat goed bij mij past. Dat geldt ook voor het soort duiven dat op deze afstanden in zijn element is. Dat zijn doorgaans de sterkere duiven die met weinig medicatie gezond kunnen blijven. Toen ik de keuze voor de dagfond maakte had ik het geluk dat ik van Hennie Theunissen een aantal duiven kon aanschaffen. Dit was een liefhebber uit mijn vereniging, die op de dagfond zeer hard speelde en ook bij de betere spelers van de afdeling hoorde. Deze duiven zitten nog in de afstamming van verschillende duiven op mijn hok. Verder heb ik nog enkele duiven van Marcel Sangers en Edwin Hoogland kunnen bemachtigen. Daarnaast koop ik regelmatig een bonnetje van liefhebbers die op de dagfond goed mee kunnen komen. Mijn laatste aanwinsten zijn duiven van Albert Klaasen en Dijkstra/Beerda duiven van Nico van Veen.”

 Voor liefhebbers als Gerard die het moet doen met beperkte middelen is het meedoen voor een kampioenschap op een hoger niveau als het rayon vrijwel niet mogelijk. Maar Gerard ligt daar niet wakker van. Door de beroepsspelers en semiprofs die met grote aantallen duiven spelen blijft het voor de amateur nog betaalbaar zegt Gerard. “Zoals gezegd ben ik een tevreden mens wanneer ik er regelmatig in slaag om de grotere en betere spelers in mijn directe omgeving te verslaan. Verder gaan mijn ambities niet. Ook al zou ik meer duiven willen houden, ik heb niet meer plaats dus het is roeien met de riemen die je hebt. Bovendien wordt de duivensport ook steeds duurder. En wat ook belangrijk is, is dat je met weinig duiven gemakkelijker het overzicht houdt en sneller ziet als er wat aan mankeert.”

Op zijn laatste opmerking ingaande vroeg ik Gerard wat hij er aan doet om zijn duiven gezond te houden. Gerard; “Helemaal zonder medicatie lukt me helaas niet. Maar als je de reportages en websites leest van sommige kampioenen, krijg je de indruk dat succes alleen maar te bereiken is door de duiven vol te proppen met medicatie en supplementen en regelmatige bezoeken aan de dierenarts. Dat gebeurt hier absoluut niet. Ik hanteer de stelregel dat het veel doeltreffender is om duiven te verwijderen die zonder te kuren niet gezond kunnen blijven. Maar zoals gezegd het lukt me niet altijd om ze zonder kuur/ontsmetting in conditie te houden. In het vliegseizoen krijgen ze daarom om de veertien dagen anderhalve dag BS en daarnaast rook ik regelmatig het hok uit met droogontsmetter. Buiten het vliegseizoen worden er geen medicijnen gebruikt en wordt een zieke duif onherroepelijk opgeruimd.” 

 

de-duivencoach.nl (K.v.K 01166256)  |  info@de-duivencoach.nl